• No results found

HOOFDSTUK 2. JOURNALISTIEKE ONTWIKKELINGEN

4.2 A NALYSE II – K WALITATIEF – DE FUNCTIE VAN DE OUD POLITICUS ALS BRON

4.2.2 De functie van de oud-politicus – informatie

In hoeverre kan de oud-politicus nog relevante informatie verschaffen aan de journalist? Dat is de vraag die aan alle geïnterviewden werd voorgelegd. Alhoewel volgens de journalisten lastig in het algemeen is vast te stellen of oud-politici nog over relevante informatie beschikken – Mark Kranenburg: ‘Het hangt er maar vanaf over welke je het hebt’ – zijn er toch twee verschillende situaties te onderscheiden waarbij de oud-politicus voor de journalist interessante informatie tot zijn beschikking heeft of kan bevestigen.

Oud-politici zijn vaak kenners van hun partij. Alhoewel zij meestal de notulen van

vergaderingen niet meer krijgen doorgestuurd weten zij nog wel welke kwesties spelen binnen de fractie. Vanwege de fractiediscipline is het vaak voor de actuele politici onmogelijk om hier in de media uiting aan te geven. Voor de oud-politicus echter, die niet meer gebonden is door de

partijdiscipline, is hiervoor geen belemmering. Als de oud-politicus weet dat er iets speelt in de partij, of als de journalist dit te weten komt, maar niemand uit de Tweede Kamer het on-the-record wil bevestigen, kan de oud-politicus worden ingezet om de partijdiscipline te doorbreken.

De oud-politicus kan hierbij twee rollen spelen. Ten eerste als aanvoerder van informatie over de fractie en ten tweede slechts als bevestiger van informatie die de journalist ter ore is gekomen, maar die hij nog niet bevestigd heeft gekregen.

Ten slotte zijn oud-politici, met betrekking tot het geven van informatie, noodzakelijk bij het schrijven van een reconstructie. Zij weten wat zich in de tijd dat zij actief waren in de politiek heeft afgespeeld en kunnen hier nu met meer vrijheid over spreken dan in de tijd dat zij nog in de Tweede Kamer zaten. Zij zijn hierbij primaire bronnen, want zij zijn direct betrokken geweest bij de kwesties waarover zij in dit geval spreken.

Voordelen:

Partijdiscipline doorbreken

De partijdiscipline doorbreken, daarvoor gebruiken journalisten met enige regelmaat oud-politici, zo blijkt uit verschillende interviews.

Deze rol van de oud-politicus komt voort uit de ontzuiling en de daarop volgende

mediatisering van de maatschappij. Deze ontwikkeligen hebben geleid tot een breuk in vertrouwen tussen de journalist en politicus en daarmee tot de opkomst van de spindoctor en

woordvoeringslijnen. Politici in functie worden gebonden aan steeds sterkere partijdiscipline. Ze mogen niets zeggen, tegenover de media, zonder hier vooraf toestemming voor te hebben gevraagd. Pieter van Os: ‘Dan zeggen voorlichters: “over dit geval praat niemand.”’ En de fractieleden geven hier gehoor aan. Bram Peper: ‘Ze [de fractieleden] hangen zich liever op dan dat ze iets zeggen over hoe Samsom zit in de fractie. Die komen nooit met hun naam in de krant.’

Alhoewel de meningen verschillen over wat de gevolgen van deze ontwikkeling zijn, concluderen Prenger, Van der Valk, Van Vree en Van der Wal dat journalisten onmiskenbaar

afhankelijk zijn geworden van een groep voorlichters die tussen de journalisten en de politici in komt te staan. Er moet één gecoördineerde boodschap naar buiten worden gebracht waar de PR afdeling mee akkoord is gegaan. Dit is een beeld wat ook Mark Kranenburg herkent:

‘Ze [politieke partijen] zijn ongelooflijk panisch dat er iemand buiten de boot valt. Dat ze, zo heet dat tegenwoordig, zich niet aan de woordvoeringslijn houden. Ze moeten allemaal een boodschap naar buiten brengen, maar in de politiek heb je verschillende gradaties en opvattingen. En dan worden de actieve politici allemaal afgeschermd door voorlichters. En de oud-politici niet meer. (…) Kamerleden in Nederland zijn veel te bang om zich uit te spreken. Met de meest onschuldige opmerking

Het gebeurt dan ook vaak dat journalisten iets opvangen in de wandelgangen in Den Haag, maar dat ze niemand kunnen vinden die gequote wil worden over dit onderwerp. In dat geval kan de journalist naar de oud-politicus gaan en vragen om bevestiging van wat hij eerder in de wandelgangen heeft gehoord. Eigenlijk weet de journalist wel wat er speelt, maar hij heeft een spreker met autoriteit nodig die dit kan bevestigen.

Oud-politici, bekende publieke figuren, bezitten autoriteit. Als bronnen autoriteit hebben is informatie per definitie hoogwaardig, aldus Rennen. In de bovengenoemde situatie heeft de journalist een bron met autoriteit nodig om te bevestigen voor de krant wat hij al weet. De bron die wordt aangehaald geeft de krant geloofwaardigheid en die geloofwaardigheid is volgens Rennen deel van de identiteit van een krant en de pijler waarop de kwaliteit van de krant rust. In veel gevallen heeft het bevestigen dan een plichtmatig karakter. De journalist heeft de oud-politicus alleen maar nodig als stem om te vertolken wat hij zelf al eerder heeft opgevangen, aldus Albæk.

Omdat de partijdiscipline de laatste jaren in een stroomversnelling is geraakt kunnen

sommige oud-politici zich ook niet vinden in deze strikte manier van omgaan met de media. Zij voelen zich dan ook niet verplicht tegenover de partij om hun mond te houden. Wiegel:

‘In de tijd dat ik de baas was van mijn partij. Dat was in 19 – schrik niet – ’72. Toen hoefden de fractieleden mij echt niet van tevoren te vragen of ze iets mochten zeggen over dit of dat onderwerp. Ik heb de indruk dat alles tegenwoordig van tevoren op een papiertje moet worden voorgelegd aan een aantal ambtenaren. Mij kon het nooit wat schelen.’

Dat de huidige generatie politici niet meer voor de camera wil verschijnen als het een onderwerp betreft waar zij volgens de voorlichter niet over horen te spreken, leidt volgens Mark Kranenburg vooral tot problemen voor de audiovisuele media:

‘Vooral radio en televisie moeten dan toch mensen hebben. En die gaan dan naar de oud-politicus die

dat kan vertolken. ’

Omdat de audiovisuele media echt iemand nodig hebben die voor de camera vertelt wat er aan de hand is binnen de partij, wordt binnen deze variant in de journalistiek meer gebruik gemaakt van de oud-politicus als vervangende bron. Ook Max van Weezel ziet duidelijk verschil tussen geschreven en audiovisuele media bij het gebruik van oud-politici:

‘Ik denk dat de schrijvende pers eerder denkt; stelt Bram Peper nou echt nog wel wat voor bij de PvdA? De audiovisuele media zijn daar schaamtelozer in. Die hebben de neiging om iemand die allang niet meer belangrijk is in de PvdA toch te gaan interviewen. (…) Audiovisuele media hebben iets met bekendheid. De kijker blijft hangen als het een bekend gezicht is. Dus dat speelt Hans Wiegel en Jan Pronk behoorlijk in de kaart.’

Toch blijkt uit het kwantitatieve onderzoek in deze scriptie dat oud-politici, en in het bijzonder Hans Wiegel, veel vaker worden genoemd in de krant dan dat ze op de televisie verschijnen. Wellicht is dit te verklaren door de opkomst van hypes. Alle media zijn bang om ‘nieuws’ te missen en nemen elkaars nieuws over. Voor de geschreven media is het makkelijker om Wiegel te noemen in een klein nieuwsbericht als hij iets opzienbarends heeft gezegd, dan het voor de audiovisuele media is om hem weer voor de camera te krijgen.

Informatie via netwerk

Buiten het feit dat oud-politici de fractiediscipline kunnen doorbreken door als bevestigende bron op te treden kunnen oud-politici ook informatie opvangen via hun netwerk. Alhoewel oud-politici over het algemeen volgens de geïnterviewde journalisten geen notulen van vergaderingen of nota’s meer doorgestuurd krijgen, tenzij ze nog een functie hebben in de politiek zoals Eerste Kamerlid Frank de Grave, blijven veel oud-politici elkaar en de nieuwe generatie politici spreken.

De oud-politici die nog wel informatie doorgestuurd krijgen vanuit de partij zijn meestal nog actief en dus loyaal aan de partij en zullen minder snel naar de media stappen. Deze groep zal hier dan ook buiten beschouwing worden gehouden, omdat zij niet tot de groep ‘oud-politici’ behoren, maar nog steeds actief betrokken zijn bij de politiek.

Voor de journalist is het vooral interessant als de oud-politicus via zijn netwerk heeft

opgevangen dat er onrust of onenigheid is binnen de Tweede Kamerfractie van zijn voormalige partij. Het gaat dan om actuele informatie die door een niet-actuele politicus wordt gebracht en verwoord. De oud-politicus verwoordt dan immers het sentiment van de huidige Tweede Kamerfractie. Hij is dan wel niet een primaire bron, maar omdat hij niet meer gebonden is aan de partijdiscipline en niet hoeft te vrezen voor sancties is het voor de oud-politicus, in tegenstelling tot de politicus in functie, wel mogelijk om deze informatie on-the-record te delen met de media.

Zowel Eric Vrijsen als Pieter van Os konden zich voorbeelden herinneren waarbij de oud- politicus, door de mening van de fractie te verwoorden, voor nieuws zorgde:

Eric Vrijsen: ‘In 1994 had het CDA een hele grote nederlaag geleden en voor het eerst waren ze buiten

de regering gevallen. Dan kwam je bij allerlei oudgedienden terecht en die hadden allemaal een ontzettende hekel aan Heerma, de toenmalige fractievoorzitter. (…) Toen ben ik meer in die fractie zelf met mensen gaan praten en uiteindelijk bleek dat het een soort samenzwering was van 10 van de 25 Kamerleden tegen Heerma. Dat was veel hotter natuurlijk, want dat waren echt actieve politici. Die hebben het voor het zeggen.’

Pieter van Os: ‘Soms, dan gaf zo’n oud-politicus een tip. Wijffels een keer over onvrede binnen de

fractie over de volgorde van de lijst. En nu ik er over nadenk eigenlijk veel meer nog. En uiteindelijk verloor ik de oud-politicus uit beeld, want fractieleden konden het bevestigen.’

In de twee bovenstaande voorbeelden voorziet de oud-politicus de journalist van informatie. De journalist probeert deze informatie vervolgens bevestigd te krijgen door actuele politici.

Met betrekking tot oud-politici die via-via over informatie beschikken zijn er twee varianten te onderscheiden; sommige oud-politici komen nog wel eens in perscentrum Nieuwspoort of de Tweede Kamer en praten daar informeel wat met mensen. Andere oud-politici krijgen een nieuwe functie, buiten de Tweede Kamer, maar blijven vanuit die nieuwe functie wel goed op de hoogte van wat er speelt en komen vanwege die functie nog vaak in Den Haag. Max van Weezel zegt hierover:

‘Een heleboel mensen verdwijnen niet uit Den Haag. Annemarie Jorritsma is een goed voorbeeld. Oud-minister in de jaren ’90 en nu weer voorzitter van de vereniging van Nederlandse gemeenten. Daarvoor moet ze permanent in de Tweede Kamer zijn. (...) Als je iets over decentralisatie van

jeugdbeleid wilt weten en je wilt niet helemaal afhankelijk zijn van wat de regering daarover te bergen brengt, dan weet ik hoe ik op de 06 Annemarie Jorritsma moet bereiken. Die vertelt dan wel: ‘ze doen het veel te rooskleurig voor, er is juist enorme ruzie met de VNG over. Ik zorg wel dat je daar materiaal over krijgt.’ Dat zijn mensen die ik ken uit de tijd dat ze beginnend Tweede Kamerlid waren. Dus daar heb je dan nog een klik mee.’

In bovenstaande quote valt ook weer de unieke relatie tussen journalisten en politici in Den Haag op. Beat journalisten en politici zitten met z’n allen op zo’n klein gebied in Den Haag, dat zich nauwe banden vormen. Als oud-politici later andere functies krijgen waarvoor ze nog steeds in Den Haag moeten komen blijven ze de journalisten die ze goed kennen tegen het lijf lopen.

Ook Mark Kranenburg zegt geregeld tegen oud-politici op te lopen:

‘Ik ben dertig jaar geleden in Den Haag gaan werken. Mensen uit het eerste kabinet Lubbers die ken ik nog. Dan kom je opeens Rudy tegen bij de Britse ambassade. Rudy komt dan praten over hoe het gaat bij het CDA. Dan zegt hij: ‘daar heb ik wel wat moeten doen.’ Dan weet je dat daar discussie over is geweest. Zo kom je mensen overal tegen. Dat is bijna een wet. En oud-politici praten veel makkelijker.’

Ook oud-politicus Bram Peper, die veel in de media wordt aangehaald, geeft aan geen formele informatie meer door de partij toegestuurd te krijgen, maar wel via via op de hoogte te blijven. Op de vraag of hij nog betrokken is bij de PvdA antwoordt hij als volgt:

‘Ik ben niet meer betrokken bij de PvdA. Ik ben – zoals Alexander Rinnooy Kan eens heeft gezegd – een snurkend lid. Een lid in ruhe-stand, zoals de Duitsers zeggen, dus ik ga niet meer naar vergaderingen en congressen. Maar ik ken de partij wel goed. Dus als ik iemand tegenkom die wel iets dichter in de partij zit – hetzij in Rotterdam, hetzij landelijk – dan hoor ik hem even uit. (...) Twee weken geleden was ik weer eens in Nieuwspoort. Mark Rutte kwam ik tegen, dus dan ververs je even je kennis.’

Reconstructie opzetten

Oud-politici kunnen ook een waardevolle bron zijn voor journalisten bij het maken van een

reconstructie. Zij fungeren dan als primaire bron, al zij het met enige vertraging. De gebeurtenissen waarover zij spreken hebben zich immers meestal jaren, zo niet decennia geleden voorgedaan. Oud- politici hebben kennis van zaken over gebeurtenissen die in het verleden zijn gebeurd, maar zijn niet langer gebonden aan partijdiscipline, omdat ze niet meer aan de actuele politiek deelnemen. Terwijl oud-politici bij actuele onderwerpen vaak secundaire bronnen zijn, die niet zelf aanwezig zijn geweest bij vergaderingen of congressen, fungeren ze bij reconstructies dus wel als primaire bronnen.

In alle andere gevallen van informatieverstrekking van de kant van de oud-politicus is er volgens Eric Vrijsen sprake van ‘afgeleide journalistiek’. Vrijsen: ‘Als je het directer doet, dan heb je toch meer aan de politici van nu.’

Adams maakte met betrekking tot bronnen het onderscheid tussen de primaire en secundaire bron van informatie. In het geval van een reconstructie is de oud-politicus voor de

journalist een primaire bron, omdat de journalist informatie krijgt uit de eerste hand. Er is dan sprake van een primaire bron, want ooggetuigen doen verslag van de gebeurtenis. Het feit dat de

gebeurtenis enige tijd geleden is voorgevallen is wel een nadeel. Wat hiervan de consequenties zijn zal later in dit hoofdstuk verder besproken worden.

Gesprekken met oud-politici over vroeger kunnen dikwijls nieuws opleveren, vertelt Jan Hoedeman. In februari 2014 is hij bezig met een ‘enorm verhaal’ over de samenwerking tussen Rutte I en Geert Wilders:

‘Wat gebeurde daar achter de schermen. (…) daar is altijd een soort mist overheen blijven hangen. Je voelde dat er van alles gebeurde, maar je kreeg er niet goed je vinger achter. Die verloren verhalen wilden wij zichtbaar maken. [Maar] voor dat verhaal hebben we bijna geen VVD-bewindslieden gekregen. Niet on-the-record in ieder geval. Omdat die nog in het kabinet zitten en dan krijgen ze er van langs van Mark Rutte als ze dat doen.’

Bij een reconstructie is de informatie die de oud-politicus verstrekt volgens Hoedeman niet tweederangs, terwijl het dat bij het verbreken van de partijdiscipline en bij het verkrijgen van informatie over de huidige politiek soms wel is. Immers, de oud-politicus heeft bij een reconstructie direct te maken gehad met de incidenten waarover hij de journalist informeert en is dus een primaire bron.

Volgens Hoedeman heeft de reconstructie over de samenwerking tussen Mark Rutte en Geert Wilders nieuws opgeleverd: ‘De echte reden waarom het eerste kabinet is gevallen hebben we blootgelegd.’

Om veranderingen binnen de partij zichtbaar te maken kan de oud-politicus ook goed gebruikt worden. De journalist laat zich dan informeren door de oud-politicus over hoe de partij vroeger in bepaalde zaken stond en zet dat dan tegenover de huidige stand van zaken. Eric Vrijsen heeft al meerdere keren op die manier gebruik gemaakt van oud-politicus als bron:

‘Twee jaar geleden heb ik een stuk gemaakt over de Partij van de Arbeid en het verlies van internationale deskundigheid. Ze hadden er nog maar ééntje en dat was Frans Timmermans. Timmermans zat een beetje in een isolement in de fractie en de rest interesseerde het eigenlijk niet meer. In de jaren ’70 ’80 had de buitenlandwoordvoerder van de PvdA nog een zeer nauwe relatie met de fractieleider en stond hij bovenaan in de pikorde. Over die gedaanteverwisseling van de PvdA heb ik toen gesproken met Bram Stemerink, Ed van Thijn en Joop van de Berg. Op dat moment kunt je dan oudgedienden gaan interviewen. Het maakt dan iets duidelijk over hoe een partij is veranderd.’

Nadelen:

Moeilijk te weerleggen

Terwijl oud-politici vaak behulpzame bronnen kunnen zijn, is het belangrijk om ook de nadelen te benoemen van het gebruik van oud-politici bij het verwerven of bevestigen van informatie. Terwijl oud-politici in het geval van de reconstructie wel primaire bronnen zijn, zijn de gebeurtenissen waarover wordt gesproken vaak zo lang geleden gebeurd, dat er moeilijk bronnen gevonden kunnen worden die de informatie kunnen weerleggen. Eric Vrijsen noemt hierbij de reconstructie van Jan Hoedeman over de samenwerking tussen Mark Rutte en Geert Wilders:

‘Jan Hoedeman had afgelopen zaterdag ook zo’n stuk met Gerd Leers, Hans Hillen en Ben Knapen. Het nadeel daarvan is dat ze [oud-politici] wel de neiging hebben om hun rol groter te maken. Dan moet Knapen niet net doen alsof hij het kabinet heeft opgeblazen, omdat hij Wilders tegenhield. Dat was afgewoeld op dat moment. (…) Er zit een tijdsverschil in waardoor je misschien ook dingen kwijtraakt. Ik denk dat het psychologisch heel voor de hand liggend is, dat ze zichzelf belangrijker vinden dan ze misschien op dat moment waren.’

Bovenstaande quote van Vrijsen komt overeen met de bevindingen van Boris Berkhout. Deze academicus maakt een onderscheid tussen mondelinge en schriftelijke bronnen. Mondelinge

bronnen, zoals in dit geval de oud-politicus, hebben volgens hem het voordeel dat de bron vaak rechtstreeks aanwezig is geweest bij de gebeurtenis, maar informatie van mondelinge bronnen kan volgens hem ook persoonlijk gekleurd zijn. Alhoewel Berkhout hierbij niet refereert naar een reconstructie, waarbij de gebeurtenis die wordt besproken langere tijd geleden heeft

plaatsgevonden, kan worden aangenomen dat met verloop van tijd informatie meer en meer persoonlijk gekleurd raakt, omdat het geheugen steeds selectiever wordt in wat het onthoudt.

Toch is het niet alleen bij informatie over gebeurtenissen uit het verleden dat de journalist behoed moet zijn voor de oud-politicus. Door alle journalisten worden de oud-politici namelijk tweederangs genoemd als het gaat om informatie over de actuele politiek en beleid. ‘Je wilt toch het