OP ZOEK NAAR DE GRENZEN VAN MULTICULTUREEL NEDERLAND
Multicultureel
Paul Scheffer snijdt in zijn artikel 'Het multiculturele drama' twee kwesties aan
drama voor
uitverkochte zaal
zijn nog steeds inaanzien-lijke mate werkloos of ar-beidsongeschikt. De tweede generatie die in Ne
-die slechts zijdelings ver-band met elkaar houden. Een kwestie is de economi-sche integratie van migran-ten die naar het oordeel van Scheffer weinig voorspoe-dig verloopt. De andere kwestie is die van de weinig zelfbewuste houding die Nederland aanneemt te-genover de gei:mporteerde culturen. Over beide kwes-ties is Scheffer somber
ge-CARLO VAN PRAAG derland deelneemt, bereikt aan het onderwijs welis-waar een veel hoger oplei-dingsniveau dan de eerste generatie, maar presteert aanmerkelijk minder dan de autochtone N ederlandse leerlingen. Door een te ge-ringe blootstelling aan de Nederlandse taal in de vroege levensjaren en door Naar aanleidinB van bet artikel
'Het multiculturele drama' van publicist en oud-wBs-medewerker Paul Schdfer, verschenen
in NRCHandelsblad op 29 januari 2000,
is een hiftiB publiek debat over de arenzen van multicultureel Nederland ontstaan. Ook s &.o wil hieraan in dit nummer bijdraaen.
stemd. Ik ga tot op zekere hoogte met hem mee. Het naoorlogse Nederland was decennia lang verwikkeld in een proces van democratisering en ni-vellering. In de loop van de jaren zeventig bereikte de verzorgingsstaat zijn voile omvang en de inko-mensongelijkheid zijn laagste waarde. Juist in die pe-riode diende zich echter een nieuwe maatschappe-lijke achterhoede aan. De arbeidsmigratie uit het Middellandse-Zee-gebied zette, ondanks beper-kende maatregelen van de regering, door en de mi-granten lieten hun gezinnen overkomen daarmee te kennen gevend dat zij blijvers waren. De massa-im-migratie rond de dekolonisatie van Suriname voegde zich daarbij. De migranten waren grotendeels laag opgeleid. Met het verdwijnen in Nederland van grote hoeveelheden industriearbeid sloeg de werk-loosheid onder hen toe. De Surinamers zijn door deze ontwikkeling overigens minder geraakt dan de Turken en Marokkanen; zij vertoonden naar hun so-ciale achtergrond een meer gevarieerd beeld. Door diverse oorzaken was echter ook hun sociale positie tamelijk laag.
Wij kampen in deze tijd van hoogconjunctuur nog steeds met de erfenis van deze migratiestromen en juist het feit dat het de meesten van ons steeds beter gaat, vergroot onze gevoeligheid voor reste-rende sociale ongelijkheid. De migranten van toen
een tekort schietende in-structieve kwaliteit van de opvoeding in het gezin, arriveren deze kinderen op school met een achters-tand die zij gewoonlijk niet meer inlopen.
De migranten en hun nazaten wonen voorname-lijk in de grote steden en daarbinnen in wijken waar zij zelf de meerderheid beginnen te vormen. De scholen zouden daar 'zwart' zijn, ook zonder dat de autochtonen hun kinderen bewust aan deze scholen zouden onttrekken. Dat een groot deel van de al-lochtone kinderen is aangewezen op dergelijke con-centratiescholen, doet hun zaak geen goed. De tweede generatie lijdt nog steeds onder een hoge werkloosheid; hun werkloosheid is niet eens lager dan die van hun ouders. Discriminatie op de arbeids-markt speelt daarbij een rol, naast de voortijdige uit
-stroom uit het onderwijs en de op een te laag niveau behaalde diploma's. Veel van de vooruitgang die de tweede generatie desondanks boekt, wordt aan het oog onttrokken door de voortgaande immigratie die steeds een verse, meestal slecht op Nederland voor
-bereide, eerste generatie van migranten op de been houdt. De achterstand van de allochtonen als cate-gorie wordt ook daardoor bestendigd.
Scheffer maakt van de allochtone achterstand te-recht een probleem en hij hamert al even terecht op het belang van een grondige Nederlandse-taalver-werving. De Nederlandse regering kan in deze
116
s &..o 3 2ooo
ter noch gebrek aan visie, noch nalatigheid worden verweten, zoals haar critici vaak maar al te routineus doen. Aan het begin van de jaren tachtig stelde zij al een volstrekt heldere diagnose: de verschillende al-lochtone groepen die Nederland op dat moment herbergde, kwamen overeen in het feit dat zij een duurzame sociale achterstand op de overige bevol-king dreigden op te lopen en om dit risico te bezwe-ren, riep de regering een minderhedenbeleid in het Ieven dat in grote lijnen een achterstandsbeleid voor allochtonen was. Extra onderwijs aan kinderen in de Nederlandse taal vormde daarvan een belangrijk on-derdeel. Voor nieuwe
im-De reacties op dit onderdeel van Scheffers artikel zijn in het algemeen weinig vleiend. Een soortgelijk betoog van Bolkesteins riep in 1991 eveneens veront-waardiging op. De verwijten zijn in beide gevallen dezelfde. De westerse cultuur is niet beter dan een willekeurige andere cultuur; de westerse cultuur is zelfs minder waardevol dan bij voorbeeld de islarniti-sche cultuur, want wij zorgen niet voor onze bejaarde ouders en de criminaliteit is hier hoger. De westerse cultuur bestaat trouwens helemaal niet en de islarni-tische cultuur bestaat evenmin. Beide 'culturen' her-bergen immers een veelheid aan gebruiken, opvat-migranten is er nog niet zo
lang (en rnisschien inder-daad aan de late kant) het inburgeringsbeleid en ook daarin speelt het onderwijs in de Nederlandse taal een hoofdrol. Men kan de rege-ring hooguit verwijten dat zij het, geheel naar de mode van de dag, aan gemeenten, scholen en andere lokale
Wij kampen in deze tijd van
hoosconjunctuur nos steeds met de
eifenis van deze miaratiestromen
enjuist het Jeit dat het de meesten van
tingen en levensstijlen! Het contrast dat Scheffer ons voorschotelt, is misleidend en tendentieus.
Aan de manier waarop ik deze verwijten voor het voetlicht breng, merkt de lezer wellicht dat ik er niet door ben gei:mponeerd. Mijn sympathie ligt eerder bij Scheffer dan bij zijn
cri-ons steeds beter aaat, versroot onze
sevoelisheid voor resterende sociale
onselijkheid.
instanties overlaat om dit beleid vorm te geven en dat zij daarbij de nationale reikwijdte van de proble-matiek onvoldoende recht doet.
Scheffer snijdt zoals gezegd in zijn essay een tweede kwestie aan die bij hem nauw verweven is met de eerste. De auteur vraagt zich af of de emancipatie van minderheidsgroepen wei gediend is met de koestering van hun eigen identiteit en of de islam niet een struikelblok is op de weg naar integratie. Hij schildert het multiculturalisme af als een gemak-zuchtige ideologie en distantieert zich van de 'apo-logeten van de diversiteit'. Hij plaatst vraagtekens bij onderdelen van het minderhedenbeleid als het onderwijs in eigen taal en cultuur en het intercultu-reel onderwijs. Hij roept ten slotte op tot een groter nationaal zelfbewustzijn. Niet aileen onze taal, maar ook onze geschiedenis en onze westerse waarden zouden op een wat indringender manier uitgedra-gen kunnen worden onder allochtone medeburgers. Wij moeten er bij voorbeeld niet op vertrouwen dat de islam zich gemakkelijk in de Nederlandse samen-leving laat absorberen. De islarnitische opvattingen over de rol van de godsdienst in het openbare Ieven verschillen nogal van de onze en culturele botsingen zijn veel frequenter dan welwillende intellectuelen in hun comfortabele suburbs denken.
tici. Natuurlijk bestaat er in het westen een grote culturele diversiteit en is het moeilijk om de westerse of de Nederlandse cultuur te definieren. Dat wil niet zeggen dat een dergelijke cultuur niet bestaat. Zij drukt zich uit in onze insti-tuties, in de rechten van individuen, in de behande-ling van politieke tegenstanders door de regering en door de politiele omgang met echte of vermeende wetsovertreders. Natuurlijk zijn er allerlei richtin-gen binnen de islam en mogelijk zelfs vrijzinnige stromingen; ze komen aileen wel erg moeilijk hoven! De vrijzinnige moslims moeten eigenlijk naar het westen migreren om hun opvattingen te kunnen ventileren.
Scheffer heeft gelijk als hij vaststelt dat de wes-terse intellectuelen, die zo gemakkelijk warm lopen voor de multiculturele samenleving ('de apologeten van de diversiteit'), wat slordig omspringen met de verworvenheden van hun eigen cultuur. AI relative -rend vergeten zij hun zegeningen te tellen.
Ik geloof aileen niet dat de cultivering van het eigene (door de allochtonen zelf of door hun au-tochtone belangenbehartigers) de vooruitgang van allochtonen in de Nederlandse samenleving in de weg staat. Hun achterstand is de erfenis van hun re-cente migratie naar dit land, waar zij grotendeels binnenkwamen als ongeschoolde arbeiders of op zijn best als houders van op de Nederlandse
arbeids-S &,_D 3 2000
markt niet onmiddellijk verzilverbare diploma's. Het ligt niet in de rede dat deze migranten binnen anderhalve generatie sociaal integreren. Dat wordt nergens vertoond, zeker niet als de immigratie in-tussen maar doorgaat. In de jaren negentig bedroeg het aantal vestigers ergens tussen de soo.ooo en Goo. ooo en was daarmee hoger dan in een van de
voorgaande decennia. Moet de Nederlandse inte-gratiemachine dat zo maar bijbenen? En zou het de immigranten hogerop helpen als zij maar snel af-stand deden van hun cultuur?
Stel dat
ik
gelijk heb en dat de cultivering van het eigene de sociale mobiliteit van de minderheden inderdaad niet belemmert: vervallen dan Scheffers bezwaren tegen het multiculturalisme? lk denk van niet, omdat die bezwaren niet uitsluitend vanin-strumentele aard zijn. Het gaat niet aileen om een mogelijk geblokkeerde sociale stijging bij ailoch-tonen, het gaat ook om de intrinsieke merites van
het multiculturele ideaal die Scheffer niet hoog aan-slaat. lk sluit me in dat opzicht bij hem aan. In zijn milde vorm is het multiculturalisme weinig meer dan een aanprijzing van het bestaande. Nederland is de woonplaats van mensen uit vele culturen en die kunnen, mits zij binnen de wet blijven, op ailerlei manieren uitdrukking geven aan hun culturele iden-titeit. Zij worden daarin zelfs enigermate door de overheid gestimuleerd. Er zijn wat grensconflicten. Men kan van mening verschillen over de toelaat-baarheid van hoofddoekjes bij de geiiniformeerde politie of in de schoolklas en dat is het ongeveer. In zijn meer radicale vormen geniet het multicultu-ralisme hier te Iande weinig aanhang (hoewel men
niet kan velen dat het, zoals door Scheffer, expliciet wordt aangevailen). Bijna niemand propageert
ech-ter gescheiden rechtsstelsels en zelfs een
etnisch-religieuze verzuiling, waartoe de mogelijkheid rechtens bestaat en die in aanleg bovendien aanwe-zig is, ontmoet weinig enthousiasme. Het recht op clitoridectomie of op eerwraak of op dispensatie van leerplicht voor islamitische meisjes wordt door geen
zinnig mens bepleit. Aileen al het noemen van dit soort voorbeelden, komt een spreker te staan op de hoon van de zaal. Waar haalt hij het lef vandaan om gehele culturen op te hangen aan een paar hoogst uitzonderlijke praktijken?
Het is echter niet aileen de schuld van de spreker, maar ook van de zaal. Laat die maar eens aangeven wat er in Nederland moet veranderen, om deze
samenleving waarlijk multicultureel te maken. Meestal gaan de suggesties niet verder dan dat in een
of andere adviescommissie van de regering meer al-lochtonen moeten zitten.
Welk beslag moeten ailochtone culturen nu pre-des op het Nederlandse openbare Ieven kunnen leg-gen? Hoeveel soevereiniteit in eigen kring dienen zij te krijgen? Kortom, hoe ziet zo'n betere, meer multiculturele samenleving er nou eigenlijk uit? Zijn er daarvan misschien elders op de wereld voorbeel-den die navolging verdienen? lk hoor het graag! CARLO VAN PRAAG
Hoifd ifdelinB Rapportaae en Advies van het Sociaal en Cultureel Planbureau; auteur van het hoifdstuk over de multi-etnische samenlevinB in het 'Sociaal Cultureel Rapport 1998'