• No results found

Keep your eyes on the price (and the obstacles) : de invloeden van mental contrasting en implementation intentions op doelrealisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Keep your eyes on the price (and the obstacles) : de invloeden van mental contrasting en implementation intentions op doelrealisatie"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Keep your Eyes on the Price

(and the Obstacles)

De Invloeden van Mental Contrasting en Implementation Intentions

op Doelrealisatie

V.E. Sinnaeve

Universiteit van Amsterdam Datum: 2 december 2014

Bachelorthese Sociale Psychologie Aantal woorden: 5.892

Studentnummer: 1141068

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

Keep your Eyes on the Price (and the obstacles) 4

Invloed van Mental Contrasting op Doelrealisatie 6

Invloed van Implementation Intentions op Doelrealisatie 11 De Aanvulling van Implementation Intentions op Mental Contrasting 17

Discussie 20

Literatuurlijst 23

(3)

Samenvatting

Implementation intentions en mental contrasting zijn zelfregulerende strategieën die in

hun eigen onderzoeksdomein uitvoerig zijn onderzocht. Mental constrasting is een zelfregulerende strategie waarbij een gewenst toekomstbeeld en de mogelijke obstakels gecontrasteerd wordt. Hierdoor ontstaat doelverbondenheid. Daarnaast is het belangrijk dat het gewenste toekomstbeeld op basis van verwachtingen is en niet op fantasieën, waardoor de motivatie voor doelrealisatie wordt versterkt. Bij implementation intentions wordt er een specifiek plan gemaakt waardoor doelrealisatie efficiënter wordt. Ze verhogen de

toegankelijkheid van de situationele kenmerken en versterken de verbinding tussen kenmerken en de automatische responsen. Implementation intentions kunnen mental

constrasting aanvullen (MCII) doordat de obstakels die doelrealisatie tegengaan herkend

worden. Bovendien worden er specifieke plannen uiteengezet om deze obstakels te

overwinnen. MCII zijn efficiënt voor doelrealisatie en kunnen mogelijk een hulpmiddel zijn bij interventieonderzoek.

(4)

Keep your Eyes on the Price (and the Obstacles)

Doelen geven richting en betekenis aan iemands leven. Ze kunnen worden omschreven als cognitieve representaties van een gewenste toekomst. Deze representaties sturen iemands gedachten en acties, waardoor ze structuur aanbrengen aan iemands leven (Moskowitz & Grant, 2009).

De westerse maatschappij is gericht op efficiëntie. De weegschaal voor het afmeten van tijd, geld en energie wordt steeds nauwkeuriger. Onderzoek op het gebied van

doelrealisatie is onderhevig aan een soortgelijke ontwikkeling. Met behulp van cognitieve technieken wordt het proces voor het behalen van een doel reëler en efficiënter.

De effecten en het nastreven van doelen zijn in de sociale psychologie uitvoerig onderzocht. Er zijn vele theorieën ontwikkeld in verschillende domeinen die inzage geven in de werking en functie van doelen. Zelfregulatie strategieën leggen de focus op de rol van planning bij het nastreven van doelen en sturen ons gedrag om bepaalde doelen te bereiken (Brandstädter & Lerner, 1999). Een van deze zelfregulerende strategieën is mental

contrasting, die omschrijft hoe mensen hun doelen stellen in termen van hun fantasieën die ze

over hun persoonlijke toekomst hebben (Oettingen, 2000). Bij Mental contrasting wordt er een contrast gecreëerd tussen een positieve gewenste toekomst en een negatieve realiteit. De negatieve realiteit reflecteert alle mogelijke obstakels die in de weg kunnen staan van de gewenste toekomst. Op deze manier worden alle processen voor een efficiënte doelrealisatie geactiveerd. Eerder onderzoek van Taylor, Pham, Rivkin en Armor (1998) liet al zien dat de mentale voorstellingen de link tussen gedachten en acties verhoogt, maar dat er een

onderscheid is tussen mentale voorstellingen van het proces en mentale voorstellingen van de uitkomst van het doel. Studenten haalden hogere cijfers voor een tentamen wanneer ze proces voorstellingen gebruikten (voorstellingen van studiegedrag) dan wanneer ze uitkomst

(5)

voorstellingen (voorstellingen van een hoog cijfer) gebruikten. Dit effect was te danken aan een betere studieplanning en vermindering van angst tijdens het tentamen. Dit onderzoek impliceert dat fantasieën (voorstellingen van studie gedrag) omgezet kunnen worden in acties (een betere studieplanning). Daarnaast is het volgens Oettingen (2000) belangrijk dat, in deze vorm van denken over de toekomst, onderscheidt gemaakt wordt tussen verwachtingen en fantasieën. Verwachtingen zijn beoordelingen over hoe waarschijnlijk het is dat het doel daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op iemands eerdere ervaringen en dus een reflectie van iemands eerder behaalde prestaties. Fantasieën over de toekomst zijn verbeeldingen, ongeacht of deze daadwerkelijk haalbaar of realistisch zijn.

Naast mental contrasting is het vormen van implementation intentions een

zelfregulerende strategie. De keuze van een doel is een afweging tussen de haalbaarheid en de wenselijkheid van het doel. Een eenmaal gekozen doel heeft doelgerichte acties nodig om doelrealisatie te bereiken, deze kunnen simpel of complex zijn. Doelgerichte acties zijn makkelijk haalbaar wanneer de acties al eens eerder zijn uitgevoerd of onderdeel zijn van een routine of een gewoonte. De complexiteit van doelgerichte acties neemt toe als men niet weet hoe en waar de acties moeten worden uitgevoerd. (Moskowitz, 2005). Een plan maken is een vorm van zelfregulatie. Volgens Gollwitzer & Brandstädter (1997) kunnen doelgerichte acties makkelijker worden uitgevoerd met behulp van implementation intentions.

Implementation intentions zijn formuleringen hoe een doel behaald kan worden op basis van

een ‘als-dan’ voorstelling: ‘ik zal doelgericht gedrag y vertonen als ik mij bevind in situatie

x’. Implementation intentions zijn efficiënter dan eenvoudige intentions (‘ik wil graag x

bereiken) omdat gedrag gekoppeld is aan een situatie. Op deze manier ontstaat er een

associatieve link dat wanneer situatie x zich voordoet, gedrag y automatisch volgt. Dit effect is vergelijkbaar met het effect van makkelijk uitvoerbaar gedrag door routine of gewoonte.

(6)

Zowel mental contrasting als implementation intentions kunnen voor een efficiëntere doelrealisatie zorgen maar het is echter van belang om te weten hoe de strategieën werken in de praktijk. Daarnaast is het van belang om kennis te hebben over de consequenties voor doelrealisatie bij onjuist gebruik van de strategieën. Doordat het beide onafhankelijke zelfregulerende strategieën zijn, die zorgen voor een efficiëntere doelrealisatie, kunnen ze mogelijk tegelijk worden toegepast bij een specifiek doel. Omdat implementation intentions concrete en specifieke plannen zijn om een doel te behalen, kunnen ze een aanvulling zijn op

mental contrasting. In Mental contrasting wordt het gewenste doel ingebeeld en wordt er

rekening gehouden met de negatieve realiteit. De mogelijke obstakels moeten overwonnen worden om doelrealisatie mogelijk te maken. Implementation intentions kunnen daaraan bijdragen doordat ze een specifiek plan kunnen vormen over hoe de obstakels overwonnen kunnen worden.

Omdat mental contrasting en implementation intentions los van elkaar uitvoerig zijn onderzocht, zullen deze twee zelfregulerende strategieën apart van elkaar besproken worden. Duidelijk zal worden hoe deze strategieën zich ontwikkeld hebben. Daarnaast wordt

weergegeven waarom de structuur van de strategieën bepalend is voor het efficiënte effect van doelrealisatie en hoe deze strategieën correct kunnen worden toegepast in de praktijk. Tot slot wordt er besproken hoe implementation intentions een aanvulling kunnen zijn op mental

constrasting en wat voor resultaten dit heeft voor doelrealisatie.

Invloed van Mental Contrasting op Doelrealisatie

Zoals in de inleiding beschreven staat kan mental contrasting invloed hebben op de doelrealisatie van een gewenst doel. Wat mental contrasting een effectieve zelfregulerende strategie voor doelrealisatie maakt, is de structuur van de strategie. Daarom is het belangrijk

(7)

om te weten hoe deze structuur in elkaar zit, zodat deze strategie correct wordt toegepast in de praktijk. De onderbouwing voor de specifieke structuur van mental contrasting wordt

besproken in de eerste paragraaf.

Oettingen en Mayer (2002) onderzochten de motivationele functie van

toekomstgedachten en maakten daarbij het belangrijke onderscheid tussen verwachtingen en fantasieën. In studie 1 onderzochten ze bij laatstejaars studenten de verwachtingen en de fantasieën die ze hadden over de waarschijnlijkheid om na het afstuderen snel een succesvolle baan te vinden binnen hun domein. Aan de hand van vragenlijsten werden de verwachtingen over het succesvol vinden van een baan gemeten. Deze vragenlijsten omvatten vragen over persoonlijke verwachtingen, uitkomstverwachtingen en externe verwachtingen zoals bijvoorbeeld de economische status. Om de ervaring van fantasieën te meten, werd er gevraagd naar de frequentie en een beschrijving van positieve fantasieën waarin ze zich voorstelden dat ze al een succesvolle baan hadden gevonden. Hetzelfde werd gedaan voor negatieve fantasieën zoals bijvoorbeeld het niet succesvol zijn in het vinden van een baan of veel sollicitatie afwijzingen. Na 2 jaar werd er gemeten hoe succesvol ze uiteindelijk waren aan de hand van een vragenlijst over hun huidige baan waarbij er vragen werden gesteld over het aantal baanaanbiedingen, de hoogte van het salaris en het aantal sollicitaties dat ze hadden gehad. Uit de resultaten kwam naar voren dat de studenten met hoge verwachtingen op het succesvol vinden van een baan, meer baanaanbiedingen hadden gekregen en een hoger salaris kregen in vergelijking met de studenten met positieve fantasieën. Zij hadden minder

baanaanbiedingen gekregen en hadden momenteel een lager salaris. Studenten met positieve fantasieën hadden minder hun best gedaan om een baan te vinden. Ze hadden minder

sollicitaties gedaan dan de studenten die meer negatievere fantasieën hadden.

(8)

Oettingen en Mayer (2002) laten zien dat het hebben van toekomstgedachten effectief is voor doelrealisatie zodra deze gebaseerd zijn op verwachtingen in plaats van fantasieën. Positieve fantasieën kunnen zelfs averechts effect hebben als het gaat om de motivatie voor doelrealisatie. Het verklaart waarom de studenten met negatieve fantasieën wel meer hun best hadden gedaan om een succesvolle baan te vinden doordat ze vaker gesolliciteerd hadden. Verwachtingen in plaats van fantasieën zijn dus een belangrijk onderscheid voor een efficiënte werking van mental contrasting. Dit verklaart echter nog niet volledig waarom

mental contrasting een efficiënte strategie is voor doelrealisatie. Oettingen, Honig en

Gollwitzer (2000) laten zien dat het van belang is dat er een contrast wordt gecreëerd tussen toekomst en realiteit. Zij analyseerden in studie 1 het effect van mental contrasting op doelrealisatie waarbij de zelfregulerende strategie in verschillende vormen werd gemanipuleerd. Hierbij lieten ze kinderen tussen de 8 en 12 jaar een academisch doel nastreven: het leren van de eerste buitenlandse taal. De kinderen werden random verdeeld onder drie condities: mental contrasting conditie (met een positieve toekomst en een negatieve realiteit contrast), indulging conditie (alleen negatieve toekomst) en een dwelling conditie (alleen positieve realiteit). Het ging om Duitse kinderen die begonnen met het leren van de Engelse taal waardoor ze vrijuit konden fantaseren om te excelleren in dit nieuwe onderwerp. Omdat het niet zeker is dat kinderen succesvol zullen zijn, kunnen de kinderen hier wel over fantaseren. In het onderzoek werd een voorbeeld gegeven van een kind dat zich voorstelde dat ze in vloeiend Engels met de Backstreet Boys kon praten. Doordat een nieuwe taal leren complex is, is er een mogelijkheid om na te denken over de negatieve realiteit. Tot slot kunnen voorgaande studieresultaten van de kinderen verschillende niveaus van

verwachtingen creëren. Voorafgaand aan het experiment kregen de kinderen een RAVEN-taak om de intelligentie te meten. Vervolgens kregen de kinderen een vragenlijst om hun verwachting van hun prestatie in de Engelse taal te meten. De kinderen werden verdeeld in

(9)

groepen met verschillende zelfregulerende strategieën. In de mental contrasting conditie kregen de kinderen de opdracht om een voordeel op te schrijven wanneer ze heel goed in Engels bleken te zijn, gevolgd door een opdracht waarbij ze een reden moesten opschrijven waarom ze eventueel niet goed in Engels zouden zijn. In de indulging conditie kregen de kinderen alleen de opdracht om een voordeel van het excelleren in het Engels op te schrijven en de kinderen uit de dwelling conditie kregen alleen de opdracht om een reden op te

schrijven waarom ze eventueel niet goed zouden zijn in het leren van de Engelse taal. Tot slot kregen alle kinderen twee weken les in de Engelse taal en werden de docenten aan de hand van een vragenlijst ondervraagd over hoe goed de kinderen het de afgelopen twee weken hadden gedaan. Daarbij werd er aan de docenten gevraagd om een oraal een cijfer te geven (omdat er geen officiële test was afgelegd) voor alle kinderen. Het onderzoek had als resultaat dat de kinderen die de zelfregulerende strategie mental contrasting hadden gebruikt, betere schoolresultaten realiseerden wanneer de verwachtingen op succes hoog waren dan bij de kinderen die een andere zelfregulerende strategie hadden toegepast. Kinderen uit de indulging conditie vertoonden de minste inspanning in het leren van de nieuwe taal.

Het onderzoek van Oettingen et al. (2000) laat zien dat er voor efficiënte doelrealisatie sprake moet zijn van een contrast tussen een positief toekomst (gebaseerd op verwachtingen) en een negatieve realiteit. Het alleen gericht zijn op mogelijke obstakels geeft onvoldoende resultaat als het aankomt op doelrealisatie. Daarnaast geeft het alleen gericht zijn op een positieve toekomst een lagere motivatie, hetgeen doelrealisatie niet ten goede komt. Ter controle dat het efficiënte effect van mental contrasting bij doelrealisatie te danken is aan het contrast, werd er in studie 2 van het onderzoek van Oettingen, Mayer, Thorpe, Janetzke en Lorenz (2005) de controle conditie gebruikt waarbij er een negatief toekomst beeld werd gecontrasteerd met een positieve realiteit. De negatieve ingebeelde toekomst werd

(10)

gemanipuleerd door een angstig toekomstbeeld voor te spiegelen en de positieve realiteit werd gestimuleerd met manieren om deze angst te overwinnen. In dit onderzoek werden scholieren onderverdeeld in drie condities: mental contrasting conditie (met een negatieve toekomst en positieve realiteit contrast), indulging conditie (alleen negatieve toekomst) en een dwelling conditie (alleen positieve realiteit). Ze manipuleerden het angstgevoel door de scholieren mede te delen dat buitenlandse asielzoekers geplaatst zouden worden in een hostel in hun woonomgeving omdat er geen andere beschikbare plekken zouden zijn. Daarna moesten de scholieren noteren welke nadelen dit zou kunnen hebben om het negatieve toekomstbeeld te kunnen manipuleren. Om de positieve realiteit te manipuleren kregen de scholieren statements te lezen van personen met positieve ervaringen met buitenlandse asielzoekers in hun

woonomgeving. Tot slot kregen de deelnemers een vragenlijst om hun verwachtingen op succes te meten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat mental contrasting helpt om angsten te overwinnen wanneer de verwachtingen op succes hoog zijn. De scholieren uit de mental

contrasting conditie waren meer tolerant en waren meer bereid om inspanning te leveren en

tijd te spenderen aan de buitenlandse asielzoekers. Daarnaast maakten ze meer plannen om dit te bereiken dan de scholieren uit de indulging en dwelling conditie. Mental contrasting werkt dus ook bij een negatief ingebeelde toekomst en een positieve realiteit.

Het onderzoek van Vasquez en Buehler (2007) laat tot slot zien dat de wijze waarop de toekomst wordt ingebeeld, effect kan hebben op de efficiëntie van doelrealisatie. Zij

onderzochten of het inbeelden van een positieve toekomst effectiever is in een derde-persoonsperspectief dan een eerste-derde-persoonsperspectief. Op basis hiervan werden studenten ingedeeld in twee condities. De studenten werd gevraagd om een academische taak die ze in de aankomende weken zouden voltooien, in te beelden in een eerste- of een

derde-persoonsperspectief. Tot slot werd hun motivatie gemeten aan de hand van een vragenlijst. De

(11)

resultaten van het onderzoek lieten zien dat studenten een verhoogde motivatie hadden hun doel te bereiken wanneer ze hun positieve ingebeelde toekomst vanuit een

derde-persoonperspectief hadden voorgesteld dan de studenten die hun positieve ingebeelde toekomst vanuit een eerste-persoonsperspectief hadden voorgesteld.

Uit deze paragraaf komt naar voren dat mental contrasting een efficiënte

zelfregulerende strategie is. Belangrijk is dat er een contrast is tussen de toekomst en de realiteit. Dit zorgt voor doelverbondenheid. Daarnaast is het belangrijk dat het contrast is gebaseerd op verwachtingen en niet op fantasieën. Hierdoor wordt de motivatie voor

doelrealisatie versterkt. Tot slot kan de motivatie verhoogd worden door het toekomstbeeld in te beelden vanuit een derde-persoonspectief. Het is duidelijk dat mental contrasting efficiënt is voor doelrealisatie door de specifieke structuur die de strategie heeft. Enige kennis hoe

mental contrasting werkzaam kan worden ingezet in de praktijk is noodzakelijk. Wanneer er

alleen positieve toekomstbeelden worden voorgesteld, kan dit zelfs een averechts effect hebben voor doelrealisatie. Zoals in de inleiding beschreven staat is het hebben van

implementation intentions ook een zelfregulerende strategie, waarbij kennis voor het correct

toepassen van de strategie noodzakelijk is.

Invloed van Implementation Intentions op Doelrealisatie

In de tweede paragraaf wordt er gekeken naar implementation intentions als zelfregulerende strategie bij doelrealisatie. Zoals in de inleiding beschreven staat, kunnen

implementation intentions ingezet worden om de doelrealisatie te verbeteren, maar het is

belangrijk om te weten hoe implementation intentions ingezet kunnen worden en waardoor ze

(12)

effectief zijn. Hoewel het de doelrealisatie verbetert, zijn er een aantal kritiekpunten waar rekening mee moet worden gehouden.

Webb en Sheeran (2007) onderzochten of de toegankelijkheid van de gespecificeerde situationele kenmerken en de sterkte van de associatie tussen de gespecificeerde situationele kenmerken en de voorgenomen respons, de impact van implementation intentions verklaart. Deelnemers werden random verdeeld in twee condities. Iedere deelnemer moest vier non-woorden en vier bestaande non-woorden onthouden die hij later moest terugvinden in een kruiswoordpuzzel. In de ene conditie werd de deelnemers gevraagd om implementation

intentions te vormen hoe ze snel konden reageren op de non-woorden (als ik het woord

‘aveda’ zie, dan druk ik zo snel mogelijk op de spatie-knop). In de controle conditie werd de deelnemers gevraagd om snel te reageren op de non-woorden zonder een specifiek plan te maken. Daarnaast moesten deelnemers een Lexical Decision Task maken. Deze taak zou meer inzicht moeten geven in de sterkte van de associatie tussen de gespecificeerde situationele kenmerken en de voorgenomen responsen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de

deelnemers uit de implementation intention conditie sneller de kruiswoordpuzzel oplosten dan deelnemers uit de controle conditie die geen specifiek plan hadden gevormd. Daarnaast kwam uit het onderzoek meer inzage in hoe de twee mechanismen samenwerken binnen

implementation intentions. Deelnemers uit de implementation intention conditie reageerden in

de Lexical Desicion Task sneller op de woorden die de specifieke situatie kenmerkte (de non-woorden waarvoor ze een implementation intention hadden gemaakt) en gaven snellere responsen op het woord dat de voorgenomen responsen omschreef (het werkwoord ‘druk’) wanneer deze was geprimed voordat de non-woorden in beeld kwamen, dan de controle conditie. Dus de deelnemers die een implementation intention hadden gemaakt, drukten sneller op de juiste knop als het woord ‘aveda’ op het computerscherm verscheen wanneer

(13)

deze werd geprimed met het woord ‘druk’, dan wanneer er een neutrale prime was. Er was geen verschil tussen de condities voor de andere vier woorden. Een mediatie analyse liet zien dat de verhoogde toegankelijkheid van de situationele kenmerken en een sterkere associatie tussen deze kenmerken en de responsen zorgden voor het effect van implementation

intentions.

Het onderzoek van Webb en Sheeran (2007) laat zien dat de voordelige effecten van

implementation intentions te danken zijn aan de verhoogde toegankelijkheid van aanwijzingen

uit de omgeving die doelrealisatie mogelijk maken (als-mechanisme) en geautomatiseerde doelgerichte responsen (dan-mechanisme) die volgen. Dit geeft nog onvoldoende inzicht naar de volledige verklaring over de werking van implementation intentions. Parks-Stamm,

Gollwitzer en Oettingen (2007) gingen een stap verder in het ontrafelen van de effectiviteit van implementation intentions door meer gericht te zijn op de route naar het doel dan de doelrealisatie zelf. Zij onderzochten aan de hand van twee studies wat de effecten op het als-gedeelte en op het dan-als-gedeelte van implementation intentions waren, waarbij de focus lag op wat er gebeurt met ongeplande maar wel relevante kenmerken. De onderzoekers onderzochten dit door deelnemers te laten luisteren naar een gesproken verhaal. In studie 1 moesten de deelnemers vijf-letter woorden identificeren en de eerste letter van het woord typen. De

implementation intention conditie kreeg twee voorbeelden te zien van de twee meest

genoemde vijf-letter woorden in een implementation vorm (als ik het woord ‘mouse’ hoor, zal ik de letter ‘m’ typen). De controle conditie kreeg deze instructie niet. Zoals verwacht waren de deelnemers in de implementation intention conditie beter in het identificeren van de meest genoemde vijf-letter woorden waarover ze een implementation intention hadden gevormd maar ze waren slechter in het identificeren van de andere vijf-letter woorden dan de controle conditie. Studie 2 was gelijk aan studie 1, alleen werd het identificatie kenmerk omgewisseld

(14)

met de respons. De deelnemers werd verteld dat hun doel was om tijdens het verhaal woorden die zouden beginnen met een ‘d’ te identificeren en dan het aantal letters te typen die het desbetreffende woord bevatte. Uit de tweede studie kwam naar voren dat de implementation

intentions voor een effectieve respons zorgden maar niet de alternatieve responsen

verstoorden. Hierdoor zijn personen die implementation intentions hadden gevormd net zo goed in het veranderen van de geplande responsen naar alternatieve responsen als personen die geen implementation intentions hadden gevormd.

Het onderzoek van Parks-Stamm et al. (2007) laat zien dat de toegankelijkheid voor situatie specifieke kenmerken bij implemention intentions verhoogd is, maar dat er voor alternatieve maar wel relevante kenmerken een verlaagde toegankelijkheid ontstaat. Voor het dan-mechanisme geldt dat de responsen op kenmerken met een implementation intention dusdanig efficiënt zijn, dat deze weinig cognitieve capaciteit verbruiken. Hierdoor zouden de doelgerichte responsen op alternatieve kenmerken net zo makkelijk moeten zijn voor de mensen zonder planning. Het is echter goed om te weten dat dit nadelige effect specifiek in het als-mechanisme kan ontstaan, maar dat het geen invloed heeft op de geautomatiseerde responsen. Masicapo en Baumeister (2012) hebben echter kritiek op het onderzoek van Parks-Stamm et al. (2007) omdat de deelnemers in het onderzoek genoeg mogelijkheden hadden om op alternatieve responsen (het verhaal bevatte 44 verschillende woorden met een ‘d’) te reageren waardoor er geen verschil werd gevonden tussen de implementation intention conditie en de controle conditie. In tegenstelling tot het onderzoek van Parks-Stamm et al. (2007) zorgden Masicampo en Baumeister (2012) ervoor dat deelnemers een obstakel tegenkwamen dat doelrealisatie in de weg stond waardoor ze gedwongen werden flexibel te zijn en een alternatieve route te kiezen. Hoewel volgens Masicampo en Baumeister (2012) een plan maken voor een doel efficiënt helpt bij doelrealisatie, laten ze met dit onderzoek zien

(15)

dat een plan maken doelrealisatie in de weg kan staan, vooral als doelrealisatie het herkennen en reageren op alternatieve mogelijkheden vereist. De deelnemers werden random verdeeld in condities waar er wel of geen plan werd gemaakt voor het doel om een specifiek feit op te zoeken op het internet. Deze condities werden weer onderverdeeld in een conditie die

gebonden was aan een tijdslimiet en een conditie die niet gebonden was aan een tijdslimiet. In alle condities werd er een obstakel gepresenteerd dat doelrealisatie in de weg stond en waarbij er een andere route gevolgd moest worden om het doel alsnog te realiseren. In dit geval was het obstakel dat de informatie die ze nodig hadden, niet op de website stond waarvan ze dat eerst gedacht hadden. Ze zouden op die manier gedwongen worden om de informatie van een andere website te halen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de plannenmakers om een specifieke website te raadplegen, het gebruik van alternatieve websites in de weg stond. Dit gebeurde alleen als een obstakel hun plan blokkeerde en ze gebonden waren aan een

tijdslimiet om de informatie van alternatieve websites te halen. De deelnemers faalden om snel te switchen naar een andere website die net zo goed in de specifieke informatie kon voorzien. De niet-planners waren relatief meer flexibel om het doel alsnog te realiseren als ze stuitten op een obstakel en gebonden waren aan een tijdslimiet om de informatie alsnog op het internet te vinden. Het negatieve effect van de planners was alleen te wijten aan het feit dat ze andere websites niet zagen als een efficiënte kans om de informatie alsnog te verkrijgen. De specifieke situationele kenmerken werden niet gespot. Wanneer alternatieve routes duidelijk te identificeren zijn, dan zijn planners net zo effectief in het uitvoeren van deze alternatieve routes, waardoor het doel alsnog gerealiseerd wordt.

Het onderzoek van Masicampo en Baumeister (2012) laat zien dat een specifiek plan maken doelrealisatie kan verhinderen indien het vereist is om een plan te wijzigen en een alternatieve route te kiezen om doelrealisatie te bereiken onder een tijdslimiet. Het onderzoek

(16)

is op één lijn met de eerder besproken onderzoeken die inzicht geven over de werking van de mechanismen van implementation intentions en dat het vooral gaat over de identificatie van situationele kenmerken en hoe daarop te reageren. Als het makkelijk herkenbaar is om een alternatieve route te kiezen, zul je alsnog automatische responsen geven op de alternatieve route. Tot dusver waren de specifieke situationele kenmerken voor het als-mechanisme duidelijk herkenbaar. Wanneer er voor het dan-mechanisme duidelijke alternatieven waren, dan kan daar op geanticipeerd worden. Yang en Zhang (2013) onderzochten of er

automatische responsen worden gegeven wanneer de situationele kenmerken minder duidelijk zijn. In hun onderzoek onderzochten ze of ambigue situationele kenmerken automatische responsen geeft bij de vorming van implementation intentions en bij niet-gespecificeerde situationele cues. Deelnemers werden verdeeld in twee condities, een implementation

intentions conditie en een controle conditie. Alle deelnemers moesten reageren op vormen die

verschenen op het scherm en moesten dan drukken op een corresponderende knop. De vormen waren cirkels, ellipsen en rechthoeken. De deelnemers uit de manipulatie conditie hadden vooraf een implementation intention gevormd om snel te reageren op de cirkel. Deze deelnemers waren inderdaad sneller in het reageren op de cirkel dan de controle conditie. Er was geen verschil tussen de condities als het ging om de ambigue kenmerken (de ellips en de rechthoekige vorm) wat suggereert dat implementation intentions geen automatische

responsen geven op ambigue stimuli. De specifieke situationele kenmerken zijn daadwerkelijk specifiek en laten zich niet beïnvloeden door de herkenning van ambigue situationele

kenmerken.

Uit deze paragraaf is gebleken hoe twee de mechanismen, zowel het als-mechanisme als het dan-mechanisme, van implementation intentions werken. Implementation intentions verhogen de toegankelijkheid van de situationele kenmerken en versterken de verbinding

(17)

tussen kenmerken en de automatische responsen. Nadelig is dat implementation intentions er voor kunnen zorgen dat andere situationele kenmerken, waar geen plan voor was gemaakt maar die ook nuttig zijn voor doelrealisatie, over het hoofd kunnen worden gezien. Het voordeel is wel dat de onderscheiding van situationele kenmerken duidelijk wordt met het maken van implementation intentions waardoor er geen automatische responsen worden gegeven op ambigue kenmerken. Het vormen van implementation intentions is een efficiënte zelfregulerende strategie voor doelrealisatie, doordat de toegankelijkheid voor het uitgedachte plan wordt verhoogd. Hierdoor kan men sneller en efficiënter reageren wanneer men

kenmerken uit het plan tegenkomt in het dagelijks leven. In de vorige deelvraag werd duidelijk dat mental contrasting ook een efficiënte zelfregulerende strategie is. Door het gevormde contrast ontstaat er een verhoogde toegankelijkheid tussen de gewenste toekomst en de obstakels. Obstakels moeten wel overwonnen worden om doelrealisatie te bereiken. Daar kan een specifiek plan bij helpen. Hierdoor zouden implementation intentions een geschikte aanvulling kunnen zijn op mental contrasting. In de volgende paragraaf wordt onderzocht wat de mogelijke effecten zouden kunnen zijn wanneer mental contrasting wordt aangevuld met de implementation intentions.

De Aanvulling van Implementation Intentions op Mental Contrasting

Mental contrasting helpt onderscheid te maken tussen haalbare en wenselijke doelen.

Als de verwachting hoog is, wordt de kans op doelrealisatie groter. Toch lukt het niet altijd om gewenste doelen om te zetten in doelgericht gedrag, ondanks dat de verwachtingen hoog zijn. Doelen kunnen simpelweg vergeten worden, men kan afgeleid raken of men is niet bewust van mogelijke kansen om doelrealisatie te bereiken. Implementation intentions zorgen ervoor dat specifieke situationele kenmerken herkend worden en dat de juiste doelgerichte

(18)

responsen worden gegeven. Mental contrasting helpt om de obstakels te identificeren en

implementation intentions kunnen zorgen voor een specifiek plan om met deze obstakels om

te gaan. In deze paragraaf wordt de mogelijkheid van de inzet van mental contrasting samen met implementation intentions besproken bij interventies.

Kirk, Oettingen en Gollwitzer (2013) onderzochten de impact van de drie

zelfregulerende strategieën: Mental contrasting in combinatie met implementation intentions (MCII) versus mental contrasting en implementation intentions alleen, op een

onderhandelingstaak. De deelnemers werden random verdeeld onder een van de drie

bovengenoemde condities. De deelnemers moesten in paren met elkaar onderhandelen over de prijs van een auto. Zowel de koper als de verkoper kon een van de drie zelfregulerende

strategieën innemen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat een combinatiestrategie een hogere gezamenlijke winst haalde uit de onderhandeling dan zowel mental contrasting als

implementation intentions alleen. De deelnemers uit de implementation intention conditie

haalden de laagste winst. Inhoudsanalyses lieten zien dat deze deelnemers geen inzicht ontwikkelden in coöperatieve planning die nodig was voor hogere gezamenlijke winst. In de

mental contrasting conditie ontwikkelden deelnemers wel dit inzicht, maar zonder specifieke

als-dan planning bereikte deze deelnemers een minder hoge gezamenlijke winst dan de MCII conditie. Blijkbaar bevordert MCII het vinden van oplossingen die elkaar aanvullen om een hogere winst te behalen en geven ze een specifiek plan om uiteindelijk een hogere winst te behalen.

Het onderzoek van Kirk et al. (2013) liet zien dat de combinatie van MCII een sterker effect hebben dan mental contrasting of implementation intentions alleen. In dit onderzoek ging het om een samenwerking tussen paren om een gezamenlijk hogere winst te behalen. Adriaanse, Oettingen, Gollwitzer, Hennes, De Ridder en De Witt (2010) lieten zien dat MCII

(19)

potentie heeft om gedragsverandering efficiënter te bereiken. Gedragsverandering kan een persoonlijk gewenst doel zijn waarbij er vaak sprake is van een negatieve realiteit. Hoewel veel mensen graag een gezondere levensstijl zouden willen ontwikkelen, wordt het nastreven van dergelijke doelen vaak als niet makkelijk ervaren. Wanneer men een specifieke planning maakt om de negatieve realiteit te kunnen overwinnen, kunnen persoonlijke doelen efficiënter gehaald worden. Tevens is de methodologische opzet van hun onderzoek sterker doordat er een controle conditie is zonder zelfregulerende strategie. Adriaanse et al. (2010) onderzochten de werking van MCII in een gezondheidsdomein. In de eerste studie vergeleken ze de

zelfregulerende strategie MCII bij het verminderen van ongezonde snack gewoontes met een controle conditie. Deelnemers uit beide condities moesten nadenken over gezonde snack opties en deze weergeven in een lijst. De consumptie van het aantal ongezonde snacks nam in de MCII conditie af in vergelijking met de controle conditie. In de tweede studie vergeleken ze de MCII strategie met de mental contrasting strategie en implementation intentions strategie alleen. Wederom nam het aantal consumpties af in de MCII conditie in vergelijking met de mental contrasting en de implementation intentions condities. Interessant is dat mental

contrasting de deelnemers hielp om een goed onderscheid te maken tussen verstandige en

minder verstandige keuzes. Net als het besproken onderzoek van Kirk et al. (2013) waarbij MCII ervoor zorgden dat er meer oplossingen werden gevonden om een gezamenlijk hogere winst te behalen, verschaft MCII in het onderzoek van Adriaanse et al. (2010) dus inzicht in de cruciale kenmerken van ongezond snacken. De cruciale kenmerken worden onderscheiden tussen de gewenste gezonde gewoontes en de ongewenste ongezonde gewoontes. Hierdoor lijkt MCII een geschikte zelfregulerende strategie waarbij gedragsverandering centraal staat zoals bij interventies.

(20)

Duckworth, Grant, Loew, Oettingen en Gollwitzer (2011) onderzochten of MCII een efficiënte zelfregulerende strategie is voor een interventie in een academisch domein. Zij onderzochten de gedragsverandering van adolescenten op de verbetering van studiegedrag. De deelnemers werden random verdeeld over twee condities. In de ene conditie moesten de deelnemers een interventie schrijven op basis van MCII om hun studiegedrag te verbeteren in de voorbereiding op aankomende examens. De andere deelnemers kregen een controle

schrijftaak. Beide condities deden hetzelfde examen op de middelbare school. De deelnemers uit de MCII conditie voltooiden 60% meer vragen dan de controle conditie. Daarnaast gaven deze deelnemers aan de interventie handig te vinden en makkelijk toepasbaar. Dit onderzoek laat zien dat zelfdiscipline effectief verbeterd kan worden met als resultaat een verhoogde prestatie op academisch gebied.

Wanneer mental contrasting wordt aangevuld met implementation intentions zijn zij samen een efficiëntere zelfregulerende strategie dan wanneer een van de twee de strategieën gebruikt wordt. Door de strategieën samen te gebruiken worden de cruciale kenmerken onderscheiden tussen het gewenste toekomstbeeld en de negatieve realiteit. Hierdoor lijkt MCII een geschikte zelfregulerende strategie, waarbij gedragsverandering centraal staat, zoals bij interventies. Ook voor andere gewenste doelen kan MCII worden ingezet voor een

efficiëntere doelrealisatie.

Discussie

Uit dit onderzoek is gebleken dat de zelfregulerende strategieën als mental contrasting en implementation intentions efficiënt zijn voor doelrealisatie. Het contrast tussen de

toekomst en de realiteit zorgt voor een grotere verbondenheid met het doel. Dit zorgt voor een verhoogde wenselijkheid om doelrealisatie te bereiken. Wanneer de doelen zijn gevormd op basis van verwachtingen in plaats van fantasieën, wordt de haalbaarheid van het doel

(21)

vergroot. Dit resulteert in een verhoogde motivatie om doelrealisatie te bereiken. Wanneer het gewenste toekomstbeeld vanuit een derde-persoonsperspectief wordt voorgesteld, verhoogt dit de motivatie sterker dan wanneer het toekomstbeeld vanuit een eerste-persoonperspectief wordt voorgesteld. Samengevat zorgt mental contrasting voor een efficiëntere doelrealisatie door niet-bewuste cognitieve en motivationele processen. Implementation intentions verhogen de toegankelijkheid van de situationele kenmerken en versterken de verbinding tussen

kenmerken en de automatische responsen. Ze zijn het gereedschap om een doel om te zetten in een actie. Hoge verbondenheid met een doel is wel noodzakelijk om over te stappen op de actie. Mental contrasting kan hier voor zorgen. Het is een vicieuze cirkel. Implementation

intentions kunnen mental constrasting aanvullen. Door mental contrasting worden de

obstakels die doelrealisatie tegengaan herkend, en implementation intentions kunnen specifieke plannen uiteenzetten om deze obstakels te overwinnen. Tevens geven MCII

duidelijk inzicht in de cruciale kenmerken tussen het gewenste toekomstbeeld en de negatieve realiteit waardoor MCII ook kunnen worden ingezet bij interventies.

Een punt van discussie is dat de effectiviteit van de zelfregulerende strategieën verbonden is aan de hoog gestructureerde vorm. Het inbeelden van een positief gewenst (of negatief) toekomstbeeld moet op basis worden gedaan van verwachtingen en niet op basis van fantasieën. Positieve fantasieën hebben zelfs een averechts effect als het aankomt op

doelrealisatie. Een fantasie gaat voorbij aan de haalbaarheid van een doel. Het gevoel hebben dat een doel haalbaar is, vergroot de motivatie om het doel te halen, wat op zijn beurt

resulteert in een grotere doelverbondenheid. Daarnaast geven fantasieën over het reeds behaalde doel een plezierig gevoel waardoor er minder behoefte is om actie te ondernemen om het daadwerkelijk te halen. Tot slot verhinderen positieve fantasieën dat er actie

ondernomen wordt, waardoor er ook niet voorbereid wordt op mogelijke obstakels en

(22)

verleidingen, welke doelrealisatie in de weg staat. De lijn tussen het stellen van doelen op basis van verwachtingen of fantasieën kan dun zijn en ambigue. De wens om met het pensioen een yacht te kunnen kopen, kan lijken op een losse fantasie wanneer iemand opgroeit in een armoedig milieu, maar het is niet onmogelijk. Aan de andere kant lijken doelen haalbaar doordat ze zijn gebaseerd zijn op basis van verwachtingen maar blijken minder goed haalbaar dan gedacht. De kans dat iemand met een zeer hoge IQ score en die altijd met ijver heeft gewerkt om hoge scores te halen, cum laude gaat slagen voor een studie is groot, obstakels die zich tijdens de studietijd voordoen hoeven van te voren niet altijd voorzien te zijn. De wenselijkheid van het ingebeelde toekomstbeeld of de negatieve realiteit kunnen zo groot zijn dat ze niet van te voren uitgedacht kunnen waardoor de haalbaarheid van het doel toch anders was ingeschat.

Een ander punt van kritiek is dat het vormen van implementation intentions nadelig kan zijn als het aankomt op het spotten van andere kansen die doelrealisatie efficiënt kunnen maken. Implementation intentions zorgen voor een sterke verbinding tussen situationele kenmerken en de automatische responsen, waardoor de aandacht moeilijk te verplaatsen is naar andere situationele kenmerken. Dit gebeurt vooral onder tijdsdruk en als er zich

obstakels voordoen die doelrealisatie volledig in de weg staan. Het maken van een nieuw plan geeft nieuwe verbindingen met situationele kenmerken en heeft geen nadelig effect op de automatische responsen. Implementation intentions kunnen dus beter niet gebruikt worden bij doelen waarbij een snelle en flexibele handeling vereist is. Het is daardoor niet altijd

makkelijk te bepalen wanneer implementation intentions wel of niet ingezet kunnen worden, omdat obstakels die doelrealisatie volledig in de weg kunnen staan, onverwacht kunnen zijn. Het niet kunnen spotten van alternatieve situationele kenmerken hoeft niet te worden gezien als nadeel als er al een haalbaar plan klaar ligt om een gewenst doel te realiseren.

(23)

Tot slot is het uitdenken van een plan voor het behalen van een doel aan de hand van

mental contrasting aangevuld met implementation intentions een metacognitieve strategie.

Het is een niet-natuurlijk denkproces. Het vereist achtergrond kennis, voorstellingsvermogen en cognitieve belasting om MCII te kunnen vormen. Het proces staat bloot aan fouten die gemaakt kunnen worden bijvoorbeeld wanneer het ingebeelde toekomstbeeld niet gebaseerd is op verwachtingen, wordt de negatieve realiteit te zwaar aangemeten of kan deze over het hoofd worden gezien. Ook kunnen de situationele kenmerken niet specifiek genoeg zijn, waardoor ze niet worden herkend. Er is een methode ontwikkeld om MCII op een

schematische wijze te visualiseren. De zogenaamde Wish Outcome Obstacle Plan (WOOP) oefening helpt om dagelijks doelen om te zetten in een overzichtelijke weergave. Hierbij wordt de wens en de best mogelijke uitkomst van de wens geformuleerd waardoor het toekomstbeeld levendig wordt gemaakt. Daarnaast kan een mogelijke obstakel worden

weergegeven dat met een als-dan plan kan worden aangepakt. Op dit moment is deze oefening toegepast op academische taken van basisschool kinderen met positief resultaat.

Vervolgonderzoek in andere domeinen met verschillende doelen zou meer informatie kunnen geven over de functie en de bruikbaarheid van de WOOP-oefening.

Het is duidelijk dat het doen van langdurig onderzoek naar de functie en werking van zelfregulerende strategieën resulteert in efficiënte doelrealisatie. Apart van elkaar leveren de zelfregulerende strategieën informatie op, waardoor iedereen zijn eigen coach kan zijn. Met de ontdekking van de aanvulling van implementation intentions op mental contrasting kan een nieuwe onderzoekslijn worden gestart. Daarin moeten de nodige obstakels overwonnen

worden om deze zo efficiënt mogelijk te maken. Op basis van de eerste onderzoeksresultaten zijn de verwachtingen hooggespannen en ziet de toekomst van MCII er rooskleurig uit.

(24)

Literatuurlijst

Aarts, H., Dijksterhuis, A.P., & Midden, C. (1998). To plan or not to plan? Goal achievement or interrupting the performance of mundane behaviors. European Journal of Social

Psychology, 29, 971-979.

Adriaanse, M.A., Oettingen, G., Gollwitzer, P.M., Hennes, E.P., de Ridder, D.T.D., & de Witt, J.B.F. (2010). When planning is not enough: Fithing unhealthy snacking habits by mental contrasting and implementation intentions (MCII). European Journal of

Social Psychology, 40, 1277-1293.

Brandstätter, J. & Lerner, R.M. (1999). Action and self-development: Theory and research

trough the life span. London: Sage Publications.

Duckworth, A.L., Grant, H., Loew, B., Oettingen, G., & Gollwitzer, P.M. (2011). Self regulation strategies improve self-discipline in adolescents: Benefits of mental contrasting and implementation intentions. Educational Psychology, 31, 17-26.

Gollwitzer, P.M. & Brandstätter, V. (1997). Implementation intentions and effective goal persuit. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 186-199.

Kirk, D., Oettingen, G., & Gollwitzer, P.M. (2013). Promoting integrative bargaining: Mental contrasting with implementation intentions. International Journal of Conflict

Management, 24, 148-165.

Masicampo, E.J., & Baumeister, R.F. (2012). Committed but closed-minded: When making a specific plan for a goal hinders success. Social Cognition, 30, 37-55

Moskowitz, G.R. (2005). Social Cognition. New York: The Guilford press.

(25)

Moskowitz, G.R., & Grant, H. (2009). The psychology of goals. New York: The Guilford press.

Oettingen, G. (2000). Expectancy effects on behaviour depend on self-regulatory thought.

Social Cognition, 18, 101-129.

Oettingen, G., Hönig, G., & Gollwitzer, P.M. (2000). Effective self-regulation of goal attainment. International Journal of Educational Research, 33, 705-732.

Oettingen, G. & Mayer, D. (2002). The motivating function of thinking about the future: Expectations versus fantasies. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 1198 1212.

Oettingen, G., Mayer, D., Thorpe, J.S., Janetzke, H., & Lorenz, S. (2005). Turning fantasies about positive and negative futures into self-improvement goals. Motivation and

Emotion, 29, 237-267.

Parks-Stamm, E.J., Gollwitzer, P.M., & Oettingen, G. (2007). Action control by

implementation intentions: effective cue detection and efficient response initiation.

Social Cognition, 25, 248-266.

Taylor, S.E., Pham, L.B., Rivkin, I.D., & Armor, D.A. (1998). Harnessing the imagination: Mental simulation, self-regulation, and coping. American psychologist, 53, 429-439.

Vasquez, N.A., & Buehler, R. (2007). Seeing future success: Does imagery perspective influence achievement motivation? Personality and Social Psychology Bulletin, 10, 1392-1405.

(26)

Web, T.L., & Sheeran, P. (2007). How do implementation intentions promote goal attainment? A test of component processes. Journal of Experimental Social

Psychology, 42, 295-302.

Yang, Y., & Zhang, H. (2013). The effect of implementation intentions on reactions to nonspecified situational cues. Social Behavior and Personality: an international

journal, 41, 787-793.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

a) Negentien interviews met sleutelfiguren en experts. b) Een literatuur- en documentenstudie. c) Analyse van de website (kwantitatief) en de daarop beschreven afgeronde

a) Negentien interviews met sleutelfiguren en experts. b) Een literatuur- en documentenstudie. c) Analyse van de website (kwantitatief) en de daarop beschreven afgeronde

Second, as many researchers identified, nine-ending pricing indicates a clear effect on sales but strong variance, suggesting that their effects are context dependent (Mace, 2012;

Busseola fusca Fuller (Lepidoptera: Noctuidae), a major insect pest in sub-Saharan Africa, has developed high levels of non-recessive resistance to the Cry1Ab toxin

After analysing numerous health system frameworks the concepts of a healthcare system framework that have been deemed necessary for a complete health systems view are:

The IND's information search sys- tem is not geared to the information needed for criminal investigation and prose- cution, which makes IND information hard to access for the police

By means of goal-pursuit, goal-directed behaviour, attitude towards goal, intention to pursue goal and self-efficacy in goal-pursuit were assessed. All variables were measured

De Western Front Association Nederland (hierna WFA) heeft als doel: “De bestudering van de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog –en in het bijzonder van het westelijk front,