• No results found

Maak het verhaal rond met de mastodont - de oud-politicus als bron binnen de journalistiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maak het verhaal rond met de mastodont - de oud-politicus als bron binnen de journalistiek"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Maak het verhaal rond met de mastodont

-De oud-politicus als bron binnen de

journalistiek-Juli 2013

Begeleider:

dhr. dr. P.L.M. (Peter)

Vasterman

Door:

L. F. (Leonie) Sellies

Studentnummer: 6417825

(2)

Dankwoord

“De titel wordt: ‘Maak het verhaal rond met de mastodont’,” oppert politiek

journalist Mark Kranenburg aan het begin van ons interview. Van deze suggestie

heb ik dankbaar gebruik gemaakt.

Niet alleen de titel, maar deze hele scriptie was niet tot stand gekomen zonder

alle geïnterviewden. Ik dank hierbij journalisten Jan Hoedeman, Mark

Kranenburg, Pieter van Os, Eric Vrijsen, Max Van Weezel en oud-politici Dries

van Agt, Bram Peper, Hans Wiegel en Herman Wijffels voor hun tijd en

medewerking. Ik heb genoten van alle interviews met deze kenners van de

politiek en journalistiek

Verder wil ik in het bijzonder mijn scriptiebegeleider Peter Vasterman danken

voor zijn kritische blik, zijn opbouwende feedback en zijn mooie woorden bij

mijn afstudeerceremonie.

Ook dank aan mijn vrienden voor de motiverende woorden op de momenten

dat die nodig waren. In het bijzonder denk ik hierbij aan de rondjes Vondelpark

met Tesca Flapper die met een kritische analyse mij altijd weer wist te

enthousiasmeren. Zonder de hulp van mijn lieve vriendje Robert van der Velden

had de lay-out van deze scriptie er niet half zo professioneel uitgezien. Ik dank

mijn lieve vriendin Emma Schopman voor haar trouwe support. Tevens dank

aan mijn proeflezer Stephan Huijboom, die minutieus mijn hele scriptie heeft

doorgelezen.

Ten slotte wil ik mijn ouders bedanken dat ik altijd bij hen terecht kan,

-Graduation is not the end, it's the beginning- (Orrin Grant Hatch)

(3)

INHOUDSOPGAVE

INTRODUCTIE... 5 HOOFDSTUK 1. BRONNEN... 9 1.1 BRONNENGEDEFINIEERD...10 1.2 BRONNENCRITERIA...12 1.3 BRONNENGEBRUIK...15 1.4 PUNDITS...17

HOOFDSTUK 2. JOURNALISTIEKE ONTWIKKELINGEN...20

2.1 ONTZUILING...20 2.2 MEDIALOGICA...21 2.3 SPINDOCTOR...23 3. METHODOLOGIE... 26 3.1 KWANTITATIEFONDERZOEK...26 3.2 KWALITATIEFONDERZOEK...27 4. ANALYSES... 29

4.1 ANALYSE I – KWANTITATIEF - DEMATEVANGEBRUIKVANOUD-POLITICIINDEMEDIA...29

4.2 ANALYSE II – KWALITATIEF – DEFUNCTIEVANDEOUD-POLITICUSALSBRON...32

4.2.1 Politieke verslaggeving...32

De relatie tussen bron en journalist...32

Initiatief van contact...33

4.2.2 De functie van de oud-politicus – informatie...36

Voordelen:... 36

Partijdiscipline doorbreken...36

Informatie via netwerk...38

Reconstructie opzetten...39

Nadelen:... 41

Moeilijk te weerleggen...41

Nieuwe functie en lobbywezen...42

4.2.3 De functie van de oud-politicus – duiding...44

Voordelen:... 44

Van afstand analyseren...44

Nieuws begrijpelijk brengen...46

Een politieke antenne...47

4.2.4 De functie van de oud-politicus – reuring...49

Voordelen:... 49

Scherpe tong... 49

(4)

Nadelen... 52

Titel prominent niet op zijn plaats...52

Oud-politicus vertolkt mening van medium...55

4.2.5 Motivatie en invloed...57

Motivatie van de oud-politicus...57

Macht van de oud-politicus via de media...58

5. CONCLUSIE & DISCUSSIE... 61

(5)

Introductie

“Woensdag zijn er lokale verkiezingen in Friesland. De eerste electorale test voor het kabinet Rutte. VVD-erelid Hans Wiegel weet raad” (Eva Jinek, 11-11-2013)

Het is 11 november 2013 en VVD-prominent Hans Wiegel schuift aan bij het programma Eva Jinek op

Zondag. Het erelid van de VVD is door Jinek uitgenodigd om zijn mening te geven over het kabinet

Rutte II en in het bijzonder het herfstakkoord dat net is gesloten met D66, ChristenUnie en SGP. Eva Jinek wil van Wiegel weten wat de uitstraling van de lokale uitslag op Den Haag zal zijn. “Je weet wat er uitkomt”, antwoordt Wiegel. Zelfverzekerd vervolgt hij: “Het is vrij eenvoudig. Die partijen die een slechte uitslag boeken, die zullen zeggen; dat komt door de plaatselijke omstandigheden. En die partijen die een goede uitslag boeken, zullen zeggen; dat is een landelijke traditie.”

Het is niet de eerste keer dat Wiegel in die media opduikt. Verschillende media gaven de voormalige VVD-leider de afgelopen jaren een podium om zijn ongezouten mening te verkondigen. Onder meer bij De Wereld Draait Door, Andere Tijden, Sterren op het Doek en radioprogramma’s

Hoge Bomen en Felderhof ontmoet mocht Wiegel aanschuiven. In het jaar 2013 werd zijn naam ruim

838 keer genoemd in Nederlandse kranten en dagbladen. Hij kwam met niet mis te verstane

uitspraken als: “Dit kabinet heeft zichzelf vleugellam gemaakt” en “Het plan van Rutte is niet minder dan bizar.”

NRC-redacteur en auteur van het boek ‘ Wij begrijpen elkaar uitstekend - De permanente wurggreep van pers en politiek’ Pieter van Os noemt Wiegel in zijn boek dan ook ‘de onvermijdelijke VVD-coryfee’.

Maar Wiegel is niet de enige voormalige bewindsman die met enige regelmaat in de schijnwerpers van de media staat. Hij is slechts één van de vele bekende oud-politici, ook wel

mastodonten en partij-coryfeeën genoemd, die geregeld in de media op komt draven. Van Os schrijft hierover in zijn boek: ‘Dan heb je weer zo’n artikel oud-gediende-klaagt-over-de-koers-van-de-partij.’

Volgens Van Os zijn de voormalige bewindslieden graag geraadpleegde bronnen waar politieke verslaggevers met regelmaat gebruik van maken. Al deze oud-politici tezamen vormen dan ook een interessante groep bronnen binnen de journalistiek. Alhoewel zij zelf niet meer actief zijn binnen de politiek, schijnen andere factoren hen tot een interessante bron voor de journalist te maken. Welke factoren dit echter zijn is onduidelijk.

De oud-politici - voormalige bewindslieden zoals Frits Bolkestein, Bram Peper, Jan Pronk, Wouter Bos, Femke Halsema, Hans Hillen en nog vele anderen - zijn een belangrijke rol gaan spelen in het medialandschap anno 2014. Hun kritiek op de huidige politiek was over de afgelopen jaren met regelmaat te horen op televisie en radio, en viel anders wel te lezen in de krant.

Voorbeelden uit het bredere politieke spectrum zijn oud-premier Dries van Agt die het met enige regelmaat opneemt voor de Palestijnen en zich kritisch uitlaat over de Israëlische

bezettingspolitiek. Ondanks het feit dat hij zich uit de actieve politiek heeft teruggetrokken probeert hij de publieke opinie nog steeds te beïnvloeden met lezingen en presentaties. Een ander voorbeeld is oud-minister Bram Peper die zich op gezette tijden kritisch uitlaat over zijn politieke partij, de PvdA. Ook de zojuist al genoemde oud-vice premier en minister van Binnenlandse Zaken, Hans Wiegel (VVD), laat zich regelmatig uit over ontwikkelingen betreffende de partij waarvan hij erelid is.

(6)

De Mastondonten zagen alle schijnwerpers op zich gericht bij de opstand van vele partijprominenten bij het CDA in 2010. Volgens Thijs Niemantsverdriet was de schade in het CDA hierna gigantisch.1 ‘Het begon medio augustus met een simpele handtekeningenactie (…) Bijna alle

CDA-olifanten keerden zich in de afgelopen weken tegen een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PVV. De voormalige premiers Piet de Jong, Dries van Agt en Ruud Lubbers (…) Het lijkt erop dat het CDA is beland in de ergste crisis van zijn bestaan.” Bij de mastodontenopstand in 2010 lieten journalisten oud-politici massaal aan het woord. Waarom was en is de oud-politicus voor de journalist zo interessant?

In deze thesis zal worden onderzocht waarom de oud-politicus zo’n interessante bron is voor de journalist. Er zal worden uitgegaan van verschillende mogelijke rollen die de voormalige

bewindslieden als journalistieke bron zijn gaan spelen. Er zijn hierbij meerdere hypotheses te bedenken. Zo zou de oud-politicus de journalist van achtergrondinformatie kunnen voorzien, het nieuws kunnen duiden of reuring kunnen brengen met scherpe en gekleurde opmerkingen. Omdat de oud-politicus niet meer actief aan de politiek deelneemt, is het voor de politieke partij in kwestie lastig om hem de mond te snoeren.

Bij het beantwoorden van de vraag welke rol de ex-politicus speelt als bron in de journalistiek komen verschillende deelvragen aan bod. Zo is het interessant om te onderzoeken of de voormalige bewindslieden nog steeds kennis van zaken hebben – doordat zij bijvoorbeeld nog steeds actuele partij-informatie doorgespeeld krijgen – of dat zij buiten het circuit liggen. Als de oud-politici geen informatie meer toegespeeld krijgen is het de vraag waarom deze groep bronnen dan toch zo interessant voor de journalistiek is.

De rol van de oud-politicus als bron kan ook worden geplaatst binnen het kader van de grootscheepse veranderingen in de verslaggeving de afgelopen decennia en de relatie tussen politiek en pers. Het gaat dan om de verzuiling, medialogica – en hiermee de opkomst van het verschijnsel hype - en het opkomen van de spindoctor. Ook hier zal in deze thesis naar worden gekeken.

Ten slotte is het belangrijk stil te staan bij de vraag of voormalige bewindslieden mogelijk zelf ook baat hebben bij het naar buiten brengen van informatie, of dat zij gewoon genieten van het in de schijnwerpers staan.

Alle zojuist genoemde deelvragen in acht nemende is de hoofdvraag van deze thesis: Wat is de meerwaarde voor de journalist bij het gebruik van oud-politici als bron voor de journalistieke verslaggeving?

Om te achterhalen welk aspect van de oud-politicus hem meerwaarde geeft voor de journalist zijn meerdere hypotheses opgesteld over de rol van de oud-politicus. De hypotheses zijn:

o Oud-politici brengen informatie waar zij nog steeds toegang tot hebben o Oud-politici brengen duiding, doordat zij veel ervaring hebben in de politiek o Oud-politici brengen reuring, omdat zij vrijer kunnen spreken

Tegenover deze hypothetische meerwaarden van het gebruik van de oud-politicus als bron staan mogelijk ook nadelen. Deze scriptie beoogt dan ook niet alleen de eventuele meerwaarde van het gebruik van de oud-politicus als bron vast te stellen, maar ook potentiële nadelen en valkuilen die hiermee samen gaan. De vraag is dan ten koste van wat de oud-politicus wordt gebruikt als bron.

(7)

Hiernaast zal worden onderzocht wat de baten zijn aan de kant van de oud-politicus van het in de schijnwerpers staan. Zijn er belangen aan de kant van de oud-politicus waar de journalist voor op zijn hoede dient te zijn? Wat krijgt de oud-politicus terug voor zijn optredens in de media? De deelvragen hierbij zijn:

o Wat zijn de beweegredenen voor de oud-politicus om in de media te fungeren als bron?

o Moet de journalist rekening houden met belangen aan de kant van de oud-politicus? Om de relevantie van de onderzoeksvraag te bepalen zal ook onderzoek worden gedaan naar hoe vaak de oud-politicus als bron wordt aangehaald. Dit leidt tot de laatste deelvraag die zal worden beantwoord in het kwalitatieve gedeelte van deze scriptie:

o In welke mate maken Nederlandse journalisten gebruik van de oud-politicus als bron?

Er zijn meerdere redenen waarom deze hoofd- en deelvragen het onderzoeken waard zijn. Ten eerste vormen bronnen de grondslag van de journalistieke verslaggeving. Zoals Toon Rennen stelt in zijn boek ‘Journalistiek als kwestie van bronnen’: “Het journalistieke proces veronderstelt altijd informatiewinningsprocessen, via welke de journalistieke bronnen hun rol gaan spelen.” 2 De bronnen

spelen een grote rol in het journalistieke productieproces. De kwaliteit van de bron loopt parallel met de kwaliteit van de krant, want ‘de bronnen die worden aangehaald geven de krant

geloofwaardigheid’, aldus Rennen.3

Ten tweede moet altijd rekening worden gehouden met de intenties van de bron zelf. De journalist wordt altijd geacht in het achterhoofd te houden dat de bron zelf ook een motief kan hebben om bepaalde informatie naar buiten te brengen. Bronnen hebben meestal hun eigen belang bij het naar buiten brengen van informatie.4 Volgens Hanitzsch proberen bronnen zelfs op actieve

wijze te beïnvloeden wat wel en wat niet nieuws wordt.5

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal eerst onderzoek worden gedaan naar het fenomeen journalistieke bronnen in het algemeen en bronnengebruik door journalisten. Dit zal worden verwerkt in hoofdstuk één. Hier zal worden uitgelegd wat voor verschillende bronnen er bestaan en wat het belang is van bronnenonderzoek. De criteria waaraan bronnen moeten voldoen om in de journalistiek als sterke bronnen te worden gezien zullen voorbijkomen. Eveneens zal de manier waarop de journalistiek gebruik maakt van de bron – het zogenoemde bronnengebruik – worden behandeld. Ten slotte zal de groep bronnen die centraal staat in deze scriptie, de oud-politici, binnen een grotere groep bronnen die wordt omschreven als pundits, worden geplaatst. Het gaat dan om bronnen die buiten de politieke arena staan, maar die wel vanaf die zijlijn fungeren als bron.

2 Toon Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen: Ontwikkeling en toepassing van een

brongeoriënteerde benadering van de journalistiek. (Delft: Eburon, 2000) p. 29 3 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen, p. 1 & 305

4 Zhi Reich "The process model of news initiative. Sources lead first, reporters thereafter," Journalism studies 7, no. 4 (2006) p. 497 – 514 quoted in Karin Wahl-Jorgensen & Thomas Hanitzsch (eds.) Handbook of Journalism

Studies (New York: Routledge, 2009) p. 103

5 Karin Wahl-Jorgensen & Thomas Hanitzsch (eds.) Handbook of Journalism Studies (New York: Routledge, 2009) p. 104

(8)

In hoofdstuk twee zal vervolgens de plaats van de oud-politicus als bron in het huidige medialandschap worden vastgesteld aan de hand van theorieën over de veranderende relatie tussen pers en politiek en de journalistieke bronnen die daarmee interessant zijn geworden. Hierbij zullen ook de processen van ontzuiling en medialogica aan bod komen. De relatie tussen het gebruik van deze groep bronnen en de veranderingen in het medialandschap zullen onderzocht worden. De opkomst van medialogica heeft namelijk belangrijke veranderingen in het medialandschap tot gevolg gehad. We spreken dan bijvoorbeeld over het fenomeen spindoctors en het daarmee gepaard gaande

spinning. Ook dit fenomeen zal worden toegelicht.

Om te achterhalen wat de beweegredenen van journalisten zijn om de oud-politicus als bron te gebruiken zullen interviews worden afgenomen met verschillende Nederlandse journalisten. Het betreft dan journalisten die zelf ook actief zijn geweest - vanuit de media - in politiek Den Haag en die zelf ook ervaring hebben met het gebruik van oud-politici als bronnen. Ook zullen oud-politici die met regelmaat in de media verschijnen worden geïnterviewd. Hierbij zal worden gepoogd hun motieven over het wel of niet geven van interviews te achterhalen. Wat denken de oud-politici zelf toe te voegen aan het debat en wat voor informatie geven zij prijs?

Voordat de interviews plaats vinden zal worden onderzocht hoe vaak de oud-politici zowel op de televisie als in de krant worden aangehaald als bron. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het onderzoek van Hans Beerekamp. Deze televisierecensent heeft onderzoek gedaan naar de talking-heads op televisie en hield zowel in 2008 als in 2010 drie maanden bij wie er bij de verschillende praatprogramma’s van de publieke omroep mochten aanschuiven. Aan de hand van de gegevens uit dit onderzoek zal worden vastgesteld hoe relevant onderzoek naar de oud-politicus als bron is. Hierbij geldt; hoe méér de oud-politicus in de media aan het woord wordt gelaten, hoe relevanter het onderzoek naar de rol van deze groep bronnen in de journalistiek. Vervolgens zullen de namen die uit dit eerste kwalitatieve onderzoek naar voren komen worden ingevoerd in de online database lexisnexis. Deze database bevat bijna alle artikelen van Nederlandse kranten en dagbladen vanaf 1980. Door de namen in deze database in te voeren kan ook voor de geschreven journalistiek worden vastgesteld hoe belangrijk de oud-politicus als bron is.

Met de resultaten van zowel een kwalitatief als een kwantitatief onderzoek in de hand, is de hoop dat deze scriptie een duidelijk(er) beeld kan geven van de rol van de oud-politicus in de media, waarbij de beroepsgroep – de journalisten - gebaat kan zijn. Aan het einde van deze scriptie zal daarvoor een balans worden opgemaakt met de voor- en nadelen van het gebruik van de oud-politicus als bron in de journalistiek, gezien vanuit goede politieke verslaggeving.

(9)

‘The relationship between sources and journalists resembles a dance, for sources seek access to journalists, and journalists seek access to sources. Although it takes two to tango, either sources or journalists can lead, but more often than not, sources do the leading’

(Herbert Gans)

Met deze metafoor uit zijn in 1979 geschreven boek ‘Deciding what’s news’ schept Herbert Ganseen beeld waarmee in één klap de journalistieke afhankelijkheid van bronnen duidelijk wordt. 6 De

journalist is aangewezen op bronnen, omdat deze de grondslag vormen van alle berichtgeving en hiermee inherent deel uitmaken van journalistieke media-inhoud.7 Of, zoals John Hohenberg het

stelt: “Every story in a newspaper, whether the account is large or small, must have a source.” 8

Bronnen zijn onmisbaar in het journalistieke metier. Een studie naar het nieuws is dan ook pas compleet als onderzoek is gedaan naar zowel de personen die als bron worden opgevoerd, als de 99 procent van de populatie die hiervoor niet geschikt geacht wordt, aldus Gans.9

Ondanks het feit dat zonder bronnen geen journalistiek bestaat krijgt dit gegeven volgens Toon Rennen weinig aandacht in theorieën over journalistiek.10 Het belang van bronnen legt het

volgens Rennen af tegen de idee van de autonomie van de journalist. Het idee hierachter was dat de journalist altijd autonoom functioneerde, dus dat onderzoek naar de invloed of belangen van bronnen onnodig was.

De onderbelichting van bronnen is ook in de ontwikkeling van het journalistieke onderzoek te ontwaren. In de jaren ’50, een periode waarin journalistiek onderzoek in de Verenigde Staten een vlucht nam, gingen de meeste onderzoeken over het publiek en effecten van de media.11 Pas vanaf de

jaren ’60 en ’70 werden ook de personen werkzaam in de media zelf, en daarmee gepaard de routines waarmee zij werken, onderdeel van de bestudering.

Een van de eerste theorieën waarin de journalist zelf centraal staat is het gatekeeper model waarin de keuze van de journalist voor bepaald nieuws wordt onderzocht. In de jaren ’60 werd hier volgens Wahl-Jorgensen het ‘professionalization paradigm’ aan toegevoegd. Bij deze theorie staat de ontwikkeling en prestatie van de journalist centraal.

De vraag waar journalisten hun informatie vandaan halen werd echter nog lange tijd buiten beschouwing gelaten.12 In de jaren ’80 en ’90 werd er steeds meer onderzoek verricht naar bronnen.

Gans behandelt de rol van bronnen binnen de journalistiek in zijn boek Deciding what’s news. In 1986 volgt Sigal met zijn boek Who? Sources make the news. Alhoewel vanaf de jaren ’90 steeds meer onderzoek wordt gedaan naar bronnen spreekt Toon Rennen in zijn boek ‘Journalistiek als kwestie 6 Herbert Gans: Deciding what’s news: A study of CBS evening news, NBC nightly news, Newsweek, and Time, (New York: Random House, 1980)

7 Ellen Hijmans, Kees Buijs & Pytrik Schafraad, Nieuwsbronnen en de Kwaliteit van de Journalistiek: Een

verkennende analyse van binnenlandse nieuwsonderwerpen in vier Nederlandse dagbladen. (Diemen: AMB,

2009)

8 John Hohenberg, The professional journalist. (New York: Henry Holt and company, 1960)

9 Gans, Deciding what’s news, p. 116

10 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen, p. 1 11 Wahl-Jorgensen, Handbook of Journalism Studies, p. 6

(10)

van bronnen’ nog steeds van een “onderbelichting c.q. onderwaardering van de rol van bronnen binnen de journalistieke theorieën.”13

1.1 Bronnen gedefinieerd

Buiten de journalistieke en wetenschappelijke context wordt ‘bron’ in woordenboek Van Dale gedefinieerd als ‘oorzaak, oorsprong; plaats van ontstaan; een bron van inkomsten; bronnen van de geschiedenis, archiefmateriaal, dagboeken, officiële publicaties, oorkonden enz.’

Als wordt gekeken naar de definitie van nieuwsbronnen binnen de journalistiek blijkt dat er ook daar veel verschillende betekenisvarianten te vinden zijn. John Adams noemt de term bron zeer ambigu. De term kan volgens hem verwijzen naar een aantal dingen – het medium zelf (bijvoorbeeld de krant), het persbureau, de verslaggever, of de primaire bron van informatie.14

Adams maakt meteen een onderscheid tussen de primaire en secundaire bron van

informatie. Als de journalist informatie uit de eerste hand krijgt, dan is sprake van een primaire bron. Als hij zijn informatie uit de tweede hand krijgt, en dus niet van ooggetuigen of officiële documenten, dan hebben we het over secundaire bronnen.

Gans en Adams zijn het er over eens dat de journalist er de voorkeur aan geeft zelf bij nieuwswaardige gebeurtenissen aanwezig te zijn en ter plekke verslag te doen. De journalist is dan zowel een primaire bron als een zelfbron, zoals Adams het omschrijft. Hij krijgt de informatie uit de eerste hand en fungeert zelf als bron. Wegens praktische bezwaren is het voor de journalist echter vaak niet mogelijk om bij de gebeurtenis aanwezig te zijn. De journalist moet dan afgaan op wat anderen hem kunnen vertellen.15

Alhoewel volgens Adams de journalist zelf ook kan fungeren als bron, is Gans het hier niet mee eens. Volgens Gans kunnen alleen externe bronnen, dus niet de journalist zelf, als bron worden beschouwd. Voor Gans geldt dat bronnen de journalist van informatie moeten kunnen voorzien. Wat de journalist zelf al aan informatie voorhanden heeft, bijvoorbeeld via observatie of voorkennis, maakt hem volgens Gans dus niet tot bron. Gans gebruikt de term bronnen vanuit het oogpunt van de journalist. Adams echter noemt elke potentiële bron van informatie, en hiermee dus ook de journalist zelf, een bron.

Volgens Boris Berkhout is het gebruikelijk om onderscheid te maken tussen schriftelijke en mondelinge bronnen.16 De mondelinge bronnen hebben volgens hem het voordeel dat de informatie

rechtstreeks van betrokkenen afkomstig is. Berkhout heeft het hier dus alleen over primaire bronnen. De man op de straat die om zijn mening wordt gevraagd valt niet onder deze omschrijving, omdat hij niet altijd rechtstreeks betrokken is bij de gebeurtenis. Berkhout brengt hier wel een nuance aan: “De informatie [van mondelinge bronnen] is weliswaar persoonlijk gekleurd, maar ook authentiek.” De journalist moet er dus rekening mee houden dat informatie van mondelinge bronnen persoonlijk gekleurd en daarmee subjectief is.

13 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen, p. 306

14 John B. Adams, News sources: three points of view: studies in journalism and communications (Chapel Hill: School of journalism of the University of North Carolina, 1964) p. 12

15 Kevin Williams, The light at the end of the tunnel: the mass media, public opinion and the Vietnam War.

Getting the message: news, truth and power (London: Routledge, 1993) p. 305-328

16 Boris Berkhout, Piet Hagen, Arthur van Leeuwen & Aleid Truijens Truijens, Het journalistieke verhaal (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1988) p. 68

(11)

Toch moet ook het belang van schriftelijke bronnen volgens Berkhout niet onderschat worden, omdat ‘de meest opzienbarende onthullingen vaak gebaseerd zijn op schriftelijk materiaal.’17

Henk Vreekamp onderscheidt humane en niet-humane bronnen.18 Humane bronnen zijn voor

Vreekamp personen. Vreekamp noemt hierbij zelf informanten, vrienden, collega’s en voorlichters als voorbeelden. Onder niet humane bronnen verstaat Vreekamp documentaire faciliteiten. Als

voorbeelden hiervan noemt hij naslagwerken en databases.

Het onderscheid dat Vreekamp en Berhout maken tussen twee verschillende soorten bronnen komt op eenzelfde scheiding neer, gezien humane bronnen de enige bronnen zijn die mondeling informatie over kunnen brengen. Ook Addy Kaiser beschouwt menselijke bronnen als een aparte bronnencategorie.19 Menselijke bronnen zijn voor Kaiser personen die de journalist van

informatie voorzien. Daarnaast onderscheidt zij bronnen en bronnenmateriaal. Met bronnen bedoelt Kaiser concrete nieuwsprogramma’s en krantentitels binnen de media. Bronnenmateriaal voorziet de journalist van informatie die niet uit de media afkomstig is. Het gaat dan om schriftelijke bronnen zoals nota’s, wetsvoorstellen, verklaringen, persberichten en teksten van sprekers.20

In deze scriptie staat de menselijke/humane bron centraal. De reden hiervoor is dat in deze scriptie een specifieke categorie menselijke bronnen verder onderzocht zal worden.

Voor Gans kunnen alleen personen bronnen zijn. Hij omschrijft bronnen als volgt:

“The actors whom journalists observe or interview, including interviewees who appear on the air or who are quoted in magazine articles, and those who supply background information or story suggestions”.21

Gans voegt hier vervolgens aan toe dat het de taak is van de journalist om de verkregen informatie te verwerken: ‘with journalists (...) summarizing, refining and altering what becomes available to them from sources in order to make the information suitable for their audiences.” 22

Alhoewel Rennen het anders verwoordt, bevestigt hij wat Gans zegt door de informatie van bronnen ‘rauw nieuwsmateriaal’ te noemen.23 De journalist heeft de taak de informatie die hij van

een bron krijgt verder te bewerken.

De bron is volgens Rennen een actieve rolspeler in een transactieproces tussen bron en journalist. Dit betekent dat de journalist niet alleen op zoek is naar informatie die hij van de bron kan krijgen, maar dat de bron zelf ook graag bepaalde informatie kwijt wil aan de journalist. De bron kan bijvoorbeeld zijn eigen belang nastreven. Hierbij moet wel worden meegenomen dat niet alleen de bron, maar ook de journalist zijn eigen belang na kan streven, zoals wordt geconcludeerd door Jerry Palmer in zijn boek ‘Spinning into control.’ 24

Een onderscheid dat specifiek voor deze scriptie interessant is, is het onderscheid dat Peter Vasterman maakt tussen professionele bronnen en niet-professionele bronnen.25 Onder professionele

bronnen schaart Vasterman de mensen die op basis van hun functie – zowel in de politiek als in het

17 Berkhout, Hagen, Van Leeuwen en Truijens, Het journalistieke verhaal, p. 68 18 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen, p. 17

19 Ibid, p. 18 20 Ibid, p. 18

21 Gans, Deciding what’s news, p. 237 22Ibid, p. 80

23 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen, p. 26

24 Jerry Palmer, Spinning into control: News values and source strategies (Londen en New York: Leicester University Press, 2000) p 12

(12)

bedrijfsleven – met de pers te maken hebben op beroepsmatige wijze. Deze bronnen zoeken meestal op actieve wijze toegang tot de media. Bovendien worden zij regelmatig door de pers benaderd. Het gaat dan bijvoorbeeld om politici (meestal bewindvoerders), de top van het bedrijfsleven,

wetenschappers en voorlichters. Interessant voor deze scriptie is om te onderzoeken of de oud-politicus, als niet-professionele bron, ook op actieve wijze toegang zoekt tot de media en of de pers ook met regelmaat toegang zoekt tot hem.

De oud-politicus maakt deel uit van de groep niet-professionele bronnen, maar heeft in het verleden wel deel uitgemaakt van de professionele bronnen. Beroepsmatig hebben de

niet-professionele bronnen niets met de media te maken. Toch is de oud-politicus een andere categorie niet-professionele bron dan bijvoorbeeld ooggetuigen van gebeurtenissen of ‘ the man on the street’ die toevallig om zijn mening wordt gevraagd. De oud-politicus heeft namelijk wel een actieve functie in de politiek gehad en heeft mogelijk nog toegang tot bepaalde informatie of anders personen die toegang hebben tot die informatie. Met de kennis, ervaring en contacten die de oud-politicus tijdens zijn carriere heeft opgedaan zal hij altijd iets meer blijven dan de ‘man on the street’, maar zijn formele functie in de politiek is hij kwijt.

Het is aan de journalist om uit verschillende beschikbare bronnen een keuze te maken. Het journalistieke proces is een coproductie, waarbij de journalist de moeilijk controleerbare gatekeeping verantwoordelijkheid heeft. Dit houdt in dat de journalist verantwoordelijk is voor de selectie van bronnen, en hiermee ook de selectie van informatie, die hij vervolgens openbaar maakt.

Dit onthoudt de bron echter niet van de verantwoordelijkheid om waarheidsgetrouwe informatie aan te bieden. Of, zoals Herbert Strentz het verwoordt in de titel van zijn boek over journalisten en bronnen: ‘News Reporters and News Sources: Accomplices in Shaping and Misshaping the News.’

1.2 Bronnencriteria

Rennen heeft met betrekking tot de bestudering van bronnen niet alleen oog voor waar de inhoud van het nieuws vandaag komt, maar legt ook nadruk op wat het gebruik van adequate dan wel ongeschikte bronnen betekent voor het eindproduct van het journalistieke proces.26

Rennen betoogt dat onderzoek naar bronnen niet alleen belangrijk is omdat bronnen de journalist informeren, maar ook omdat de kwaliteit van de krant parallel loopt met de kwaliteit van de bronnen. “Zonder bronnen geen journalistiek en zonder goede bronnen geen goede journalistiek,” aldus Rennen.27

Als bronnen autoriteit hebben en over kennis van zaken beschikken is de informatie die zij verstrekken per definitie hoogwaardig. De bronnen die worden aangehaald geven de krant

geloofwaardigheid en die geloofwaardigheid is volgens Rennen deel van de identiteit van een krant en de pijler waarop de kwaliteit van de krant rust.

Albæk gaat een stap verder en omschrijft hoe journalisten vaak al het antwoord op een vraag weten, maar compenserende legitimiteit zoeken van een andere bron waarmee de informatie van meer

25 Peter L.M. Vasterman & Onno Aerden, De context van het nieuws (Groningen: Wolters Noordhoff, 1995) Hoofdstuk 6

26 Rennen, Journalistiek als kwestie van bronnen

(13)

autoriteit wordt voorzien.28

Bovendien kan de krant zich op die manier indekken. Als de informatie niet correct is kan de bron worden verweten dat hij het nieuws heeft bevestigd.

De factoren die bronnen voor journalisten interessant maken zijn het meest compleet in kaart gebracht door Herbert Gans. Volgens Gans beslist de journalist of de bron geschikt is op basis van een aantal onderling met elkaar verbonden overwegingen. Het gaat de journalist hierbij boven alles om effectiviteit. Deze nadruk op effectiviteit, met de focus op efficiënt gebruik van tijd, leidt ook tot het gebruik van nieuwsroutines, waarbij journalisten volgens vaste, routineuze wijzen hun werk doen29.

Op deze nieuwsroutines wordt in het volgende hoofdstuk verder ingegaan.

Het feit dat journalisten vaak met deadlines werken en daarom slechts gelimiteerd de tijd hebben om een nieuwsitem te produceren leidt er volgens Gans toe dat bronnen die makkelijk bereikbaar zijn – met lage kosten met betrekking tot gebruik van middelen van de journalist – voor de journalist aantrekkelijker worden. Gans:

“Reporters who have only a short time to gather information must therefore attempt to obtain the most suitable news from the fewest number of sources as quickly and easily as possible, and with the least strain on the organization’s budget.” 30

Gans komt vervolgens met een reeks factoren die het mogelijk maken voor de bron om toegang te krijgen tot de media.

“Looking at the tug of war from the perspective of sources suggests that their successful access to

journalism is shaped by at least four interrelated factors: 1) incentives 2) power 3) the ability to supply suitable information 4) geographic and social proximity to the journalists. Of the four, the ability to provide suitable information is crucial, but the other three factors enhance that ability.” 31

Volgens Gans bepalen deze vier factoren hoe succesvol de bron is in het bereiken en informeren van de journalist. De bron moet bereid zijn om met de journalist te spreken (incentive), moet een bepaalde mate van macht bezitten (power), moet de journalist kunnen voorzien van informatie met nieuwswaarde (the ability to supply suitableinformation) en moet op makkelijke wijze bereikbaar zijn voor de journalist (geographic and social proximity to the journalist). In de analyse zal worden onderzocht of de oud-politici, de brongroep die in deze scriptie specifiek wordt onderzocht, ook aan deze voorwaarden voldoet.

Voor de journalist zijn vervolgens weer andere factoren belangrijk bij het evalueren van de waarde van een specifieke bron. Gans noemt hierbij zes factoren:

“Altogether I identified six major source considerations at the news media I studied: 1) Past suitability 2) Productivity: giving a lot of information without costing a lot of work and time 3) Reliability 4) Trustworthiness 5) Authoritativeness 6) Articulateness.32

28 Erik Albaek, “Variation in expert source selection according to different objectivity standards”, Cultural

Studies of Science Education, Vol. 6, p. 574 - 578

29 Pamela J. Shoemaker & Stephen D. Reese, Mediating the message, (White Plains; New York, 1996) quoted in Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, Handbook of Journalism Studies, p. 61

30 Gans, Deciding What’s news, 128 31 Ibid, p. 117

(14)

Ook van deze factoren zal in de analyse worden onderzocht in hoeverre zij toepasbaar zijn op de oud-politicus als bron.

In zekere mate komen de factoren die Gans benoemt voor de bronnen en voor de

journalisten overeen. De factoren ‘incentives’ en ‘the ability to supply suitable information’ zijn te vergelijken met ‘productivity’, omdat al deze factoren te maken hebben met nieuwswaarde van de bron. ‘Productivity’ is vervolgens te verbinden met ‘geographic and social proximity to the journalists’, omdat deze factoren wijzen op de mate van energie die het de journalist kost om aan informatie te komen.

Gans maakt vervolgens onderscheid tussen beat reporters en general reporters.33

Eerstgenoemde verslaggevers zijn volgens hem verslaggevers die verslag doen over een afgebakend gebied of een specifieke organisatie. General reporters worden door hem geclassificeerd als

verslaggevers die verslag doen over alle mogelijke onderwerpen.

Beide soorten verslaggevers hebben een specifiek soort relatie met hun bronnen. Omdat beat reporters vanwege de beperkte omvang van datgene waar zij verslag van doen, vaak dezelfde bronnen tegenkomen en - zoals zeker in Den Haag het geval is – vaak in dezelfde omgeving verkeren als de journalisten, ontwikkelen zij een hechte relatie met hun bronnen. Zij zijn ook afhankelijk van de bronnen die op dat moment een politieke functie hebben. Gans:

“They (journalists) function much like participant-observers in sociology, and their sources become what sociologists call informants, keeping journalists up-to-date on what is happening inside the beat and supplying unofficial ‘inside’ and secret information to them.”

Toch schuilt in deze hechte relatie ook een gevaar. Omdat de journalist zo afhankelijk is van een kleine groep bronnen is het moeilijk voor de journalist om kritische stukken te schrijven over zijn bron, omdat dit er toe kan leiden dat de bron in de toekomst niet meer beschikbaar is. Gans

omschrijft de relatie van beat reporters en hun bronnen dan ook als een symbiotische relatie, waarin zowel de journalist als de bron elkaar iets verschuldigd zijn; respectievelijk informatie en positieve berichtgeving.

Voor de general reporter is het veel makkelijker om kritische stukken te schrijven, want als een bepaalde bron niet blij is met de publicatie van een stuk kan de journalist een ander onderwerp kiezen om over te schrijven, terwijl dit bij de beat reporter onmogelijk is. Laatstgenoemde verliest in dat geval een waardevolle bron.

Fishman34 deed aan het eind van de jaren ’70 onderzoek naar de verschillende manieren

waarop journalisten nieuws verzamelen. Met betrekking tot beats kwam hij tot de conclusie dat het gebruik van beats zo wijd verspreid is dat het niet gebruiken van beats zelfs wordt beschouwd als een experimentele, zo niet alternatieve wijze om nieuws te maken.

De hiervoor behandelde theorieën van beat reporters zijn interessant voor deze scriptie, omdat in Den Haag sprake is van een sterke beat cultuur. Alle verslaggevers zijn gespecialiseerd in Haagse politieke verslaggeving. Een groot aantal journalisten is afhankelijk van een klein aantal bronnen. De relaties die mede hierdoor ontstaan tussen de journalisten en bronnen leiden er mogelijk toe dat de journalist later ook gebruik zal blijven maken van de oud-politicus, omdat zij elkaar goed kennen en een lange vruchtbare relatie hebben gehad.

33 Gans, Deciding What’s news, p. 131

34 Mark Fishman, Manufacturing the news (Austin; University of Texas Press, 1980) quoted in Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, Handbook of Journalism Studies, p. 64

(15)

1.3 Bronnengebruik

Naast het bestuderen van de bronnen zelf kan ook onderzoek worden gedaan naar het bronnengebruik van de journalist. Het gaat dan om de eerdergenoemde gatekeeping

verantwoordelijkheid van de journalist, waarbij laatstgenoemde een selectie uit de beschikbare bronnen maakt. Het gaat dan ook om de manier waarop de journalist gebruikt maakt van de bron, dat wil zeggen, door middel van bijvoorbeeld achtergrondgesprekken, on-the-record interviews of andere manieren van informatieoverdracht.

Wat voor bronnen worden gebruikt en op wat voor manier is volgens Soloski niet alleen het onderzoeken waard omdat deze keuze bepaalt wiens informatie verspreid wordt, maar ook omdat de keuze voor bepaalde bronnen een zeker beeld van de maatschappij geeft.35 Het nieuws vormt de

manier waarop mensen de wereld en zichzelf zien. Volgens Carey vormen de journalisten met hun verhalen een werkelijkheid van wat er in de wereld gebeurt en worden deze verhalen vorm gegeven op basis van de informatie die journalisten krijgen van bronnen.36 De media hebben tegenwoordig

zo’n centrale positie in het leven van mensen, dat ze de constructie van hun wereldbeeld

beïnvloeden.37 Op die manier bepalen de media ‘de beelden in ons hoofd’ en dragen ze interpretaties

aan van de politieke werkelijkheid.38

Omdat bij de totstandkoming van nieuws door de journalist een keuze wordt gemaakt tussen verschillende bronnen is het interessant om te onderzoeken welke bronnen het nieuws wel halen en welke niet. De bronnen die wel door het nieuws worden opgevoerd brengen indirect een visie van de wereld over. Ook geeft de status van nieuwsbron de personen die als bron worden opgevoerd meer autoriteit39. De lezer is eerder geneigd hen als een autoriteit te beschouwen op basis van het feit dat

zij door de media worden opgevoerd. Of zoals Ericson het verwoordt:

‘News is a representation of authority (...) news represents who are the authorized knowers and what are their authoritative versions of reality.’ 40

Leon Sigal deed in 1973 onderzoek naar de verschillende soorten bronnen en hun dominantie in de berichtgeving. In zijn onderzoek concludeert Sigal dat er bij het bronnengebruik van journalisten drie typen journalist-bron relaties te onderscheiden zijn: De relatie gebaseerd op een

standaardroutine, de informele relatie en de ondernemende relatie, door Sigal de routine channels, informal channels en enterprise channels genoemd.41

35 John Soloski, “Sources and Channels of Local News” Journalism Quarterly 66 (1989) p. 864–870 36 James W. Carey, Communication as culture: Essays on media and society (New York: Routledge, 1989)

37 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). Medialogica: Over het krachtenveld tussen burgers, media

en politiek. (Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2003) p. 15

38 Bart Snels & Noortje Thijssen, De grote kloof: verhitte politiek in tijden van verwarring (Amsterdam: Boom, 2008) p. 164

39 Matt Carlson, “Dueling, Dancing, or Dominating? Journalists and Their Sources” Sociology Compass Volume

3, Issue 4 (2009) p. 526 - 542

40 Richard V. Ericson, Patricia M. Baranek, & Janet B. L. Chan, Negotiating Control: A study of news sources (Toronto; The University of Toronto, 1989) quoted in Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, Handbook of Journalism

(16)

Met een routinematige relatie doelt Sigal op officiële bronnen zoals persconferenties, persberichten en andere georganiseerde activiteiten zoals speeches. Deze informatiekanalen zijn allemaal on-the-record, dus de journalist mag alle informatie gebruiken en publiceren, inclusief afkomst van de informatie.

Bij de informele relatie praat de bron niet on-the-record. Het gaat dan juist om achtergrondbriefings aan journalisten waarbij bronnen anoniem belangrijke informatie aan de journalist geven. Een voorbeeld hiervan is het lekken van officiële documenten of het mondeling informeren van journalisten.

Bij de ondernemende relatie, het derde type relatie dat Sigal onderscheidt, gaat de journalist zelf op zoek naar informatie door bronnen die bij een bepaalde gebeurtenis aanwezig waren te interviewen en door andere personen die betrokken zijn bij een gebeurtenis te ondervragen. De journalist is dan bezig met onafhankelijk onderzoek met eigen analyses en conclusies.

Vervolgens heeft Sigal onderzocht met wat voor soort informatie – i.e. van wat voor soort relatie afkomstig – de voorpagina’s van de nationale kranten meestal worden gevuld. Uit zijn onderzoek blijkt dat 58 procent van het voorpaginanieuws afkomstig is van routinematige relaties.

Met betrekking tot het bronnengebruik van journalisten betoogt Ericson dat slechts een beperkte groep bronnen regelmatig door journalisten wordt aangehaald.42 Volgens Ericson gaat het

dan vooral om woordvoerders van specifieke bureaucratische organisaties. Personen die niet verbonden zijn aan dit soort instanties worden zelden als bron aangehaald. Volgens Ericson is een andere reden waarom een kleine groep bronnen vaak door de journalist wordt aangehaald dat de journalist op routineuze wijze te werk gaat.43

Alhoewel journalisten meerdere bronnen nodig hebben om een stuk te schrijven, zijn bronnen niet altijd beschikbaar. Het kost de journalist veel tijd om elke keer op zoek te gaan naar nieuwe bronnen. Een basiscollectie aan beschikbare bronnen maakt de taak van de journalist makkelijker. Bovendien hoeft de journalist voor dit deel van het journalistieke productieproces minder tijd uit te trekken. Bij beat reporters, die verslag doen over een specifiek onderwerp, wordt de groep beschikbare bronnen nog kleiner.

Het hier boven beschreven proces, waarin een kleine groep bronnen regelmatig wordt opgevoerd, wordt door Shoemaker en Reese44 een ‘nieuws routine’genoemd. 45 Hun definitie van

deze term is ‘Those patterned, routinized, repeated practices and forms that media workers use to do their jobs.’ Volgens Shoemaker en Reese worden deze routines aangehaald in respons op de

gelimiteerde middelen van de nieuwsorganisatie. Door de routines wordt tijd bespaard en houden journalisten meer tijd voor andere taken over.

Het zijn volgens Gans vooral de gespecialiseerde journalisten, die zich begeven op een kleiner werkterrein, die gebruik maken van een kleine groep bronnen. Omdat deze journalisten maar over één onderwerp schrijven zijn zij afhankelijk van deze kleine groep bronnen die actief is in dit veld. 41 Leon Sigal, Reporters and Officials: The Organization and Politics of Newsmaking (D C Heath & Co, 1973) quoted in Jerry Palmer, Spinning into control. News values and source strategies (Londen en New York: Leicester University Press, 2000) p. 5

42Richard V. Ericson, „How Journalists visualize facts,“ The Annals of the American Academy of Political and

Social Science 560 (1999): p. 83 – 95

43 Ibid

44Shoemaker & Reese, Mediating the message, quoted in Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, Handbook of

Journalism Studies, p. 61

45 Thomas Hanitzsch & Karin Wahl-Jorgensen, “The Handbook of Journalism Studies. (New York: Routledge Taylor & Francis, 2009) p. 62

(17)

Voor deze scriptie zijn bovenstaande theoriën om meerdere redenen van belang. Ten eerste geeft het gebruik van bepaalde bronnen door de journalist een bepaald beeld van de maatschappij. De aangehaalde bronnen worden beschouwd als figuren met autoriteit. Het is in het geval van de oud-politicus het onderzoeken waard of de oud-politicus werkelijk nog autoriteit en kennis van zaken heeft. Als dit niet het geval is, geeft de journalist mogelijk een verkeerd beeld van de

maatschappelijke verhoudingen.

Ook het onderscheid tussen general reporters en beat reporters is bij dit onderzoek belangrijk, omdat kan worden aangenomen dat in Den Haag en specifieker gezegd in de Tweede Kamer, journalist en politicus altijd dicht op elkaar zitten. Er is dan sprake van beat-verslaggeving. Het gevolg hiervan is dat journalisten zijn aangewezen op een groep vaste bronnen. In hoeverre dit het brongebruik van de journalist in politiek Den Haag beïnvloed en wat dit betekent voor de rol van de oud-politicus zal in deze scriptie worden onderzocht.

1.4 Pundits

Ondanks de bestaande nieuwsroutine heeft over de afgelopen jaren een ‘expanded cast of

characters’ tot de vaste bronnenkring weten door te dringen. 46 Hiermee bedoelen Nimmo en Combs

dat de journalist niet meer alleen op zoek is naar professionele bronnen die op basis van hun functie met de pers te maken hebben, maar dat ook niet-professionele bronnen, die tot voorkort niet in de media verschenen, nu interessant zijn geworden voor de journalist.

Een verklaring voor de introductie van deze nieuwe groep bronnen vinden Nimmo en Combs in de opkomst van de zogenoemde permanente politieke campagne.47 De permanente aandacht in de

media voor het politieke spel creëert behoefte aan een grotere groep mensen die vanaf de zijlijn op gezaghebbende manier commentaar kunnen leveren op het politieke spel. De pundit is hierbij de vaste duider. Hij is een expert die vaak opduikt in de media om als bron te fungeren en de onwikkelingen te duiden.

Toch zijn er meerdere oorzaken aan te wijzen die de opkomst van deze meer diverse groep bronnen kunnen verklaren. De veranderingen in het medialandschap hebben grote consequenties gehad voor de werkwijze van de journalist en daarmee ook voor het gebruik van bronnen. Het gaat dan over de ontzuiling, medialogica en de opkomst van de spindoctor. Op deze ontwikkelingen zal later in deze scriptie dieper worden ingegaan.

De veranderingen in het medialandschap hebben er toe geleid dat de spelers in het spel niet langer de politici zijn, maar ook de ‘pundit’, door Nimmo48 omschreven als ‘one who gives opinions in

an authoritative manner’. In de woorden van Ezra Klein: ‘Pundits zijn deskundigen die op basis van hun ervaringen in het veld, contacten met andere sleutelfiguren en een algemeen inzicht over een onderwerp, actualiteiten analyseren en duiden.’

In hun boek onderscheiden Nimmo en Combs vier verschillende soorten politieke pundits. De eerste variant, de ‘priestly pundit’ negeert het publiek, gezien zij spreken over, maar ook in zekere zin ten gunste van, de politieke elite. De tweede variant is de ‘bard’ die kan worden gezien als een 46 Dan Nimmo & James Combs, The Political Pundits (New York: Praeger Publishers, One Madison Avenue,1992) p. xvi

47 Joe Klein, “The perils of the permanent campaign: Can the public live with an administration that is cutting corners and ignoring the details?” Time, oktober 30, 2005

(18)

folklorist – een kenner van het volk en volksgewoontes, die de wereld op cynische wijze duidt. Hij geeft ook een stem aan het volk. ‘Sages’ zien zichzelf als een soort stamoudste – “the role of tribal elders drawing on higher wisdom” - en leunen tijdens hun mediaoptredens op eerder opgedane kennis en ervaring, terwijl de laatste variant van pundits, het ‘oracle’, de toekomst voorspelt aan de hand van ontwikkelingen in de maatschappij die hij waarneemt.

De verschillende pundits leunen allemaal op een andere basis van wijsheid en vertolken allemaal een andere groep binnen de samenleving. Dit kan, met betrekking tot de oud-politicus, bij de eerste variant bijvoorbeeld de voormalige politieke partij zijn, die op positieve wijze in het nieuws moet worden gebracht. De folklorist geeft het volk een stem, terwijl de sage en bard hun wijsheid halen uit eerdere ervaringen, of algemene kennis waarmee zij processen in de maatschappij duiden.

Volgens de auteurs is de overkoepelende factor die de pundit interessant maakt voor de media het feit dat de pundit ‘quotabel, clever and audacious’ kan spreken. Het belangrijkste is volgens Nimmo en Combs dat pundits niet alleen vanuit een bepaalde wijsheid moeten spreken, maar bovenal dat ze vermakelijk zijn.

Voor deze scriptie is het ook interessant om te onderzoeken in hoeverre de oud-politici elk van deze rollen vertolkt en in hoeverre de oud-politicus, als subgroep binnen de pundits, het volk ook moet vermaken met leuke en onverwachte quotes.

Uit het boek van Nimmo en Combs blijkt dat het aantal pundits in de jaren ’90 in de Verenigde Staten al sterk was toegenomen. Met betrekking tot de groeiende macht van de pundits gaat Altermann49 zelfs zo ver dat hij de Verenigde Staten een punditocracy noemt waarin pundits een

bron van ‘opinion-formation and opinion-articulation, agenda-setting and agenda-evaluation’ zijn. De vele commentatoren, journalisten, voormalige politici en entertainers, et cetera, hebben er volgens Nimmo en Combs een beroep, of tenminste een ambacht van gemaakt, om in het nieuws te komen en hun mening te verkondigen. Het politieke debat in Amerika gaat niet langer over

politieke kwesties, of over wat politici over politieke kwesties zeggen, maar wat pundits zeggen dat de politici zouden moeten doen.50 De focus op pundits in de Verenigde Staten is ook terug te zien in het

veelvuldig academisch onderzoek met betrekking tot dit onderwerp. Zelfs subgroepen binnen de pundits, zoals militaire pundits, zijn onderzocht.51

Alhoewel in Nederland in de academische literatuur wel veel onderzoeken te vinden zijn over het veranderende brongebruik van de journalist en de opkomst van de burgerjournalistiek, is over de opkomst van de pundit nog maar zeer beperkt geschreven.

Hans Beerekamp, televisierecensent voor NRC, heeft onderzoek gedaan naar één specieke groep pundits; de gasten van actualiteitenprogramma’s van de publieke omroep. Zijn onderzoek is echter beperkt, omdat hij alleen onderzoekt wie aanschuift bij de programma’s en hoe vaak zij te gast zijn. Beerekamp kijkt daarbij niet naar de gevolgen van de opkomst en het gebruik van deze groep bronnen.

Omdat in Nederland nog maar zeer beperkt onderzoek is gedaan naar deze groep bronnen is de urgentie om de voor- en nadelen hiervan te bestuderen groot. Er moet hierbij wel worden

opgemerkt dat deze scriptie alleen onderzoek doet naar oud-politici en dat alle andere pundits buiten beschouwing worden gelaten. Het is interessant om te bestuderen in hoeverre de Nederlandse

49 Eric Alterman, “A neocon job: punditocracy has shifted political debate in Orwellian fashion” Dallas Morning

News, Augustus 7, 1988, p. 35

50 Nimmo en Combs, The Political Pundits, p.7

(19)

pundit overeenkomt met de pundit zoals die in de Amerikaanse literatuur wordt beschreven en wat de verschillen zijn.

De journalistieke ontwikkelingen die voor een deel de opkomst van deze nieuwe groep bronnen (de pundits) verklaren, zullen in het volgende hoofdstuk verder worden beschreven.

(20)

De opkomst van deze nieuwe groep bronnen, de pundits, is mede te verklaren vanuit andere ontwikkelingen binnen de journalistiek. Deze veranderingen hebben tot gevolg gehad dat er bij de media steeds meer behoefte is ontstaan aan mensen die vanaf de zijlijn kunnen interpreteren en duiden wat er gaande is in de politiek. Het gaat dan, specifiek aangaande de Nederlandse casus, om processen van verzuiling, commercialisering en personalisering, medialogica en de opkomst van het fenomeen spindoctor.

2.1 Ontzuiling

Eerstgenoemde ontwikkeling, de verzuiling en later ontzuiling, heeft grote invloed gehad op de politieke verslaggeving en de relatie tussen media en politiek in Nederland. Zo heeft Nederland traditiegewijs nooit een onderzoeks- en onthullingstraditie gekend zoals die al lange tijd bestaat in de Verenigde Staten, aldus Brants.52 Brants betoogt dat de verzuiling, waar de media tot het midden van

de jaren ’60 deel van uitmaakten, er toe leidde dat de media zich identificeerden met een specifieke politieke partij. Het was de tijd waarin partijprominenten ‘tot op zeker hoogte’ de media-agenda beheersten. Van vrije en onafhankelijke pers was in die jaren geen sprake.53 Er bestonden

rooms-katholieke, protestants-christelijke, liberale, socialistische en neutrale kranten.54 Brants verduidelijkt

de invloed van de verzuiling in de media door als voorbeeld de aanstelling van KVP-partijleider Romme als ‘staatkundig hoofdredacteur’ van de Volkskrant te noemen.

De teloorgang van de verzuiling leidde er uiteindelijk toe dat journalisten zich steeds meer met het publiek en minder met een partij – en daaraan verbonden krant - identificeerden. Een illustratief voorbeeld van de ontzuiling bij de Volkskrant was de afschaffing van de onderkop ‘Katholiek Dagblad voor Nederland’ in 1965.

De ontzuiling leidde tot een toenemende concurrentie en commercialisatie in het

medialandschap, dat weer tot gevolg had dat interpretatieve kaders steeds belangrijker werden om het publiek aan te spreken en vast te houden.55Waar voorheen geen vraag was naar commentatoren

buiten de politieke partij waar men zich mee identificeerde was hier met de toenemende concurrentie steeds meer behoefte aan. Brants gebruikt hiervoor de volgende tabel:

Tabel 1. Ontwikkelingen in de politieke journalistiek in Nederland56

< 1965 JAREN ‘70 EN ‘80 > 1990 PERIODE Verzuiling Ontzuiling Concurrentie

LOGIC Partisan Party Media

MEDIA

IDENTIFICEREN ZICH Partij Publieke zaak Publiek

52 Brants, Opgejaagd dor Cerberus, p. 89 53 Brants, Opgejaagd dor Cerberus, p. 90

54Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers. (Amsterdam: Cramwinckel, 2005) 55 Brants, Opgejaagd dor Cerberus, p. 95

(21)

MET

STIJL Doorgeven Kritisch informeren,

analyseren Informeren, onthullen, interpreteren, onderhouden ROL Volgzaam Assertief respectvol Afstandelijk METAFOOR Schoothond Waakhond Cerberus

Omdat kranten niet meer gebonden waren aan een specifieke groep lezers – en vice versa – moesten de verschillende media steeds meer concurreren. Dit leidde tot een omslag in de werkwijze van de media. Toenemende concurrentie leidde onder meer tot commercialisering van de

journalistiek. McManus omschrijft de journalistieke commercialisering als ‘any action intended to boost profit that interferes with a journalist’s or news organization’s best effort to maximize public understanding of those issues and events that shape the community they claim to serve’.57

De commercialisering zorgde ook voor een veranderende stijl van journalistiek, zoals

aangegeven in bovenstaande tabel van Brants. Het kritisch informeren en analyseren uit de jaren ’70 en ’80 veranderd in informeren, onthullen, interpreteren en onderhouden. In de media was een toenemende tendens te ontwaren richting een concurrerend en van daaruit publiekgericht media-aanbod. De informatieovervloed vraagt om selectie en interpretatie van betrouwbare instanties.58

Het was echter niet alleen de verzuiling die in deze jaren voor een toenemende concurrentie zorgde. Ook de komst van de televisie en in 1965 de lancering van het tweede televisienet zorgde voor een ‘toename van (niet-verzuilde) media-aanbieders.’ 59 Deze ontwikkelingen leidden niet alleen

tot meer concurrentie, maar indirect ook tot de eerdergenoemde commercialisering, omdat media de kijkers vast probeerden te houden.

Omdat bij commercialisering winstoptimalisatie voorop staat, haakt deze ontwikkeling ook in op het eerdergenoemde concept nieuwsroutine waarbij een kleine groep bronnen veelvuldig wordt opgevoerd. Deze routine werkt namelijk ook kostenbesparend, omdat de journalist minder tijd hoeft te besteden aan het vinden van bronnen. Hoe lager de kosten, hoe hoger de winst.

2.2 Medialogica

De toenemende concurrentie die volgt op de toename van media-aanbieders leidt ertoe dat niet langer de inhoud van het nieuws, maar de specifieke eigenschappen van de media steeds meer bepalend worden in hoe het nieuws wordt gebracht.60

In de praktijk betekent dit dat niet meer de inhoud van het nieuws, dus de feiten en verhalen die gebracht worden, maar de manier waarop deze gebracht kunnen worden, de overhand krijgen in de keuze van media voor bepaald nieuws.

De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) beschrijft deze ontwikkeling ook in het in maart 2003 gepubliceerde rapport Medialogica. Andere benamingen voor deze ontwikkeling zijn mediatisering en mediacratie. Volgens het rapport zijn acht belangrijke kenmerken van medialogica te

57 Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, Handbook of Journalism Studies, p. 219 58 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), Medialogica, p. 26

59 Krijn van Beek, Rien Rouw & Thomas Schillemans, “Medialogica: Oorzaken, gevolgen en remedies,”

Tijdschrift voor Communicatiewetenschappen, 2006, p. 133-143 60 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), Medialogica, p 33

(22)

benoemen: framing, snelheid, personalisering, meutevorming & hypes, kracht van herhaling, anchorman & interpretators, burger in beeld en nieuwswaarde als criterium.

Al deze kenmerken zijn in meerdere en mindere mate te koppelen aan de opkomst van de oud-politicus als bron. Het zijn dus deze kenmerken van medialogica die de oud-politicus interessant maken om als bron te gebruiken in de media. Drie van deze kenmerken, namelijk personalisering, meutevorming & hypes en anchorman & interpretators zullen hierna verder worden uitgewerkt omdat zij het meest op het gebruik van de oud-politicus in de media van toepassing zijn.

Personalisering is één van de kenmerken van de commercialisering van het nieuws. Volgens Van Beek, Rouw en Schillemans gaat de personalisering van het nieuws ten koste van het inhoudelijke nieuws.61 Persoonlijke nieuws wordt vaak omgezet in wedstrijdnieuws - wie is de winnaar en wie de

verliezer - en conflictnieuws – wie heeft met wie ruzie en wie zijn vrienden? – wat het publiek als toegankelijk en begeerlijk nieuws ziet. Of zoals laatstgenoemde auteurs het uitleggen: ‘Een

inhoudelijke discussie over het begrotingstekort wordt ook door de ingevoerde lezer sneller ter zijde gelegd dan een sappige ruzie tussen Gerrit Zalm en Wouter Bos.”62

Dit is ook in overeenstemming met de bevindingen van Kansil, die zegt dat hét kenmerk van medialogica ‘een feilloos gebruik van emoties’ is. 63 Volgens Huub Wijfjes is deze personalisering van

het nieuws al eind jaren vijftig op te merken. 64 ‘Er doken ineens portretten van politici op, die niet

hun politieke, maar hun menselijke kant benadrukten.’

Niet alleen in de krant, maar ook op de televisie kwam deze omslag tot uiting. Zo schrijft Wijfjes over de uitwerking van deze personalisering: ‘Het ideale televisieprogramma staat emotioneel dichtbij en vertelt afgeronde verhalen die duidelijk, overzichtelijk en samenhangend zijn, ook al is de dagelijkse werkelijkheid (je zou haast zeggen: vanzelfsprekend), onduidelijk, weinig overzichtelijk en zeer onsamenhangend.” Volgens de Amerikaanse politicologen Altheide en Snow werden politieke journalisten steeds meer gedreven door ‘media logic’ in plaats van ‘political or party logic’.65 De

politiek journalistieke stijl ontwikkelde zich van een descriptieve en analyserende naar een

interpretatieve stijl.66 Volgens Wijfjes ontwikkelde het verslag waarin de politiek centraal stond, zich

in een verhaal van de journalist over hoe het politieke spel gespeeld wordt. De oud-politicus komt hierbij van pas, omdat hij het politieke spel goed kent en kan uitleggen wat er gebeurt. Bovendien kan hij dit op duidelijke en overzichtelijke wijze doen.

Een tweede kenmerk van medialogica dat heeft bijgedragen aan de opkomst van de oud-politici als bron is het kenmerk door de RMO omschreven als ‘meutevorming & hypes’. Een

mediahype wordt door Peter Vasterman omschreven als ‘mediabrede, snel piekende nieuwsgolven die een gebeurtenis als startpunt hebben en die blijven voortduren door middel van een zichzelf versterkend proces.’ 67 Omdat media bang zijn een primeur te missen nemen ze elkaars primeurs over.

Wat volgt is een sterke gelijkschakeling in berichtgeving en het perspectief op de gebeurtenis. Dit leidt ertoe dat, hoewel er geen sprake meer is van ‘nieuws’, er artikelen blijven verschijnen over een bepaalde gebeurtenis. De ‘actie-reactie keten’, zoals de nieuwsmonitor het

61 Beek, Krijn & Schillemans, Medialogica 62 Ibid

63 Timo Kansil, “De poort van het gevoel: over publiek debat en politie,” Justitiële verkenningen –Politie anno (2012) p. 80

64 Huub Wijfjes, Haagse kringen, Haagse vormen: Stijlverandering in politieke journalistiek (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009) p. 26

65 David Altheide & Robert Snow, Media Logic (Beverly Hills, CA: Sage, 1979) 66 Huub Wijfjes, Haagse kringen, Haagse vormen, p.28

(23)

omschrijft, zorgt er voor dat de berichtenstroom op gang blijft. Na elke grote gebeurtenis volgen reacties van andere bewindslieden, in het oog van de media belangrijke figuren en natuurlijk de oud-politicus. Als voorbeeld van dit soort verslaggeving noemt Irene Diependaal de royaltyverslaggeving in november 1999. 68 Toen kranten begonnen te speculeren dat de toenmalige prins

Willem-Alexander verloofd was met Maxima. In plaats van het nieuws te checken namen de media het nieuwsbericht massaal over en haalden er rechts en links reacties bij om het ‘nieuws’ actueel te

maken. Het

laatste kenmerk is ‘anchorman en interpretators’. De laatste jaren is volgens De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling een interpretatieve journalistiek ontstaan. Dit houdt in dat

journalisten in toenemende mate het nieuws voorzien van een interpretatie. Deze ontwikkeling werd eerder in het hoofdstuk over ontzuiling al uitgebreid omschreven.

2.3 Spindoctor

Een meer recente ontwikkeling, die in Nederland mede het gevolg is geweest van de ontzuiling en daarmee de mediatisering van de maatschappij, is de opkomst van de spindoctor. Na de ontzuiling in de jaren ’60 werden de media in de jaren ’70 en ’80 steeds kritischer in het verslaan van de politiek. ‘Maar machtskrakerij in totale afhankelijkheid bleek een illusie’, aldus Wijfjes.69 Volgens Wijfjes was

met de ontzuiling wel de oude politieke afhankelijkheid afgeschud, maar kwam er een nieuw soort afhankelijkheid voor in de plaats; het getouwtrek met politici, voorlichters en ambtenaren om nieuws en de betekenis daarvan. De spindoctor deed zijn intrede. Alsem, Brakman, Hoogduin en Kuper verklaren deze ontwikkeling als volgt: ‘Competition between outlets can eliminate the effect of ideological bias, but increases the incentive to spin or slant stories.’ 70

Volgens Lisa Stone is de meest algemeen aanvaarde definitie van spindoctor terug te voeren naar William Safire die de term omschrijft als: ‘deliberate shading of news perception; attempted control of political reaction.” 71 Andere omschrijvingen van spinning zijn ‘describing a reality that suits

your purposes’72 en ‘the blatant art of bending the truth’.73 Volgens Safire ontstond de term in de

Jaren ’50, maar nam het gebruik ervan in de jaren ’80 een vlucht.

In 1994 stellen Randy Sumpter en James W. Tankard vast dat de term spindoctor niet een loze slogan is, maar dat er werkelijk sprake is van een nieuwe rol in de politieke communicatie.74 Alhoewel

deze auteurs vaststellen dat Public Relations (PR) al veel langer bestaan, heeft de spindoctor een andere manier van werken. Waar bij PR vooral op actieve wijze het positieve imago van bijvoorbeeld een bedrijf naar buiten werd gebracht, probeert de spindoctor, door in te spelen op gebeurtenissen, de kijk op deze gebeurtenissen te beïnvloeden. Een ander groot verschil is dat bij PR meestal op een vraag om informatie wordt gereageerd, terwijl de spindoctor te pas en te onpas - ook als hier niet om

68 Ibid, p. 179

69 Huub Wijfjes, Haagse kringen, Haagse vormen, p. 24

70 Karel Alsem, Steven Brakman, Lex H. Hoogduin & Gerard Kuper “The impact of newspapers on consumer confidence: Does spin bias exist?” Applied Economics, 2008, p. 531-539.

71Lisa Stone, “Spin Alley: A Microcosm of Journalism's Struggles” Nieman Reports, (2005) p. 20-23.

72

Kinsley, Michael “The Great Spin Machine” Time, 2000, p. 100

73 Michael Specter, “The Media: After Debate, the Masters of ‘Spin’ Take the Floor,” New York Times, 1992, p. 16

74 Randy Sumpter, James W. Tankard Jr.”The spin doctor: An alternative model of public relations” Public

(24)

gevraagd wordt - gebeurtenissen betekenis probeert te geven, door bepaalde informatie te verspreiden in de media.

Alhoewel spindoctoring tegenwoordig in bijna alle Westerse democratieën voorkomt, komen de bekendste spindoctors uit Engeland en Amerika. Zo was Dick Morris befaamd als spindoctor van Bill Clinton. Laatstgenoemde president zou zijn herverkiezing aan Morris te danken hebben. In Engeland was Alastair Campbell de man die, als adviseur van Tony Blair, de Britse Labour-party hielp aan een nieuw imago. In 1994 trad Campbell aan als perssecretaris - spindoctor - van Tony Blair. Als voormalig journalist voelde Campbell meteen aan wat de journalisten graag wilden horen. Als spindoctor van Blair boekte Campbell groot succes. De verkiezingswinst van de Labour Party in 1997 wordt dan ook ten dele aan zijn optreden toegeschreven.

In Nederland verscheen de term spindoctor eind jaren vijftig en begin jaren ’60 op het toneel. Met de ontzuiling in de jaren ’60 waren de verhoudingen tussen politici en de media een stuk

onduidelijker geworden. 75 De nieuwe politieke openbaarheid werd door veel onderzoekers

omschreven als ‘een arena waarin actoren strijden om de betekenisgeving van gebeurtenissen.’ Hierbij speelden de spindoctors een grote rol.

Ben Korsten kreeg in de jaren ‘50 als eerste in Nederland het predicaat ‘mannetjesmaker’. Over de jaren is daar een reeks van namen bij gekomen zoals bijvoorbeeld Jack de Vries en Kay van de Linde. Volgens onderzoek van Molenbeek en Aalberts wordt de term spindoctoring de laatste jaren steeds vaker gebruikt.76

Over wat de gevolgen zijn van de opkomst van deze beroepsgroep verschillen de meningen. Zo concluderen Prenger, Vander Valk, VanVree en Van der Wal dat journalisten onmiskenbaar afhankelijk zijn geworden van een groep tussenpersonen, zogenoemde voorlichters, en dat journalisten op die manier het initiatief steeds meer uit handen laten nemen. 77 Omdat er volgens

deze groep onderzoekers geen democratische samenleving kan bestaan zonder onafhankelijke journalisten die de waakhondfunctie vervullen baart deze ontwikkeling hen grote zorgen. Volgens Van Vree, Bardoel, Vos en Wijfjes78 voelen journalisten zich bedreigd of gemanipuleerd door deze

‘spindoctors’, een term die een geuzennaam is geworden voor voorlichters van wie de ambitie ver boven de traditionele voorlichting uitstijgt.

Met de toename van spinning, werd het ook belangrijker voor politieke partijen om hun politici en hun mediaoptredens in het gareel te houden. Dit heeft ook te maken met de ontzuiling en de daarop volgende commercialisering van de media. Deze ontwikkelingen hebben tot een grotere afstand tussen de politiek en journalistiek geleid. Waar kranten voor de ontzuiling trouw waren aan de politici van hun zuil, was hier na de ontzuiling geen sprake meer van. De media werden steeds kritischer.

Om zichzelf en het imago van hun partij te beschermen ontstond de partijdiscipline. Dit houdt in dat politici gebonden worden aan bepaalde, door de spindoctor, voorgeschreven regels waarin onder andere staat waar zij wel en niet over mogen praten. Andeweg en Thomassen komen tot de conclusie dat de partijdiscipline vanaf 1972 sterk is toegenomen;

75 Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree & Huub Wijfjes, Journalistieke Cultuur in Nederland, (Amsterdam; Amsterdam University Press, 2009) p. 16

76

Maarten Molenbeek & Chris Aalberts, U draait en u bent niet eerlijk. Spindoctoring in politiek Den Haag (Den Haag: SDU, 2010)

77

Mirjam Prenger, Leendert van der Valk, Frank Van Vree & Laura van der Wal, Gevaarlijk spel. De verhouding

tussen pr & voorlichting en journalistiek (Diemen; AMB, 2011)

78 Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree & Huub Wijfjes, Journalistieke Cultuur in Nederland, Journalistieke cultuur in Nederland, p 15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Objective tests demonstrated that the proposed ISEGAN and DSEGAN perform comparably and are better than SEGAN on speech- quality metrics and that learning independent mappings leads

1:4-5: En toen Hij met hen samen was, beval Hij hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden ver- wachten, die u, zei Hij, van Mij

Misschien vertelde hij hen over Abraham die zijn zoon Izaak offerde 2 (Gen. 22:1-19) en hoe dit een voorafschaduwing was van Zijn eigen dood en opstanding (Rom.

Over een oud wijf met een halsband : Canadese Gans BAA in de kijker Binnen een onderzoek naar aantallen, verspreiding en ecologie van de ver- wilderde Canadese Gans Branta

Als de bestrijding door meer dan één persoon zal worden uitgevoerd, voegt u een lijst van de gegevens van alle personen die de bestrijding zullen uitvoeren, als bijlage 2 bij

Als deze melding op meer dan één perceel betrekking heeft, voegt u een lijst met de kadastrale gegevens van alle percelen als bijlage 1 bij uw melding. U vindt een model achteraan

De ‘domme’ stopte de fles met melk en de pannekoeken, die zijn moeder voor hem neergezet had, in zijn zakken, legde de bijl over zijn schouder en stapte naar het bos.. Ook hij kwam

De biomassa van de plantendelen welke naar verwachting door de Grauwe gans worden gegeten (benut), wordt voor 61 % door de regressielijn verklaard (zie tabel 6 &amp; figuur 11).. Als