• No results found

CULTUUR EN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR EN "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

38e jaargang nr.3- juni/juli 1978

POLITIEK

CULTUUR EN

tijdschrift, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN

Argentinië: de echte collaborateurs

De boycot van het wereldkampioenschap voetbal mag dan mislukt zijn, de fascistische onderdrukking is er bij heel wat meer mensen bekend door geworden.

Maar te weinig is door Bram en Freek en anderen duidelijk gemaakt wat de moorden en vermissingen heeft mogelijk gemaakt en het systeem van terreur overeind houdt.

De echte collaborateurs zijn niet de profvoetballers. Maar ze bevinden zich wel ook in Nederland: er zit bloed aan het kapitaal.

Het fascisme in Argentinië zowel als dat in Chili, Uruguay, Brazilië en Nicaragua, is niet een natuurgegeven of de gril van geschifte generaals. Het is een historisch verschijnsel, uitdrukking van een jarenlange strijd om de staatsmacht tussen twee, eigenlijk drie klassen.

Een strijd, die mede uitgevochten werd door belanghebbers uit het buitenland, agenten, handelaars, regeringen, investeerders. De historische, vooral economische en internationale aspecten die de achtergrond van het Argentijns fascisme vormen, zullen wat uit- gebreider in dit artikel aan de orde komen.

Ze zullen een beetje begrijpelijk maken waarom Videla in Argentinië aan de macht gekomen is en ook waarom een economische boycot van Argentinië in Nederland een goed vervolg op de solidariteitsacties zou zijn.

(2)

De broze welvaart van Perons klasse-alliantie Het fascistische regime van Videla heeft zijn voorgangers. Anders dan in het buurland Chili, waar de staatsgreep van 1973 een eind maakte aan een nauwelijks onderbroken parlementaire traditie, is de Argentijnse geschiedenis besmeurd met het bloed van militaire coups eerst in de dertiger jaren en later in 1955 en 1966. Coups, die door de staatsgreep van de militaire junta van Videla op 24 maart 1976 alle in wreedheid werden overtroffen.

Het ligt eigenlijk niet voor de hand dat juist Argentinië al zo lang door politiek geweld en een burgeroorlog wordt geteisterd.

Argentinië lijkt in veel opzichten op Venezuela, een democratische uitzondering in Zuid-Amerika. Het is een in verhouding sterk ge- ïndustrialiseerd, modern land, rijk door zijn enorme veestapel en graanproduktie en bijna alle denkbare grondstoffen. Tot voor de militaire coup, was de ellende er veel minder dan in de buurlanden, vooral door de hoog ontwikkelde veeteelt en industrie.

Dat doet een bepaalde stabiliteit verwachten. Maar het land kende na de oorlog in tien jaar tijd elf regeringswisselingen waaronder vier staatsgrepen.

Om dit te verklaren moet men terug naar de mislukking van het typische verschijnsel van het peronisme. En men moet de alles- behalve stabiele klassestructuur van Argentinië in acht nemen.

Peron bracht de Argentijnse arbeidersklasse welvaart en illusies.

Zijn regering hield het uit van 1946 tot 1955. Ook daarna bleef hij vanuit het Spanje van Franco zijn invloed doen gelden. Door vele militaire en burgerlijke kabinetten heen bleef het peronisme in de zestiger en vroege zeventiger jaren de belangrijkste oppositiekracht.

Zo kon de oude Peron in 1973 weer hysterisch in Buenos Aires onthaald worden.

Hoewel het onjuist is de geschiedenis van een land aan het lot van individuele machthebbers te verbinden in plaats van aan de krachten die ze vertegenwoordigen, mag de persoon van Peron in het naoorlogse Argentinië niet onderschat worden. De macht die aan zijn positie kleefde en zijn charismatische persoonlijkheid be- paalde veel.

Daar komt nog de grenzeloze populariteit van zijn vrouw 'Evita' bij. Ze opende ziekenhuizen en deelde brood uit, omdat ze niet verhinderde dat dat nog nodig was. Peron maakte Argentinië niet, maar gaf het in die periode vorm. (Men vergelijke hem met de nu wankelende Somoza, wiens presidentiële voorrechten hem het bezit van een derde van Nicaragua's grondbezit hebben opgeleverd.) De macht van Peron en het peronisme, zijn politieke beweging, was gebaseerd op de hausse die de Argentijnse economie direct na

(3)

de Tweede Wereldoorlog beleefde. Zelf niet direct betrokken bij de wereldbrand, werd het land de vlees- en graanleverancier van het zwaargetroffen West-Europa. Vanuit de economische groei en de deviezenimport liet Peron de bevolking beetje bij beetje in de welvaart delen.

Dit populisme paarde zich aan een propaganda van anti-imperia- lisme, zolang de Argentijnse olichargie hiervan niet teveellast had.

Stijgende welvaart en werkgelegenheid en Perons anti-imperialisme vergrootten de steun onder de arbeidersklasse voor het peronisme.

Het peronisme drong diep in haar organisaties door, wat haar strijdbaarheid verzwakte. De voorzichtige progressiviteit kan men een Latijns-Amerikaanse, vorm van sociaal-democratie noemen.

Daarbij was allengs ook de grootste vakbeweging, de CGT, peronistisch bezit geworden.

De partijen links van het peronisme hadden het betrekkelijk moeilijk. Het herstel van de imperialistische landen, de Verenigde Staten voorop, ontnam Argentinië zijn rol van slager en bakker voor door de oorlog zwaar getroffen landen. Het imperialisme wilde meer, het duldde geen uitzonderingen. Hoe wankel de klassenverzoening was die Peron beoogde en waarop zijn succes tijdelijk berustte, bleek in 1955. Zijn naam van leider boven de klassen of 'interclasista' kon niet verhelen dat de positie van landbouw en veeteelt in de binnenlandse economie en de export ernstig verzwakt was. Peron was in feite de leider van de Argentijnse industriële bourgeoisie, die trachtte dat niet te lijken.

Waren er kort voor de oorlog nog geen 600.000 industriële arbeiders, bij Perons val in 1955 was een fors proletariaat, 1. 700.000 werkers, al een kwart van de beroepsbevolking ge- worden.

Aan het begin van de economische recessie sloeg het grootgrond- bezit toe om deze 'overgang van feodalisme naar kapitalisme' te verhinderen.

Peron verdween. De bloedige staatsgreep in 1955 en vooral de latere dictatuur van Ongania (1966-1970) draaide de verworven rechten terug, deed de leiders van de arbeidersbeweging, ook de peronistische, arresteren en kondigden met een paar mens- onterende bloedbaden een systeem van terreur aan. Rechtse regeringen wisselden elkaar af. Pas nu kwamen de enorme tegen- stellingen, waarop Peron had gebalanceerd en die nu nog altijd niet beslist lijken, openlijk naar boven. Zoals industrie en landbouw geografisch gescheiden zijn en in kapitaalomvang elkaar niet wezenlijk ontlopen, stonden ook hun bezitters ver uiteen. De bourgeoisie had nooit met de rijke oligarchie van veebaronnen kunnen afrekenen. In tegenstelling tot andere landen in de 'derde

(4)

wereld' bleef het grootgrondbezit een aanzienlijke kracht.

Zo was de heersende klasse sterk verdeeld. Het in de zestiger jaren toestromende buitenlandse kapitaal zag weinig aanleiding dit te veranderen. In de beurtelingse staatsgrepen, waarmee noch de ene noch de andere klasse definitief het pleit kon beslechten, hadden de Verenigde Staten wellicht, zoals in zoveel coups na de oorlog hun aandeel.

Een groot deel van de peronistische verworvenheden werd in de zestiger jaren ongedaan gemaakt. Daartegenover herstelde de arbeidersbeweging zich langzaam, gehinderd door de peronistische erfenis en vooral de regelmatige rechtse aanslagen, met name van de kant van de paramilitaire Anticommunistische Alliantie: door de CIA gesteunde rechtse militairen en politie die buiten diensttijd met het geweer politiek beoefenden. Daartegenover ontstond een in sterkte groeiende guerrillabeweging.

Zo was het geen wonder dat Peron op het hoogtepunt van de economische en politieke crisis nostalgisch en optimistisch door vele Argentijnen, vooral de middenstand, werd onthaald. Maar de situatie was geheel verschillend van 1945, toen zij zijn eerste lange regering begon. Peron zou niet geaccepteerd zijn als hij weer anti- imperialistisch zou handelen. Dat deed hij dan ook niet. Hij voerde de zelfde matigings- en uitverkooppolitiek als zoveel andere rechtse regeringen. Daarmee slaagde hij natuurlijk niet in het herstel van de economie en de politieke rust.

Intussen was er meer veranderd. Twintig jaren strijd tegen reactionaire regeringen was voor de arbeiders een leerschool om de eigen belangen niet aan kortstondige weldoeners over te laten maar zelf te verwezenlijken.

Why do you cry, Argentina . ..

Het peronisme was uiteengevallen in een oude corrupte kliek, inclusief de vakbondstop, met Perons weduwe aan het hoofd en aan de andere kant een socialistische beweging die zelfs aan de guerrilla deelnam. De linkse partijen waaronder de communisten, hadden al of niet in samenwerking met de peronistische aan sterkte gewonnen.

Zo stierf het peronisme in 1976 aan de eigen corruptie, aan zijn isolement van de overigens verdeelde arbeidersbeweging en vooral aan de onopgeloste tegenstellingen tussen feodale en burgerlijke krachten, die zoals in Colombia het kruit voor het politieke geweld leverden.

Het zwartste deel, met name de Anticommunistische Alliantie, had

(5)

een bloedig stelsel van sluipmoorden ontwikkeld dat met de coup van de huidige president Videla gelegaliseerd werd.

Ziet men na twee jaar dictatuur op Argentiniës moderne ge- schiedenis terug, dan is toch ook een positieve conclusie te trekken.

De arbeidersklasse heeft de illusies van het peronisme, die uit moesten lopen op verzwakking van de strijd, loonmatiging, inflatie, de grootste verwording en compromissen met de oligarchie, leren doorzien. In de bloedigste terreur van haar ge- schiedenis heeft ze duizenden offers gebracht. Maar het Argentijnse volk heeft zich in de illegaliteit hersteld.

Al in oktober 1977 bezetten 10.000 arbeiders de Renault-fabriek in Buenos Aires. Nog geen maand later was het aantal stakers in heel Argentinië tot het tienvoudige opgelopen.

De opmars van Westeuropees kapitaal Precies een week na de staatsgreep van de militairen werd het staatsoliebedrijf (bijna 1% van de wereldproduktie) gedenationali- seerd. En de volgende weken bijna alle andere grote bedrijven.

Terwijl 300.000 ambtenaren met een 'WW' van een maand salaris per gewerkt jaar naar huis werden gestuurd - zogenaamd vanwege hun corruptie, maar in feite voor de complete overname van de staatsmacht - werden alle beperkingen op de kapitaalexport en -import opgeheven. Begin 1977 kwam er een speciale onder- minister voor buitenlandse investeringen, een soort staats-hoer dus.

Zijn baas, de beruchte minister van Economische Zaken Hoz is een van de rijkste grootgrondbezitters van het land. De veeprijzen stegen terwijl de lonen daalden.

Er is geen twiJfel aan: de coup van Vide/a is er één van de multi- nationals en de Argentzjnse veebaronnen.

De grote ondernemingen van de imperialistische landen verhinde- ren in Argentinië (zoals in Colombia, Peru en Midden-Amerika) dat de bourgeoisie definitief met de feodale klasse a/ kan rekenen.

In die zin is het fascisme in Argentinië wel een zeer specifieke en internationale uitdrukking van kapitalistische produktieverhou- dingen.

Duidelijker dan wie ook gaf een keur van kapitalisten dit onlangs zelf te kennen. 110 vertegenwoordigers van 70 multinationals congresseerden begin april in Buenos Aires. Ondanks hun gemeen- schappelijke angst voor de latente heropbloei van 'de factor arbeid, de middenklasse en de intellectuelen' waren ze unaniem van mening dat Argentinië 'een attractieve plaats is om te investeren'.

Schaamteloos voegden ze eraan toe, dat het probleem van de

(6)

mensenrechten 'nog geen belangrijk effect op de business en de investeringen saneerde'.

In 1977 stegen de kosten van het levensonderhoud met 160%. De binnenlandse consumptie daalde met 4%. De multinationals behoeven zo'n klimaat om voorspoedig te gedijen.

In het licht van de hele ontwikkeling van het continent staat het Argentijnse fascisme niet op zichzelf.

Internationaal bezien is er een zekere golfbeweging te onderkennen in de recente geschiedenis van Latijns-Amerika. Er zijn parallellen in de ontwikkeling van de verschillende landen. Tussen 1965 en 1970 boekte de arbeidersbeweging met hele en halve revoluties in een aantal landen een grote vooruitgang. De sprong vooruit in Bolivia, Guyana, Uruguay, Jamaica en naruurlijk Chili was vooraf- gegaan door Cuba' s voorbeeld en de daaropvolgende verbreiding van de guerrilla-beweging over het hele continent.

Maar de staatsgrepen in enkele jaren in achtereenvolgens Uruguay, Bolivia, Chili, Peru en Argentinië bezorgden deze beweging een ernstige terugslag. Want ook het kapitalisme is internationaal ge- organiseerd.

Nu lijkt een begin van kentering zichtbaar. De te weinig bekende bevrijding van Jamaica van onder het Noordamerikaanse en Engelse juk, de huidige volksbeweging in Nicaragua, de algemene stakingen in Peru en de concessies van de militairen van Brazilië en Bolivia zijn hoopgevend. Ook in de dictaruur van Argentinië komen de eerste scheurtjes.

Onder invloed van de internationale solidariteit heeft Carter de wapenhulp, voorzover openlijk, aan een aantal landen, waaronder Argentinië stopgezet.

Maar niet stopgezet zijn de nauwe economische relaties. Een dag voor zijn verdwijning schreef Rudolfo Walsh, bekend journalist en detectiveschrijver: 'alle Juntaleden hebben persoonlijke banden met de selecte groep van internationale monopoliebedrijven, met aan het hoofd de ITI, de ESSO, de auto-industrie, US-steel en Siemens.' Uit dit rijtje blijkt al dat de Verenigde Staten niet de enige buitenlandse macht zijn die verantwoordelijk is voor wat in Chili, Argentinië etc. gebeurt.

Amerikaanse bedrijven zijn niet de enige plunderaars.

Integendeel, de kapitaalexport vanuit de Verenigde Staten naar Latijns-Amerika zakte de laatste 20 jaar met 25%. In Brazilië streefden al in 1973 Europa en Japan Amerika voorbij. Sinds dat jaar nam het aandeel van EEG-landen in de bruto kapitaalstroom met 75% toe.

Dit beeld is voor de relatie VS-Zuid Amerika algemeen. Terwijl russen 1960 en 1965 het particulier kapitaal vanuit de VS in Mrika

(7)

met 106% en in Azië met 57% toenam, was die groei in Latijns- Amerika maar 17%. Nog duidelijker: in de tien jaar tot 1966 daalde de totale export (dus ook de grondstoffenroof) vanuit Latijns-Amerika naar Noord-Amerika met 1 procent; die naar West-Europa steeg in dezelfde periode met 8%. Wat zit daar- achter? Daarachter steekt de enorme terreinwinst die het West- europese kapitaal verovert op de historische achterstand t.o.v. de VS.

De oprichting van een Euro-Latijnse bank als pendant van de Inter- amerikaanse Ontwikkelingsbank weerspiegelt dit proces.

In een aantal gevallen is West-Europa de VS voorbijgestreefd.

In Argentinië evenzo: al in 1969 beheersten Europese multi- nationals 32% van de opbrengst van de 100 grootste bedrijven, tegenover de VS 28% (samen overigens het merendeel!).

In beide landen gaat daarbij West-Duitsland voorop, met name Siemens, Volkswagen, Mercedes en Krupp. Argentinië produceert en exporteert tanks in samenwerking met de Bondsrepubliek, zoals Brazilië militaire vliegtuigen.

In Argentinië is verder door historische banden ook het Italiaanse kapitaal sterk (FIA1). Maar ook Nederland weet van wanten. 'Onze man in Buenos Aires' van de ABN zit gebeiteld met zijn adviezen aan een reeks bedrijven aangevoerd door Philips. Eind 1976 werden gevangenen in de Rio Plata geworpen vanuit vliegruigen van het merk Fokker F27.

In november vorig jaar gaf het ABN-HBU-concern Videla een lening van 20 miljoen. De Nederlandse regering zweeg, net zoals ze nooit protesteerde, ook die van Den Uyl niet, tegen leningen aan Argentinië van de Wereldbank waarvan ons land lidstaat is.

Nederland heeft sinds de staatsgreep zelfs het beleid voor het ver- lenen van kredietgaranties verruimd. Dat blijkt uit de voorwaarden die de Nederlandse Credietverzekeringsmaatschappij voor deze kredietgarantie stelt. De Nederlandse staat herverzekert deze garanties van 85% en is ook vertegenwoordigd in de Raad van Commissarissen van de NCM. In 1975 werd nog gesproken over een zeer 'restrictief' beleid bij het geven van kredietgaranties aan Argentinië. In 1977 is deze zinsnede door de NCM weggelaten.

'Daar wordt aan toegevoegd dat 'de financiële situatie zich in de afgelopen jaren verbeterde'. Eerder was al bekend dat de handel van Nederland met Argentinië sinds de staatsgreep verdrievoudigd is. In de Raad van Commissarissen van de NCM zitten vertegen- woordigers van de AMRO-bank, de ABN, AGO-verzekeringen, de Nederlandse Bank en de plaatsvervangend thesaurier-generaal bij het Ministerie van Financiën. Dan kan men een aantal conclusies trekken. De multinationals, het bankkapitaal en de Nederlandse

(8)

staat zijn wel degelijk zeer verweven als het om buitenlandse politiek gaat. En: voor deze kringen bestaan weinig scrupules t.o.v.

fascistische uitbuiting.

Tenslotte: het kabinet-Den Uyl waarin de PvdA de 'buitenlandse driehoek' aan ministers had, heeft de heropbloei in economische relaties met Argentinië niets in de weg gelegd; dat geeft mij een wrang gevoel als ik de hoofdrol zie die PvdA-ers, bv. het symbool Van der Louw, in Argentinië-acties kunnen hebben.

Oorlogsgevaar in Zuid-Amerika De snelle opmars van Europees en Japans kapitaal ten koste van Noordamerikaanse investeringen betekent ook voor de Latijns- amerikaanse bevolking meer dan door de hond of de kat te worden gebeten. De kapitaalslag gaat met enorme spanningen gepaard, zoals die onlangs ook in Afrika weer tot uitbarsting kwamen.

Daarbij zijn Videla en Pinochet evenzeer vazallen als Moboetoe. De 'concurrentie' tussen multinationals levert zelden lagere prijzen voor de bevolking op. Imperialistische concurrentie betekent onder- linge verdeling van markten door inmenging in de staat en de regeringssamenstelling. En in het uiterste geval oorlog.

Hoewel de geheime diensten van Chili, Uruguay, Bolivia en Argentinië broederlijk samenwerken om elkaars politieke vluchte- lingen te verdonkeremanen, zijn er tussen deze landen op rege- ringsniveau ettelijke spanningen.

Zo stagneert het overleg tussen Pinochet en Videla over de eilandjes tussen Zuid-Amerika en de Zuidpool. Hoe nietig die eilandjes op zichzelf ook zijn, ze liggen wel midden in een recent ontdekt olieveld en bovendien strategisch voor Kaap Hoorn dat twee oceanen verbindt.

Chili's aanspraken worden gesteund door de arbitrage van de Engelse regering, waarmee Argentinië ook al overhoop ligt wat betreft het bezit van de Falkland-eilanden.

Met de nationalistische ambitie van fascisten en militaire kasten en de bemoeienissen van economische grootmachten op de achter- grond kan een grensgeschil tot een grensconflict en zo'n conflict tot een oorlog uitgroeien.

Dit geldt vooral voor het conflict rond Bolivia, het kleine maar tinrijke land midden in de Andes. Volgend jaar loopt een contract af dat de aanspraken van Bolivia op een eigen doorgang naar de Stille Oceaan een eeuw lang heeft uitgeschakeld. Nu moet dat ten koste van Chileens of Peruaans grondgebied geregeld worden.

Dit heeft al tot grensincidenten en wapengekletter tussen Peru en

(9)

Chili geleid. Uiterst gevaarlijk daarin is de rol van Brazilië.

Als een soon 'subimperialist', dochter van Amerikaanse en andere kapitaalsbelangen, beheerst Brazilië een groot deel van de economie en politiek van een aantal kleinere buurlanden waaronder Bolivia, Bolivia's vrije doorgang naar de Pacific beschouwt Brazilië als zijn eigen oversteek.

Een bondgenootschap tussen de Braziliaanse militairen en Pinochet tegen het grondgebied van het niet-fascistisch maar wel eveneens militair geleid Peru lijkt in wording te zijn.

Duidelijk is dat atoomleveranties aan Braztfië in dit verband nàg onverantwoordelijker zijn.

En dat Nederland, ook wapenleverancier aan Peru, bij een eventueel conflict geen schone handen heeft!

Argentinië is niet alleen door zijn eilandjes-conflict met Chili in dit oorlogsgevaar betrokken. Al langer is sprake van een machts- strijd tussen Zuid-Amerika's twee grootmachten: Argentinië en Brazilië. Recente onenigheid over het gebruik van de waterkracht van de grensrivier Paraná wordt dan ook niet opgelost.

Meer op de achtergrond, maar van veel groter belang is hun stnjd om de atoommacht. En behalve tegenover Brazilië heeft ook Argentinië aspiraties in deze zin.

De levering door Canada van splijtstof aan Videla is in een ver- gevorderd stadium: begin februari werd de eerste aanmaak van het gevaarlijke plutonium in Argentinië gesignaleerd in de inter- nationale pers. West-Duitsland zal waarschzinlzjk de leveranties van Canada overnemen!

Intussen is er een streep door de Braziliaanse rekening gehaald. In maart verbrak Bolivia de diplomatieke betrekkingen met Chtfi. Dit is een belangrijke breuk in de griezelige Braziliaans-Boliviaans- Chileense coalitie. Het enorme verzet van de Boliviaanse studenten en mijnwerkers, die van Banzer al verkiezingen en arnnesty hebben afgedwongen, heeft de Boliviaanse president ook gedwongen de uitverkoop van zijn land aan Brazilië en Chili stop te zetten. Prensa Latina, het belangrijkste Cubaanse persbureau, registreerde al snel de frustraties onder de Braziliaanse generaals. Van de andere kant vormt de verbroken relatie tussen La Paz en Santiago de Chile een nieuw incident in het aanhoudende oorlogsgevaar.

, Scheuren in de junta: hoe sterk staat Videla?

De openlijke internationale spanningen in de zuidpunt van Zuid- Amerika en het duistere spel daarachter versterken uiteindelijk niet de positie van de Argentijnse dictatuur.

(10)

De junta is erg afhankelijk van de wil van de imperialisten, waaraan ze een schuld heeft van ruim 600 dollar per Argentijnse inwoner (dit is daar gemiddeld een half jaarinkomen!) De exorbitante inflatie en koopkrachtdaling doen de kritiek toenemen.

Het wankele internationale evenwicht en de grote druk maakt de junta wankel en ... verdeeld!

Meningsverschillen over de politiek inzake de economische crisis en over de mate van onderdrukking en uitbuiting zijn al naar buiten gekomen. Typerend was de sollicitatie naar een nieuwe machts- greep van admiraal Massera kortgeleden. De leider van de Argentijnse marine stuurde hiervoor twee kapiteins naar Washing- ton en reisde zelf een aantal EEG-landen af.

'De marine is helemaal niet zo wreed als lijkt', 'Videla is slechter dan ik' en 'ik zou de mensenrechten meer respecteren' was de inhoud van zijn sollicitatiebrief.

Volgens de Herald Tribune zou ook de luchtmachtleider Agosti tegen Videla zijn, dus: 'de eerste zichtbare scheur in het militaire bolwerk'.

Van de andere kant gaat al sinds de coup het gerucht dat Videla ge-matigder is dan andere leiders van het leger dat de eerste ver- antwoordelijke voor duizenden moorden en verdwijningen en bij- voorbeeld het opgestoken anti-semitisme is.

De aloude tegenstelling tussen groot-grondbezit (Videla en het leger) en de bourgeoisie (Massera, de marine) komen weer tot umng.

Het is niet voor niets dat Massera begin dit jaar te kennen gaf dat de lonen omhoog moesten om de a/zet van de eigen industrie te bevorderen. Het bracht hem in conflict met de 'feodale' minister van economische zaken Hoz.

Als het lijkt dat het fascisme in de subimperialistische landen de staat buiten de klassenstrijd geplaatst heeft, blijkt steeds weer vroeg of laat dat dit niet waar is. Voor een tijd kan het fascisme een klasse (of meer: in Argentinië bijvoorbeeld de arbeiders èn kleine onder- nemers) alle macht ontnemen. Het staat dan schijnbaar eensgezind en onbestreden als een gewapende agent voor de deur van buiten- landse bedrijven. De terreur, de vlucht van de best-gekwalificeerde krachten vernietigen dan nagenoeg de binnenlandse economie. En de multinationals halen zolang gratis en ongehinderd door concurrentie of belastingen en met optimaal goedkope en 'rustig gemaakte' arbeidskracht de grondstoffen weg. In Argentinië kon zo in 1976 voor elke kilo die werd geïmporteerd 5 kilo worden uit- gevoerd, terwijl de 'binnenlandse veiligheid' een kwart van de be- groting opslokte.

Maar voordat het produktiesysteem zichzelf heeft ondermijnd

(11)

'omdat het steeds meer geweld produceert en steeds minder waren' (Galeano), duiken de oude tegenstellingen weer op. Ook de kapitalist schrikt terug voor uitroeiing van de binnenlandse markt en de arbeidskracht.

Het fascisme toont letterli;k 'in extrema' dat de burgerlijke staat altijd onderdeel van de maatschappelijke tegenstellingen b!tjft vormen. Het kan die niet opheffen omdat het de klassenstnjd niet op kan he/fen.

Massera geeft daar blijk van met zijn bourgeois-kritiek op Videla en ook Carter door zijn halfslachtige politiek t.o.v. het Latijns- amerikaanse fascisme. Maar vooral en van een heel andere kant be- seffen de strijdende arbeiders dat met Videla de Argentijnse tegen- stellingen en mogelijkheden niet opgedoekt zijn.

De vraag hoe sterk Videla is hangt mede af van de invloed van het ondemocratische internationale machtsspel op de tegenstellingen binnen de Argentijnse dictatuur.

Maar meer nog van een andere internationale factor: de op gang gekomen antifascistische solidariteit over de hele wereld, die Videla de laatste weken gedwongen heeft de namen -ran 2.000 politieke gevangenen-zonder-proces vrij te geven.

In de sterkste mate hangt het lot van de junta echter af van de Argentijnen zelf. Met hun honderdduizend stakende arbeiders, van de banken tot de havens, hebben zij in noveMber een claim op de toekomst gelegd.

Ze hebben onder het Argentijnse 'prestige' de naakte realiteit ge- toond.

Ze hebben met stakingen in Amerikaanse bedrijven de mythe van Amerika als mensenrechter aangetast. In dit licht moet men hec moedige en levensgevaarlijke verzet van de 'Dwaze vrouwen van de Plaza de Maya' beoordelen met hun ongelooflijk-koppige demonstratie elke week weer voor vermiste familieleden een voor- hoedepost in de antifascistische strijd.

In een interview in De Waarheid zei een Argentijnse politieke vluchtelinge in Nederland:

'De situatie is aan zijn limiet. Vroeg of laat komt het moment van ommekeer, dat kan niet anders. De mensen zijn zo onderdrukt dat het ze niet meer kan schelen. Ondanks alle repressie gaan ze in staking, ondanks alles, soms georganiseerd, maar vaak ook spontaan. Hun massa beschermt ze tenminste enigszins. Ze staken omdat er nauweltjks ;,;,eer verschtf tussen honger en loon is.

Ze ontkomen er niet aan dat alle mensen zullen weten wat Argentinië is. Die stakingen verberg je niet.

Trouwens ook niet de huiszoekingen, het slaan, de vermissingen en

(12)

dat afschuwelijke anti-semitisme, - ze kunnen ruet alles ver- bergen.

Ook niet tijdens het wereldkampioenschap. Het stadion van de bekende club River Plate ligt bijna ingeklemd tussen twee concen- tratiekampen. Ook in Mendoza waar Nederland voetbalde ligt een concentratiekamp. En er wonen tienduizenden verarmde Chileense vluchtelingen. De wereld zal Argentinië leren kennen hoe ook.' Alleen door het verzet door het Argentijnse volk zelf en niet door de territoriumdrift van fascistische militairen of door halve inter- nationale steun, noch door de twijfelachtige reclame van wereld- kampioenschappen voetbal zal Argentinië een waardig prestige kunnen herwinnen.

JOOPHART

MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER

] . Hart, consulent vluchtelingenwerk;

drs. D. Oudenampsen, socioloog, medewerker van de CPN-fractie in de Tweede Kamer;

H. Verheij, wethouder gezondheidszorg en sportzaken van Amsterdam;

]. de Vries, industrieel ontwerper, student massacommunicatie- middelen Rijksacademie voor Beeldende Kunsten;

drs. U. Bruseker, econoom, lid van het Rotterdamse districtsbestuur van de CPN.

(13)

De Bijstandswet gekortwiekt

Op 23 mei keurde de Tweede Kamer, met enkel de stemmen van de CPN, PSP en PPR tegen, een wijziging van de Algemene Bijstandswet goed. Deze wijziging maakt het de regering mogelijk een einde te maken aan het bekostigen van een groot aantal voor- zieningen, met name voor bejaarden, via de Algemene Bijstands- wet.

Daarmee is de zoveelste stap gezet in de richting van de afbouw van de ABW als voorziening die voor de gemeenten jarenlang als een onmisbaar en noodzakelijk sluitstuk heeft gefunctioneerd van het stelsel van sociale verzekeringen en voorzieningen.

Door de regering-Den Uyl ontworpen zijn deze plannen door de regering-VanAgt doorgezet ondanks de hardnekkige weerstand van vele gemeentebesturen en van de werkers in deze voorzieningen.

De CPN-fractie heeft zich in de loop der jaren tot tolk gemaakt van dit verzet tegen de aantasting van de rechten van bejaarden en anderen, die afhankelijk zijn van de bijstand.

Dit optreden is met name van gewicht nu Van Agt c.s. opnieuw maatregelen heeft aangekondigd, die de sociale voorzieningen ernstig zullen treffen. In CDA-kringen worden al enige tijd proef- ballonnetjes opgelaten, o.a. door ex-minister Boersma, waarbij de ondernemersplannen om de sociale uitkeringen los te koppelen van het minimumloon, weer uit de vrieskast worden gehaald, waar ze twee jaar geleden in beland zijn.

Dergelijke cynische voorstellen, die bepleit worden door politici die anders hun mond vol hebben over de 'zwaksten in de samen- leving', bedreigen de positie van zeer grote groepen uitkerings- gerechtigden, bejaarden en langdurig werklozen. Het zijn JUlSt deze groepen die zich het minst kunnen verweren tegen de gevolgen van de crisis.

Het zal erom gaan de krachten te verzamelen om een verdere amputatie van het recht op bijstand te voorkomen en strijd te voeren voor effectieve bescherming van bejaarden en andere groepen van de werkende bevolking die onder invloed van de crisis knel komen te zitten.

Van annenzorg tot minimum-zekerheid Met de aanneming van de Algemene Bijstandswet in 1965 kwam er

(14)

een einde aan de periode dat de steun een gunst was, welke ver- leend werd door het kerkelijke en particuliere initiatief. Het subsidiariteitsbeginsel, waarbij de overheid enkel tot taak had bij te springen als het kerkelijke en particuliere initiatief tekort schoot, werd aan de kant gezet.

De arbeidersbeweging heeft zich jarenlang ingezet voor de erkenning van het recht op bijstand voor degenen die door het kapitalisme aan de kant werden gezet en overgeleverd werden aan de vernederingen en willekeur van de armenzorg. Wie kent niet de bittere verhalen over de bedeling, de steunbonnen van Romme, de werkverschaffing van de dertiger en vijftiger jaren, het dagelijks stempelen.

De ABW verplicht de overheid te voorzien in 'de noodzakelijke kosten van bestaan' voor degenen die niet in staat zijn in eigen onderhoud te voorzien. Zij vormt de laatste reddingsboei voor de mensen die op een of andere wijze in moeilijkheden raken. Ná de bijstand is er geen voorziening meer.

Daarnaast is het, in aanvulling van de AOW, een verbetering van de oudedagsvoorziening.

In de wet werd vastgelegd, dat bij het vaststellen van de bijstand rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandig- heden van de bijstandontvanger. De uitvoering daarvan werd gelegd in handen van het gemeentebestuur, dat immers het best in staat moet worden geacht de persoonlijke omstandigheden van de bijstandaanvrager te beoordelen.

Zo konden boven het basisbedrag (nu gekoppeld aan het mini- mumloon) de huishuur, de ziekenfondspremie, maar ook toeslagen van bijzondere kosten van bestaan worden uitgekeerd.

In de praktijk had dat tot gevolg dat in de gemeenten waar communisten en socialisten in raadsfracties samenwerkten, de bijstandsnormen aanzienlijk hoger werden vastgesteld en soepeler werden gehanteerd, dan in gemeenten waar dat niet het geval was.

Met name in Zaandam, in Groningen en Amsterdam zijn door communistische raadsleden en wethouders honderden bejaarden en andere bijstandaanvragers geholpen. Toen in deze gemeentes een ruime interpretatie van de 'noodzakelijke kosten van bestaan' werd gehanteerd, kon ook in andere gemeenten een dergelijke soepele interpretatie worden afgedwongen.

Op initiatief van Amsterdam, Zaandam en Groningen werd het basisbedrag van de bijstand opgetrokken tot het minimumloon.

Hoewel de regering-Biesheuvel deze ontwikkeling poogde tegen te gaan, is uiteindelijk de gelijkstelling van de bijstand en het minimumloon in landelijke regelingen vastgelegd.

(15)

Tegelijkertijd groeide het inzicht dat onder 'noodzakelijke kosten van bestaan' niet alleen bijstands g e 1 d, maar ook voorzieningen dienden te worden verstaan. Financiële regelingen vormden niet een voldoende antwoord op de sociale problemen die zich voor- deden.

In een periode dat snelle maatschappelijke veranderingen zich vol- trokken, hebben een aantal gemeentebesturen van de ABW gebruik gemaakt om een geheel van voorzieningen te creëren, die tegemoet kwamen aan de behoeften die van de kant van de be- volking naar voren werden gebracht en de aanpak ter hand genomen van een groot aantal noodsituaties die zich met name in de grote steden voordeden.

Terwijl het rijk een uiterst afwachtende en zuinige houding aannam, is in veel gemeenten de grondslag gelegd voor een modern en broodnodig stelsel van voorzieningen.

Zo zijn 1800 bejaarden gefinancierd en 500 andere bejaardenvoor- zieningen, 300 gehandicaptenvoorzieningen, 160 psychiatrische voorzieningen, 70 voorzieningen voor verslaafden, 170 voorzienin- gen voor zgn. sociaal gehandicapten (ex-delinquenten, thuislozen, alleenstaande ouders, mishandelde vrouwen), en tenslotte 600 voorzieningen voor kinderen met bijzondere problemen.

Het einde van 'de welvaartsstaat' Toen de eerste tekenen van economische stagnatie en crisis zich voordeden, waren de ondernemers er als de kippen bij om de ABW als een van de grote verspillers aan te wijzen. Recht op bijstand, akkoord, maar het mag niet teveel kosten - zo was hun redenering.

De campagne van de ondernemers was er met name op gericht de verbinding tussen de bijstandsuitkering en het minimumloon te verbreken.

Eerst werd onder het kabinet-Biesheuvel de centrale normering doorgedreven. Onder het mom van het bestrijden van lage bijstandsuitkeringen in sommige gemeentes, werden de uitkeringen die door het gemeentebestuur worden vastgesteld aan strakke regels onderworpen. De gemeentelijke bevoegdheden in het kader van de ABW werden aanzienlijk gekortwiekt; er kon geen rekening meer worden gehouden met plaatselijke bijzonderheden en met de specifieke problemen van de bijstandstrekkers. Een groot aantal bijstandstrekkers, die tot nu toe vaak met succes voor het bekostigen van bijzondere voorzieningen bij de gemeentes aan de deur klopten, werd nu met lege handen naar huis gestuurd.

(16)

Tijdens het kabinet-Den Uyl werd dit offensief verhevigd, waarbij rechtse PvdA-economen als Halberstadt de rol werd toegewezen om de verslechteringen als progressief uit te leggen. In het sociale ver- zekeringsstelsel dienden 'remmen te worden ingebouwd'; omwille van de solidariteit was het nodig de Bijstandswet en het minimumloon te ontkoppelen. Toen dergelijke plannen in het kader van de 1 %-operatie inderdaad werden voorbereid, brak er in Nederland een storm van verontwaardiging los en de regering moest de plannen inslikken.

Vervolgens kwam Halberstadt met een andere redenering. In een publikatie in ESB in 1976 stelde hij de vraag: 'Welk inkomen vinden we minimaal? Oftewel is het minimumloon wel minimaal genoeg?' Hij kwam tot de conclusie dat minimaal een relatief begrip is en er dus wel heel wat af kon!

Geheel in de lijn van deze redenering handelde zijn partijgenoot Meijer, staatssecretaris van CRM in het kabinet-Den Uyl.

Eind 1976 werd een besluit bekend gemaakt volgens hetwelk dieetkosten, broodmaaltijden, verhuiskosten en telefoonkosten niet meer via de ABW vergoed konden worden. Er ontstonden direct grote problemen; bejaarden die geen telefoonaansluiting konden bekostigen, diëten die niet meer uitgevoerd konden worden. Het alibi hiervoor vormde het feit dat het minimumloon, waaraan de uitkering van de ABW was gekoppeld, geleidelijk werd verhoogd.

Daarmee werd de bestaande achterstand ingehaald, maar het was duidelijk dat bovengenoemde bijzondere kosten onmogelijk uit de ABW-uitkering gefinancierd konden worden.

Vervolgens werd de gezinszorg voor een deel uit de ABW gehaald, waardoor vele bijstandontvangers de gezinszorg niet meer konden betalen. Tegelijkertijd werd op deze essentiële voorziening fors be- zuinigd, waardoor enorme wachtlijsten ontstonden en de kwaliteit van de hulp sterk achteruit ging.

Tenslotte werd op 1 januari j.l. de all-in norm ingevoerd. De bestaande regeling, waarbij de woonkosten van de bijstandscliënt volledig werden vergoed wordt vervangen door een regeling die voor de bijstandscliënt uiterst onduidelijk en ingewikkeld is en voor hen een groot aantal verslechteringen inhoudt.

Al deze regelingen en wijzigingen van de ABW hebben tot gevolg dat de gemeenten bij de uitvoering van de ABW aan handen en voeten gebonden zijn door strakke regels en uiterst beperkte financieringsmogelijkheden. Van het individualiseringsbeginsel is in de praktijk weinig overgebleven. In het woud van regeltjes en regelingen dreigen de rechten van de bijstandscliënt verloren te gaan. Voorzieningen worden onbereikbaar, afgeschermd door de CRM-bureaucratie.

(17)

De communisten hebben vele keren aan de bel getrokken en ge- waarschuwd tegen de rampzalige gevolgen met name voor be- jaarden. Op 21 december 1975 vonden tegelijkertijd in het parlement en in de Amsterdamse raad interpellaties plaats van Wim van het Schip en Alie van Dijk, met name naar aanleiding van het feit dat de dieetkosten, de broodmaaltijden, de verhuis- kosten en de telefoonkosten uit de ABW werden gehaald. De reactie van de regering was steeds dezelfde. Met een geruststellend gebaar werd de zaak afgewimpeld. Het zou allemaal wel mee vallen.

Het is inderdaad waar, dat de gevolgen van dergelijke maatregelen jarenlang onder de oppervlakte kunnen blijven. Totdat plotseling noodtoestanden aan het licht komen die vrijwel onoplosbaar lijken.

Zoals wordt aangetoond door het bericht van enkele maanden geleden, dat in Amsterdam 2500 bejaarden tevergeefs wachten op een opname in een verpleegtehuis, terwijl ook de gezinszorg- instellingen in de hoofdstad met zulke wachtlijsten zitten dat zij deze mensen nauwelijks kunnen helpen.

De grote achterstand die in Amsterdam bestaat kan door de be- zuinigingspolitiek niet worden ingelopen. In een dergelijke situatie blijkt hoe sterk de gemeentelijke bevoegdheden zijn uitgehold. Het gemeentebestuur was niet in staat op enigerlei wijze daadwerkelijk in te grijpen.

Voorzieningen uit de Algemene Bijstandswet?

De recente wetswijziging, waarover wij in het begin van dit stuk spraken, is een uitvloeisel van de 1 %-operatie. Meijer dacht er tot 1980 250 miljoen mee te bezuinigen.

Deze achtergrond is bij de behandeling voortdurend onder de tafel gewerkt. Er is hoogstens sprake van 'kostenbeheersing' of van 'regulering'. Het woord bezuiniging is een vloek geworden. Door de wetswijziging zijn echter wettelijke kaders geschapen die voor de Van Agt/Wiegel-regering zeer forse bezuinigingen op de voor- zieningen mogelijk maken. Niet de gemeenten maar de minister beslist voortaan, welke voorzieningen uit de ABW gefinancierd mogen worden, volgens welke èriteria, door wie en door welke instellingen! Datgene waar de hele wetswijziging aan is opge- hangen, is de zgn. gatproblematiek Veel voorzieningen zijn door de gemeentebesturen gefinancierd, omdat geen andere financiële regeling voorhanden was.

De wijze waarop sommige politici en ook de minister met de beschuldigende vinger naar de gemeentebesturen en particuliere

(18)

instellingen wees, sloeg nergens op. De indirectie financiering via de ABW heeft een grote omvang aangenomen, omdat een regeringspolitiek, gericht op een doelbewuste uitbreiding en ver- betering van het voorzieningenniveau achterwege bleef, met name op het gebied van de bejaardenzorg, gezondheidszorg en het maatschappelijk werk. Het is de verdienste van de grote gemeenten geweest dat zij in de afgelopen jaren de noodzakelijke uitbreiding en verbetering van het voorzieningenniveau ter hand hebben genomen, uitgaande van de behoefte van de plaatselijke bevolking.

Dat is geen oneigenlijk gebruik van de ABW, zoals wel gezegd is.

Integendeel. Oneigenlijk is de wijze waarop de overheid nu via de ABW het voorzieningenpeil terug kan schroeven. Er is immers geen enkele garantie dat voorzieningen die niet via de ABW zijn toe- gelaten, wèl op een andere manier gesubsidieerd zullen worden.

Oneigenlijk is ook de wijze waarop de vernieuwing van het geheel van voorzieningen in de ABW sterk aan banden is gelegd, met name door een lange procedure van erkenning en toelating.

Door de CPN-fractie is dan ook gepoogd via amendering een dergelijke afremming van de vernieuwing van het geheel van voor- zieningen te voorkomen. In het door Joop Wolff ingediende amendement werd voorgesteld om de rijksoverheid te verplichten om binnen 6 maanden over door de gemeente ingediende aan- vragen te beslissen. Overschrijding van deze termijn zou betekenen, dat deze aanvragen automatisch zouden zijn toe- gelaten. Het amendement werd echter alleen door de PSP en de PPR gesteund.

Aantasting van de gemeentelijke autonomie Door de CPN-fractie is erop gewezen dat dit wetsontwerp een scherpe aantasting betekent van de gemeentelijke autonomie. De gemeentes worden geconfronteerd met een groeiende sociale problematiek; werkloosheid, drugverslaving, verkrotting en sane- ring van de stedelijke gebieden. Terwijl juist extra-financiële impulsen nodig zijn, worden de mogelijkheden van de gemeentes om maatregelen te nemen aangetast. Dat geldt voor het vraagstuk van de gemeentefinanciën in het algemeen, maar met name ook voor de financiering van voorzieningen, die de meest schrijnende problemen kunnen opvangen. De prioriteiten zoals die b.v. in de 1 %-operatie zijn vastgelegd, worden middels dit soort centralisti- sche wetgeving opgelegd aan de gemeentebesturen, hen wordt de verantwoordelijkheid opgedrongen voor de bezuinigingspolitiek.

Achter de mooie verhalen over decentralisatie gaat pure centralisa-

(19)

tie schuil. Eenzelfde tendens is overigens te bespeuren bij andere wettelijke maatregelen die in voorbereiding zijn, zoals de kaderwet specifiek welzijn en de rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk.

Juist de gemeentebesturen zijn, als organen die het dichtst bij de bevolking staan, het best in staat de vraag naar voorzieningen op haar waarde te schatten en daarop hun beleid te baseren.

Een dergelijke uitholling van bevoegdheden sluit bij gemeente- besturen steeds meer op verzet, met voorop de communistische gemeentebestuurders en raadsleden. De laatste gemeenteraadsver- kiezingen hebben laten zien hoe vele communistische raadsleden, juist door een dergelijk optreden, grote autoriteit onder de plaatse- lijke bevolking hebben verworven. In de komende tijd zal aan dat verzet verdçr vorm moeten worden gegeven, waarbij met name de beweging die zich onder de werkers in deze voorzieningen manifesteen van grote betekenis is.

DICK OUDENAMPSEN

(20)

Amsterdam en zijn toekomst

Over Amsterdam wordt veel gesproken en geschreven.

Gebeurtenissen en ontwtkkelingen worden beoordeeld op hun uiterlijke aspecten; de beeldvorming van Amsterdam naar buiten wordt daardoor dtkwrjls vertroebeld en komt algemeen gezien nogal negatief over.

Amsterdam kampt echter met zeer veel problemen en de situatie, waarin de stad verkeert, is moetltjk.

Dit waren redenen, waarom een groep Amsterdammers - of in deze stad werkenden - die zich bewegen op zowel het economisch als het sociaal-cultureel werkterrein, zich wzfde beraden over de problematiek van de stad.

Op een daartoe in februari van dit jaar belegde btjeenkomst was Harry Verhetj één van de uitgenodigde sprekers.

Hieronder publiceren wtj een bewerking van ztjn inleiding.

'Deze bijeenkomst is een bijzondere ontmoeting, die niet kan worden gezien als een ontmoeting tussen overheid en burgerij zonder meer.

Ik meen, dat wij hier bijeen zijn als -zowel 'dag-' als 'dag- en nacht-' Amsterdammers, die elkaar ontmoeten voor een gedachten- wisseling over de problemen van hun stad en die zoeken naar ge- zamenlijke wegen voor de toekomst van die stad.

In dit licht gezien is de wijze, waarop wij het vraagstuk stellen, van veel belang.

Het vraagstuk stellen door louter het opmaken van de balans van alle positieve en negatieve punten biedt geen oplossing. Dan ontstaat een soort verlies- en winstrekening, gebaseerd op een statisch uitgangspunt. Dat leidt niet tot een verantwoord toekomst- beeld, niet tot verantwoorde conclusies en daardoor niet tot ver- antwoorde consequenties.

Daarom wil ik trachten het vraagstuk te stellen vanuit de 'stad in beweging' -gedachte, omdat deze mogelijkheden biedt de proble- men waarvoor de stad staat en waarmee zij worstelt in volle omvang te onderkennen.

Er zijn tal van vraagstukken. Als eerste kan worden genoemd de economische problematiek; niet alleen van de stad maar ook in landelijk verband.

Voorts vraagstukken als: de werkloosheid, de woningnood, de be- volkingsafname, criminaliteit, drugsverslaving, de vervuiling en verloedering van de stad, bestuurlijke zwakte of zwakten, onmacht en/ of onduidelijkheid van beleid.

(21)

Het alleen registreren ervan is echter niett voldoende. Tevens moeten worden onderkend de factoren die oorzaak zijn van deze ontwikkelingen. Het noodzaakt tevens tot het afwegen en kwalificeren van deze factoren en het bepalen van hun wel of niet beïnvloedbaarheid.

Op grond van dàt inzicht en van die kennis leidt tot een wel- doordachte standpuntbepaling ten opzichte van deze Amsterdamse problematiek, met als consequentie: het actief tegemoettreden van de vraagstukken, teneinde de ontwikkelingen in positieve zin te be- invloeden.

Daarbij rijst een aantal vragen, zoals: wat Amsterdam zelf direct kan doen; waar de grenzen van de mogelijkheden en de beperkt- heden liggen en wat kan worden bereikt via andere overheden door contact en/ of beïnvloeding daarvan en door middel van sterke argumentatle.

Voorts: welke interne voorwaarden zijn daartoe noodzakelijk en welke omstandigheden moeten wij daartoe scheppen?

Fundamentele veranderingen Er blijkt duidelijk, dat allerwege de behoefte aan een dergelijke dialoog wordt gevoeld.

In het algemeen gesteld, kan worden geconstateerd, dat ons land en onze stad in een overgangsfase verkeren. De periode van materieel herstel en wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is nu afge- sloten. Het denken en doen van generaties, die oorlog en bezetting bewust hebben meegemaakt, werd bepaald door die periode en door de tijd daarvoor. Wij moeten ons echter realiseren, dat de generaties, die nu de draagvlakken vormen in het maatschappelijk leven, niet de oorlog en zijn periode daarvóór hebben gekend, waardoor zij anders denken en anders handelen dan oudere generaties en de zaken met een andere mentaliteit tegemoet treden.

Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat sinds die tijd fundamentele veranderingen zijn ontstaan in wetenschap en techniek, die met onvermoede krachten doorwerken in het sociaal- cultureel en economisch leven van ons land en van de stad.

Amsterdam is economisch geconfronteerd met een aantal ver- anderingen van fundamentele aard. Te noemen zijn het wegvallen van de Indonesische markt en de daarmee samenhangende be- trekkingen, de ontwikkeling van de duwvaart en de moeilijkheden die daarvan het gevolg waren voor het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor de verbindingen met het achterland werden verstoord;

(22)

het voor grotere schepen niet meer bereikbaar zijn van Amsterdam;

de dreigende afbraak van scheepsbouw en andere industrieën; het door bedrijven stellen van nieuwe ruimtelijke eisen, waaraan in de bestaande stad niet meer kan worden voldaan; het tot stand komen van economische concentraties en fusies, die mede tot gevolg hebben dat bedrijven Amsterdam verlaten, soms ook omdat beslissingen in het beleid buiten Amsterdam worden genomen, de EEG ontwikkelt een nieuwe en andere werf- en zuigkracht, waar- door het zwaartepunt van de economie zuidelijker komt te ligeen:

Rotterdam, Moerdijk, Brabant en Zeeland en waardoor het Noord- zeekanaalgebied aan betekenis verliest. Dit alles is niet het gevolg van een natuurwet. Er komen nieuwe lijnen en stromingen, voort- vloeiend uit buiten-nationale (Europese) overeenkomsten en gemeenschappen. In dat kader vallen nog andere wijzigingen vast te stellen. In het Noordzeekanaalgebied ligt de beslissingskracht van Hoogovens niet meer in I]muiden, maar bij andere, niet in ons land liggende bedrijven, waarmee Hoogovens is verbonden.

Andere grote en diep-ingrijpende veranderingen voltrekken zich in de distributiesector. Het grootwinkelbedrijf met zijn veelomvatten- de sortering is een normaal verschijnsel geworden; evenals de zelf- bediening, de winkelcentra, de Maxis' en de Makro's. Deze ont- wikkeling werd een bedreiging voor het midden- en kleinbedrijf en veroorzaakt grote moeilijkheden in deze sector. Een ander zeer actueel punt is de huidige economische recessie. De invloed van de teruggang in de economie kan niet worden tegemoetgetreden met slechts het nemen van incidentele maatregelen. Wij moeten ons realiseren, dat het een diep ingrijpend gebeuren is in het nationale en economische leven van het land.

Het spreekt vanzelf dat deze ontwikkelingen ook hun uitwerking op Amsterdam zullen hebben, niet alleen in zijn economisch leven.

Zij kunnen ook reacties oproepen en eisen stellen aan de maat- schappelijke organisaties, die zich op alle terreinen bewegen en daar verantwoordelijkheden hebben èn aan de overheid.

Veranderingen Als we over Amsterdam praten is daarmee echter niet het beeld compleet. In onze stad zijn ook de gevolgen merkbaar van de fundamentele veranderingen, die zich in sociaal-cultureel opzicht hebben voltrokken. Als voorbeeld kan gelden de verhoging van het levenspeil na de Tweede Wereldoorlog, waardoor enerzijds nieuwe mogelijkheden werden geschapen, maar die anderzijds heeft geleid tot het ontstaan van nieuwe behoeften en van nieuwe gedrags- en

(23)

leefpatronen.

Dat noopt er toe ook op dit terrein opnieuw onze houding te be- palen, als persoon zowel als in organisatorisch verband.

Een andere factor, die de reacties en mentaliteit van de mensen in onze stad beïnvloedt is het feit, dat ondanks vele nieuwe mogelijk- heden de tegenstelling steeds groter worden. Haarzuiver kan bij- voorbeeld worden berekend en geregeld dat een ruimtevaartuig een gewenste plaats op de maan bereikt, dat de astronauten van het maanoppervlak de gewenste stenen en stoffen verzamelen, om daarna volgens plan en precies op tijd naar de aarde terug te keren.

Via het televisiescherm is daarvan dan praktisch de hele wereld getuige. Maar als een Amsterdammer uit één van de stadsdelen naar het centrum moet - een afstand van 4 tot 5 km - weet hij niet hoeveel tijd hij daarmee kwijt zal zijn en wanneer hij zijn doel bereikt. Het is mogelijk geworden de mens van een nieuw hart te voorzien, waardoor hij weer kan deelnemen aan het leven; maar het is helaas ook nog mogelijk dat een bejaarde overlijdt en het dagen duurt voor dit wordt ontdekt Of dat voor een zieke bejaarde niet direct een vereist ziekenhuis- of verpleegtehuisbed beschikbaar is.

Dergelijke grote tegenstellingen leiden velen tot een mentaliteit van 'ze kunnen alles, maar ze dóen niets'. Een dergelijke mentaliteit werkt enorm door en we hebben en krijgen daarmee steeds méér te maken. We moeten er rekening mee houden en vooral: er iets aan doen!

Het vraagstuk van de - dertigjarige - woningnood is ook moeilijk te begrijpen en te aanvaarden. Jonge Amsterdammers, die willen trouwen en een woning zoeken, nemen geen genoegen meer met het argument van tientallen jaren, dat de woning er niet is omdat we een oorlog achter de rug hebben.

De woningnood is thans ook niet meer alleen een kwantiteits- maar tevens een kwaliteitsvraagstuk. Men verwacht en eist méér kwaliteit dan thans - in hoofdzaak uit voor-oorlogs woningbezit - kan worden geboden.

De daarmee samenhangende ontwikkeling van het bevolkingsvraag- stuk is evenmin slechts een kwestie van kwantiteit. Deze is vooral een verandering in de sociale samenstelling van de bevolking; in wezen dus een kwaliteitsvraagstuk. In onze stad wonen ruim 40.000 buitenlanders en 37.000 Surinamers, onder vaak moeilijke omstandigheden en verhoudingen waaruit veel sociale problemen ontstaan. De duizenden studenten, die naar Amsterdam komen, studeren en wonen hier een aantal jaren en vertrekken daarna veelal om plaats te maken voor anderen.

De toename van het aantal bejaarden (nu ongeveer 15% van de bevolking) drukt met de daaraan verbonden problematiek eveneens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een tussenpositie wordt ingenomen door degenen die buitenkerkelijk zijn; deze wijst men niet zonder meer af, maar veel vaker dan bij de andere groeperin-. gen stelt men voorwaarden

Toen Mexico in augustus 1982 bekend maakte dat het niet langer in staat was aan zijn verplichtingen jegens buitenlandse banken te voldoen werd de ernst van de situatie en de

mensen, waartegen opgetreden moet worden. Maar we plaatsen daarmee niet het totale probleem, de werkloos- heid, centraal. Het blijft opereren in de marge. Alleen

Behalve voor het ontstaan van de grote ordes is er aandacht voor de gewijde ordening van het leven, ora et labora, voor de lectio divina, de meditatieve leeswijze van de Bijbel,

Voor een onderzoek naar de economische betekenis van de jacht in Nederland is het nodig gegevens te verkrijgen over de kosten en opbrengsten die jagers hebben. Het onderzoek

The problems and opportunities described in this chapter are used in Chapter 5 to make recommendations for the implementation of a generic framework to assist municipalities to

In hierdie studie word die histories-ingeligte uitvoeringspraktyk (HIU) as benadering ondersoek vir die uitvoering van ornamentasie van vokale Barokmusiek,

Daarbij gaat het niet alleen om het benoemen van de ambitie tot meekoppelen, maar ook om het opnemen van incentives die meekoppelen aanmoedigen, zoals bijvoorbeeld het