• No results found

Lokale democratie in de krant: Een onderzoek naar de politieke verslaggeving van het Brabants Dagblad, de Provinciale Zeeuwse Courant en de Twentsche Courant Tubantia.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lokale democratie in de krant: Een onderzoek naar de politieke verslaggeving van het Brabants Dagblad, de Provinciale Zeeuwse Courant en de Twentsche Courant Tubantia."

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lokale democratie in de krant

Een onderzoek naar de politieke verslaggeving van het

Brabants Dagblad, de Provinciale Zeeuwse Courant en de

Twentsche Courant Tubantia.

Scriptie MA Journalistiek en Media

Begeleider: Eline Huiberts

Tweede lezer: Pauline Romondt Vis

Universiteit van Amsterdam

Geschreven door Judith Harmsen

Studentnummer: 12293938

Inleverdatum: 13 maart 2020

Totaal aantal woorden: 20.078

(2)

Inhoudsopgave

Journalistiek verslag ... 4

Inleiding ... 6

Hoofdstuk 1: Theoretisch Kader ... 8

1.1 De maatschappelijke functie van de journalistiek ... 8

1.2 Journalistieke kwaliteit en professionaliteit ... 9

1.3 Journalistiek brongebruik ... 10

1.4 Politieke journalistiek ... 12

1.4.1 Interpretatieve journalistiek ... 12

1.4.2 Personalisatie ... 14

1.4.3 Politiek als strategisch spel... 16

1.5 De crisis van de (regionale) dagbladjournalistiek ... 18

1.5.1 Dalende oplage, kleinere redacties, grote technologische veranderingen ... 18

1.5.2 De regionale dagbladjournalistiek in Nederland ... 20

1.5.3 Verschraling van het regionale nieuwsaanbod ... 21

1.6 Conclusie: ruimte voor meer onderzoek ... 22

1.7. Onderzoeksvragen... 23 Hoofdstuk 2: Methode ... 25 2.1 Corpus ... 25 2.1.1 De kranten ... 26 2.1.2 De periode... 26 2.1.3 Samenstelling sample ... 26 2.2 Inhoudsanalyse ... 27 2.2.1 Het codeboek ... 27 2.2.2 Codeerproces ... 28 2.2.3 Beperkingen ... 29 Hoofdstuk 3: Resultaten ... 31 3.1 Veranderende kenmerken ... 31

3.1.1 Percentage politieke berichten ... 32

3.1.2 Verdeling lokaal, regionaal en nationaal politiek nieuws ... 33

3.1.3 Aantal woorden ... 34

3.1.4 Gebruikte genres in regionale politieke verslaggeving ... 34

3.1.5 Meest voorkomende onderwerpen in regionale politieke verslaggeving ... 35

3.1.6 Deelconclusie: veranderende algemene kenmerken ... 36

3.2 Brongebruik... 37 3.2.1 Aantal bronnen... 37 3.2.2 Soorten bronnen ... 39 3.2.3 Deelconclusie brongebruik ... 42 3.3 Dominante stijl ... 44 3.3.1 Interpretatieve journalistiek ... 44

3.3.2 Deelconclusie dominante stijl ... 46

3.4 Personalisatie ... 46

3.4.1 Instituties versus individuele politici ... 46

3.4.2 Persoonlijkheid, competenties en algemeen voorkomen ... 47

(3)

3.4.4 Deelconclusie personalisatie ... 48

3.5 Politiek als strategisch spel ... 48

3.5.1 Het frame ... 48

3.5.2 De verschillende aspecten van het frame ... 49

3.5.3 Deelconclusie politiek als strategisch spel ... 50

Hoofdstuk 4: Conclusie ... 52

4.1 Belangrijkste bevindingen... 52

4.2 Beperkingen... 54

4.3 Suggesties voor vervolgonderzoek ... 54

Bronnen ... 56

Bijlagen ... 63

Bijlage 1: Lijst met politieke actoren ... 63

Bijlage 2: Geanalyseerde berichten per dag ... 63

(4)

Journalistiek verslag

Democratie in de krant: een onderzoek naar de

regionale politieke journalistiek

In de politieke verslaggeving van regionale kranten werd gedurende de afgelopen vijftien jaar steeds meer nadruk gelegd op duiding en analyse, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Lag in 2004 in artikelen nog de nadruk op vragen als ‘wie’, ‘wat’ en ‘waar’, in 2019 hielden politieke verslaggevers zich steeds meer bezig met vragen als ‘hoe’ en ‘waarom’.

Die conclusie is opvallend, omdat juist de laatste jaren vaak met zorg wordt gesproken over de kwaliteit van de regionale kranten. Oplagedaling en een terugloop in

advertentie-inkomsten hebben ervoor gezorgd dat redacties met minder vaste verslaggevers en minder middelen hetzelfde werk moeten doen. Waar verslaggevers vroeger iedere raadsvergadering konden meemaken, is daar nu simpelweg de capaciteit niet voor.

Meer context en achtergrond

Het onderzoek, uitgevoerd door Judith Harmsen, student van de master Journalistiek en Media aan de Universiteit van Amsterdam, duidt erop dat ondanks de verminderde capaciteit, de politieke verslaggevers van regionale kranten juist meer context en achtergrond zijn gaan geven in hun artikelen.

Voor het onderzoek analyseerde Harmsen ruim driehonderd artikelen van het Brabants Dagblad, de Provinciale Zeeuwse Courant en de Twentsche Courant Tubantia. Ze vergeleek de politieke berichtgeving van de drie kranten uit 2004 met die van het jaar 2011 en het jaar 2019. Wat bleek: in 2004 werd in ruim 85 procent van de berichten de nadruk gelegd op een beschrijving van de feiten en de gebeurtenissen. In 2019 was dat nog maar 66 procent. Een derde van de berichten uit dat jaar legde juist de nadruk op analyse en interpretatie. Inwoners uit Zeeland, Brabant en Twente die de politiek in hun regio volgen via de regionale kranten konden in 2019 dus rekenen op meer uitleg over het hoe en waarom van beslissingen in hun gemeente of provincie.

Eenzijdige informatie

Toch legt het onderzoek ook zorgelijke ontwikkelingen bloot. Harmsen keek bijvoorbeeld ook naar het brongebruik van de regionale kranten. Niet alleen bleek voor een substantieel deel van de artikelen niet te achterhalen wie de bron was, dat aandeel bleek ook toe te nemen. In 2004 was voor iets meer dan elf procent van de artikelen de bron onbekend, in 2011 was dat bijna dertien procent en in 2019 achttien procent.

(5)

Daarnaast valt op dat in bijna zestig procent van de totale berichtgeving een politicus van een coalitiepartij wordt aangehaald als bron. Tegenover slechts zeventien procent waarin een politicus van de oppositie wordt geciteerd. In slechts veertien procent van de berichten worden beide politieke perspectieven belicht.

Toch waarschuwt Harmsen om niet te overhaaste conclusies te trekken. “Het kan zijn dat er inderdaad sprake is van eenzijdige berichtgeving omdat wethouders en andere politici van de coalitie vaker worden geciteerd dan andere politici. Maar voordat we concluderen dat

inwoners daardoor onvoldoende worden geïnformeerd is echt meer onderzoek nodig.”

Ze erkent dat regionale kranten een belangrijke rol spelen bij het informeren van burgers over het functioneren van de lokale en regionale democratieën, en dat het zorgelijk is als bepaalde perspectieven onderbelicht zouden blijven. “Maar behalve kranten zijn er natuurlijk de

regionale omroepen en allerlei lokale en regionale websites die inwoners informeren over wat er om hen heen gebeurt. Vervolgonderzoek naar de politieke verslaggeving van die andere nieuwsbronnen zal moeten uitwijzen of we ons echt zorgen moeten maken over eenzijdige berichtgeving”, aldus de onderzoeker.

(6)

Inleiding

“The collapse of local journalism has serious consequences for the health of both local communities and, more broadly, democratic societies. Citizens require information not just about what is going at the national level, but also what happens in their local communities (Wahl-Jorgensen, 2019)”

De regionale dagbladen hebben het zwaar. Oplagen dalen en advertentie-inkomsten lopen terug. Titels verdwijnen of worden overgenomen, redacties krimpen en worden steeds afhankelijker van freelancers (Bakker en Kik, 2018; Buijs 2014). ‘Wie controleert straks nog de lokale bestuurders en de lokale politiek?’ vroeg Radio EenVandaag in een uitzending in november 2017 (Van Alkmade, 2017), ‘Kaalslag lokale journalistiek is slecht nieuws voor de democratie’, kopte onderzoeksplatform Follow the Money in mei van datzelfde jaar (Aalberts, 2017). Het belang van de journalistiek in het algemeen, en van de politieke journalistiek in het algemeen, wordt in zowel de wetenschappelijke literatuur als het maatschappelijk debat vaak benadrukt door te wijzen op de bijdrage die de journalistiek levert aan het functioneren van de democratie (Hanitzsch en Vos, 2018; Josephi, 2013; McNair, 2009). Door machthebbers te controleren en burgers te informeren over belangrijke beslissingen die worden genomen zorgt de journalistiek ervoor dat stemmers een geïnformeerde beslissing kunnen nemen (Josephi, 2017; Williams, Harte en Turner, 2015). De teruglopende advertentie-inkomsten en dalende oplagecijfers van regionale kranten, in de literatuur vaak aangeduid als de ‘crisis van de journalistiek’ zijn dan ook reden tot zorg voor veel academici (Firmstone, 2016; Napoli, 2016; Rubado en Jennings, 2019; Wahl-Jorgensen 2019). Kan de regionale journalistiek haar belangrijke democratische functie nog wel vervullen?

Ondanks die zorgen is er weinig diepgravend onderzoek gedaan naar het functioneren van de regionale journalistiek in Nederland. Wetenschappers hebben zich vooralsnog veelal beperkt tot het in kaart brengen van de verspreidingsgebieden van de regionale media en het bespreken van oplagecijfers. Vooral de regionale politieke verslaggeving is in Nederland is nog zeer onderbelicht gebleven, ondanks het feit dat veel wetenschappers het erover eens zijn dat de democratische functie van de journalistiek het meest nadrukkelijk tot uiting komt in de politieke journalistiek (Albaek et al., 2014; Esser, Strömbäck en De Vreese, 2012). Dit onderzoek wil dan ook een bijdrage leveren aan het wetenschappelijke debat, door in kaart te brengen of de zogenoemde crisis van de journalistiek gepaard is gegaan met inhoudelijke veranderingen in de politieke verslaggeving van regionale kranten. De hoofdvraag van het onderzoek luidt:

Hoe is de politieke verslaggeving van het Brabants Dagblad, de Provinciale Zeeuwse Courant en de Twentsche Courant Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar?

Door middel van een inhoudsanalyse van artikelen van de drie kranten uit de jaren 2004, 2011 en 2019 is systematisch in kaart gebracht hoe de inhoud van de verslaggeving over de jaren is veranderd.

Het onderzoek richt zich op vijf verschillende thema’s. In de eerste plaats is gekeken naar veranderingen in de algemene kenmerken van de artikelen. Onder andere is gekeken naar het

(7)

gemiddelde aantal woorden per artikel, de gebruikte genres en de populaire onderwerpen. Vervolgens is onderzocht of het brongebruik van de drie regionale kranten is veranderd. Eerder onderzoek naar de brontransparantie van Nederlandse en Vlaamse kranten uit dat journalisten in grote mate gebruik maken persberichten van derden, nieuwsberichten van persbureaus en stukken van andere media (Hijmans et al. 2009; Hijmans et al. 2011). In dit onderzoek is onder meer gekeken of regionale media gedurende de jaren meer gebruik zijn gaan maken van dit soort ‘voorverpakt nieuws’. Ten derde is geanalyseerd of de dominante stijl van de artikelen veranderd is over de jaren. Uit onderzoek naar politieke verslaggeving op nationaal niveau weten we dat in veel landen de journalistiek interpretatiever is geworden (Barnhurst, 2014; Salgado en Strömbäck, 2012; Salgado, Strömbäck, Aalberg en Esser, 2017). Dat wil zeggen: artikelen bieden meer achtergrond en context en gaan vaker in op hoe en waarom bepaalde dingen zijn gebeurd (Salgado en Strömbäck, 2012). Door middel van de inhoudsanalyse is onderzocht of ook de regionale politieke journalistiek interpretatiever is geworden. Het vierde thema dat in dit onderzoek aan bod komt, is de personalisatie van politiek nieuws. Net als in het geval van interpretatieve journalistiek heeft onderzoek naar landelijke politieke verslaggeving uitgewezen dat, onder meer in Nederland, individuele politici in de media steeds meer aandacht hebben gekregen (Van Aelst, Schaefer, Hubé en Papathanassopoulos, 2017; Den Herder, 2013). Die aandacht ging ten koste van de aandacht voor politieke instituties, zoals bijvoorbeeld politieke partijen (Van Aelst et al., 2017; Den Herder, 2013). In deze inhoudsanalyse is gekeken of deze ontwikkeling ook op regionaal niveau kan worden waargenomen. Tot slot is geanalyseerd of een in nationale verslaggeving veelvuldig gebruikt frame ook op regionaal niveau wordt toegepast. Het gaat hierbij om het frame ‘politieke als strategisch spel’. Uit eerder onderzoek is gebleken dat in nationale politieke verslaggeving in toenemende mate wordt gesproken over politiek als een strategisch spel met winnaars en verliezers (Aalberg, Strömbäck en De Vreese, 2012; Banducci en Hanretty, 2014; Dimitrova en Kostadinova, 2013). In dit onderzoek is gekeken of dit ook op regionaal niveau het geval is. Deze scriptie begint met een theoretisch kader waarin relevante theorieën en onderzoeken uiteen worden gezet. Uit de theorie volgen vijf deelvragen, die in dit onderzoek zullen worden beantwoord. Vervolgens wordt in het methodehoofdstuk toegelicht hoe het onderzoek is opgezet en met welke beperkingen rekening dient te worden gehouden. In het derde hoofdstuk worden de resultaten van de inhoudsanalyse thematisch gepresenteerd. Elk thema eindigt met een deelconclusie, waarin wordt besproken hoe de resultaten geïnterpreteerd kunnen worden. Die deelconclusies beantwoorden de verschillende deelvragen. Vervolgens volgt een algemene conclusie waarin de hoofdvraag wordt besproken en waarin vooruit wordt gekeken naar de mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

(8)

Hoofdstuk 1: Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk bespreek ik de concepten die aan dit onderzoek ten grondslag liggen. Ik begin met theorieën over de rol van de (politieke) journalistiek in de maatschappij. Vervolgens bespreek ik hoe journalisten diezelfde ideeën over het belang van de journalistiek voor een democratie gebruiken om te bepalen wat journalistiek werk zou moeten inhouden. Bovendien laat ik zien hoe recent onderzoek naar brontransparantie duidelijk heeft gemaakt hoezeer die ideeën over journalistieke kwaliteit in de laatste jaren onder druk zijn komen te staan. Daarna bespreek ik belangrijke bevindingen uit eerder onderzoek naar de politieke verslaggeving in Westerse democratieën en ga ik in op wat de zogenoemde crisis van de journalistiek betekent voor de regionale journalistiek in het algemeen en voor regionale dagbladen in het bijzonder. In de conclusie van dit hoofdstuk ga ik in op de gaten in de literatuur tot nu toe en leg ik uit hoe mijn onderzoek eraan zal bijdragen deze gaten op te vullen.

1.1 De maatschappelijke functie van de journalistiek

Het belang van de journalistiek in het algemeen, en in het bijzonder de politieke journalistiek, wordt in de academische literatuur vaak benadrukt door te wijzen op de functie die de journalistiek vervult in de democratie (zie bijvoorbeeld Hanitzsch en Vos, 2018; Josephi, 2013; McNair, 2009). Zonder goed functionerende media die ons op de hoogte houden van de belangrijke ontwikkelingen in onze gemeenschap kunnen we geen weloverwogen beslissing nemen in het stemhokje, zo luidt de algemene aanname (Josephi, 2017; Williams, Harte en Turner, 2015). Al sinds de jaren zestig houden wetenschappers zich bezig met de democratische rollen die de journalistiek vervult in de meeste Westerse maatschappijen. Rollen die soms met elkaar in conflict kunnen raken. Zo schreef Cohen (1963) dat de journalistiek een neutrale rol vervult, als verslaglegger van de feiten, en een participerende rol, als beïnvloeder van de opinie en het nationale debat (Hanitzsch en Vos, 2018).

De tweedeling van Cohen wordt weerspiegeld in een groot deel van de academische literatuur die volgde. Janowitz (1975) schreef bijvoorbeeld over de journalist als gatekeeper, op zoek naar objectieve feiten, en de journalist als advocaat, met eigen standpunten en ideeën (Hanitzsch en Vos, 2018), een theorie die duidelijk leunt op het onderscheid tussen neutrale en participerende journalistiek van Cohen. Ook in meer recente en uitgebreidere theorieën over de democratische rollen van de journalistiek weerklinkt de stem van Cohen. Vaak wordt geschreven dat de journalistiek zowel een waakhond zou moeten zijn van de macht, als een pleitbezorger van de belangen van het volk (McNair, 2009; McQuail, 2010). Wetenschappers als McNair zien in de journalistiek zowel een objectieve bron van informatie die burgers nodig hebben om weloverwogen beslissingen te maken in het stemhokje, als een opiniemaker. Een controleur van de macht én een pleitbezorger van de burger (McNair, 2009). Die benadering bevat een zekere tegenstrijdigheid. Want kan een journalist zowel opiniemaker zijn als een neutrale, objectieve weergave van de feiten bieden?

(9)

Toch wordt ook in deze bovenstaande termen nagedacht over de waarde van regionale en lokale journalistiek. Ook op lokaal niveau wordt de journalistiek onmisbaar geacht voor het functioneren van de lokale democratie (Firmstone, 2016; Franklin, 2006, Rubado en Jennings, 2019; Wahl-Jorgensen, 2019). Zo schrijft Franklin (2006): “Local newspapers should offer independent and critical commentary on local issues, make local elites accountable, [and] provide a forum for the expression of local views on issues of community concern” (Franklin, 2006, p. xix).

Mediawetenschappers maken zich dan ook zorgen over de oplagedaling van regionale en lokale kranten, die later in dit theoretisch kader aan bod zal komen (Firmstone, 2016; Napoli, 2016; Rubado en Jennings, 2019; Wahl-Jorgensen 2019). Want wat betekent dat voor de gezondheid van de lokale democratie? De toekomst van de lokale democratie wordt door mediawetenschapers zelden rooskleurig voorgesteld. Zoals Wahl-Jorgensen (2019) schrijft: “The collapse of local journalism has serious consequences for the health of both local communities and, more broadly, demcoratic societies. Citizens require information not just about what is going on at the national level, but also what happens in their local communities (Wahl-Jorgensen, 2019, p. 164). Oftewel: de crisis in de lokale journalistiek is funest voor het functioneren van de lokale journalistiek.

Ondanks de wijdverspreide aanname dat als de lokale en regionale media kwalitatief achteruit gaan, dat consequenties kan hebben voor de kwaliteit van de lokale en regionale democratie, is er relatief weinig onderzoek gedaan naar kwaliteit van de regionale en lokale media in Nederland. Het weinige onderzoek dat wel gedaan wordt laat echter zien dat er wel degelijk reden is tot zorg (Bakker, 2002; Bakker en Kik, 2018; Buijs, 2014; Kik, Bakker en Buijs, 2013; Lauf en Negenborn, 2009). Zo blijkt uit onderzoek van Buijs (2014) dat hoewel regionale journalisten een duidelijk idee hebben over wat goede regionale journalistiek zou moeten inhouden, ze door tijdgebrek lang niet altijd aan dat ideaalbeeld kunnen voldoen. Ondanks dat redacteuren van regionale kranten vinden dat een regionale krant relevante, kritische en onafhankelijke berichten zou moeten bieden, en ondanks dat de hoofdredacties van die kranten zeggen te streven naar verdieping, duiding en verbreding, blijkt er bijvoorbeeld tijdens het dagelijks overleg op de redacties maar beperkte ruimte te zijn voor kritische vragen of uitgebreidere brainstormsessies over wat de krant zou kunnen bieden (Buijs, 2014).

1.2 Journalistieke kwaliteit en professionaliteit

Nu is besproken hoe wetenschappelijk onderzoek naar het functioneren van de journalistiek samenhangt met ideeën over de rol van de journalistiek in een democratie, is het belangrijk ook kort stil te staan bij hoe in de literatuur journalistieke kwaliteit en professionaliteit zijn benaderd. Dit helpt te begrijpen hoe bepaalde veranderingen in de journalistieke praktijk, het onderwerp van dit onderzoek, door de beroepsgroep zelf worden begrepen. Zoals hier duidelijk zal worden wordt de link tussen ‘goede’ journalistiek en het functioneren van de democratie niet alleen door wetenschappers gelegd, ook journalisten vinden hun werk van grote maatschappelijke waarde.

(10)

Hoewel er geen vastgelegde normen zijn over wat goede journalistiek inhoudt, blijkt keer op keer uit onderzoek dat journalisten in Westerse landen er sterk normatieve ideeën op nahouden wat betreft hun eigen professionaliteit (Deuze, 2005; Christians, 2009). Die ideeën ontlenen journalisten in zeer grote mate aan ideeën over de bijdrage van de journalistiek aan de democratie, zoals hierboven beschreven. Er zijn vijf opvallende overeenkomsten tussen de manier waarop journalisten in Westerse democratieën hun eigen professionaliteit benaderen. Allereerst delen journalisten het idee dat journalistiek allereerst publieke dienst is, dat journalisten optreden als waakhond van de democratie (Deuze, 2005; Reese, 2001). Ten tweede delen ze de aanname dat goede journalistiek objectief, of toch in elk geval onpartijdig en neutraal is. ‘Goede journalisten’ zijn eerlijk en geven een gebalanceerd beeld van de verschillende feiten en meningen (Deuze, 2005; Raeijmaekers en Maeseele, 2015). Journalisten in Westerse democratieën vinden het bovendien belangrijk dat ze autonoom kunnen werken, dat ze onafhankelijk zijn van overheid of bedrijfsleven (Deuze, 2005).

De laatste jaren is in de wetenschappelijke literatuur een hernieuwde interesse in het begrip autonomie en de link met journalistieke professionaliteit. Dit vanwege het toegenomen aantal freelance journalisten, dat ook commercieel PR-werk voor bedrijven of overheden verricht (Mathisen, 2017; Koch en Obemeier, 2015). In de vierde plaats delen journalisten een gevoel van urgentie in hun werk. Ze volgen de actualiteiten, moeten snel beslissingen nemen (Deuze, 2005). Dat gevoel van urgentie is de laatste jaren alleen maar sterker geworden. Door de komst van het internet is de druk om snel te publiceren en actueel te blijven alleen maar groter geworden (Usher, 2018). Tot slot is met de professionalisering van de journalistiek ook het idee verspreid dat professionele journalisten ethisch handelen. Sommige landen hebben eigen journalistieke codes waarin onder meer is vastgelegd dat journalisten worden geacht eerlijk en onafhankelijk te zijn. In 1956 werd bovendien de Code van Bordeaux aangenomen door de International Federation of Journalists (Deuze, 2005).

Onderzoek naar journalistieke professionaliteit laat dus zien dat niet alleen in de academische literatuur een link wordt gelegd tussen journalistieke kwaliteit en het functioneren van de democratie, ook journalisten zelf beschouwen hun werk als fundamenteel voor de maatschappij. 1.3 Journalistiek brongebruik

Hoewel journalisten dus een duidelijk beeld hebben van wat journalistiek zou moeten zijn (objectief, kritisch, gebalanceerd) blijkt uit onderzoeken naar brontransparantie en brongebruik dat de dagelijkse praktijk vaak ver verwijderd is van het ideaalbeeld (Hijmans, Buijs en Schafraad, 2009; Hijmans, Schafraad, Buijs en d’Haenens, 2011). Zo werden de laatste twee decennia meerdere studies gepubliceerd die aantoonden hoezeer journalisten afhankelijk zijn van zogenoemd ‘voorverpakt nieuws’, nieuwsberichten die afkomstig zijn van persbureaus of van pr-afdelingen van overheidsorganisaties of bedrijven (Hijmans et al., 2011; Lewis, Williams en Franklin, 2008a). Uit onderzoek naar het brongebruik van Vlaamse en Nederlandse kwaliteitskranten bleek bijvoorbeeld dat maar liefst 36 procent van de berichtgeving geheel of

(11)

gedeeltelijk bestond uit voorverpakt nieuws. Daarbij kwam dat van ruim een vijfde van de berichtgeving de auteur onbekend was en daarmee dus onmogelijk kon worden nagegaan of dit bericht door de krant zelf was geschreven of niet (Hijmans, et al., 2011).

Die grote afhankelijkheid van voorverpakt nieuws wordt in de literatuur vaak vanuit een economisch perspectief verklaard. Door meer gebruik te maken van het aanbod van persbureaus en pr van organisaties kunnen nieuwsorganisaties kosten besparen, zonder op output in te leveren (Lewis et al., 2008a; Lewis, Williams en Franklin 2008b; Prenger en Van Vree, 2004). Sterker nog, de meeste media zijn alleen maar meer gaan publiceren, onder andere online (Lewis et al., 2008b; O’Neill en O’Connor, 2008). Die economische verklaring voor het gebruik van voorverpakt nieuws wordt de laatste jaren interessant genoeg ook gebruikt door wetenschappers die zich bezighouden met het gebruik van Twitter en andere sociale media door journalisten Broersema en Graham, 2013; Broersma en Graham, 2016; Paulussen en Harder, 2014). Onderzoek laat zien dat Twitter onder andere door journalisten wordt gebruikt als gemakkelijke toegang tot bronnen. Politiek journalisten die kort voor de deadline nog een reactie willen toevoegen van een politicus, kunnen die gemakkelijk van Twitter halen (Broersma en Graham, 2016).

De reden dat academici zo geïnteresseerd zijn in brongebruik (Hijmans et al. 2009; Hijmans et al. 2011; Lewis et al. 2008a) is dat brongebruik in de literatuur vaak wordt gekoppeld aan journalistieke kwaliteit (Rennen, 2000; Carlson, 2009). Zoals Rennen (2000) het verwoordt: “Journalistiek is in velerlei opzichten een kwestie van bronnen. Zonder bronnen geen journalistiek en zonder goede bronnen geen goede journalistiek” (Rennen, 2000, p.1). Het is dan ook niet verwonderlijk dat hoe professioneler de pr-sector werd gedurende de twintigste eeuw, hoe meer wetenschappers zich gingen afvragen wat dat betekende voor de kwaliteit van de journalistiek, die zoals hierboven besproken een belangrijke rol speelt in de democratie (Prenger en Van Vree, 2004; Prenger, Van der Valk, Van Vree en Van der Wal, 2011). Onderzoek naar brontransparantie en brongebruik specifiek bij regionale en lokale media is in Nederland nog niet gedaan, maar onderzoek uit het buitenland geeft een weinig hoopgevend beeld (Franklin, 2006; O’Neil en O’Connor, 2008). Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat regionale journalisten in het Noorden van Engeland sterk leunen op vrij kleine groep officiële bronnen, meestal politici, lokale overheden, politiewoordvoerders, en lokale bedrijven (O’Neil en O’Connor, 2008). Burgers en lokale activisten werden zelden geciteerd (O’Neill en O’Connor, 2008). Bovendien bleek dat de overgrote meerderheid van de lokale nieuwsverhalen, 76 procent), gebaseerd was op slechts één bron. Bij slechts een kwart van de verhalen werden andere bronnen aangehaald, om zo alternatieve, soms tegengestelde informatie toe te voegen of het verhaal in een bredere context te plaatsen (O’Neill en O’Connor, 2008). Vanuit het economische perspectief dat hierboven is besproken is die grote afhankelijkheid van lokale media van officiële bronnen goed te begrijpen. Want als het gebruik van voorverpakte informatie van persbureaus en communicatieafdeling voornamelijk een manier is om kosten te drukken, dan zijn kleine redacties met weinig middelen (zoals vaak geldt voor regionale en lokale titels) sneller geneigd hier hun toevlucht toe te nemen (Lewis et al., 2008b).

(12)

1.4 Politieke journalistiek

Hierboven is uitgelegd hoe in de literatuur een link wordt gelegd tussen de kwaliteit van de journalistiek en het functioneren van de democratie en is besproken wat kan worden verstaan onder journalistieke kwaliteit. Gezien de nadruk op de rol van de journalistiek in een democratie, is niet verwonderlijk dat veel wetenschappers zich specifiek hebben geïnteresseerd in de politieke journalistiek (zie bijvoorbeeld McNair, 2000; Kuhn en Neveu, 2002). Sinds de jaren zestig hebben met name communicatiewetenschappers en politicologen zich bezig gehouden met de ontwikkelingen in de wereldwijde politieke verslaggeving (Aelbaek, Van Dalen, De Vreese, 2014; De Vreese, Esser en Hopmann, 2017; Kuhn en Nielsen, 2013). Hieronder worden drie van de belangrijkste ontwikkelingen die zij geïdentificeerd hebben besproken. Allereerst bespreek ik de trend dat verslaggevers sinds tweede helft van de twintigste eeuw steeds meer nadruk zijn gaan leggen op de interpretatie van de feiten, in plaats van op de feiten zelf, de zogenoemde interpretatieve turn (Barnhurst, 2014; Patterson 1993). Ten tweede besteed ik aandacht aan de personalisatie van politiek nieuws, de neiging van verslaggevers om steeds meer aandacht te besteden aan de individuele politici (Van Aelst, Schaefer, Hubé en Papathanassopoulos, 2017; Den Herder, 2013). Tot slot ga ik in op de steeds populairder wordende praktijk om de politiek te verslaan als een strategisch spel met winnaars en verliezers (Aalberg, Strömbäck en De Vreese, 2012; Banducci en Hanretty, 2014; Dimitrova en Kostadinova, 2013). Voor alle drie de concepten geldt dat ze een brede en wijdverspreide praktijk beschrijven, die in verschillende politieke contexten is getoetst. Onderzoek naar of deze trends ook terug te vinden zijn in de regionale politieke journalistiek ontbreekt echter veelal. Voor elk concept zal in kort worden besproken in hoeverre het te verwachten is dat zich op regionaal niveau vergelijkbare ontwikkelingen hebben voorgedaan. Die verwachtingen zullen worden getoetst in dit onderzoek naar regionale politieke verslaggeving.

1.4.1 Interpretatieve journalistiek

Zoals in de bovenstaande paragrafen uitgebreid aan bod is gekomen is onderzoek naar het functioneren van de journalistiek in Westerse landen in de academische literatuur geworteld in ideeën over de bijdrage van de journalistiek aan de democratie. Zoals besproken wordt er vanuit gegaan dat de politieke journalistiek verschillende rollen vervult, van het informeren van de stemgerechtigden over belangrijke thema’s en ontwikkelingen tot het aanjagen van debat en het delen van meningen.

Hoewel journalisten lange tijd die informatievoorziening als hun belangrijkste taak beschouwden, observeren wetenschappers sinds de loop van de twintigste eeuw een gestage verandering (Barnhurst, 2014; Patterson, 1993). Steeds meer politieke verslaggeving richt zich niet alleen op het informeren van burgers, maar houdt zich ook bezig met het interpreteren van gebeurtenissen en acties van politici (Barnhurst, 2014; Salgado en Strömbäck, 2012; Salgado, Strömbäck, Aalberg en Esser, 2017) Die nieuwe vorm van journalistiek, waarin niet alleen de feiten, maar ook de betekenis daarvan in een bredere context een grote rol spelen, wordt in de

(13)

literatuur aangeduid met de term ‘interpretatieve journalistiek’ (Barnhurst, 2014; Salgado en Strömbäck, 2012; Salgado et al., 2017).

Er zijn grote verschillen zijn in de manier waarop interpretatieve journalistiek wordt gedefinieerd en onderzocht, toch zijn de meeste wetenschappers het over een aantal dingen eens (Salagado en Strömbäck, 2012). Interpretatieve journalistiek is een vorm van journalistiek die voorbij gaat aan de op feiten gebaseerde en door bronnen gedreven journalistiek (Salgado en Strömbäck, 2012; Strömbäck en Luengo, 2008). Interpretatieve journalistiek bevat een duidelijkere journalistieke stem. Dat kan zijn doordat de journalist openlijk commentaar geeft op de gebeurtenissen, of doordat er meer ruimte is voor de achterliggende redenen en motivaties (Strömbäck, 2012). Waar traditionele nieuwsberichten vooral antwoord geeft op de vragen ‘wat’, ‘waar’, ‘wie’ en ‘wanneer’ (beschrijvende journalistiek), is er in interpretatieve journalistiek ruimte voor hoe- en waaromvragen (Patterson, 1993; Salgado en Strömbäck, 2012; Soontjens, 2008).

Al in 1993 bleek dat in de verslaggeving van de New York Times het aantal interpretatieve nieuwsberichten sinds 1960 drastisch was toegenomen ten koste van enkel beschrijvende nieuwsberichten (Patterson, 1993). Een trend die door verschillende onderzoekers wordt bevestigd (Barnhurst, 2014; Djerf-Pierre, 2008; Soontjens, 2019). Die toename in interpretatieve journalistiek is interessant omdat het, behalve een veranderende stijl, ook een veranderende perceptie van de rol van de journalist laat zien. Immers in meer interpretatieve artikelen neemt de journalist veel meer controle over de berichtgeving. Hij of zij schrijft niet meer alle meningen of analyses toe aan de bronnen die worden opgevoerd, maar neemt die, in elk geval voor een deel, voor eigen rekening (Salgado et al. 2017). Zoals Thomas Patterson dit principe verwoordde: “The interpretive style empowers journalists by giving them more control over the news message. (…) The descriptive style places the journalist in the role of an observer. The interpretive style requires the journalist to act also as an analyst. The journalist is thus positioned to give shape to the news in a way the descriptive style does not allow” (Patterson, 2000, pp. 250).

Onderzoek naar het effect van de interpretatieve trend op de mediaconsument is nog zeer beperkt. Maar er lijkt een samenhang te zijn tussen meer interpretatieve journalistiek en een negatievere toon in berichtgeving en verslaggeving vanuit een strategisch frame (Djerf-Pierre, 2008; Salgado en Strömback, 2012). Zoals ik later deze paragraaf nog zal bespreken zijn er aanwijzingen dat die ontwikkelingen samen kunnen leiden tot meer cynisme onder stemgerechtigden (zie bijvoorbeeld Albaek, Van Dalen, Jerbril en De Vreese, 2014). Toch moet er met dit soort suggesties heel voorzichtig worden omgesprongen. Niet in de laatste plaats omdat de exacte operationalisering van de verschillende concepten sterk verschilt per studie. Maar ook omdat, zoals Albaek en zijn collega’s aantonen, de resultaten van onderzoek sterk verschillen per mediumtype en per land. Zo kunnen er dus voor vergelijkbare concepten totaal verschillende trends en effecten worden gemeten, afhankelijk van de nationale context en het medium in kwestie (Albaek et al., 2014).

(14)

Het is onduidelijk of ook regionale politieke verslaggeving interpretatiever van aard is geworden in de afgelopen decennia, omdat onderzoek op regionaal niveau nagenoeg ontbreekt. Wel hebben in de Verenigde Staten verschillende wetenschappers hun zorg uitgesproken over het lokale nieuws dat er volgens hen maar zelden in slaagt om het nieuws te voorzien van uitleg en analyse (Barnhurst, 2014). Dat zou erop kunnen duiden dat interpretatieve journalistiek minder gebruikelijk is op regionaal en lokaal niveau, maar dit zal uitgebreider moeten worden onderzocht. Zelfs als dit geldt voor de Amerikaanse context, zoals bijvoorbeeld onderzoek van Adkins-Covert (2000) suggereert, dan is het de vraag of het ook voor Nederland opgaat. Studies tonen namelijk aan dat wat interpretatieve journalistiek betreft er grote verschillen zijn tussen de Europese context, waarin de journalistiek vaak interpretatief is, en de Amerikaanse context, waarin beschrijvende journalistiek ondanks een toename aan interpretatieve journalistiek nog steeds dominant is (Salgado en Strömback, 2012; Strömback en Dimitrova, 2006).

1.4.2 Personalisatie

Een van de meest onderzochte trends in politieke verslaggeving is personalisatie. Desondanks is het misschien ook wel het minst duidelijk gedefinieerde concept in de literatuur over politieke journalistiek. In studies over algemene journalistieke trends wordt de term personalisatie vaak gebruikt om toenemende aandacht voor persoonlijke verhalen en emoties in de media aan te duiden (Adkins-Covert, Ferguson, Phillips en Wasburn, 2000; Albaek et al., 2014). In onderzoeken naar politieke verslaggeving verwijst de term echter naar een steeds grotere focus op individuele politici, ten koste van politieke instituties zoals politieke partijen of regeringen (Van Aelst, Schaefer, Hubé en Papathanassopoulos, 2017; Den Herder, 2013). Personalisatie is een proces dat volgens veel wetenschappers is terug te voeren op de komst van de televisie (Blumler en Kavanagh, 1999; Den Herder, 2013; McAllister, 2007). Vanaf de jaren zeventig begonnen tv-debatten een steeds belangrijkere rol te spelen in de verkiezingen en zo kwam er geleidelijk meer aandacht voor de individuele politici die de debatten voerden (Van Aelst, Schaefer en Stanyer, 2012; Den Herder, 2013). Bovendien pasten politici in toenemende mate hun strategieën aan op de nieuwe visuele werkelijkheid die door de oprukkende populariteit van de televisie werd gecreëerd, waarmee ze het proces van personalisatie versnelden. Campagne-evenementen gingen vanaf de jaren zeventig meer en meer draaien om de politieke leiders in plaats van om de partij en het vermogen van politici om soepel om te springen met de media werd in de afgelopen decennia een belangrijk selectiecriterium voor politieke partijen (Shaefer, 2001).

Omdat personalisatie een complex proces is waarin meerdere parallelle ontwikkelingen een rol spelen, hebben onderzoekers ervoor gepleit het begrip op te delen en zo onderscheid te maken tussen verschillende vormen van personalisatie (Van Aelst et al., 2012; Den Herder, 2013). Zo differentiëren Van Aelst en collega’s (2012) tussen wat zij ‘individualisering’ en ‘privatisering’ noemen. Met individualisering bedoelen zij de shift in media-aandacht van politieke instituties naar individuele personen die we hierboven hebben besproken. Met privatisering doelen ze op de toenemende aandacht voor politici als privépersoon. Zoals de vraag of iemand een goede ouder is, wat voor hobby’s hij of zij heeft en waar hij of zij vandaan komt.

(15)

Voor zowel individualisering als privatisering geldt dat onderzoek vaak gemixte resultaten oplevert (Den Herder, 2013; McAllister, 2007; Kriesi, 2012). Zo concludeerde McAllister (2007) na een inhoudsanalyse van verkiezingsverslagen in vijf verschillende landen dat in Frankrijk, de Verenigde Staten, Australië en het Verenigd Koninkrijk de aandacht voor politieke individuen toenam, ten koste van de aandacht voor politieke partijen. Maar voor Canada vond hij geen bewijs voor een vergelijkbare trend. (Van Aelst et al., 2012). Ook de vergelijkende studie van Kriesi (2012) leverde gemixte resultaten op. Na zijn onderzoek naar de verslaggeving van landelijke verkiezingen in zes Europese landen tussen 1972 en 2007, concludeerde hij dat er vrijwel geen bewijs is voor een algemene personalisatietrend. Toch vond hij wel sterk bewijs voor toenemende aandacht voor politieke individuen in Nederland (Kriesi, 2012). Die aandacht voor politici nam in Nederland vooral toe van de jaren zeventig en midden jaren negentig, daarna bleef de situatie min of meer stabiel (Kriesi, 2012).

Dat wil niet zeggen dat personalisatie in Nederland in de jaren sinds het onderzoek van Kriesi per definitie geen nieuwe impuls heeft gekregen. Zoals gezegd analyseerde Kriesi de verslaggeving van Europese media tot 2007. Sindsdien is de dagelijkse praktijk van de politiek journalist dankzij de opkomst van de sociale media echter behoorlijk veranderd (Broersma en Graham, 2012). Sinds Twitter werd gelanceerd in 2006 zijn meer en meer journalisten én politici gebruik gaan maken van het sociale medium. Voor journalisten werd het een bron van informatie, een plek om niet alleen snel informatie te vinden over een gebeurtenis van ooggetuigen, maar ook de meningen van prominente opiniemakers en politici te peilen (Broersma en Graham, 2012). In 2015 zei 88 procent van de Nederlandse journalisten dagelijks gebruik te maken van Twitter voor de verslaggeving, in 2011 was dat nog minder dan de helft (Broersma en Graham, 2015). Bovendien bleek al in 2013 dat 93 procent de Nederlandse parlementsleden actief waren op Twitter (Broersma en Graham, 2015). Hoewel niet onderzocht is hoeveel gemeenteraadsleden en leden van de Provinciale Staten een account hebben op Twitter is het aannemelijk dat het ook onder die gelederen een populair platform is. Met de opkomst van Facebook en Instagram zijn er de laatste jaren bovendien nog meer manieren bijgekomen voor politici om zich als persoon te profileren. Fractievoorzitters als Jesse Klaver (GroenLinks) en Lilian Marrijnissen (SP) zetten dagelijks foto’s en korte filmpjes op Instagram om te delen waar ze mee bezig zijn geweest. Omdat is gebleken dat journalisten in toenemende tweets en andere uitingen op sociale media citeren (Broersma en Graham, 2012, Broersma en Graham 2015; Paulussen en Harder, 2014) is het aannemelijk dat met de groeiende activiteit van politici op sociale netwerken de aandacht voor hen als individuele personen ook is toegenomen.

Het is goed om hier nog op te merken dat veel onderzoek naar personalisatie van politieke verslaggeving zich richt op de verslaggeving van verkiezingen. Het is goed voor te stellen dat dit een vertekent beeld geeft in dit geval, aangezien de aandacht voor politiek en specifiek politieke personen (kandidaten) waarschijnlijk groter is dan gedurende andere jaren. Toch is er ook enige indicatie dat ook buiten verkiezingstijd het nieuws over politiek persoonlijker wordt. Zo keken Van Aelst en collega’s specifiek naar de personalisatie van politiek nieuws in zestien Westerse landen, buiten verkiezingstijd. Hoewel ook hun conclusie is dat de mate van

(16)

personalisatie sterk verschilt per land, is het duidelijk dat in de meeste landen de meerderheid van de politieke actoren die aan bod komen in nieuwsverhalen individuele politici zijn en geen partijen of andere instituties (Van Aelst et al., 2017).

Net als in het geval van interpretatieve journalistiek is nog niet onderzocht of een personalisatietrend ook in de regionale en lokale journalistiek terug te vinden is.

1.4.3 Politiek als strategisch spel

Een van de belangrijkste concepten in huidig onderzoek naar politieke verslaggeving is het

framen van de politiek als een strategisch spel. Met name in onderzoeken naar verslaggeving

van verkiezingen wordt vaak opgemerkt dat de politiek in toenemende mate wordt weergegeven als een strategisch spel waarin politici en partijen strategische afwegingen maken en kunnen winnen of verliezen (Aalberg, Strömbäck en De Vreese, 2012; Banducci en Hanretty, 2014; Dimitrova en Kostadinova, 2013).

Voordat we in gaan op de manier waarop politiek wordt geframed als een strategisch spel met winnaars en verliezers, is het goed om even stil te staan bij de betekenis van de term ‘framing’ in de context van mediastudies. Framing verwijst in mediastudies naar de manier waarop journalisten kaders aanbrengen in het nieuws, die vervolgens beïnvloeden hoe een lezer, kijker of lezer en nieuws begrijpt en interpreteert (De Vreese, 2005; Scheufele en Tewksbury, 2007; Semetko en Valkenburg, 2000). De aanname die hieronder ligt, geworteld in de sociologische theorieën van Goffman (1974), is dat de manier waarop een onderwerp wordt gepresenteerd, beïnvloedt hoe men er vervolgens over denkt (Sheufele en Tewksbury, 2007; Semetko en Valkenburg, 2000). Onderzoekers die zich bezighouden met het analyseren van nieuwsframes, bekijken welke selectie van nieuwsonderwerpen journalisten maken en welke aspecten van nieuwsonderwerpen de nadruk krijgen (Matthes, 2009). Dat doen ze door te kijken naar het gebruik van foto’s, de toepassing van stereotypen en metaforen, de actoren die erin voorkomen en de boodschap die zij overbrengen (Matthes, 2009).

Al sinds de jaren negentig merken wetenschappers op dat politieke verslaggeving, met name verslaggeving van verkiezingen in steeds grotere mate gaat over wie wint en wie verliest, en in steeds mindere mate over de inhoud van speeches en beleidsplannen (Banducci en Hanretty, 2014; Dimitrova en Kostadinova, 2013; Fallows, 1997; Patterson, 1993). Vaak wordt die ontwikkeling gelinkt aan het steeds professioneler worden van politieke campagnes en andere vormen van politieke communicatie (Aalberg et al. 2012; Fallows, 1997; Patterson 1993). Die toenemende professionalisering, gekenmerkt door een toename aan campagnemanagers en spindoctors, heeft ervoor gezorgd dat journalisten zich genoodzaakt voelen om onderliggende strategieën bloot te leggen (Aalberg et al., 2012). Zoals hierboven beschreven is, vinden de meeste journalisten dat hun professionaliteit van hen vraagt om onafhankelijk en kritisch te blijven. Verslag doen van de strategieën van politici en hun communicatieteam is een manier om die professionaliteit te behouden. Zoals Aalberg et al. (2012) het verwoorden: “By focusing

(17)

on strategic aspects of the political game, political reporters maintain an apparent stance of both independence and obectivity.” (Aalberg et al, 2012, p. 164).

Maar er zijn nog meer redenen waarom het game frame (of strategy frame) aan populariteit heeft gewonnen. Zo beschrijven verschillende studies hoe technologische ontwikkelingen en toenemende concurrentie onder de media er ook aan bij hebben gedragen dat politiek steeds vaker wordt gereduceerd tot de vraag: wie wint en wie verliest? (Aalberg et al, 2012; Iyengar, Norpoch en Hahn, 2004). Aalberg en collega’s (2012) schrijven, in navolging van Fallows (1997): Not only does the strategic game frame allow journalists to more easily produce stories on deadline, this approach also demands fewer resources than research into the substance of complex public policy debates.” Aalberg et al., 2012, p. 164). Opiniepeilingen zijn bijvoorbeeld makkelijk in een verhaal te voegen, en zorgen voor een zweem van wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid. Daarnaast leeft op veel redacties het idee dat focus op enkele beroemde personen ervoor zorgt dat een groter publiek kan worden bereikt. (Aalberg et al. 2012; Iyengar et al., 2004).

Het idee dat politiek journalisten steeds meer nadruk leggen op de strategische afwegingen van politici en steeds minder op beleidskwesties wordt in de literatuur breed gedeeld. Minder overeenstemming is er echter wanneer het gaat om het effect van die manier van verslaggeven. De meeste wetenschappers zijn ervan overtuigd dat het game frame of strategy frame negatieve gevolgen heeft voor de democratie, met name omdat het cynisme zou aanmoedigen (Capella en Jamieson, 1997; Patterson 1993; Semetko en Valkenburg, 2000). De focus op de strategie van politici benadrukt immers motieven gebaseerd op eigen belang, niet op wat gunstig is voor de gehele gemeenschap (Aalbert et al., 2012).

Voor die aanname is ook zeker enig bewijs (De Vreese, 2004; Shehata, 2014). Zo bleek uit bijvoorbeeld uit een Nederlands onderzoek van De Vreese (2004) dat mensen die televisienieuws te zien kregen over de EU vanuit een game frame perspectief significant negatiever dachten en spraken over het voorgestelde beleid dan mensen die een fragment te zien kregen dat meer ging over de inhoud en minder over de verschillende spelers en hun afwegingen. (De Vreese, 2004). Toch zijn er net zo goed onderzoeken die bijvoorbeeld aantonen dat opiniepeilingen ook een positief effect kunnen hebben over hoeveel stemgerechtigden vooraf afweten van de verkiezingen waarvoor ze naar het stemhokje gaan (Mayer en Potter, 1998; Irwin en Van Holsteyn, 2008). Mede daarom concludeert Newton (2006) dat de negatieve effecten van het framen van politiek als een strategisch spel schromelijk worden overdreven (Newton, 2006).

Juist vanwege de gemengde resultaten van eerdere onderzoeken naar de effecten van het framen van politiek als een strategisch spel met winnaars en verliezers, pleiten Aelberg en collega’s. (2012) voor een conceptueel onderscheid tussen wat zij noemen het ‘game frame’ en het ‘strategy frame’. Door beide frames als zelfstandige concepten te behandelen hopen ze op termijn meer te kunnen zeggen over de verschillende effecten die de frames hebben op stemgerechtigden en op de democratie in het algemeen (Aalberg et al. 2012). Onder het game frame scharen Aalberg en collega’s het gebruik van opiniepeilingen, het noemen van

(18)

verkiezingsuitslagen, spreken over winnaars en verliezers en het gebruik van oorlogstaal of taal uit de sport. Onder het strategy frame vallen daarentegen alle nieuwsberichten die ingaan op campagnestrategieën en tactieken, de motieven van politici of partijen om bepaalde acties te ondernemen, de persoonlijkheid en stijl van politieke partijen of politici of die de rol van de media in de politiek bespreken (Aelberg et al., 2012). In 2017 brachten de auteurs een studie uit waarin ze voor beide frames een aparte codeerde en controleerde (De Vreese, Esser en Hoppmann, 2017). Opvallend genoeg bleek de correlatie tussen de twee frames zo sterk dat de auteurs in hun resultaat uiteindelijk alsnog spreken over één overkoepelend frame, het ‘game strategy frame’ (De Vreese, Esser en Hoppmann, 2017).

Of het game frame en het strategy frame ook in regionale context worden toegepast op politiek nieuws, en of ook regionale media daar meer en meer gebruik van zijn gaan maken is nog onvoldoende onderzocht. Verschillende Amerikaanse auteurs (Lawrence, 2000, Patterson, 1993) beargumenteren dat het waarschijnlijk is dat de praktijk om politiek nieuws te framen als een politiek spel in Washington is begonnen en om die reden vooral in nationaal nieuws terugkomt. Toch ontbreekt empirisch bewijs om die beredenering te onderbouwen. Bovendien heeft recenter onderzoek laten zien dat de gehele communicatiebranche, ook die in gemeentes en provincies steeds professioneler is geworden (Prenger et al., 2011). Ook gemeentes en provincies hebben woordvoerders in dienst voor de bestuursvoorlichting en ook lokale fracties van partijen runnen professionele campagnes met lokale campagneleiders en woordvoerders (Prenger et al., 2011). Als de professionalisering van de politieke communicatie op landelijk niveau een impuls heeft gegeven aan de opkomst van het game frame en het strategy frame, dan is met dezelfde logica te beredeneren dat de recentere professionalisering van de lokale en regionale politieke communicatie een paar jaar later, ervoor heeft gezorgd dat lokale en regionale media het frame vaker zijn gaan toepassen.

1.5 De crisis van de (regionale) dagbladjournalistiek

Gedurende de afgelopen decennia hebben kranten het zwaar gekregen (Pickard 2011; Reinardy 2011; Siles en Bockzkowksi, 2012). Oplagen daalden, ontslagen volgden en de overgebleven journalisten moesten met steeds minder middelen steeds meer werk doen (Reinardy, 2011). Dit heeft ertoe geleid dat steeds meer wetenschapers de afgelopen jaren zijn gaan spreken over een ‘crisis in de dagbladjournalistiek’ (Pickard 2011; Siles en Boczkowski, 2012). In deze paragraaf bespreek ik wat die crisis inhoud en hoe die zich manifesteert in de dagelijkse prakrijk. Bovendien bespreek ik de oplagedalingen van regionale kranten in Nederland en bespreek ik onderzoek dat is gedaan naar de gevolgen hiervan op de verslaggeving van regionale kranten. 1.5.1 Dalende oplage, kleinere redacties, grote technologische veranderingen

De zogenoemde ‘crisis van de dagbladjournalistiek’ wordt veroorzaakt door de samenloop van drie parallelle ontwikkelingen, blijkt uit de literatuur (Meyer, 2009; Picard, 2008; Picard 2014; Siles en Boczkowski, 2012; Rubado en Jennings, 2019). Ten eerste daalden de advertentie-inkomsten van kranten wereldwijd gedurende de afgelopen decennia in rap tempo (Picard,

(19)

2008; Meyer, 2009). Omdat kranten hun hele businessmodel hadden ingericht op die advertentie-inkomsten waren de gevolgen van die dalende inkomsten snel voelbaar (Picard, 2014; Siles en Boczkowski 2012). Vanaf 2008 werd dit proces nog eens versterkt door de wereldwijde financiële crisis (Siles en Boczkowski, 2012). Ten tweede heeft de komst van het internet dagbladen met nieuwe uitdagingen opgezadeld. Eén dagelijkse krant was niet langer genoeg, nieuwsorganisaties gingen steeds meer hun best doen om hun publiek 24/7 van informatie te voorzien (Reinardy, 2011). Die omschakeling van één papieren krant, naar een online platform waar mensen altijd en overal naartoe kunnen voor het laatste nieuws, verliep bij veel kranten moeizaam (Paulussen, 2016). Ze moesten op zoek naar nieuwe verdienmodellen, en verloren opnieuw advertentie-inkomsten. Dit omdat door de groeiende populariteit van het internet ook de advertentiemogelijkheden voor bedrijven groeiden (Picard, 2014; Siles en Boczkowski, 2012). Tot slot hangt de crisis in de dagbladjournalistiek volgens sommige auteurs samen met een verminderd vertrouwen in journalisten en de media waarvoor zij werken (Meyer, 2009; Siles en Boczkowski, 2012). Het argument van veel wetenschappers luidt dat met de toegenomen concurrentie van nieuwe media, mensen meer mogelijkheden krijgen om nieuws en gekozen perspectieven te vergelijken. Dat zou kunnen leiden tot meer cynisme (Ibid, 2012).

De crisis is het meest duidelijk zichtbaar in dalende oplagecijfers. Vaste lezers van kranten nemen wereldwijd af (Pickard, 2011; Siles en Boczkowski, 2012). Met name jonge lezers zijn steeds minder geneigd dagelijks de krant te lezen (Lauf, 2010). Toch zijn er meer tekenen die wijzen op de gevlogen van wat wetenschappers zo vaak betitelen als ‘de crisis’ (Reinardy, 2011). Onderzoek toont aan dat in verschillende landen het aantal ontslagen bij dagbladen toenam gedurende het eerste decennium van de 21ste eeuw, en dat tegelijkertijd de kranten te maken hadden met een afname in middelen (Siles en Boczkowski, 2011). Het is hierbij belangrijk om op te merken dat met de afname van journalisten, voornamelijk wordt bedoeld: de afname van journalisten in vaste dienst. Die afname van vaste banen in de journalistiek heeft ertoe geleid dat wereldwijd steeds meer journalisten als freelancer zijn gaan werken, of gebruik maken van oproepcontracten (Edstrom en Ladendorf, 2012). Dat neemt niet weg dat de werkdruk voor journalisten, zowel van die journalisten die op freelancebasis voor vaak lage tarieven klussen doen, als die van mensen in vaste dienst, behoorlijk is verhoogt. Met minder (vaste) mensen moet immers vaak meer werk worden verricht. Niet alleen moet dagelijks een krant verschijnen, ook de website moet elk moment van de dag actueel zijn (Reinardy, 2011). Dat heeft invloed op de inhoud van de krant. Zoals hierboven al is benoemd zijn kranten gebruik gaan maken van voorverpakt nieuws, nieuwsberichten van persbureaus of persberichten van bedrijven of overheidsinstanties. Voorverpakt nieuws is voor journalisten aantrekkelijk vanwege de efficiëntie. Het is een manier om met minder mensen toch meer te kunnen produceren (Siles en Boczkowski, 2011). Bovendien signaleren onderzoekers dat door de afname van journalisten er minder vaak journalisten aanwezig zijn bij politieke vergaderingen. Of dat nou op nationaal, regionaal of lokaal niveau is (Ibid, 2012).

Wetenschappers die schrijven over de crisis van de dagbladjournalistiek, spreken vaak ook hun zorg uit over het effect ervan op de democratie. Die zorgen zijn het grootst waar het de toekomst van de lokale democratie betreft (Rubado en Jennings, 2019; Wahl Jorgensen, 2019). Want

(20)

zoals Wahl-Jorgensen (2019) schrijft, zijn er grote verschillen wat betreft de impact van de crisis op nationale kranten en kranten in grote steden en de impact die lokale en regionale titels ondervinden. Zoals zij het verwoordt: “While the closure or abandonment of major urban newspapers tends to receive significant attention, the hidden big story is the growing trends of cuts, consolidation and closure of local titles” (Wahl-Jorgensen, 2019, p. 163). Vandaar dat de komende parafen zal gebruiken om uit te leggen hoe de crisis van de dagbladjournalistiek zich op regionaal niveau in Nederland heeft gemanifesteerd, en wat eerder onderzoek naar die crisis heeft uitgewezen.

1.5.2 De regionale dagbladjournalistiek in Nederland

Al jaren wordt er met zorg gesproken over de staat van de regionale journalistiek in Nederland. De oplagecijfers van regionale dagbladen dalen al sinds de jaren tachtig gestaag (Buijs, 2014). In 1981 was de totale oplage van de regionale dagbladen nog 2,3 miljoen (Buijs, 2014), in 2017 was dat gedaald naar ruim 1,2 miljoen (Bakker en Kik, 2018). De laatste twee decennia is de daling van de oplagecijfers in een stroomversnelling terechtgekomen. Sinds 2001 daalde de totale oplagecijfers van regionale kranten met 48 procent (Bakker en Kik, 2018).

Ook het aantal regionale titels daalde in die periode. Waren er in 2001 nog dertig verschillende regionale dagbladen (Bakker en Kik, 2018), vandaag de dag zijn dat er volgens het Handboek Nederlandse pers, een online database, nog 24 (Handboek Nederlandse Pers, 2020). Veertien van de 24 regionale dagbladen hebben behalve een regionale kernkrant ook nog verschillende lokale edities (Handboek Nederlandse Pers, 2020). Zo brengt Tubantia, een regionale krant in Twente, maar liefst zes verschillende lokale versies van de krant uit. Eén voor de achterhoek, één voor de regio Almelo, één voor de regio Enschede, één voor de regio Hengelo, één voor de regio Oldenzaal en één voor West Twente (Handboek Nederlandse Pers, 2020).

Bron: Stimuleringsfonds voor de journalistiek

(21)

Bijna twee derde van de regionale markt is in handen van één Vlaams-Nederlandse uitgever (Bakker en Kik, 2018). DPG Media (Tot mei 2019 bekend onder de naam De Persgroep), bezit 63 procent van de markt. Het mediahuis, de eveneens Vlaamse uitgever die in 2017 ook de voorheen zelfstandige Telegraaf Mediagroep (TMG) overnam, bezit met titels als De Limburger en het Noordhollands Dagblad 23 procent van de markt. De Noordelijk Dagblad Combinatie (NDC) is goed voor 13 procent. BDU Media, de uitgever van de Barneveldse krant heeft één procent van de regionale markt in handen (Bakker en Kik, 2018)

1.5.3 Verschraling van het regionale nieuwsaanbod

De oplagedaling in combinatie met de monopolievorming van grote uitgeverijen als DPG Media is in de afgelopen twee decennia regelmatig aanleiding geweest voor wetenschappelijk onderzoek (Bakker en Kik, 2018; Kik, Bakker en Buijs, 2013; Landman, Kik, Hermans en Hietbrink, 2015; Lauf en Negenborn, 2009). Daaruit bleek bijvoorbeeld dat ‘ongeveer de helft van het nieuws van alle regionale en lokale media die berichten over gemeenten gaat over ‘veiligheid’ (112-berichten) en ‘cultuur en vrije tijd’ (de lokale uitgaansagenda) (Bakker en Kik, 2018, p. 2). Ongeveer een kwart bleek te gaan over lokale politiek. Thema’s als onderwijs en migratie kregen daarentegen weinig aandacht (Bakker en Kik, 2018).

Ook werd duidelijk dat waar het de politieke verslaggeving van de lokale en regionale journalistiek betreft het voor de nieuwsconsument nogal uitmaakt of hij in een grote of een kleine gemeente woont (Bakker en Kik, 2018; Landman et al. 2015). In gemeenten met veel inwoners bieden de regionale en lokale media context en achtergrond (Bakker en Kik, 2018). Bovendien krijgen inwoners van middelgrote en grote gemeenten in verhouding vaker politiek nieuws voorgeschoteld waarin twee of meer bronnen worden aangehaald. In kleine gemeenten krijgen inwoners vaker berichten te zien of te lezen met waarin slechts één bron wordt geciteerd,

(22)

of waarin de bron niet traceerbaar is (Bakker en Kik, 2018). In kleine gemeenten bestaat bovendien twee derde van de bronnen die in het nieuws naar voren komen uit lokale politici of gemeente woordvoerders (Bakker en Kik, 2018).

Het is dus duidelijk dat de lokale politieke verslaggeving, zeker in de kleine gemeenten, achtergrond en context mist. Maar onduidelijk is of dit ooit anders is geweest. Het hierboven aangehaalde onderzoek van Bakker en Kik geeft geen antwoord op vragen als: is het een relatief nieuwe ontwikkeling dat in nieuwsberichten in kleine gemeenten maar zelden onafhankelijke duiders aan het woord komen? Loopt deze ontwikkeling parallel aan de verschraling van het nieuwsaanbod op lokaal en regionaal niveau?

Onderzoek naar de regionale journalistiek in Nederland bleef vooralsnog nogal aan de oppervlakte. Toch is het duidelijk dat het Nederlandse regionale nieuwsaanbod verschraalt. Nederlanders hebben weliswaar gemiddeld 29 nieuwsmedia beschikbaar die lokaal nieuws brengen over hun regio, maar slechts veertig procent van die media brengt ook daadwerkelijk zelfgeproduceerd nieuws (Kik, Bakker en Buijs, 2013). Veel websites die lokaal nieuws brengen zijn zogenoemde ‘aggregatiewebsites’, die nieuws over een bepaalde regio van andere bronnen halen en bij elkaar op één website zetten (Kik, Bakker en Buijs, 2013). Zelfs al nam het aanbod aan nieuwsmedia die lokaal nieuws brengen sinds de jaren tachtig toe, vooral sinds de komst van het internet, de berichten werden gemiddeld korter en minder exclusief (Lauf en Negenborn, 2009). Toch is het huidige onderzoek onvoldoende om echt inzicht te krijgen in wat de crisis van de dagbladjournalistiek aan veranderingen teweeg heeft gebracht waar het de inhoud van de regionale verslaggeving betreft.

1.6 Conclusie: ruimte voor meer onderzoek

Zoals de bovenstaande paragrafen laten zien is er de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de staat van de journalistiek in Westerse democratieën (Hanitzsch en Vos, 2018; Josephi, 2013; McNair, 2009; Williams, Harte en Turner, 2015). Het idee dat de journalistiek essentieel is voor het functioneren van de democratie is wijdverspreid en ligt ten grondslag aan veel wetenschappelijk onderzoek, zeker aan onderzoek dat zich richt op politieke verslaggeving (Albaek et al., 2014; Esser, Strömbäck en De Vreese, 2012). Ook wetenschappers die zich de afgelopen decennia hebben beziggehouden met de regionale journalistiek deden dit veelal vanuit het idee dat regionale kranten, omroepen en websites onmisbaar zijn voor de lokale en regionale democratie (Franklin 2006, Rubado en Jennings, 2019; Wahl-Jorgensen, 2019). Want waar moet de burger zijn of haar keuze bij de gemeenteraadsverkiezingen of de Provinciale Statenverkiezingen anders op baseren?

Ondanks de interesse in die maatschappelijke functie van de regiojournalistiek, ontbreekt in Nederland diepgravend onderzoek naar hoe de regionale dagbladjournalistiek zich in de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Hoewel bijvoorbeeld uit onderzoek is gebleken dat journalisten in Nederland en Vlaanderen sterk afhankelijk zijn van voorverpakt nieuws

(23)

(Hijmans et al. 2009; Hijmans et al. 2011), is nooit onderzocht of dit ook geldt voor de regionale (politieke) journalistiek.

Hetzelfde geldt voor studies naar trends in de politieke verslaggeving. Hoewel aangetoond is dat, ook in Nederland, in de politieke verslaggeving steeds meer nadruk is komen te liggen op individuele politici, ten koste van aandacht voor politieke instituties (De Vreese, Esser en Hopmann, 2017; Kriesi, 2012), is nooit gekeken of we ook op regionaal niveau kunnen spreken van de personalisatie van politiek nieuws. Net zo goed als nooit onderzocht is of de interpretatieve turn die onderzoekers als Patterson (1993) al in de jaren negentig van de vorige eeuw signaleerde, ook terug te vinden is in de Nederlandse regionale verslaggeving. Noch is duidelijk of ook op regionaal niveau politiek vaak wordt geframed als strategisch spel, zoals dat in de nationale verslaggeving in zoveel Westerse democratieën gebruikelijk lijkt (Aalberg, Strömbäck en De Vreese, 2012; Banducci en Hanretty, 2014; Dimitrova en Kostadinova, 2013). Hoewel evident is dat de crisis in de dagbladjournalistiek waar wetenschappers als Siles en Bockzowoski (2012) ook in Nederland de dagelijkse praktijk van regionale verslaggevers heeft veranderd (Buijs, 2014), is nog onvoldoende onderzocht of de dalende oplagecijfers in combinatie met een grotere publicatiedruk door het steeds grotere belang van online journalistiek behalve een hogere werkdruk (Reinardy, 2011) ook inhoudelijke veranderingen in de verslaggeving teweeg hebben gebracht. Het is duidelijk dat met name kleine gemeenten het met steeds minder regionale en lokale bronnen van informatie moeten doen (Bakker en Kik, 2018; Landman et al. 2015), maar naar de inhoudelijke kenmerken van de informatie die regionale kranten bieden, is nog nauwelijks gekeken. Laat staan dat duidelijk is hoe de politieke verslaggeving van die kranten is veranderd. Terwijl juist de politieke verslaggeving interessant is om te bestuderen, wanneer je ervan uitgaat dat de informatie die burgers krijgen over het reilen en zijlen van de lokale en regionale politiek bepalend is voor de keuze die zij in het stemhokje maken. Het doel van dit onderzoek is dan ook om meer inzicht te krijgen in hoe de politieke verslaggeving van regionale kranten gedurende de afgelopen vijftien jaar is veranderd.

1.7. Onderzoeksvragen

Dit onderzoek bouwt voort op de literatuur die hierboven is besproken. Het doel is om enkele van de gaten die aan bod zijn gekomen in te vullen. Daarvoor is gekeken naar de politieke verslaggeving van drie regionale kranten. De hoofdvraag luidt: Hoe is de politieke verslaggeving van het Brabants Dagblad, PZC en Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar? Op basis van de bestaande literatuur is die vraag onderverdeeld in vijf deelvragen. Allereerst zal worden gekeken naar de algemene kenmerken van de politieke verslaggeving zoals het percentage ten opzichte van de totale verslaggeving, de gebruikte genres en de meest voorkomende onderwerpen. Vervolgens zal er, naar aanleiding van de besproken literatuur over brongebruik (Hijmans et al., 2011; Lewis, Williams en Franklin, 2008a) worden gekeken hoeveel bronnen er per artikel worden aangehaald, en wat voor soort bronnen domineren. Vervolgens zal er, in navolging van Patterson (1993) en Strömbäck en Luengo (2008) worden gekeken naar de dominante stijl in het artikel. Blijft het in het artikel bij een beschrijving van

(24)

de gebeurtenis? Of neemt de journalist de ruimte om de situatie te analyseren en eventueel te becommentariëren? Ook zal worden gekeken of er sprake is van personalisatie van politiek nieuws. Krijgen lokale en regionale politici net als hun landelijke collega’s steeds meer media-aandacht? Tot slot zal worden geanalyseerd of het veelgebruikte frame ‘politiek als strategisch spel’ ook in de regionale verslaggeving terug te vinden is. Hieronder een overzicht van de deelvragen per thema. In het volgende hoofdstuk ga ik in op hoe deze vragen met behulp van een inhoudsanalyse zijn beantwoord.

Algemeen:

- Hoe zijn de algemene kenmerken van de politieke verslaggeving van BD, PZC en Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar?

Brongebruik:

- Hoe is het brongebruik in de politieke verslaggeving van BD, PZC en Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar?

Dominante stijl:

- Hoe is de dominante stijl van de politieke verslaggeving van BD, PZC en Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar?

Personalisatie:

- Hoe is de op landelijk niveau aangetoonde personalisatietrend terug te vinden in de politieke verslaggeving van BD, PZC en Tubantia?

Politiek als strategisch spel

- Hoe is het op landelijk niveau veelgebruikte frame ‘politiek als strategisch spel’ terug te vinden in de politieke verslaggeving van BD, PZC en Tubantia?

(25)

Hoofdstuk 2: Methode

Dit onderzoek gaat over veranderingen in de politieke verslaggeving van regionale kranten gedurende de afgelopen decennia. Zoals in het theoretisch kader duidelijk is geworden wordt de journalistiek, en in het bijzonder de politieke journalistiek, zeer belangrijk geacht voor het functioneren van (lokale) democratieën (Hanitzsch en Vos, 2018; Josephi, 2013; McNair, 2009). De dalende oplagecijfers en advertentie-inkomsten bij regionale dagbladen is dan ook vaak reden tot zorg bij wetenschappers en overheden (Wahl-Jorgensen 2019; Bakker en Kik, 2018). Desondanks is er, zeker in de Nederlandse context, te weinig onderzoek gedaan naar of, en zo ja op welke manier, de regionale politieke verslaggeving veranderd is. Dit onderzoek richt zich daarom op de inhoudelijke veranderingen in de politieke verslaggeving van drie Nederlandse regionale kranten. De hoofdvraag luidt: Hoe is de politieke verslaggeving van het Brabants Dagblad, PZC, De Gelderlander en Tubantia veranderd gedurende de afgelopen vijftien jaar?

Om die vraag te kunnen beantwoorden is een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd, gebaseerd op thema’s die ontleend zijn aan eerdere literatuur. Zo is gekeken naar de veranderingen wat betreft brongebruik, maar is ook onderzocht of bepaalde ontwikkelingen die in de landelijke politieke journalistiek evident zijn, zoals personalisatie (Den Herder, 2013; McAllister, 2007; Kriesi, 2012), ook terug te vinden zijn op regionaal niveau. Omdat dit onderzoek geïnteresseerd is in veranderingen over tijd, is de inhoudsanalyse een zeer geschikte methode. Een kwantitatieve inhoudsanalyse kan immers inzicht geven in patronen in de tekst en vanwege het volume ervan volgen hoe die zich ontwikkelen (Denscombe, 2010; Koetsenruiter en van Hout, 2018; Wester 2006). Toch is het goed om hier alvast op te merken dat hoewel het onderzoek wordt gedaan in de context van de zo vaak benoemde ‘crisis van de journalistiek’ een inhoudsanalyse onmogelijk inzicht kan geven in de vraag of dalende oplagecijfers en advertentie-inkomsten ook een directe oorzaak zijn van de veranderingen die in deze studie zijn gevonden. Net zo min als een inhoudsanalyse met zekerheid kan zeggen wat de gevolgen zijn van de gevonden veranderingen op de gezondheid van de regionale en lokale democratieën. Een kwantitatieve inhoudsanalyse zegt immers uitsluitend iets over het journalistieke eindproduct en vergaart geen kennis over het maakproces ervan (Koetensruiter en van Hout, 2018). Desondanks kan een inhoudsanalyse wel richting geven aan toekomstig onderzoek. Een idee van de inhoudelijke veranderingen is nodig om te bepalen welke vragen we in de toekomst kunnen stellen. Vervolgonderzoek kan dan uitwijzen waar die veranderingen vandaan komen en wat ze teweeg kunnen brengen.

2.1 Corpus

Dit onderzoek richt zich op de politieke verslaggeving van drie regionale dagbladen in Nederland, Tubantia, De Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) en het Brabants Dagblad, tussen 2003 en 2019. Omdat het niet mogelijk is om voor alle drie de kranten alle verslaggeving gedurende de afgelopen zestien jaar te onderzoeken, is gekozen voor drie peiljaren, te weten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bereken de absolute en relatieve meetonzekerheid van deze meting en geef het resultaat in de juiste notatie. Meting herhalen (zelfde monster,

Op de website van OPTA vindt u een handreiking voor het naleven van deze verplichtingen: http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2967 OPTA heeft

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Uit het totaalbeeld van deze analyse blijkt dat er een middelmatige correlatie is tussen de gevoelsmatige binding met een bepaalde plaats en de interesse in (nieuws)artikelen uit

Het valt ook op dat 39 procent van de mensen die een euthanasie aanvragen, verkiezen thuis te sterven, terwijl normaal slechts een vierde van de mensen