• No results found

Hechting en relatieonderhoudend gedrag in volwassen partnerrelaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hechting en relatieonderhoudend gedrag in volwassen partnerrelaties"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hechting en Relatieonderhoudend

Gedrag in Volwassen Partnerrelaties

Camille Verhoeff

Bachelorthese Henk Jan Conradi 10811087

Aantal woorden abstract: 117

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd de samenhang tussen hechting en relatieonderhoudend gedrag onderzocht. Daarnaast werd exploratief gekeken of hechting het beloop van

relatieonderhoudend gedrag gedurende een relatiecursus voorspelt. Aan dit onderzoek deden 129 paren mee die gedurende vijf weken op een wachtlijst stonden waarna zij gedurende acht weken een relatiecursus ondergingen. Pre- en post-behandeling werden hechting en

relatieonderhoudend gedrag gemeten met behulp van vertaalde vragenlijsten gebaseerd op de ECR en RMSM. Uit de resultaten bleek een negatief verband te bestaan tussen zowel

vermijding van intimiteit als angst voor afwijzing en maintenance behavior. Geconcludeerd kan worden dat de hechtingsdimensies vermijding en angst negatief samenhangen met relatieonderhoudend gedrag. Daarnaast bleek hechting geen goede voorspeller voor het beloop in relatieonderhoudend gedrag.

(3)

Hechting en Relatieonderhoudend Gedrag in Volwassen Partnerrelaties Relaties heeft iedereen, van de relatie die je hebt met de buurvrouw tot de jarenlange relatie met vrienden en familie. Van deze relaties wordt de liefdesrelatie met je partner als een van de waardevolste gezien. Over het algemeen is dit de persoon waar je het meeste mee deelt, die je blij maakt en waarmee je oud wilt worden. Toch houden veel van deze relaties geen stand. Uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) bleek dat ongeveer 39% van de huwelijken eindigen in een echtscheiding (CBS, 2016). Hoewel elke relatie anders is, is het interessant bepaalde factoren te kunnen identificeren die mede bepalend zijn voor het functioneren en onderhouden van een relatie. Hechting en relatieonderhoudend gedrag zijn zulke factoren.

Hechting

Hoe mensen denken over en zich gedragen binnen relaties wordt mede gestuurd door verwachtingen (Hazan & Shaver, 1987). Deze verwachtingen ontstaan op basis van een leergeschiedenis waarin bepaald gedrag al dan wel of niet bekrachtigd werd. Dit wordt ook wel beschreven in de hechtingstheorie van Bowlby (1969, 1973, 1980, aangehaald in Butzer & Campbell, 2008).

Hechting kent haar oorsprong in de vroege ontwikkeling en wordt mede bepaald door de leergeschiedenis van het kind. Volgens de hechtingstheorie hebben kinderen verschillende hechtingsbehoeften, namelijk steun, bekrachtiging en troost. Om in deze behoeften te voorzien zijn kinderen opzoek naar de nabijheid van zogenaamde hechtingsfiguren, zoals de ouders. Het zoeken van nabijheid wordt ook wel de primaire hechtingsstrategie genoemd. Wanneer deze hechtingsfiguur in de vroege ontwikkeling consistent beschikbaar is en responsief ten opzichte van deze hechtingsbehoeften ontstaat er een gevoel van veiligheid. Door consistente bekrachtiging na het zoeken van nabijheid wordt de verwachting gecreëerd

(4)

dat anderen er zullen zijn wanneer de persoon hen nodig heeft. Het gevolg hiervan is dat het kind wordt aangemoedigd hechte relaties aan te gaan. Zij hebben weinig angst om afgewezen te worden en vermijden emotionele intimiteit niet (Edenfield, Adams & Briihl, 2012).

Echter, wanneer de hechtingsfiguur herhaaldelijk niet beschikbaar is of niet inspeelt op de hechtingsbehoeften van het kind zal dit leiden tot een gevoel van onveiligheid. De primaire hechtingsstrategie levert in dit geval dus geen positieve uitkomst op, daarom zal

overgeschakeld worden naar de secundaire hechtingsstrategie. Deze strategie gaat over hyper- en deactivatie van het hechtingssysteem. Op basis van de leergeschiedenis van het kind wordt bepaald of sprake zal zijn van hyper- of deactivatie, respectievelijk angst voor afwijzing en vermijding van intimiteit. Op deze manier is hechting bepalend voor emotieregulatie.

Bij een leergeschiedenis waarin hechtingsfiguren inconsistent beschikbaar en responsief waren ten opzichte van hechtingsbehoeften zal sprake zijn van hyperactivatie van het

hechtingssysteem. Omdat het zoeken van nabijheid soms wel en soms niet bekrachtigd wordt, ontwikkelen deze mensen ambivalente verwachtingen ten opzichte van anderen. Anderen zijn er namelijk soms wel en soms niet als de persoon ze nodig heeft. Dit heeft hyperactivatie van het hechtingssysteem tot gevolg, namelijk een verhoogde motivatie tot het zoeken naar en/of herstellen van nabijheid (Mikulincer & Shaver, 2007). Omdat het zoeken van nabijheid soms wel beloond wordt, ontstaat deze verhoogde motivatie en zal te allen tijde geprobeerd worden de aandacht en ondersteuning van de hechtingsfiguur op te eisen. Het gevolg is een

overdreven primaire hechtingsstrategie waarbij ze zich vaak vastklampen aan hun

hechtingsfiguur, ook wel clinging genoemd (Mikulincer & Shaver, 2007). Ze gaan zich zeer afhankelijk gedragen, veel aandacht en zorg opeisen, hebben een sterk verlangen naar versmelting en doen pogingen cognitieve, emotionele en fysieke afstand zoveel mogelijk te minimaliseren (Mikulincer & Shaver, 2007). Hoewel deze strategie soms beloond wordt, werkt het ook woede in de hand wanneer de hechtingsfiguur niet responsief is. Deze woede is

(5)

echter ambivalent, naast dat deze wordt opgeroepen door de niet responsieve hechtingsfiguur wordt deze namelijk ook vaak onderdrukt uit angst om de hechtingsfiguur daadwerkelijk te verliezen (Rholes, Simpson & Oriña, 1999). Mensen met een hyperactief hechtingssysteem vermijden emotionele intimiteit dus niet maar zijn wel angstig om in de steek gelaten te worden. Ze zijn bang afgewezen of verwaarloosd te worden in hun hechtingsbehoeften door de partner (Butzer & Campbell, 2008).

Bij een leergeschiedenis waarin hechtingsfiguren consistent niet beschikbaar en niet responsief waren ten opzichte van hechtingsbehoeften zal sprake zijn van deactivatie van het hechtingssysteem. Omdat het zoeken van nabijheid niet bekrachtigd wordt, ontwikkelen zij de verwachting dat anderen onbetrouwbaar zijn aangezien zij er niet of zelden waren toen de persoon ze nodig had. Bij deze mensen is er daarom vaak sprake van een hoge mate van autonomie en zelfredzaamheid. Ook door hechtingsbehoeften te ontkennen en nabijheid en emotionele intimiteit in relaties te vermijden, wordt omgegaan met deze onbetrouwbaarheid van de ander (Mikulincer & Shaver, 2007). Ze houden dus afstand en controle door het vermijden van interacties die emotionele betrokkenheid, intimiteit of zelfonthullingen (self-disclosure) vereisen (Mikulincer & Shaver, 2007). Ook staan zij er vaak niet voor open na te denken over relationele spanningen en conflicten. Het vermijden van intimiteit en dergelijke interacties kan daarom gezien worden als verdedigingsmechanisme met als doel het

voorkomen van negatieve emoties als angst en woede (Bartholomew, 1990).

Zoals hierboven genoemd ontstaan door de leergeschiedenis verwachtingen die mede bepalen hoe mensen zich binnen relaties gedragen. Daarom valt te verwachten dat er een samenhang bestaat tussen de mate van hyper- en deactivatie, oftewel respectievelijk angst voor afwijzing en vermijding van intimiteit en het gedrag dat iemand binnen een relatie vertoont.

(6)

Relatieonderhoudend gedrag

Relatieonderhoudend gedrag, ook wel maintenance behavior genoemd, is gedrag dat helpt een relatie in stand te houden. De theorie over relatie maintenance verklaart hoe partners de kwaliteit van hun relatie bevredigend kunnen houden gedurende goede en slechte tijden (Dindia, 2003, aangehaald in Edenfield, Adams & Briihl, 2012). Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat relatieonderhoudend gedrag samenhangt met relatietevredenheid (Stafford, Dainton & Haas, 2000).

Volgens Stafford en Canary (1991, aangehaald in Stafford et al., 2000) kunnen er vijf soorten maintenance strategieën onderscheiden worden, namelijk: positiviteit, openheid, zekerheid, netwerken en het delen van taken. Positiviteit wordt door Stafford en Canary (1991, aangehaald in Stafford et al., 2000) gezien als het hebben van fijne en aangename interacties met je partner. Dit wordt bereikt door bijvoorbeeld beleefd, aardig en romantisch te zijn. Onder openheid wordt verstaan dat je open bent en praat over je behoeften, gevoelens en de relatie zelf (Adams & Baptist, 2012) . Zekerheid wordt gezien als de partner zekerheid bieden ten aanzien van bijvoorbeeld de toekomst van de relatie, liefde tonen en bijstaan waar nodig. De gemeenschappelijke banden met anderen buiten de relatie vallen onder netwerken. Ten slotte het delen van taken waarmee bedoelt wordt het geven en nemen in alledaagse dingen en het delen van verantwoordelijkheden (Edenfield, Adams & Briihl, 2012).

Hechting en relatieonderhoudend gedrag

Er kan verwacht worden dat de mate waarin relatieonderhoudend gedrag getoond wordt mede afhankelijk is van iemands hechting. Zo zullen mensen met verschillende hechtingsstijlen ander gedrag vertonen om een relatie in stand te houden (Simon & Baxter, 1993). Dit blijkt ook uit eerder onderzoek. Er bleek namelijk een positief verband tussen veilige hechting en maintenance behavior, oftewel mensen met een veilige hechtingsstijl

(7)

vertonen meer relatieonderhoudend gedrag in vergelijking met een onveilige, bijvoorbeeld een angstige of vermijdende of hechting.

Zo vonden Simon en Baxter (1993) en Bippus en Rollin (2003) dat veilig gehechte mensen meer prosociaal gedrag, zoals positiviteit en zekerheid, vertonen dan onveilig, met name vermijdend, gehechte mensen. Ook Yum & Li (2007) en Edenfield et al. (2012) vonden dat veilig gehechte mensen het meeste relatieonderhoudend gedrag vertonen in vergelijking met onveilige hechting. Daarnaast werd in het onderzoek van Edenfield et al. (2012) gekeken of de verschillende hechtingsstijlen verschilden op de vijf te onderscheiden subschalen van relatieonderhoudend gedrag. Uit de resultaten bleek dat vooral voor de subschalen positiviteit, openheid en zekerheid verschillen bestonden tussen de hechtingsstijlen. Mensen met een veilige hechting toonden meer positiviteit, waren meer open en boden meer zekerheid dan mensen met een vermijdende of angstig-vermijdende hechtingsstijl. Tussen veilige- en

angstige hechting werden geen significante verschillen gevonden op deze subschalen. Voor de overige twee subschalen, netwerk en het delen van taken, werden geen verschillen gevonden. Edenfield concludeerde dat de dimensie vermijding de sleutelcomponent is in dit verband.

Bovengenoemde onderzoeken hebben echter tekortkomingen. Zo werd in veel onderzoek gebruik gemaakt van een studentensteekproef. Afgevraagd kan worden of een studentensteekproef sample representatief is voor de gehele populatie en paren met langdurige relaties. Ook werd er in veel onderzoek niet het koppel als geheel meegenomen maar enkel mensen die een relatie hadden. Op die manier kan geen rekening gehouden worden met de invloed van de hechting of uitingen van relatieonderhoudend gedrag van de partner. Met andere woorden wordt er naast actor effecten (invloed van eigen hechting op het eigen maintenance behavior) geen rekening gehouden met het partner effecten (invloed van de hechting van de partner op het eigen maintenance behavior). Het Actor-Partner

(8)

(Cook & Kenny, 2005). Het APIM houdt in dat de eigenschappen van een individu zowel invloed heeft op zijn/haar eigen gedrag (actor effecten) als op het gedrag van zijn/haar partner (partner effecten).

Guerrero en Bachman (2006) vonden op basis van actor-partner analyses dat, hoewel niet significant, mensen met een angstig gehechte partner hun partner minder zekerheid boden. Ook Adams en Baptist (2012) deden hier onderzoek naar. Zij concludeerden dat er een verband bestaat tussen een veilige hechting aan de ene kant en het vertonen van meer

relatieonderhoudend gedrag van de partner aan de andere kant, dit gold voornamelijk voor de subschalen positiviteit, zekerheid en het verdelen van taken.

Om bovengenoemde tekortkomingen van eerder onderzoek te ondervangen, werd in deze studie niet gekozen voor een studenten-, maar een klinische steekproef van paren met een langdurige relatie. Dit bekent dat de deelnemers uit het onderzoek representatief zijn voor mensen met relatieproblemen. Ook werden dus beide partners in het onderzoek meegenomen. Op die manier kan naast actor effecten, ook gekeken worden naar de wederzijdse effecten die partners op elkaar hebben (partner effecten).

Hold Me Tight

Verder zal ook gekeken worden naar de invloed van hechting op verandering van relatieonderhoudend gedrag gedurende een relatie interventie, namelijk de Hold Me Tight (HMT) relatiecursus voor paren van Johnson (2008). Dit is een educatieve cursus gebaseerd op de ideeën van Emotionally Focused Couples Therapy (EFCT). EFCT is een therapie waarbij de interactiepatronen en emotionele responsen van koppels met relatieproblemen veranderd worden waarbij gestreefd wordt naar een veilige emotionele hechtingsband (Johnson, Hunsley, Greenberg & Schindler, 1999). Exploratief zal in dit onderzoek gekeken worden of hechting een voorspeller is voor de verandering in relatieonderhoudend gedrag

(9)

gedurende de HMT behandeling. Het is relevant hiernaar te kijken omdat op basis van een mogelijke voorspellende waarde van hechting van te voren vastgesteld kan worden of een dergelijke behandeling zin heeft of dat beter gekeken kan worden naar een ander soort behandeling.

Onderzoeksvragen en hypothesen

Met behulp van dit onderzoek wordt getracht antwoord te krijgen op verschillende vragen. Ten eerste zal net als in eerder onderzoek gekeken worden of er sprake is van een cross-sectioneel verband tussen hechting en relatieonderhoudend gedrag voorafgaand aan de behandeling. Daarnaast zal exploratief gekeken worden of hechting voorafgaand aan het onderzoek het effect van de HmT relatiecursus voorspelt door te kijken naar het verschil in relatieonderhoudend gedrag voor en na de behandeling. Voor beide vragen wordt naar zowel de actor- als partnereffecten van hechting gekeken.

Op basis van het eerder genoemde onderzoek valt een positief verband te verwachten tussen veilige hechting en maintenance behavior. Aangezien veilige hechting een lage mate van zowel vermijding en angst betekent valt dus een negatief verband te verwachten tussen de hechtingsdimensies vermijding van intimiteit (hypothese 1) en angst voor afwijzing

(hypothese 2) en maintenance behavior. Ook valt op basis van hierboven beschreven

onderzoek te verwachten dat de samenhang tussen hechting en maintenance behavior sterker is voor vermijding dan voor angst (hypothese 3).

Daarnaast zal nog exploratief gekeken worden naar de voorspellende waarde van hechting in het beloop van maintenance behavior gedurende de HmT relatiecursus, de samenhang tussen de hechtingsdimensies angst en vermijding en de zes subschalen van maintenance behavior en de invloed van hechting van de partner (partner effecten).

(10)

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 129 heteroseksuele Nederlandse koppels mee. De deelnemende koppels hadden allen relationele problemen en werden geworven uit

privépraktijken, advertenties, de EFT website (79 paren), en de specialistische GGZ instelling in Altrecht (50 paren). Koppels waarbij bij een van de twee of beide partners sprake was van een gediagnosticeerde DMS IV as I of II stoornis werden uitgesloten van deelname.

Materiaal

Gedurende het onderzoek werden verschillende vragenlijsten op verschillende momenten bij de deelnemers afgenomen. Zo werd algemene sociaal-demografische

informatie zoals leeftijd, geslacht, duur van de relatie en het aantal kinderen en hun leeftijd aan het begin van het onderzoek afgenomen.

Hechting werd gemeten met behulp van de Nederlandse versie van de Experiences in Close Relationships (ECR) vragenlijst. De ECR meet de hechting van volwassenen in

partnerrelaties (Conradi, Gerlsma, van Duijn & de Jonge, 2006). De vragenlijst bestaat uit 36 items die gescoord worden met behulp van een 7-point Likert scale waarbij een score van 1 staat voor helemaal mee oneens en een score van 7 staat voor helemaal mee eens. De ECR bestaat uit twee subschalen, namelijk angst voor afwijzing en verlating (Cronbach’s α = .86) en vermijding van intimiteit (Cronbach’s α = .88). Angstitems gaan over de zorgen om in de steek gelaten te worden “Ik pieker veel over hoe het gaat met mijn relatie”. Vermijdingsitems gaan over het vermijden van intimiteit “Ik toon liever niet mijn diepste gevoelens aan een partner” (Conradi et al., 2006). Een hoge score op een angst- of vermijdingsitem betekent respectievelijk een hogere mate van angst voor afwijzing of vermijding van intimiteit. Mensen met een veilige hechting scoren op zowel angst- als vermijdingsitems laag. Mensen

(11)

met een angstige- of vermijdende hechting scoren hoog op respectievelijk angst- of vermijdingsitems.

Maintenance behavior (MB) (Finkenauer, Frijns, Engels & Kerkhof, 2005) werd gemeten aan de hand van een vragenlijst met 25 vertaalde items gebaseerd op de Relational Maintenance Strategies Measures (RMSM) van Canary en Stafford (1992) en de herziende versie van RMSM (Stafford et al., 2000). Deze items gaan over gedrag dat het relationeel functioneren faciliteert. Er is hierbij sprake van een 4-point Likert schaal waarbij 1 staat voor niet en 4 voor bijna elke dag in de afgelopen 2 weken. Alle 25 vragen gaan over het eigen gedrag, en dus niet over het gedrag van de partner. Een voorbeelditem: ‘Heeft u in de

afgelopen twee weken duidelijk gemaakt dat uw relatie een toekomst heeft?’ waarna gekozen kan worden voor een score van 1 (niet), 2 (soms), 3 (regelmatig), 4 (bijna elke dag). Een hoge score betekent een hoge mate van maintenance behavior. De 25 items zijn onder te verdelen in zes subschalen (Cronbach’s α varieren van .72 tot .92). Dit zijn de vijf hierboven

beschreven subschalen positiviteit (Bent u in de afgelopen twee weken heel aardig, attent en beleefd geweest tegenover uw partner?), openheid (Heeft u in de afgelopen twee weken de kwaliteit van de relatie ter sprake gebracht), zekerheid (Heeft u in de afgelopen twee weken duidelijk gemaakt dat uw relatie een toekomst heeft?), netwerk (Heeft u in de afgelopen twee weken tijd doorgebracht met uw gezamenlijke vrienden?) en taken (Heeft u in de afgelopen twee weken geprobeerd om zich aan uw verplichtingen te onttrekken?). Daarnaast werd de subschaal: omgaan met conflicten (Heeft u in de afgelopen twee weken geprobeerd

gezamenlijk een conflict op te lossen’) toegevoegd.

Interventie

De Hold me Tight interventie was een acht weken durende relatiecursus onder leiding van EFT therapeuten. Gedurende de twee uur durende sessie kwamen verschillende

(12)

onderwerpen aan bod. Zo werd in gegaan op psycho-educatie over liefde en hechting, identificatie van dysfunctionele interactiepatronen (secundaire hechtingstrategieën) en wederzijdse kwetsbaarheden onderliggend aan deze dysfunctionele interacties. Ook het oplossen van misverstanden en het creëren van een veilige basis, open en responsieve communicatie als basis van veilige hechting, vergeven en het opbouwen van vertrouwen, tederheid en seksualiteit en het geven om een romantische relatie kwamen aan bod (Conradi, 2011). Deze relatiecursus had tot voornaamste doel het verbeteren van wederzijdse

beschikbaarheid, responsiviteit met betrekking tot hechtingsbehoeften en betrokkenheid en daarmee veilige hechting (Conradi, 2011).

Procedure

Alle deelnemers ondergingen dezelfde procedure bestaande uit een

wachtlijst- en behandelfase (HmT). In de wachtlijst fase stonden alle deelnemers gedurende vijf weken op een wachtlijst, dit diende als controle ten opzichte van de behandeling. Pre-wachtlijst werden de algemene informatie, ECR en MB afgenomen. Dit werd na de

wachtlijstfase herhaald in de pre-behandelfase. Gedurende de behandelfase ondergingen alle koppels de 8-weken durende Hold me Tight behandeling. Na afloop van deze acht weken, in de post-behandeling fase, werden de ECR en MB opnieuw afgenomen.

Analyseplan

Eerst werd een cross-sectionele correlatie analyse uitgevoerd, namelijk die tussen hechting en maintenance behavior op de pre-behandeling meting. Met behulp van een Pearson correlatie analyse werd gekeken naar de correlatie tussen de hechtingsdimensies angst en vermijding en maintenance behavior. Zowel de totaalscore als de zes subschalen positiviteit, self-disclosure, zekerheid, taken, netwerk en conflicten werden geanalyseerd.

(13)

Om de samenhang tussen hechting en maintenance behavior te onderzoeken werd verder een multiple regressie analyse uitgevoerd. Hierbij werden zowel de actor- als partner effecten van vermijding en angst bekeken. De samenhang tussen deze vier variabelen en maintenance behavior werd voor zowel maintenance behavior totaal als voor de zes subschalen geanalyseerd.

Ook werd exploratief gekeken of hechting een voorspeller is voor de mate van verandering in maintenance behavior gedurende de HmT relatiecursus. Hiervoor werden dezelfde multiple regressieanalyses uitgevoerd als hierboven besproken, maar dan met de verandering in maintenance behavior als afhankelijke variabele. Verandering in maintenance behavior werd uitgedrukt in termen van verschilscores tussen de pre- en de post-behandelfase. Om te controleren of maintenance behavior gedurende de behandeling veranderde, werden twee Paired-samples t-tests uitgevoerd. Hiermee werd gekeken naar het beloop van

maintenance behavior gedurende de behandelfase. Om te controleren dat het beloop

daadwerkelijk toegeschreven kan worden aan de HmT relatiecursus werd ook gekeken naar het beloop van maintenance behavior gedurende de wachtlijstfase, dit diende dus als controle.

Voorafgaand aan de bovengenoemde analyses werd gekeken of werd voldaan aan de bijbehorende assumpties, dit bleek zo te zijn.

Resultaten

In onderstaande tabel (Tabel 1) zijn de demografische gegevens te vinden. Ook zijn hierin de gemiddelde scores op de hechtingsdimensies en maintenance behavior voorafgaand aan de HmT behandeling te vinden. De gemiddelde leeftijd van de steekproef (M = 43.33, SD = 9.69) kwam overeen met de gemiddelde leeftijd in Nederland (CBS). De gemiddelde relatieduur lag rond de 16 jaar (SD = 9.93) en het overgrote deel van de steekproef (69.2%)

(14)

was getrouwd. Het opleidingsniveau lag echter wel hoger dan het gemiddelde niveau in Nederland (CBS).

Verder bleek dat mannen significant lager scoorden op angst voor afwijzing, t(248) = -4.47, p < .001 en hoger scoorden op omgaan met conflicten, t(247) = 2.51, p = .013 in vergelijking met vrouwen. Voor de rest van de subschalen van maintenance behavior verschilden mannen en vrouwen niet significant van elkaar.

Tabel 1 Demografische gegevens Mannen (n = 125) Vrouwen (n = 125) Totaal (n = 250) Verschil mannen en vrouwen % % % t p Opleiding Laag 12.9 6.5 9.7 t(245) = -.43 .666 Gemiddeld 22.6 31.7 27.1 Hoog 64.5 61.8 63.2 Burgerlijke staat

Daten, apart wonen 7.2

Samenwonend 23.6

Gehuwd 69.2

M SD M SD M SD t p

Leeftijd 44.44 9.66 42.21 9.63 43.33 9.69 t(250) = 1.83 .069 Duur relatie in jaren 16.07 9.93

Aantal kinderen 2.15 1.41 Vermijding 53.61 15.15 55.62 16.88 54.62 16.04 t(247) = -.99 .325 Angst 61.55 18.17 71.36 16.46 66.45 17.99 t(248) = -4.47 <.001* MB Totaal MB Positiviteit MB Self-disclosure MB Zekerheid MB Taken MB Sociale netwerken MB Conflicten 61.47 13.33 9.70 9.51 12.66 8.82 7.44 11.02 2.86 3.06 3.22 2.10 2.38 1.50 60.38 12.88 10.16 9.42 12.31 8.73 6.95 10.45 2.99 3.10 3.06 2.19 2.63 1.54 60.93 13.10 9.93 9.47 12.49 8.77 7.19 10.73 2.92 3.09 3.14 2.15 2.50 1.54 t(247) =.80 t(247) = 1.21 t(248) = -1.18 t(248) = .22 t(247) = 1.29 t(247) = .284 t(247) = 2.51 .426 .227 .239 .825 .197 .777 .013* Noot. Het aantal deelnemers verschilt enigszins per variabele, * = significant

(15)

Crossectionele samenhang tussen hechting en maintenance behavior

In onderstaande tabel (Tabel 2) zijn de correlaties tussen de hechtingsdimensies en de verschillende subschalen van maintenance behavior te vinden.

Tabel 2

Correlaties tussen Hechting en Maintenance Behavior

Vermijding Angst MB Totaal MB Positief MB SD MB Zeker MB Taken MB Netwerk MB Conflict Vermijding - .01 -.32** -.28** -.30** -.31** -.10 -.06 -.14 Angst .20* - -.05 .00 .17 .06 -.24** -.23* -.06 MB Totaal -.44** -.13 - .82** .66** .77** .52** .53** .66** MB Positief -.41** -.20* .81** - .36** .67** .29** .33** .58** MB SD -.29** .11 .71** .33** - .48** .23* .11 .28** MB Zeker -.43** -.01 .87** .71** .62** - .17 .15 .45** MB Taken -.20* -.15 .50** .38** .21* .25** - .29** .20* MB Netwerk -.25** -.25** .65** .46** .33** .45** .16 - .29** MB Conflict -.24** -.19* .75** .61** .41** .60** .37** .45** -

Noot: onder de diagonaal correlaties voor mannen, boven voor vrouwen, *p<.05, **p<.001

Bij mannen werd een kleine significante positieve correlatie gevonden tussen de hechtingsdimensies vermijding en angst (r = .20). Meer vermijding hangt daarbij samen met meer angst. Bij vrouwen werd dit niet gevonden (r = .01).

Daarnaast was er bij mannen sprake van significante negatieve correlaties tussen vermijding en alle subschalen van maintenance behavior; hoe meer vermijding hoe minder maintenance behavior. Bij angst gold dit alleen voor de subschalen positiviteit, sociale netwerken en omgaan met conflicten.

Bij vrouwen werd voor vermijding een significante negatieve correlatie gevonden met maintenance behavior totaal en de subschalen positiviteit, self-disclosure en zekerheid. Voor angst werden significante negatieve correlaties gevonden met de subschalen verdelen van taken en sociale netwerken.

Om de samenhang tussen de actor- en partnereffecten van hechting en maintenance behavior voorafgaand aan de HmT relatiecursus verder te onderzoeken werden verschillende multiple regressies uitgevoerd. De volgende hypotheses werden hierbij getoetst: een negatief

(16)

verband tussen zowel vermijding en maintenance behavior (hypothese 1) als tussen angst en maintenance behavior (hypothese 2). Daarnaast werd de derde hypothese getoetst, namelijk dat er een sterkere samenhang bestaat tussen vermijding en maintenance behavior dan tussen angst en maintenance behavior.

De gevonden β-waarden en bijbehorende significantie zijn in onderstaande tabel (Tabel 3) te vinden. Hierin worden zowel de actor- als partner effecten vermeld. Ook zijn de gegevens van het model te vinden. Alle modellen, op het model voor de subschaal ‘verdelen van taken’ na, bleken voor zowel mannen als vrouwen significant en verklaarden tussen de 8% en 19% van de variantie in (de subschalen van) maintenance behavior. Hechting bleek dus een goede voospeller voor maintenance behavior. Welk onderdeel van het model de meeste samenhang met maintenance behavior vertoonde, valt af te lezen met behulp van de gerapporteerde β-waarden, voor een negatieve β-waarde geldt dat hoe meer angst of

vermijding hoe minder maintenance behavior

Voor mannen werd een significant actor effect van vermijding gevonden voor zowel maintenance behavior totaal (β = -.43) als voor alle subschalen: positiviteit (β = -.40), self-disclosure: (β = -.34), zekerheid (β = -.43), verdelen van taken: (β = -.20), sociale netwerken (β = -.19) en omgaan met conflicten (β = -.20). Er bleek dus sprake te zijn van een negatief verband tussen vermijding van intimiteit en maintenance behavior, oftewel hoe meer de man intimiteit vermijdt hoe minder relatieonderhoudend gedrag hij rapporteert, dit ondersteunt hypothese 1. Daarnaast werd een significant actor effect van angst gevonden voor de subschalen self-disclosure (β = .19), hoe angstiger hoe meer self-disclosure, en sociale netwerken (β = -.23), hoe angstiger hoe minder gedeelde sociale netwerken. Hypothese 2 wordt hiermee deels ondersteund. Ook hypothese 3 wordt ondersteund aangezien er een sterkere samenhang bestaat tussen vermijding en maintenance behavior dan tussen angst en

(17)

maintenance behavior. Voor mannen werden voor zowel vermijding als angst geen significante partner effecten gevonden.

Bij vrouwen werd een significant actor effect van vermijding gevonden voor

maintenance behavior totaal (β = -.28) en de subschalen positiviteit (β = -.23), self-disclosure (β = -.29) en zekerheid (β = -.27). Er bleek dus sprake te zijn van een negatief verband tussen vermijding van intimiteit en maintenance behavior, oftewel hoe meer de vrouw intimiteit vermijdt hoe minder relatieonderhoudend gedrag zij rapporteert. Daarmee wordt hypothese 1 ondersteund.

Daarnaast werd een significant actor effect van angst gevonden voor de subschalen self-disclosure (β = .18), verdelen van taken (β = -.24) en sociale netwerken (β = -.25). Voor angst voor afwijzing bleek ook bij vrouwen sprake te zijn van zowel een negatief (verdelen van taken en sociale netwerken) als positief (self-disclosure) verband met maintenance behavior. Hypothese 2 wordt hiermee deels ondersteund. Ook hypothese 3 wordt bij vrouwen ondersteund aangezien er een sterkere samenhang bestaat tussen vermijding en maintenance behavior dan tussen angst en maintenance behavior.

Bij vrouwen werden wel partner effecten gevonden, namelijk een partner effect voor vermijding bij maintenance behavior totaal (β = -.18) en de subschalen zekerheid (β = -.19) en omgaan met conflicten (β = -.23). Voor vrouwen geldt dus dat hoe meer de man intimiteit vermijdt des te minder relatieonderhoudend gedrag, het bieden van zekerheid en het omgaan met conflicten zij rapporteren. Er werden bij vrouwen geen partner effecten gevonden voor angst.

(18)

Tabel 3

Samenhang Hechting en Maintenance Behavior

Mannen Vrouwen β R2 p β R2 p MB Totaal Model .19 <.001* .15 <.001* Actor vermijding -.43 <.001* -.28 .002* Actor angst -.05 .542 -.05 .606 Partner vermijding Partner angst .02 .00 .784 .997 -.18 -.10 .049* .290 MB Positiviteit Model Actor vermijding -.40 .19 <.001* <.001* -.23 .12 .006* .011* Actor angst -.14 .103 .01 .885 Partner vermijding Partner angst .10 .00 .264 .965 -.14 -.12 .124 .205 MB Self-disclosure Model .13 .003* .13 .003* Actor vermijding -.34 <.001* -.29 .002* Actor angst .19 .037* .18 .045* Partner vermijding -.03 .709 -.09 .302 Partner angst MB Zekerheid Model .12 .19 .178 <.001* -.02 .17 .833 <.001* Actor vermijding -.43 <.001* -.27 .003* Actor angst .07 .396 .07 .426 Partner vermijding -.02 .820 -.19 .032* Partner angst

MB Verdelen van taken Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst MB Sociale netwerken Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst

MB Omgaan met conflicten Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst -.05 -.20 -.10 -.02 .09 -.19 -.23 .03 -.11 -.20 -.18 .08 -.10 .06 .12 .09 .518 .099 .037* .275 .814 .301 .004* .034* .014* .728 .203 .021* .035* .060 .373 .280 -.13 -.09 -.24 -.03 -.03 -.03 -.25 -.04 -.10 -.13 -.02 -.23 .10 .07 .08 .08 .148 .059 .355 .008* .710 .739 .047* .699 .007* .638 .307 .050* .152 .806 .012* .301 Noot. * = significant

(19)

Hechting als voorspeller van het beloop van maintenance behavior gedurende de HmT relatiecursus

Naast de samenhang tussen hechting en maintenance behavior werd ook exploratief gekeken of hechting een voorspeller is in het beloop van maintenance behavior gedurende de HmT behandeling. In Tabel 4 worden weer zowel de actor- als partner effecten vermeldt.

Ten eerste bleek maintenance behavior gedurende de HmT relatiecursus significant te veranderen. Zo bleek maintenance behavior pre-behandeling significant te verschillen van maintenance behavior post-behandeling t(222) = -13.43, p < .001. Gedurende de

wachtlijstfase was dit niet het geval t(199) = .28, p = .783.

Bij mannen bleek hechting geen voorspeller voor het beloop van maintenance behavior, er werden alleen significante effecten van hechting op het beloop van maintenance behavior gevonden bij vrouwen. Dit waren alleen partner effecten, voor zowel mannen als vrouwen was dus geen sprake van actor effecten van vermijding en angst.

Zo was er bij vrouwen sprake van een positief partner effect van vermijding van intimiteit voor maintenance behavior totaal (β = .20) en de subschaal positiviteit (β = .20). Dit betekent dat het vermijden van intimiteit van de man voorafgaand aan de HmT relatiecursus een positieve voorspeller is voor het beloop van maintenance behavior totaal en positiviteit bij de vrouw. Oftewel hoe meer vermijding van de man voorafgaand aan de relatiecursus hoe meer maintenance behavior (totaal en positiviteit) bij de vrouw toenemen gedurende deze relatiecursus. Daarnaast werd bij vrouwen een negatief partner effect van angst voor

afwijzing gevonden voor de subschalen positiviteit (β = .24) en omgaan met conflicten (β = -.20). Dit betekent dat de angst voor afwijzing van de man voorafgaand aan de HmT

relatiecursus een negatieve voorspeller is voor het beloop van de subschalen positiviteit en conflicten bij de vrouw. Oftewel hoe meer angst bij de man voorafgaand aan de relatiecursus

(20)

Tabel 4

Beloop van maintenance behavior: verschilscores tussen voor- en nameting (s8 – s1)

Mannen Vrouwen β R2 p β R2 p MB Totaal Model .01 .939 .05 .203 Actor vermijding .03 .745 .06 .546 Actor angst .01 .955 -.09 .355 Partner vermijding Partner angst -.07 .04 .483 .700 .20 -.15 .040* .138 MB Positiviteit Model Actor vermijding .10 .03 .475 .327 .06 .09 .044* .563 Actor angst .06 .570 -.17 .081 Partner vermijding Partner angst -.16 -.03 .111 .756 .20 -.24 .041* .017* MB Self-disclosure Model .02 .778 .05 .197 Actor vermijding .01 .906 .11 .268 Actor angst -.13 .216 -.14 .161 Partner vermijding .07 .484 .17 .089 Partner angst MB Zekerheid Model -.02 .03 .878 .531 -.12 .04 .213 .398 Actor vermijding -.00 .969 .05 .630 Actor angst .02 .870 -.13 .186 Partner vermijding -.00 .993 .16 .115 Partner angst

MB Verdelen van taken Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst MB Sociale netwerken Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst

MB Omgaan met conflicten Model Actor vermijding Actor angst Partner vermijding Partner angst .17 -.04 -.08 -.16 -.14 .07 .08 -.03 .05 -.04 .11 -.51 .08 .06 .02 .02 .081 .171 .695 .430 .112 .146 .782 .477 .426 .754 .638 .776 .694 .277 .619 .429 -.06 .04 .08 .04 .05 .07 .09 .08 -.05 -.15 -.06 .17 -.20 .02 .02 .08 .572 .810 .689 .420 .679 .617 .662 .503 .353 .430 .615 .050* .113 .561 .075 .044* Noot. * = significant

(21)

hoe minder de subschalen positiviteit en omgaan met conflicten bij de vrouw toenemen gedurende deze relatiecursus.

Discussie Conclusie

In dit onderzoek werd getracht antwoord te krijgen op verschillende vragen. Ten eerste werd gekeken of er sprake is van een verband tussen hechting en relatieonderhoudend gedrag. Er bleek een negatief verband te bestaan tussen vermijding van intimiteit en

maintenance behavior. Hiermee werd hypothese 1 ondersteund. Geconcludeerd kan worden dat hoe meer vermijding van intimiteit des te minder relatieonderhoudend gedrag

gerapporteerd wordt. Ditzelfde werd gevonden voor de hechtingsdimensie angst voor

afwijzing. Uit de resultaten bleek namelijk een negatief verband te bestaan tussen angst voor afwijzing en maintenance behavior. Hoe meer angst voor afwijzing des te minder

maintenance behavior gerapporteerd wordt. Aangezien ook een positief verband werd

gevonden tussen angst voor afwijzing en de subschaal self-disclosure werd hypothese 2 deels ondersteund.

Ook hypothese 3 werd ondersteund. Voor zowel mannen als vrouwen werd namelijk een sterkere (negatieve) samenhang gevonden tussen vermijding van intimiteit en

maintenance behavior dan tussen angst voor afwijzing en maintenance behavior.

Geconcludeerd kan worden dat de hechtingsdimensie vermijding van intimiteit inderdaad een sleutelcomponent is.

Vanuit de hechtingstheorie zijn de genoemde conclusies ook te verklaren. Met behulp van hyper- en deactivatie van het hechtingssysteem valt namelijk te begrijpen waarom vermijding een sleutelcomponent vormt in de samenhang tussen hechting en

(22)

worden als het vermijden van intimiteit valt te verklaren dat deze mensen het minste relatieonderhoudend gedrag vertonen. Deze mensen houden afstand van anderen omdat zij een leergeschiedenis hebben waarin anderen niet beschikbaar en responsief waren ten opzichte van hun hechtingsbehoeften, vermijding kan gezien worden als een manier om met de onbetrouwbare ander om te gaan. Zoals beschreven, geldt dit voor angst voor afwijzing, oftewel hyperactivatie van het hechtingssysteem, in mindere mate. Omdat deze mensen een leergeschiedenis kennen waarbij hechtingsfiguren inconsistent beschikbaar en responsief waren en pogingen tot het zoeken van nabijheid soms wel bekrachtigd werden, valt te

verklaren waarom angstig gehechte mensen meer relatieonderhoudend gedrag zullen vertonen dan vermijdende mensen. Uit angst de hechtingsfiguur te verliezen wordt

relatieonderhoudend vertoont om op deze manier de hechtingsfiguren dichtbij te houden. Exploratief werd gekeken naar de voorspellende waarde van hechting in het beloop van relatieonderhoudend gedrag gedurende de HmT relatiecursus. Uit de resultaten bleek alleen voor vrouwen sprake te zijn van partner effecten van vermijding en angst bij enkele subschalen. Hierbij bleek vermijding van de partner een positieve voorspeller voor het beloop van maintenance behavior. Oftewel hoe meer vermijding van de man voorafgaand aan de relatiecursus hoe meer maintenance behavior (totaal en positiviteit) bij de vrouw toenemen gedurende deze relatiecursus. Angst van de partner bleek een negatieve voorspeller voor het beloop van maintenance behavior. Oftewel hoe meer angst bij de man voorafgaand aan de relatiecursus hoe minder de subschalen positiviteit en omgaan met conflicten bij de vrouw toenemen gedurende deze relatiecursus.

Ook werd exploratief gekeken naar de samenhang tussen de hechtingdimensies angst en vermijding en de zes subschalen van maintenance behavior. Per subschaal valt aan de hand van hyper- en deactivatie van het hechtingssysteem te verklaren waarom er sprake is van een negatieve- of positieve samenhang.

(23)

Voor de subschalen positiviteit en zekerheid werd een negatieve samenhang gevonden met vermijding. Met deactivatie van het hechtingssysteem is dit te verklaren aangezien deze mensen nabijheid en emotionele intimiteit vermijden. Vermijdende mensen hebben daarom weinig interacties waar deze positiviteit tot uiting komt. Daarnaast hebben zij geen zekerheid van anderen nodig en zien hierdoor waarschijnlijk ook de noodzaak niet anderen wel

zekerheid te bieden. Angst voor afwijzing bleek geen significante negatieve samenhang te hebben met deze subschalen.

Self-disclosure bleek een negatieve samenhang te hebben met vermijding van

intimiteit. Deactivatie van het hechtingssysteem hang dus samen met minder openheid wat te verklaren valt aangezien vermijdende mensen interacties die zelfonthullingen vereisen, vermijden. Ook werd een positieve samenhang gevonden tussen self-disclosure en angst voor afwijzing. Hyperactivatie van het hechtingssysteem hangt dus samen met meer openheid. Dit valt te verklaren aangezien angstige mensen veel nabijheid van de partner zoeken. Daarbij hoort ook het willen bespreken van de relatie, vaak uit een poging bevestiging te krijgen dat de relatie goed zit.

De subschaal verdelen van taken bleek voor mannen negatief te correleren met vermijding van intimiteit maar voor vrouwen hing deze subschaal negatief samen met angst voor afwijzing. Taken worden dus minder verdeeld door vermijdende mannen en angstige vrouwen. Het lijkt erop dat vermijdende mannen minder taken uitvoeren omdat ze het doen van taken zullen vermijden. Angstige vrouwen lijken meer taken op zich nemen uit angst de ander te verliezen wanneer zij dit niet doen.

Voor de subschaal sociale netwerken werd ook een negatieve samenhang gevonden. Vanuit de deactivatie van het hechtingssysteem valt dit te begrijpen aangezien vermijdende mensen afstand houden van anderen, dus naast weinig intimiteit met de eigen partner zal deze afstand ook gelden voor het netwerk van de partner. Mensen die bang zijn afgewezen te

(24)

worden zouden minder deel kunnen nemen in het sociale netwerk van de partner omdat ze onzeker zouden zijn of nerveus in sociale situaties (Bartholomew, 1993).

Voor de laatste subschaal, omgaan met conflicten, werd bij mannen een negatieve samenhang gevonden met vermijding van intimiteit. Voor vrouwen werd alleen een partner effect van vermijding gevonden. Zoals eerder beschreven staan vermijdende mensen vaak niet open na te denken over relationele spanningen en conflicten. Dit zou de negatieve samenhang met vermijding van intimiteit kunnen verklaren. Voor vrouwen bleek dit vooral bepaald te worden door vermijding van de man.

Daarnaast werd exploratief gekeken naar partner effecten van hechting. Opvallend was dat dergelijke partnereffecten alleen bij vrouwen gevonden werden. De hechting van de partner hing dus alleen voor vrouwen samen met relatieonderhoudend gedrag. Dit gold zoals hierboven besproken ook voor het beloop van relatieonderhoudend gedrag gedurende de HmT relatiecursus.

Wat ten slotte opviel, was dat de negatieve samenhang tussen vermijding van intimiteit en alle subschalen van maintenance behavior sterker was voor mannen dan voor vrouwen. Waarschijnlijk valt dit te verklaren door de gevonden partnereffecten bij vrouwen. Omdat de hechting van de partner bij vrouwen wel een rol speelt, wordt de samenhang tussen de eigen hechting en relatieonderhoudend gedrag kleiner.

Beperkingen

Dit onderzoek kent ook beperkingen. Zo gaat het om correlationeel onderzoek waardoor alleen iets gezegd kan worden over de samenhang tussen hechting en

relatieonderhoudend gedrag. Hierdoor valt dus niets te zeggen over een mogelijke invloed van hechting op relatieonderhoudend gedrag en kan niets gezegd worden over de richting van dit mogelijke effect.

(25)

Ook werd alleen gekeken naar de twee hechtingsdimensies vermijding van intimiteit en angst voor afwijzing. Het was mooi geweest ook te kijken naar de vier hechtingsstijlen. Dit zou meer informatie kunnen geven over vermijding van intimiteit als sleutelcomponent

aangezien dan gekeken kan worden naar de samenhang met relatieonderhoudend gedrag bij mensen die zowel vermijdend als angstig zijn.

Een andere tekortkoming is dat afgevraagd kan worden of de deelnemers geworven uit de specialistische GGZ instelling in Altrecht wel te vergelijken zijn met de overige

deelnemers. Zoals al beschreven stond hadden alle paren relationele problemen. Echter valt te verwachten dat hechting en het effect van een relatiecursus als de HmT interventie anders zijn voor mensen die al eerder, voor weliswaar andere problemen, gediagnostiseerd en/of

behandeld zijn.

Tot slot zou het interessant zijn niet alleen naar het beloop van maintenance behavior te kijken gedurende de HmT relatiecursus. Aangezien HmT als doel heeft een veiligere

emotionele hechting tussen partners te creëren, zou het kunnen dat de relatiecursus niet alleen invloed heeft op maintenance behavior maar mogelijk ook op hechting en daarmee dus op de mate van vermijding en angst.

Implicaties

Implicaties voor vervolgonderzoek zijn dan ook het bekijken van de samenhang tussen de vier hechtingsstijlen en relatieonderhoudend gedrag. Daarnaast is het interessant in

vervolgonderzoek te kijken naar de samenhang tussen hechting en relatieonderhoudend gedrag en de voorspellende waarde van hechting voor het beloop van relatieonderhoudend gedrag gedurende de HmT relatiecursus voor de twee verschillende steekproeven apart. Wellicht blijkt dan dat hechting het beloop van relatieonderhoudend gedrag meer voorspelt dan tot nu geconcludeerd kan worden.

(26)

Literatuurlijst

Adams, R.D. & Baptist, J.A. (2012). Relationship maintenance behavior and adult attachment: An analysis of the actor-partner interdependence model. The American Journal of Family Therapy, 40(3), 230-244.

Bartholomew, K. (1990). Avoidance of intimacy: An attachment perspective. Journal of Social an Personal Relationships, 7(2), 147-178)

Bippus, A.M., & Rollin. E. (2003). Attachment style differences in relational maintenance and conflict behaviors: Friends’ perceptions. Communication Reports, 16(2), 113

123.

Butzer, B. & Campbell, L. (2008). Adult attachment, sexual satisfaction, and relationship satisfaction: A study of married couples. Personal Relationships, 15(1), 141-154. Canary, D.J., & Stafford, L. (1992). Relational maintenance strategies and equity in marriage. Communication Monographs, 59, 243-267.-

Centraal Bureau voor de Statistiek (2016, 17 oktober). Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden [Dataset]. Geraadpleegd van http://statline.cbs.nl/ StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37425ned&D1=3-9&D2=(l-11) l&HD=100526-0713&STB=G1,T

Conradi, H.J. (2011). Hold me tight: Effectiveness of an emotionally focussed therapy program for groups of couples. Duth Foundation for Emotionally Focussed Therapy. Geraadpleegd op 10 mei 2017 van: file:///Users/camilleverhoeff/Downloads/2011

10%20HmT%20study%20protocol%20(2).pdf

Conradi, H.J., Gerlsma, C., Duijn, M., van, & Jonge, P., de. (2006). Internal validity of the experiences in close relationships questionnaire in an american and two dutch samples. The European Journal of Psychiatry, 20(4), 258-269.

(27)

Cook, W.L., & Kenny, D.A. (2005). The actor-partner interdependence model: A model of bidirectional effects in developmental studies. International Journal of Behavioral Development, 29(2), 101-109.

Edenfield, J., Adams, K., & Briihl, D. (2012). Relationship maintencance strategy use by romantic attachment style. North American Journal of Psychology, 14(1), 149-162. Finkenauer, C., Frijns, T., Engels, R.C.M.E., & Kerkhof, P. (2005). Perceiving concealment in relationships between parents and adolescents: Links with parental behavior. Personal Relationships, 12, 387-406.

Mikulincer, M., & Shaver, P. R. (2007). Attachment in adulthood: Structure, dynamics, and change. New York: Guilford Press.

Johnson, S.M., Johnson, Hunsley, J., Greenberg, L., & Schindler, D. (1999). Emotionally focused couples therapy: Status and challenges. Clinical Psychology: Science and Practice, 6(1), 67-79.

Rholes, W.S., Simpson, J.A., & Oriña, M.M. (1999). Attachment and anger in an anxiety provoking situation. Journal of Personality and Social Psychology, 76(6), 940-957. Simon, E.P., & Baxter, L.A. (1993). Attachment-style differences in relationship

maintenance strategies. Western Journal of Communication, 57(4), 416-430. Spanier, G.B. (1976). Measuring dyadic adjustment: New scales for assessing the quality of marriage and similar dyads. Journal of Marriage and Family, 389(1), 15-28. Stafford, L., Dainton, M., & Haas, S. (2000). Measuring routine and strategic relational maintenance: scale revision, sex versus gender roles, and the prediction of relational characteristics. Communication Monographs, 67(3), 306-323.

Yum, Y., & Li, H. (2007) Associations among attachment style, maintenance strategies, and relational quality across cultures. Journal of Intercultural Communication Research, 36(2), 71-89.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We demonstrate that using a latent variable representation of the Ising network, we can employ a full-data-information approach to uncover the network structure.. Thereby, only

Since additional data on passenger behaviour and flows become available (via smartcards for instance), service reliability impacts per passenger per stop may be calculated

face recognition methodology, which is based on the combination of the texture operator, namely Multi-scale Local Binary Pattern (MSLBP), face image filtering and feature

They demonstrate the use of GIS as a versatile tool to integrate land use and transport system components in an accessibility metric, allowing the analysis of

During embryonic development, Fstl1 mRNA is detected in different organs, but the highest expression is found in the lung, predominantly in mesenchymal cells, including vascular

This study used spectral-element modeling and numerical modeling to evaluate the impact of topography on ground shaking induced by the 2005 Kashmir earthquake.. There are

Starting from the working hypothesis that the best way to maximize older patient cooperation to a health program was that this program does not substantially

In deze huidige studie wordt onderzocht of er een kloof bestaat tussen de intentie tot voorrang geven van werk op kinderen of kinderen op werk van en het daadwerkelijke gedrag