• No results found

De effectiviteit van pre-doel versus post-doel lof op prestatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van pre-doel versus post-doel lof op prestatie"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De effectiviteit van pre-doel versus post-doel lof op

prestatie

Nick Oskam 10049630

(2)

2

CONTENTS

Abstract ... 3

Inleiding ... 4

Eerder onderzoek ... 4

Lof als affectieve beloning ... 5

Tekortkomingen Jostmann (2015) ... 8 Huidig onderzoek ... 10 Individuele verschillen ... 11 Methode ... 12 Deelnemers ... 12 Design ... 13 Procedure en materialen ... 13 Resultaten ... 15 Confirmatieve toetsing ... 15 Exploratief. ... 17 Individuele verschillen. ... 17

Discussie & Conclusie ... 18

Discussie ... 18

Individuele verschillen ... 21

toekomstig onderzoek & conclusie... 22

(3)

3

ABSTRACT

Het huidige onderzoek probeert de wetenschappelijke kennis over lof te verbreden door te kijken naar de effectiviteit van lof wanneer deze voor een prestatie wordt gegeven (pre-doel) in plaats van de meer gangbare manier, na een prestatie (post-(pre-doel). In het onderzoek krijgt men afwisselend post-lof en pre-doel lof op een groot aantal behendigheidstaken. De resultaten laten zien dat men beter presteert op een volgende taak wanneer men pre-doel lof ontving dan wanneer men post-doel lof ontving. Hieruit wordt geconcludeerd dat het geven van lof effectiever is wanneer iemand klaar staat om een prestatie te leveren dan wanneer iemand net een prestatie heeft geleverd. De resultaten geven implicaties voor dagelijkse situaties waarin men lof effectiever kan gebruiken om het gewenste gedrag vaker te laten voorkomen.

(4)

4

De effectiviteit van pre-doel versus post-doel lof op prestatie

INLEIDING

Lof kan gegeven worden in een tal van situaties: op school, door ouders en in een werkomgeving. Lof wordt gedefinieerd als de positieve evaluaties die door een ander gemaakt worden over iemand zijn prestaties, producten of attributies (Kanouse, Gumpert, & Canavan-Gumpert, 1981). Men geeft lof om te communiceren dat iemand iets goed heeft gedaan en men hoopt dan dat deze persoon de bepaalde inspanning vaker zal herhalen. Een kind krijgt bijvoorbeeld lof omdat hij een goed cijfer op school gehaald heeft. In onze maatschappij wordt lof aangemoedigd. Zo denken bijvoorbeeld vrijwel alle ouders (98%) dat kinderen complimenten nodig hebben om zich 'psychisch gezond' te ontwikkelen (Brummelman en Thomaes, 2011). Het is dus erg van belang te onderzoeken wat het precieze effect van lof is. Dit onderzoek zal een toevoeging zijn op het huidige onderzoek over hoe lof werkt en wanneer de effectiviteit van lof verhoogd kan worden. Er zal nu een korte samenvatting volgen over het eerdere onderzoek dat gedaan is om vervolgens een brug te maken naar het huidige onderzoek.

EERDER ONDERZOEK

Er zijn gemixte onderzoeksgegevens gevonden bij de effecten van het geven van lof. Zo laat eerder onderzoek zien dat het krijgen van lof intrinsieke motivatie kan verhogen (Shanab, Dargahi & Deroian, 1981) maar kan ook leiden tot een verhoogde druk om goed te presteren en het verminderen van het gevoel van autonomie (Henderlong & Lepper, 2002). Daarbij kan lof bij exceptioneel makkelijke taken zelfs leiden tot een gevoel van lage bekwaamheid. In een review van Henderlong en Lepper (2002) werd gekeken naar wanneer lof wel en wanneer lof niet leidt tot meer intrinsieke motivatie. De conclusie die zij trokken

(5)

5

was dat de mate waarin lof effectief is afhangt van 1) de mate waarin lof als oprecht wordt ervaren, 2) de attributie van de prestatie waar men lof over krijgt, 3) de mate waarin de gedane prestatie waar men lof over krijgt als vrijwillig wordt geacht, 4) de mate waarin men denkt zelf invloed gehad te hebben op de door lof gegeven prestatie en 5) de normen en verwachtingen over lof. De effectiviteit van lof hangt daarnaast ook af van de soort prestatie die gegeven moet worden. Zo blijkt uit een onderzoek van Baumeister et al. (1990) dat mensen door lof meer inspanning gaan tonen, maar deze inspanning niet op alle taken de prestatie faciliteert. Bij een moeilijke taak waarbij een bepaalde behendigheid nodig is, blijkt meer inspanning leveren niet de prestatie te faciliteren. Hierbij denken de onderzoekers dat lof mensen zelfbewust maakt waardoor prestatie op moeilijke taken verslechtert. Kijkend naar deze onderzoeken is gebleken dat lof niet altijd effectief hoeft te zijn. Het is dus erg nuttig deze dimensie van effectiviteit van lof verder te onderzoeken. Het huidige onderzoek zal daar ook verder op ingaan.

LOF ALS AFFECTIEVE BELONING

Er zijn dus veel variabelen waar rekening mee gehouden moet worden bij het geven van lof en die zullen in de praktijk moeilijk controleerbaar zijn in veel sociale situaties. In de voorafgaande besproken onderzoeken is vooral gekeken naar de gevolgtrekkingen die mensen op cognitief niveau over lof maken. Lof heeft echter ook affectieve gevolgen; in de vorm van een goed gevoel bijvoorbeeld, omdat het een beloning is voor een prestatie. Een beloning die gegeven wordt naar aanleiding van een prestatie wordt ook wel een prestatie-contingente beloning genoemd. Een recent onderzoek laat zien dat taak-motivatie verhoogd wordt door positief affect wanneer het is gegenereerd door een prestatie-contingente

beloning, maar taak-motivatie niet verhoogd wordt door positief affect wanneer het is

(6)

6

krijgen van lof voor een positief affect zou zorgen, zou dit in theorie de taak-motivatie moeten verhogen als de lof prestatie-contigent gegeven wordt.

De mate waarin het geven van lof effect heeft op een prestatie zou mogelijk te maken kunnen hebben met de mate waarin men een intentie heeft om te presteren. Logischerwijs wordt lof namelijk altijd gegeven na het doen van een prestatie. Dit wordt ook wel post-doel lof genoemd (Jostmann, 2015). Lof kan echter ook gegeven worden vóórdat

men een prestatie moet leveren. Hierbij wordt lof gegeven net voordat men nog een

prestatie moet uitvoeren, maar is de gegeven lof wel over een voorgaande prestatie. Dit wordt ook wel pre-doel lof genoemd. Een voorbeeld van deze pre-doel lof zou zijn wanneer je een student vertelt dat hij of zij ontzettend goed heeft gepresteerd op een voorgaand examen, net voordat hij of zij een nieuw examen gaat maken. Bij post-doel lof is de prestatie dus net geweest en hoeft men niet direct een nieuwe prestatie te leveren terwijl bij pre-doel lof men juist nog geen prestatie heeft geleverd, maar wel weet dat ze deze nog moeten leveren. Het kernverschil hierin is dat mensen die nog een prestatie moeten leveren (pre-doel) een intentie gevormd hebben om goed te presteren, maar de mensen die al gepresteerd hebben (post-doel) niet al bezig zijn met een volgende prestatie en daarom geen intentie hebben. Een mogelijk effect van het wel hebben van deze intentie wanneer lof pre-doel gegeven wordt is onderzocht door Kuhl en Kazén (1999). Zij suggereren namelijk dat positief affect de omzetting van intenties naar gedrag faciliteert. Uit hun onderzoek blijkt dat positief affect de prestatie op de bekende stroop taak verbetert wanneer mensen een intentie hebben. Deze intentie werd in het onderzoek geactiveerd door na het zien van positieve stimuli, die het positieve affect genereerde, twee opeenvolgende stroop taken aan te bieden. Een intentie wordt namelijk pas geactiveerd bij het doen van minimaal twee actie stappen, in dit geval de twee stroop taken. In de conditie waar na de positieve stimuli maar

(7)

7

één stroop taak werd aangeboden werd deze verbeterde prestatie op de stroop taak niet gevonden. De conclusie is daarom ook dat de aankondiging van twee stroop taken een intentie, activeert en dat het positief affect deze intentie sneller omzet in gedrag waardoor de prestatie verbetert. Om terug te komen op de mogelijkheid dat lof als affectieve beloning dient, zou lof, wanneer deze pre-doel gegeven wordt, kunnen dienen als facilitator van de intentie wat kan leiden tot een betere prestatie.

Bij post-doel prestaties heeft men geen intentie voor een komende prestatie en zou lof mogelijk een negatief effect kunnen hebben op komende prestaties. Uit twee onderzoeken van Gable en Harmon-Jones (2008, 2011) blijkt namelijk dat positief affect, na het geven van post-doel lof, aandacht verbreedt. Bij een verbreding van aandacht zal er meer aandacht zijn voor dingen die niet met de prestatie te maken hebben wat kan leiden tot een verslechtering in toekomstige prestaties. Een verklaring hiervoor is dat het post-doel positief affect opgevat wordt als signaal dat de taak succesvol is afgerond en men zich op iets anders kan gaan richten. Dit wordt ook wel “coasting” genoemd. (Carver, 2003).

De scheiding tussen pre-doel en post-doel is dus erg van belang en kan mogelijk een verschil uitmaken bij het effect van lof in affectieve context. Jostmann (2015) heeft dit effect van lof met het onderscheid pre-doel en post-doel onderzocht. Dit is tevens het onderzoek waar het huidige onderzoek op zal voortbouwen. In zijn onderzoek werden meerdere trials afgenomen waarbij deelnemers steeds één of twee taken moesten uitvoeren. Na iedere trial werd middels een aankondiging aangegeven of men één of twee taken moest uitvoeren. De computer gaf afwisselend lof direct na de taak (post-doel) of lof na de aankondiging van de volgende taak (pre-doel). Men vond dat er beter werd gepresteerd wanneer de lof na de aankondiging van de volgende taak werd gegeven, dan wanneer de lof direct na een taak,

(8)

8

voor de aankondiging werd gegeven. Er werd geconcludeerd dat men beter presteert nadat lof pre-doel gegeven wordt dan wanneer lof post-doel gegeven wordt.

TEKORTKOMINGEN JOSTMANN (2015)

In het onderzoek van Jostmann werden afwisselend één of twee taken afgenomen. Wanneer één taak werd afgenomen was dit altijd een zoek taak en wanneer er twee taken werden afgenomen was dit altijd dezelfde zoek taak met daarbij een trivia kennis taak. Bij de zoek taak moest men twee cijfers uit een reeks van acht cijfers kiezen die opgeteld precies het getal 10.00 moesten zijn, bijvoorbeeld 4.81 en 5.19. Bij de trivia taak werd een kennisvraag gesteld waarbij men moest aangeven of een stelling correct of incorrect was, bijvoorbeeld “Justin Bieber is geboren in Canada”. Dit onderscheid in één of twee taken werd gemaakt naar aanleiding van het idee van Kuhl en Kazén (1999), besproken in de inleiding, waarbij positief affect de omzetting van intenties in gedrag faciliteert alleen wanneer men twee stroop taken moest doen. Bij de aankondiging van twee taken in plaats van één taak zou de paraatheid, oftewel de intentie, tot het doen van de taken vergroot kunnen worden. In de zoek taak die Jostmann gebruikte moesten echter ook een aantal stappen worden doorlopen om bij het juiste antwoord te komen (zie methoden-sectie) en deze taak zou op zichzelf al een intentie kunnen activeren (Kuhl & Kazén, 1999). Ook kan de aankondiging van de taak an sich al een intentie activeren omdat hier informatie wordt gegeven over het aantal stappen die men moet nemen voor het oplossen van de zoek taak. Het was daarom te verwachten in trials met twee taken in ieder geval hetzelfde gevonden zou worden met betrekking tot het effect van pre-doel lof op prestatie als in trials met alleen de zoek taak. Het effect van lof pre-doel en post-doel was in het onderzoek van Jostmann echter alleen gevonden in de trials waarbij alleen de zoek taak gedaan moest worden maar niet wanneer beide taken gedaan moesten worden. Dit onverwachte resultaat is mogelijk te

(9)

9

verklaren aan de hand van de tweede taak, de trivia kennis taak. Een kennis taak kan gecategoriseerd worden als een behendigheidstaak waarbij het niet mogelijk is een strategie te ontwikkelen om de vragen efficiënter te beantwoorden. Dit kunnen we terugkoppelen aan het onderzoek van Baumeister en collega’s (1990), besproken in de inleiding, waar werd gevonden dat lof alleen prestatie verbeterd bij inspanningstaken en niet bij behendigheidstaken. Hierdoor is het mogelijk dat lof bij de trivia taak de prestatie verslechterde. Het is bij de zoek taak meer te verwachten dat men een strategie ontwikkelt om de taak routinematig op te lossen en dus makkelijker wordt ervaren waardoor een effect van de mogelijk verhoogde inspanningsmotivatie door lof hierop wel een effect had.

Een tweede punt bij het onderzoek van Jostmann is dat het gevonden effect van pre-doel lof versus post-pre-doel lof op prestatie bij de zoek taak alleen gevonden werd op de tweede helft van de trials. Het onderzoek was namelijk ingedeeld in twee delen met een korte pauze tussendoor. Beide delen bevatten hetzelfde aantal trials. Een verklaring hiervoor kan zijn dat men in de eerste trials nog een strategie moest ontwikkelen voor het systematisch oplossen van de zoek taken. Hierdoor is het effect van de verhoogde inspanningsmotivatie door lof pas later aanwezig.

Een laatste punt wat mist in het onderzoek van Jostmann (2015) is een manipulatiecheck. De vraag is of door de deelnemers wel begrepen werd dat de feedback na de aankondiging nog steeds betrekking had op de vorige taak. Het is dus de vraag of de pre-doel lof wel echt als pre-pre-doel lof werd ervaren.

De hierboven besproken kritiekpunten zullen in het huidige onderzoek worden aangepakt.

(10)

10

HUIDIG ONDERZOEK

In het huidige onderzoek zal geprobeerd worden het onderzoek van Jostmann (2015) te repliceren en zullen de drie hierboven besproken kritiekpunten aangepakt worden. Hierbij zullen dezelfde onderzoeksmethoden gebruikt worden met uitzondering van een vervanging van de trivia taak met een taak die meer gelijkwaardig is aan de zoek taak, namelijk een woord zoek taak. Hierbij zullen de namen “taak1” en “taak2”, gebruikt in Jostmann (2015) om de twee taken te benoemen, veranderd worden in “taak1a” en “taak1b”. Dit om de deelnemer meer het gevoel te geven dat de taken bij elkaar horen. Daarnaast zal het onderzoek in vier delen worden opgedeeld in plaats van twee, zodat we beter kunnen zien wanneer het effect van lof pre-doel en post-doel precies ontstaat. Als laatste zal er een

manipulatiecheck worden toegevoegd om te bepalen of men de feedback na de

aankondiging nog steeds beschouwt als feedback gericht op de prestatie van de vorige taak. In het onderzoek zal naar verwachting pre-doel lof leiden tot een betere prestatie op de zoek taak dan post-doel lof. Hierbij zal naar verwachting de accuratesse op de zoek taak afhangen van de interactie tussen valentie (neutraal versus lof) en timing (post-doel versus pre-doel), waarbij lof tot een betere score leidt wanneer feedback na (pre–doel) in tegenstelling tot voor (post-doel) de aankondiging van de volgende taak gegeven wordt. Daarnaast is het doel om te kijken of dit effect ook voorkomt bij toevoeging van een woord zoek taak.

De manipulatiecheck zal worden geoperationaliseerd door twee vragen te stellen. Hierbij wordt gecontroleerd of men de pre-doel feedback en post-doel feedback beiden beschouwen als feedback over de prestatie op de voorgaande taak. Verwacht wordt dat het

(11)

11

merendeel van de deelnemers dit zullen begrijpen en dat verwijdering van participanten na de manipulatiecheck geen effect zal hebben op de gevonden effecten in het onderzoek. INDIVIDUELE VERSCHILLEN

In het huidige onderzoek zal de ACS-90 (Kuhl, 1994b) worden afgenomen om de individuele verschillen in actie- en toestand-oriëntatie te meten. Actie-oriëntatie is de capaciteit om emoties, gedachten en gedragingen te reguleren en om eigen intenties uit te voeren. Toestand-oriëntatie is het onvermogen om deze emoties, gedachten en gedragingen te reguleren. Mensen met toestand-oriëntatie zijn minder goed in het uitvoeren van eigen

intenties (Kuhl, 1994b). Actie-georiënteerde mensen kunnen verschillende doelen mentaal

beter scheiden dan toestand-georiënteerde mensen. Toestand-georiënteerden hebben meer last van oncontroleerbare gedachtes aan onderbroken doelen en aan doelen die nog uitgevoerd moeten worden (Goschke & Kuhl, 1993). De ACS-90 heeft drie verschillende sub schalen waarvan in dit onderzoek twee zullen worden gemeten, namelijk de hesitation schaal en de preoccupation schaal. De hesitation schaal meet de mate waarin individuen moeite hebben met het omzetten van intenties naar doelgerichte activiteiten. Hier is te verwachten dat mensen die hoog scoren op deze schaal de meeste baat hebben van de pre-doel lof in vergelijking met de post-pre-doel lof omdat het positieve affect dat de intenties kan faciliteren bij deze mensen waarschijnlijk het meest effectief is. De preoccupation schaal meet de mate waarin men afgeleid is door gedachten over het verleden of in de toekomst. Mensen hoog in preoccupation worden geassocieerd met een verslechterde effectiviteit op prestaties door gedachtes die in de weg zitten. Het is bij deze mensen daarom te verwachten dat deze het minst baat hebben bij de pre-doel lof omdat deze mensen bij de aankondiging van de volgende taak waarschijnlijk nog bezig zijn in hun hoofd bij de vorige taak omdat ze

(12)

12

hier nog geen feedback op ontvangen hebben. Hierbij ontbreekt dan de intentie en kan het positieve affect veroorzaakt door lof deze intenties niet faciliteren.

METHODE

DEELNEMERS

Gebaseerd op de geobserveerde effectgrootte in een vorige studie (Jostmann, 2015; partial eta squared = .06),een gewenste alpha van .05 en power van .8, was de vereiste steekproefgrootte N = 120. Om rekening te houden met uitval van deelnemers (bijvoorbeeld vanwege herhaaldelijke deelname; raden van de hypothese etc.) werd een steekproefgrootte van N = 180 nagestreefd. In het onderzoek deden totaal 171 Engelstalige mensen mee aan het onderzoek die verworven werden door het online platform Mturk. Deelnemers kregen een klein geldbedrag voor hun deelname. Deelnemers met te langzame reactietijden of te veel foute antwoorden (>2,5 SD boven het groepsgemiddelde) werden uitgesloten van de analyses (12 deelnemers). Daarnaast werden ook deelnemers die overtuigd waren dat alle gegeven feedback niet klopte, uitgesloten van de analyse (18 mensen). Er waren ook deelnemers die soms licht aan de feedback twijfelden en dingen schreven als “Sometimes the feedback felt weird”. De antwoord patronen van deze deelnemers verschilden niet met de rest van de deelnemers en werden daarom niet uit de data gehaald. De resultaten van de hoofdanalyses bleven onveranderd wanneer deze deelnemers wel verwijderd zouden zijn. Als laatste werden deelnemers die de hypothese hadden geraden of verkeerd antwoord gaven op de manipulatiecheck vragen en de aandacht-controle vraag (zie procedure en materialen sectie) , uitgesloten van de analyses (8 mensen). Het behouden van deze deelnemers veranderde de significantie van de resultaten

(13)

13

niet. Na uitsluiting bleven er 133 deelnemers over waarvan 52 man en 81 vrouw met een gemiddelde leeftijd van 39 (SE=11.72).

DESIGN

Het onderzoek had een 2(timing: feedback eerst vs. later) x 2(valentie: lof vs.

neutraal) x 2(trial type: één taak vs. twee taken) within-subjects design. In totaal zijn er dus

acht condities. Alle condities zijn willekeurig verdeeld over 64 trials zodat iedere conditie acht keer doorlopen wordt. De afhankelijke variabele is het aantal goede antwoorden tijdens de ‘cijfer zoek taak’. Exploratief wordt ook de gespendeerde tijd op de ‘cijfer zoek taak’ en de ‘woord zoek taak’ als afhankelijke variabele meegenomen.

PROCEDURE EN MATERIALEN

Het onderzoek werd via Qualtrics, een online survey systeem, afgenomen duurde gemiddelde ongeveer 52 minuten over (SD=18.57). Deelnemers moesten voordat ze de instructies te lezen kregen, akkoord gaan met het informed consent. Er werd verteld dat het onderzoek bestaat uit 66 trials die ieder bestaan uit het doen van taak 1a ofwel het doen van taak 1a en 1b. Er werd ook verteld dat er tussendoor een pauze zal zijn. In werkelijkheid zijn er maar 64 trials die meegenomen worden in de analyse, want de eerste trial aan het begin van het onderzoek en de eerste trial na de pauze zijn oefen trials. Hierna lazen de deelnemers dat ze afhankelijk van hun prestatie na iedere trial soms positieve feedback (

“Good Job!”; “Well Done!”) en soms neutrale feedback (“- ♦ -“) konden verwachten. Deze

feedback was in werkelijkheid willekeurig en kreeg men over alle trials evenveel positieve als neutrale feedback. Deelnemers werd verteld dat positieve feedback inhoudt dat het antwoord juist was of dat de prestatie dichter bij het juiste antwoord zat dan in vergelijking met andere deelnemers. Neutrale feedback betekende dat de algehele prestatie over alle

(14)

14

antwoorden van andere deelnemers. Als laatste werd uitgelegd dat feedback soms direct na de taak zal volgen en soms pas nadat men zich weer voorbereid heeft op de volgende taak. Dit werd aan deelnemers uitgelegd door te zeggen dat in echte situaties feedback ook niet altijd direct na een prestatie gegeven wordt. Er werd benadrukt dat accuratesse en snelheid in de taken belangrijk zijn. Hierna volgde een oefen trial waarin men taak 1a en taak 1b te zien kreeg. Bij taak 1a, de cijfer zoek taak, moest de persoon twee cijfers uit een lijst van acht cijfers kiezen dat bij elkaar opgeteld precies tien is, bijvoorbeeld het getal 4.81 en 5.19. Er was iedere keer maar één antwoordcombinatie mogelijk. Bij taak 1b, de ‘woord zoek taak’, moest de persoon een vierletter woord zoeken in een matrix van vier bij vier letters, zie figuur 1. Er was iedere keer maar één vierletter woord mogelijk. Alle gebruikte woorden waren zelfstandige naamwoorden en het woord was alleen te vinden in de matrix door van links naar recht en van boven naar beneden te lezen. Dit was gedaan om de taak niet te moeilijk te maken.

Figuur 1. Voorbeelditem. Het goede antwoord hier is “FORM”

Na de trials werd de ACS-90 vragenlijst (Kuhl, 1994a) afgenomen om individuele verschillen tussen state en action orientation te meten. Deze bevatte 24 items en mat als sub test de preoccupation, de mate waarin gedachten aan het verleden of de toekomst

(15)

15

interacteren met de huidige staat, en de hesitation, de mate waarin men moeite heeft een doelgerichte intentie uit te voeren.

Als laatste werden twee manipulatiechecks gedaan en een aandachtvraag gesteld om te kijken of men de feedback na de aankondiging van de volgende taak ook daadwerkelijk als feedback over de voorgaande taak had opgevat en of men wel goed had opgelet bij de vragen en niet zomaar wat had ingevuld. Hierbij moest bij de manipulatiechecks twee keer aangegeven worden welk statement correct was. Bij de eerste vraag moest men kiezen tussen “The feedback informed me how well I did on the previous trial” en “The feedback

informed me how well I was expected to perform on the next trial”. Bij de tweede vraag

moest gekozen worden tussen “When I received the feedback a bit later, it informed me how

well I did on the previous trial” en “When I received the feedback a bit later, it informed me about how well I was expected to perform on the next trial”. Bij de aandachtvraag moest

men een klein stukje tekst lezen om vervolgens de vraag goed te kunnen beantwoorden.

RESULTATEN

CONFIRMATIEVE TOETSING

Alle in Qualtrics ontvangen scores werden omgezet naar SPSS scores. Hierbij werden onder andere alle antwoorden omgezet in een score van 0 (0% goed) tot 1 (100% goed). Om de hypothesen te kunnen toetsen werd, een 2(timing: feedback eerst vs. later) x 2(valentie: lof vs. neutraal) x 2(trial type: één taak vs. twee taken) repeated measures analyse uitgevoerd. Er werd een interactie-effect van timing en valentie gevonden, F(1,132) = 33.74, p < .001 gevonden. Hierbij presteerden de deelnemers na het krijgen van positieve feedback beter in de pre-doel conditie (M = .955 SE = .010) dan in de post-doel conditie (M = .908 SE = .007),

(16)

16

feedback hetzelfde in de pre-doel conditie (M = .938 SE = .008) als in de post-doel conditie (M = .951 SE = .007), F(1,132) = 3.53, p = .062. Uit de interactie bleek verder dat wanneer feedback post-doel gegeven werd, de neutrale feedback effectiever (M = .951 SE = .007) was dan de positieve feedback (M = .908 SE = .010), F(1,132) = 28,28 p < .001 en wanneer feedback pre-doel gegeven werd, de positieve feedback effectiever (M = .955 SE = .007) was dan de neutrale feedback (M = .938 SE = .008), F(1,132) = 8,63, p = .004. Dit ondersteunt de hypothese dat mensen beter presteren op de zoek taak als lof pre-doel wordt gegeven dan wanneer lof post-doel wordt gegeven.

Verder werd nog gekeken naar verschillende hoofdeffecten. Zo werd zowel een hoofdeffect van timing, F(1,132) = 10.29, p = .002, als valentie, F(1,132) = 7.19, p = .008, gevonden. Hierbij werd pre-doel (M = .947 SE = .007) beter gepresteerd op de zoek taak dan post-doel (M = .947 SE = .008) en werd bij neutrale feedback (M = .945 SE = .008) beter gepresteerd dan bij positieve feedback (M = .932 SE = .007). Een hoofdeffect van ‘taak’ werd niet gevonden F(1,132) = 1.43, p = .234.

Om te toetsen of er een verschillend effect gevonden kon worden van lof bij het krijgen van één of twee taken werd gekeken of er een drieweg-interactie gevonden werd tussen timing, valentie en taak. Hieruit bleek dat er een driewegs-interactie werd gevonden

tussen timing, valentie en taak F(1,132) = 5.81, p = .017. Hierbij werden bij zowel enkele

taken, F(1,132) = 11.18, p = .001, als dubbele taken, F(1,132) = 29.90, p < .001, dezelfde interactie tussen timing en valentie gevonden als wanneer er geen onderscheid gemaakt werd tussen taak.

(17)

17

EXPLORATIEF.

Om te kijken wanneer het effect van lof pre-doel en post-doel precies aanwezig zijn tijdens het onderzoek, werd een 2(timing: feedback eerst vs. later) x 2(valentie: lof vs. neutraal) x 4 (block: 1 t/m 4) repeated measures analyse uitgevoerd. Hieruit werd een interactie tussen

timing, valentie en blok gevonden, F(1,130) = 2,81 p = .042. Hierna werd gekeken of de

interactie tussen timing en valentie bij ieder blok aanwezig was. Hieruit bleek een interactie tussen timing en valentie bij blok één, F(1,132) = 6.70 p = .011, blok twee, F(1,132) = 12.41 p = .001, en blok drie, F(1,132) = 18.93 p < .001. In blok vier, dus over de laatste zestien trials, werd geen interactie gevonden tussen timing en valentie, F(1,132) = 3.30 p = .072.

Als laatste werd gekeken naar de relatie tussen het aantal goede antwoorden, de accuratesse en de responsetijd in de vier condities met behulp van een bivariaat correlatie analyse. Er werd een zwakke negatieve correlatie gevonden tussen de accuratesse en de responstijd in de pre-doel lof conditie, r = -.25, p = 0.10. Hierbij beantwoordde men de vragen accurater naarmate men er langer over deed. Voor de andere condities werd geen correlatie tussen accuratesse en responstijd gevonden.

INDIVIDUELE VERSCHILLEN.

Om te toetsen voor de individuele verschillen tussen state en action orientation werd nogmaals een 2(timing: feedback eerst vs. later) x 2(valentie: lof vs. neutraal) repeated

measures analyse uitgevoerd met als covariant de z-scores over de ACS-90. Hierbij werden

apart de hestitation schaal en de preoccupation schaal gemeten. Hieruit bleek de interactie tussen timing x valentie en hesitation niet significant, F(1,131) = 0.60, p = .807. Ook bleek de

(18)

18

interatie tussen timing x valentie en preoccupation niet significant, F(1,131) = 0.71, p = .790. Dit was een onverwacht resultaat.

DISCUSSIE & CONCLUSIE

DISCUSSIE

In het huidige onderzoek werd verwacht dat lof effectiever is wanneer deze voor een nog te leveren prestatie gegeven wordt, dan wanneer deze na een geleverde prestatie

gegeven wordt. Dit werd onderzocht door aan de hand van meerdere trialsde prestatie te

meten van een bepaalde zoek taak. Bij deze zoek taak werd afwisselend lof of neutrale feedback gegeven. Deze feedback werd daarbij ook afwisselend voor of na de te leveren prestatie gegeven. In overeenstemming met de hypothese werd een interactie-effect gevonden tussen het soort feedback en de timing van de feedback. Hierbij presteerden deelnemers beter na lof dan neutrale feedback wanneer feedback gegeven werd voor het leveren van een prestatie, maar presteerden deelnemers slechter na lof dan neutrale feedback wanneer feedback gegeven werd direct na het leveren van een prestatie. Het tijdstip waarop lof gegeven wordt, blijkt dus de motivatie tot het leveren van een goede prestatie te beïnvloeden.

Hieruit blijkt dat wanneer feedback voor een prestatie gegeven wordt, de lof effectiever is dan de neutrale feedback. Dit is in overeenstemming met het idee dat positief affect de omzetting van intenties naar gedrag faciliteert. Hierbij zorgt het positieve affect van de lof daarom voor een betere omzetting van de intentie (de taak goed willen doen) naar het gewenste gedrag (de taak juist uitvoeren). De interactie tussen het soort feedback en de timing laat ook zien dat wanneer feedback pas na een uitgevoerde prestatie gegeven wordt de neutrale feedback effectiever is dan de positieve feedback. Dit resultaat is in

(19)

19

overeenstemming met het idee dat het geven van lof na een prestatie tegenstrijdige effecten kan hebben, zoals coasting. Bij coasting krijgt men door de positieve feedback het gevoel dat de taak succesvol is afgerond en men zich weer op iets anders kan gaan richten.

Er werden in het onderzoek afwisselend één taak of twee taken aangeboden. Dit werd aan de deelnemers steeds vooraf aangekondigd. De aankondiging dat er twee opeenvolgende taken zouden komen, in tegenstelling tot het aankondigen van een enkele taak, kan tot een gedragsintentie zorgen bij deelnemers voor het uitvoeren van de taak. Dit onderscheid is toegevoegd vanwege resultaten uit het onderzoek van Kuhl & Kazén (1999). Hier bleek dat men pas een intentie vormt om gedrag uit te voeren, wanneer de prestatie minimaal twee stappen bevat. Het aanbieden van twee taken zou deze twee actie-stappen representeren. De intentie die dan ontstaat, kan volgens het onderzoek van Kuhl & Kazén (1999) vervolgens gefacilieerd worden door pre-doel lof. Dit leidt dan tot betere prestaties. In het huidige onderzoek is echter geen verschil gevonden in de resultaten wanneer gekeken werd naar het onderscheid in de hoeveelheid taken die men moest doen. Het interactie effect werd namelijk zowel bij trials waar één taak gedaan moest worden als bij trials waar twee taken gedaan moesten worden gevonden. Het lijkt er daarom op dat het aanbieden van een enkele taak ook voor een sterke intentie zorgde. Deze intentie kon daardoor gefaciliteerd worden door het pre-doel lof wat leidde tot een betere prestatie.

In tegenstelling tot het huidige onderzoek, werd in het onderzoek van Jostmann

(2015) het interactie-effect slechts gevonden in de trialswaarbij de deelnemers maar één

taak moesten doen en niet bij twee taken. De kennistaak van Jostmann (2015) is in het

huidige onderzoek als tweede taak in de trials aan de deelnemers gepresenteerd. In het

(20)

20

interactie-effect wel gevonden wanneer deze taak gepresenteerd werd. Een verklaring hiervan is dat behendigheidstaken, in tegenstelling tot kennistaken, beïnvloed kunnen worden door de mate waarin men gemotiveerd is de taak juist uit te voeren. Wanneer men meer motivatie heeft om een kennistaak goed uit te voeren zal het weinig effect hebben op het resultaat. Men weet namelijk het antwoord op de vraag simpelweg wel of niet. Het lijkt er op dat het positieve affect gecreëerd door het pre-doel lof daarom wel bij behendigheidstaken een effect kan hebben maar niet bij kennistaken. Het lijkt dus plausibel dat de pre-doel lof effectiviteit afhankelijk is van de soort taak.

Een ander opmerkelijk verschil met het onderzoek van Jostmann (2015) is dat in het huidige onderzoek het interactie-effect tussen het soort feedback en de timing zichtbaar was in de eerste drie blokken van het onderzoek, maar niet in de vierde. In het onderzoek van Jostmann (2015) werd het interactie-effect alleen gevonden in de tweede helft van het onderzoek. Deze op het oog tegenstrijdige resultaten zijn waarschijnlijk te verklaren aan de hand van de steekproef die is gebruikt. In het huidige onderzoek werden via het online platform Mturk zogenaamde Masters geselecteerd. Dit zijn mensen die, door het doen van eerdere online onderzoeken, bestempeld zijn als hardwerkende deelnemers die goed hun best doen bij het invullen van de onderzoeken. Hiervoor krijgen ze tevens wat meer betaald dan de andere gebruikers van de website. Het is dus goed mogelijk dat deze deelnemers al snel een strategie ontwikkeld hadden voor het maken van de eerste zoek taak, waardoor het pre-doel lof direct een effect had.

Dit is in tegenstelling tot het eerdere onderzoek van Jostmann (2015) ,waarbij iedere persoon die zich inschreef kon meedoen aan het onderzoek (Crowdflower). Bij deze mensen was het te verwachten dat ze gemiddeld gezien langer deden over het vinden van een

(21)

21

strategie voor het oplossen van de zoek taak, waardoor het interactie-effect niet direct zichtbaar was en pas in het tweede deel van het onderzoek tot uiting kwam.

Een mogelijke verklaring bij het huidige onderzoek voor het niet vinden van het interactie-effect tussen het soort feedback en de timing in het vierde blok is dat men cognitief moe werd aan het eind van het onderzoek en niet veel meer gaf om de feedback. Zo gaven meerdere respondenten aan dat het onderzoek te lang duurde. De mate waarin cognitieve moeheid invloed heeft op de effectiviteit van pre-doel lof is daarom een interessant vraagstuk voor toekomstig onderzoek.

INDIVIDUELE VERSCHILLEN

In het onderzoek werd ook gekeken naar het effect van actie- en toestand-oriëntatie op het interactie-effect van het soort feedback en de timing. Hier werd verwacht dat

mensen die hoog scoren op de hesitation schaal meer baat hebben van pre-doel lof. Een

hoge score op de hesitation schaal geeft namelijk aan dat men slecht is in het omzetten van intenties naar gedrag. Bij deze mensen zou naar verwachting het effect van pre-doel lof om intenties naar gedrag te faciliteren sterker zijn. Daarnaast werd verwacht dat mensen die hoog scoren op de preoccupation schaal het minst baat zouden hebben van pre-doel lof. Een hoge score op de preoccupation schaal geeft aan dat men snel afgeleid is door gedachten in het verleden of de toekomst. Bij deze mensen zou naar verwachting het effect van pre-doel lof om intenties naar gedrag te faciliteren verminderen. Deze mensen zijn bij de

aankondiging van de volgende taak waarschijnlijk nog bezig in hun hoofd bij de vorige taak omdat ze hier nog geen feedback op ontvangen hebben. Effecten van zowel de hesitation schaal als de preoccupation schaal op het interactie-effect werden niet gevonden. Dit was een onverwacht resultaat.

(22)

22

Een mogelijke verklaring voor het niet vinden van een effect kan te maken hebben met de situatie waarin de actie- en toestand-oriëntatie waarneembaar is en hoe deze situatie verschilt met het huidige onderzoek. Het huidige onderzoek is namelijk opgebouwd

uit snel op elkaar volgende trial-by-trialitems en het is goed mogelijk dat de effecten van de

actie- en toestand-oriëntatie schalen niet hier tot uiting komen. Zo heeft iemand die hoog scoort op preoccupation wellicht weinig last van het rumineren over een voorgaande prestatie aangezien hier weinig tijd voor is omdat de volgende trial al weer snel volgt.

Een andere aannemelijke verklaring is dat het effect van pre-doel lof erg robuust is en persoonlijkheidseigenschappen als actie- en toestand-oriëntatie hierin geen effect hebben. Zo blijkt uit onderzoek van Kuhl & Kazén (1999) en Kuhl & Kazén (2005) dat

persoonlijkheidseigenschappen die gerelateerd zijn aan intentie gedrag zoals actie- en toestand-oriëntatie en slecht kunnen omgaan met falen , geen invloed hebben op de mate waarin positief affect de link tussen intenties en gedrag kan faciliteren. Dit werd verklaard doordat dergelijke persoonlijkheidsfactoren te maken hebben met de mate waarin men positief affect zelf kan genereren en in welke situaties men dit kan. In het huidige onderzoek werd het positief affect (lof) experimenteel gecreëerd en ervoer ieder persoon dit affect, waardoor de persoonlijkheidsfactoren mogelijk geen invloed hadden.

TOEKOMSTIG ONDERZOEK & CONCLUSIE

Het is belangrijk om te benoemen dat de behendigheidstaak die gebruikt werd in het onderzoek, de cijfer zoek taak, een vrij korte behendigheidstaak was, waarbij men er gemiddeld 17,4 seconden per trial over deed. Het positieve affect dat door pre-doel lof gerecreëerd wordt, waardoor de motivatie tot prestatie verhoogt, is iets dat naarmate tijd

(23)

23

verstrijkt mogelijk zou kunnen afnemen. Dit is omdat de emotie die opgewekt wordt door

het positieve affect, een tijdelijke staat is. Wanneer meer tijd verstrijkt, neemt de opgewekte emotie mogelijk af en kan het meer een soortgelijke effectiviteit opleveren als de post-doel lof. Het is dus nog belangrijk om in toekomstig onderzoek te kijken naar effecten van de tijd van de taak en de tijd die tussen de pre-doel lof en de taak zit op de effectiviteit van pre-doel lof. Dit om de voorwaarden van de effectiviteit van de pre-doel lof beter te kunnen achterhalen.

Een belangrijk punt waar toekomstig onderzoek zich nog meer op kan richten is de mate waarin pre-doel lof effectief is in verschillende situaties. Zo kijkt het huidige onderzoek alleen naar een specifieke behendigheidstaak en weten we nog niet de effectiviteit van pre-doel in een breder spectrum van situaties. Veldonderzoek zou daarbij nuttig kunnen zijn om de effectiviteit van pre-doel lof te kunnen generaliseren naar dagelijkse situaties. De

resultaten van het huidige onderzoek kunnen namelijk grote implicaties hebben voor het geven van lof in algemeen. Zo kan men denken aan situaties waar een bepaalde

behendigheid wordt uitgeoefend zoals sporten of het leren van vaardigheden op school. De timing van het geven van lof zou ook nuttig kunnen zijn in situaties waarin ouders bepaald gewenst gedrag willen stimuleren bij kinderen. Ook kan het nuttig zijn met het zicht op trainings- of coachings-gebied waarin men de timing van het geven van lof kan

implementeren om de gewenste gedragingen meer te stimuleren. Zo zou bijvoorbeeld een onderzoek opgezet kunnen worden waar een voetbal coach niet aan het eind van een gewonnen wedstrijd lof geeft aan zijn spelers maar dit pas geeft aan het begin van een volgende wedstrijd. De prestatie van de spelers kan dan vergeleken worden met

(24)

24

Concluderend is aangetoond dat de timing van lof een belangrijke factor kan zijn in de uiteindelijke prestatie en dat de gangbare manier van lof geven in het dagelijks leven niet direct de juiste hoeft te zijn. De uitkomsten van het onderzoek kunnen daarom grote invloed hebben voor het gebruik van lof in het dagelijks leven. Zo blijkt dat neutrale feedback zelfs effectiever is dan het geven van lof na het doen van een taak. Hierbij kan men zich afvragen of het geven van lof na een goede prestatie überhaupt nuttig is. Het geven van lof voor het uitvoeren van een bepaalde taak leidt wel tot betere prestatie en zo kan lof op deze manier wel nuttig worden ingezet in dagelijkse situaties.

LITERATUURLIJST

Baumeister, R. F., Hutton, D. G., & Cairns, K. J. (1990). Negative effects of praise on skilled performance. Basic and Applied Social Psychology, I11, 131-148.

Braem, S., Verguts, T., Roggeman, C., & Notebaert, W. (2012). Reward modulates adaptations to conflict. Cognition, 125, 324-332.

Brummelman, E., & Thomaes S. (2011). Ouders geloven in de kracht van complimenten.

Ouders online,

http://www.ouders.nl/artikelen/ouders-geloven-in-de-kracht-van-complimenten.

Carver, C. S. (2003). Pleasure as a sign that you can attend to something else: Placing positive feelings within a general model of affect. Cognition and Emotion, 17, 241-261.

(25)

25

Diefendorff, J.M., Hall, R.J., Lord, R.G. and Stream, M.L. (2000), “Action-state orientation: construct validity of a revised measure and its relationship to work-related variables”,

Journal of Applied Psychology, 85, 250-63

Frober, K., & Dreisbach, G. (2014). The differential influences of positive affect, random reward, and performance-contingent reward on cognitive control. Cognitive,

Affective and Behavioral Neuroscience, 14, 530–547.

Gable, P.A., & Harmon-Jones, E. (2008). Approach-motivated positive affect reduces breadth of attention. Psychological Science, 19, 476-482.

Gable, P. A., & Harmon-Jones, E. (2011). Attentional consequences of pregoal and postgoal positive affects. Emotion, 11, 1358-1367.

Gendolla, G. H. E., Wright, R. A., & Richter, M. (2012). Effort intensity: Some insights from the cardiovascular system. In R. M. Ryan (Ed.), The Oxford handbook of motivation (pp. 420 - 438). New York, NY: Oxford.

Goschke, T., & Kuhl, J. (1993). Representation of intentions: Persisting activation in memory.

Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 19,

1211-1226.

Kanouse, D. E., Gumpert, P., & Canavan-Gumpert, D. (1981). The semantics of praise. In J. H. Harvey, W. Ickes, & R. F. Kidd, eds. New directions in attribution research, 3, 97–115. Kuhl, J. (1994b). Action and state orientation: Psychometric properties of the action control

scales (ACS-90). In J. Kuhl & J. Beckmann (Eds.), Volition and personality: Action vs. state orientation , 47-59

(26)

26

Kuhl, J., & Kazén, M. (1999). Volitional facilitation of difficult intentions: Joint activation of intention memory and positive affect removes stroop interference. Journal of

Experimental Psychology: General, 128, 382-399.

Marien H., Aarts, H., & Custers R. (2012). Being flexible or rigid in goal-directed behavior: When positive affect implicitly motivates the pursuit of goals or means. Journal of

Experimental Social Psychology, 48, 277–283.

McKay, J. (1992). Building self-esteem in children. In M. McKay & P. Fanning, eds.

Self-esteem 2nd ed., 239–271.

Shanab, M. E., Peterson, D., Dargahi, S., & Deroian, P. (1981). The effects of positive and negative verbal feedback on the intrinsic motivation of male and female subjects.

Journal of Social Psychology, 115, 195–205.

Van Steenbergen, H. (2015). Affective modulation of cognitive control: A biobehavioral perspective. In G. Gendolla, M. Tops, & S. Koole (Eds.) Handbook of biobehavioral

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- herkennen en gebruiken de begrippen kort en lang.. - meten met een

Soetaert Stefaan joris achille van looy quinten demey Dominique Collas Arne. Janssens Niels brioen ingrid Claessen jessica Demey Louise van de

In onze gemeente bestaat de kerkenraad uit minimaal twee ouderlingen en één diaken, die worden gekozen door en uit de leden van de eigen kerkelijke gemeente.. De kerkenraad

We willen je namelijk vragen om samen met één van je ouders en met je beste vriend(in) deel te nemen aan een onderzoek van de Universiteit Utrecht.. Het onderzoek gaat over

Het onderzoek gaat over de persoonlijke ontwikkeling van jongeren wanneer zij van de basisschool naar de middelbare school gaan..

In deze focusgroep met acnepatiënten (n = 13) werden 1/cognities over het ontstaan/verergeren van acne getoetst, 2/de impact van acne op het (psychisch) welzijn besproken, en werd

Van de vrouwen met kinderen tussen 3 en 18 jaar geeft 55% aan dat (ook) een of meerdere kinderen het afgelopen jaar hulp hebben ontvangen.. Vrouwen geven aan dat

De vzw kan op elk ogenblik door de Algemene Vergadering worden ontbonden. De Algemene Vergadering wordt samengeroepen ter bespreking van voorstellen inzake de ontbinding van de