• No results found

LGBT’ers en migratie attitudes : verkenning van een empathisch bewustzijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "LGBT’ers en migratie attitudes : verkenning van een empathisch bewustzijn"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LGBT’ers en migratie attitudes

Verkenning van een empathisch bewustzijn

Bachelorscriptie ASW Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Fayline Nijholt fayy@live.nl 10484450 Hylke de Vries (1e) Dorine Greshof (2e) 26 juni 2017 Aantal woorden: 14001

(2)

1

(3)

2 Inhoudsopgave Voorwoord………..4 Samenvatting………...5 1. Inleiding………...………...6 2. Theoretisch kader………7 2.1 Framing in migratiedebat………...7 2.1.1 Migratiedebat……….8

2.1.2 Framing migranten in politiek en media………...8

2.2 LGBT-identiteit en intersectionaliteit………..10

2.2.1 LGBT-identiteit………10

2.2.2 Intersectionaliteit………..11

2.3 Invloed LGBT-identiteit op attitudes tegenover migranten………12

2.3.1 Individuele verklaringen tegenover groepsverklaringen……….……….13

2.3.2 Group Conflict Theory……….14

2.3.3 Group Empathy Theory………...……….16

2.3.4 Empathisch Bewustzijn………17

3. Probleemstelling….………...18

3.1 Probleemomschrijving………...………...18

3.2 Onderzoeksvraag……….19

3.3 Deelvragen………...19

3.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie………...………..21

4. Methode…….………...…….22

4.1 Onderzoeksstrategie- en design………...22

4.2 Onderzoeksmethoden………..23

4.3 Operationalisering………...23

4.4 Populatie en sampling………...………...23

4.5 Methode dataverwerking- en analyse………...…..….24

4.6 Ethische verantwoording……….25

5. Resultaten………..26

5.1 Toelichting onderzoeksproces……….26

5.2 Resultaten per deelvraag………...…………...27

5.2.1 Op welke manier hechten LGBT’ers waarde aan hun LGBT-identiteit?...27

(4)

3

5.2.3 Welke rol speelt framing in de politiek en media bij migratie attitudes van

LGBT’ers? ………...………...30

5.2.4 Welke rol speelt de perceptie van conflict bij de migratie attitudes van LGBT’ers? ………....…31

5.2.5 Welke rol speelt empathie bij de migratie attitudes van LGBT’ers?...32

6. Conclusie………...34 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag………34 6.1.1 Beantwoording deelvragen………...…………....34 6.1.2 Beantwoording hoofdvraag………..…36 6.2 Discussie………...………..….37 6.3 Evaluatie………..39 7. Literatuurlijst……….…41 8. Bijlagen……….…45 8.1 Operationaliseringsschema………...…….…..45 8.2 Onderzoeksinstrument……….…46 8.3 Overzicht respondenten……….……..47 8.4 Voorbeeld codering…………..……… ...48 8.5 Uitgetypte interviews……….………..49

(5)

4 Voorwoord

Zie hier, de scriptie “LGBT-identiteit en migratie attitudes”. Dit onderzoek naar de rol die LGBT-identiteit speelt bij het vormgeven van de attitudes van LGBT’ers tegenover migranten, is uitgevoerd onder LGBT’ers in de regio Amsterdam. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) aan de Universiteit van Amsterdam. Hier ben ik van januari tot en met juni 2017 mee bezig geweest. Het vinden van een onderzoeksprobleem en het formuleren van een onderzoeksvraag, had wat voeten in de aarde. Toen het onderzoeksvoorstel met behulp van mijn scriptiebegeleider Hylke de Vries van de grond kwam, is er schot in gekomen en is de rest van het proces soepeler verlopen. Dankzij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek heb ik de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden.

Bij deze wil ik graag mijn scriptiebegeleider bedanken voor de goede begeleiding en feedback. Daarnaast wil ik mijn tweede lezer bedanken voor de nuttige en onderbouwende feedback. Ook wil ik alle respondenten bedanken die de tijd en moeite hebben genomen om mij te woord te staan. Veel van de interviews waren een fijne ervaring waarin ik het gewaardeerd heb dat respondenten persoonlijke ervaringen en standpunten met mij wilden delen. Familie en vrienden wil ik bedanken voor quasi-geïnteresseerde opmerkingen zoals: “Komt wel goed, joh” en “Scriptie? Maar het is toch heel mooi weer vandaag?”. Tenslotte wil ik mijn medestudenten Genna, Irene en Selma bedanken voor het hoog houden van de moreel (“Laten we samen op stap gaan als we het gehaald hebben!”) en het onderling sparren over onze onderzoeken (“Wat denk je dat Hylke hier van vindt?”).

Veel lees plezier,

Fayline Nijholt

(6)

5 Samenvatting

In het politieke en publieke debat en de media worden migranten neergezet als bedreiging voor de LGBT-gemeenschap. De literatuur in het wetenschappelijke debat biedt tegenstrijdige verklaringen voor de mogelijke attitudes van LGBT’ers tegenover migratie. Vanuit een conflict-perspectief maakt LGBT-zijn het aannemelijk dat een individu er negatieve migratie attitudes op na houdt. Hierbij speelt framing in de media en politiek een rol. Vanuit een empathisch-perspectief is het aanneembaar dat een individu er positieve migratie attitudes op na houdt. Hierbij speelt intersectionaliteit een rol. In dit onderzoek wordt er antwoord gezocht op de vraag: “Welke rol speelt de LGBT-identiteit bij de migratie attitudes van LGBT’ers? Dit is onderzocht aan de hand van een kwalitatieve onderzoeksstrategie, een case study design en semigestructureerde interviews. Onder LGBT’ers blijkt een consensus te bestaan over de negatieve houding die migranten tegenover homoseksualiteit zouden hebben. Toch blijken de migratie attitudes van alle respondenten positief. Uit de redeneringen blijkt dat de LGBT’er zichzelf vanuit de eigen minderheidspositie kan verplaatsen in de minderheidspositie van migranten. Tevens bestaat er bewustzijn van overlapping tussen de groepen en intersectionaliteit van identiteit. Uit de resultaten valt te concluderen dat zowel Group Conflict Theory als Group Empathy Theory bevestigd worden. Beide theorieën zijn niet toereikend om de gevonden attitudes te verklaren. Er wordt een interdisciplinair Empathisch Bewustzijn voorgesteld dat beide theorieën combineert, om zo een omvattende verklaring voor de migratie attitudes van LGBT’ers te vormen.

(7)

6 Hoofdstuk 1. Inleiding

Door sommige media en politici worden de LGBT-gemeenschap en migranten tegenover elkaar gezet. Hierbij wordt aan personen en groepen een identiteit toegeschreven. Sommige identiteiten worden tegenover elkaar gezet in concurrentie vanwege hun levensstijl of levensovertuiging. Wanneer er geweld tegen LGBT’ers plaatsvindt, wordt de identiteit van de daders benadrukt wanneer dit bijvoorbeeld Marokkanen zijn. In de politiek wordt de LGBT-gemeenschap door politici als Wilders, Le Pen en Trump gebruikt als basis voor anti-migratie en anti-islam retoriek. De achterliggende redenatie is het idee dat het grootste gedeelte van de huidige stroom migranten problemen heeft met homoseksualiteit. Hierdoor zouden migranten een bedreiging vormen voor de LGBT-gemeenschap. De focus van dit onderzoek ligt op de rol die (groeps-)identiteit speelt bij het vormen van attitudes tegenover een outgroup die verondersteld wordt een bedreiging te vormen voor de ingroup. In dit onderzoek betreft dit de rol die de LGBT-identiteit speelt bij het vormen van de migratie attitudes van LGBT’ers. Er wordt onderzocht of LGBT’ers de veronderstelde bedreiging door migranten ervaren en op welke manier dit de migratie attitudes van LGBT’ers vormgeeft.

Er is weinig bekend over de migratieattitudes van LGBT’ers, terwijl er verondersteld wordt dat huidige migratiestromen mogelijk negatieve gevolgen hebben voor LGBT’ers. Over (groeps-)identiteit als verklarende factor voor attitudes tegenover een outgroup bestaat een wetenschappelijk debat gekenmerkt door tegenstrijdige verklaringen. Grof gezegd zou het ene deel van de theorieën stellen dat een LGBT’er zich bedreigd zal voelen door de komst van migranten, waardoor LGBT’ers eerder negatieve attitudes tegenover migranten als outgroup zouden hebben. Het andere deel van de theorieën zal veronderstellen dat het behoren tot een minderheidsgroep leidt tot verhoogde empathische gevoelens, waardoor LGBT’ers eerder positieve attitudes zullen hebben tegenover migranten. Het is belangrijk en interessant dat zowel de LGBT-gemeenschap als de migrantengroep, bestaat uit een diversiteit van individuen met verschillende opleidingsniveaus, etniciteiten, genderidentiteiten, seksualiteiten en religieuze overtuigingen. In dit onderzoek wordt daarom tevens afgevraagd welke rol intersectionaliteit speelt, in hoeverre LGBT’ers waarde hechten aan hun seksuele identiteit en of zij zich onderdeel voelen van de LGBT-gemeenschap. Is het überhaupt mogelijk om van de LGBT-groep en de migrantengroep te spreken en deze tegenover elkaar te zetten?

Kortom, het doel van dit onderzoek is inzicht verschaffen in de hierboven beschreven tegenstrijdigheid binnen het wetenschappelijk debat en de migratieattitudes van LGBT’ers. Het onderzoeksprobleem waar een antwoord op wordt gezocht, is de vraag op welke manier LGBT-zijn een rol speelt bij de vorming van de migratieattitudes van LGBT’ers. Het onderzoek is als

(8)

7

volgt opgezet: in het theoretisch kader zullen het migratiedebat en de aannames omtrent migranten en de LGBT-identiteit uiteengezet worden. Daarna zullen de verschillende verklaringen voor invloed van LGBT-zijn op de migratie attitudes aangedragen worden. Vervolgens worden in de probleemstelling de hoofdvraag en deelvragen uiteengezet en verantwoord. Daarna worden de keuzes met betrekking tot de onderzoeksmethode van het onderzoek beargumenteerd in het methodedeel. Uiteindelijk zal geconcludeerd worden dat LGBT-zijn een basis vormt voor een Empathisch Bewustzijn. LGBT’ers hebben het idee dat migranten minder accepterend zijn tegenover homoseksualiteit maar ontwikkelen positieve migratie attitudes dankzij de minderheidspositie die LGBT’ers zelf ervaren. Hierbij speelt bewustzijn van framing en intersectionaliteit een rol. Tenslotte zullen in het discussie- en evaluatiedeel kanttekeningen bij deze conclusies geplaatst worden.

Hoofdstuk 2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk zal het wetenschappelijke debat rondom de belangrijkste concepten uiteen gezet worden. Allereerst zal het migratiedebat beschreven worden en de framing die daarbij een rol speelt. Hierbij worden aannames uiteengezet over migranten. Vervolgens worden de aannames uiteengezet omtrent de LGBT-identiteit. Intersectionaliteit is hierbij van belang. Daarna zullen de verschillende verklaringen voor invloed van LGBT-zijn op de migratie attitudes aangedragen worden. Allereerst wordt er onderscheid gemaakt tussen individuele verklaringen en groepsverklaringen. Vervolgens komt het conflictperspectief aan bod. Daarna de rol van empathie tussen groepen. De verschillende theoretische perspectieven laten zien dat er tegenstrijdige standpunten zijn in het wetenschappelijk debat. Er wordt daarom tenslotte een interdisciplinaire definitie voorgesteld die een combinatie maakt tussen de perspectieven. Hierbij worden tevens framing in de politiek en de media en intersectionaliteit betrokken.

2.1 Framing in het migratiedebat

In de volgende paragrafen wordt er ingegaan op de aard van het migratiedebat en de plek die de migrantengroep en de LGBT-gemeenschap krijgen in dit debat. Hierbij zal naar voren komen op welke manier de groepen als homogene groepen tegenover elkaar worden gezet in het migratiedebat. Aannames over de aard van beide groepen worden besproken en de mate waarin daadwerkelijk van zulke homogene groepen gesproken kan worden.

(9)

8 2.1.1 Migratiedebat

Migratie komt in veelvoud naar voren in politieke en publieke debatten over beleid en verkiezingsprogramma’s in Europa (de Haas, Natter & Vezzoli, 2016 & Mepschen et al., 2010, p. 96). Het debat wordt gekenmerkt door mythes rondom migratie, zoals de aanname dat het aantal migranten groter is dan ooit en het idee dat migratiestromen met beleidsvoering effectief te controleren zijn (Castles, de Haas, & Miller, 2015; de Haas, 2005 & Hammond, 2011). Het debat is beïnvloed door gebeurtenissen zoals de aanslagen van 11 september, Londen en Madrid (de Haan, 2007, p. 1). Ondanks de positieve effecten van migratie, zijn het daardoor met name de negatieve effecten van migratie die de meeste aandacht krijgen (Card, Dustmann & Preston, 2005). De risico’s omtrent migratie zijn complex en lijken moeilijk te controleren.

Dit leidt tot gevoelens van onzekerheid en de vraag of maatschappelijke uitdagingen zoals migratie nog te hanteren zijn (Bauman, 2007, 1986, p. 2; Beck, 1986 & Van der Woude, 2010, p. 407). Migratie als maatschappelijk vraagstuk wordt geframed als een veiligheidsvraagstuk. Dit past in een trend van ‘Securitization’ (Waever, 1993) en ‘Politics of Fear’ (Furedi, 2005). Hierdoor is het aantal veiligheidsinstanties en opsporingsbevoegdheden van veiligheidsdiensten toegenomen (Fekete, 2004, p. 8; Terlouw, 2009, p. 8-9 & Vedder, Wees, Koops & de Hert, 2007, p. 10). Het idee ‘Moral Panic’ van Cohen (1972) stelt dat er angst gecreëerd wordt in de politiek, media en het publieke debat rondom een groep, die een dreiging zou vormen voor het functioneren van de samenleving. In het migratiedebat lijkt de migrantengroep geframed te worden als bedreiging.

In het migratiedebat worden migranten dus met regelmaat weggezet als een homogene groep die een dreiging vormt. Op welke manier dit gebeurt, welke kanttekeningen hierbij te plaatsen zijn en hoe dit zich verhoudt tot de LGBT-gemeenschap komt in de volgende paragrafen aan bod.

2.1.2 Framing van migranten in de media en politiek

In de media en de politiek worden de migrantengroep en de LGBT-groep neergezet als homogene groepen die in competitie zouden zijn met elkaar. ‘Framing’ via socialisatieprocessen, politieke en publieke discourse en de media speelt een belangrijke rol in de (re)productie van racisme en vooroordelen (Gale, 2004). Politici en media kunnen migranten en andere minderheden neerzetten als bedreiging of oorzaak voor maatschappelijke problemen. Dit gaat gepaard met het spreken van ‘zij’ versus ‘wij’ (Van Dijk, 1997, p. 31-40). Na de moord op Fortuyn en van Gogh speelden discourses over LGBT-rechten en seksuele vrijheid bijvoorbeeld een prominente rol in de publieke en politieke debatten (Mepschen et al., 2010, p.

(10)

9

263). Mepschen et al., (2010) spreken van het seksualiseerde debat. Hierin zet het frame van ‘Homonationalisme’ bepaalde groepen neer als bedreiging voor de LGBT-gemeenschap en andere ‘moderne’ normen en waarden zoals vrouwenrechten. Hierbij worden met name moslims als niet-modern geframed door ze tegenover homo-emancipatie te zetten (Ayoub & Paternotte, 2014). Dit past in een trend waarin cultuur en moraliteit steeds belangrijker worden voor het vormgeven van burgerschap en integratiebeleid. Seksuele vrijheid wordt geframed als onderdeel van de ‘Europese moderniteit’ of de ‘Nederlandse traditie van tolerantie’, waarbij sprake is van secularisering, rationaliteit en liberaliteit. Hiervan wordt gesteld dat dit moeilijk samen gaat met culturele diversiteit (Mepschen et al., 2010, p. 964-965; Wekker, 2009).

In dit frame van Homonationalisme worden migranten net als moslims weggezet als bedreiging. Ondanks dat migranten alles behalve een homogene groep zijn, ligt de nadruk in dit frame op de aanname dat de meeste migranten een moslimachtergrond zouden hebben of uit landen komen waar weinig sprake is van LGBT-emancipatie. Enkele politici zoals Trump en Le Pen stellen daarom dat migranten een bedreiging vormen voor LGBT-emancipatie. Hierbij veronderstellen zij dus dat migranten voornamelijk moslims zijn en een negatieve houding tegenover de LGBT-gemeenschap hebben. Het debat en de discourse over LGBT-rechten biedt dus een taal voor kritiek op migratie en multiculturalisme (Roggeband & Verloo, 2007). Deze ontwikkeling van pro-LGBT retoriek in de politiek vindt plaats in een tijd waar tevens de steun groeit voor partijen die tegen migratie zijn (Boomgaarden & Vliegenthart, 2007, p. 404). Pro-LGBT zijn, wordt geassocieerd met anti-Moslim of anti-migratie zijn; solidair zijn met de Moslimgemeenschap of migranten wordt geassocieerd met homofobie (Mepschen et al., 2010, p. 965).

Het migratiedebat wordt dus gekenmerkt door aannames over de migrantengroep. De groep wordt neergezet als een homogene groep waarvan de meesten niet accepterend zijn tegenover LGBT’ers. Het is zeer belangrijk om te erkennen dat de migrantengroep geen homogene groep is en zeer divers is. Een migrant kan een huidige vluchteling zijn uit Syrië, arbeidsmigrant uit Roemenië, een expat uit Azië en nog veel meer. Niet elke migrant afkomstig uit het Midden-Oosten is moslim of tegen homoseksualiteit. Net zoals niet iedere Nederlander het eens is met homoseksualiteit. Deze interne diversiteit geldt eveneens voor de LGBT-gemeenschap. In de volgende paragrafen wordt er ingegaan op de aard van de LGBT-groep, dus in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een LGBT-groep. Hierbij komt intersectionaliteit aan bod. Er zijn immers bijvoorbeeld migranten die LGBT zijn en er zijn LGBT’ers met een migratieachtergrond.

(11)

10 2.2 LGBT-identiteit en intersectionaliteit

In de voorgaande paragrafen is aan bod gekomen hoe migranten als groep neergezet worden en hoe zij tegenover de LGBT-gemeenschap gezet worden. In de paragrafen die volgen, wordt er ingegaan op de aannames omtrent de LGBT-identiteit. Hierbij wordt ingegaan op de mate waarin verwacht wordt dat er gesproken kan worden van een groep of een LGBT-(groeps-)identiteit. Daarna wordt de interne diversiteit van de gemeenschap benadrukt aan de hand van intersectionaliteit.

2.2.1 LGBT-identiteit

Op welke manier de LGBT-identiteit een rol speelt bij de migratieattitudes hangt af van de aanname dat het seksuele aspect van hun identiteit voor hen van belang is. In de volgende paragrafen zal aan de hand van verschillende auteurs en theorieën een onderbouwing gegeven worden van waarom het aannemelijk is, dat LGBT’ers waarde hechten aan hun LGBT-identiteit.

Cass (1979) heeft als een van de eerste een theoretisch model ontwikkeld voor de ontwikkeling van een ‘homoseksuele identiteit’. Het ‘coming-out’-proces speelt een belangrijke rol in deze ontwikkeling. Bij de ontwikkeling van identiteit spelen met name twee assumpties een rol: 1) dat identiteit gevormd wordt door een proces van ontwikkeling en 2) dat gedrag afhangt van de interactie tussen individuen en hun omgeving. Hierbij speelt perceptie van zichzelf en het idee van hoe anderen de LGBT’er zien een grote rol in de ontwikkeling van de identiteit (p. 219- 225). Wanneer individuen hun homoseksualiteit accepteren, wordt dit onderdeel van hun identiteit en wordt de seksualiteit gezien als een positief aspect van henzelf (Bilodeau & Renn, 2005, p. 26).

Uit de literatuur blijkt dat individuen zowel een individuele identiteit ontwikkelen als een identificatie met de LGBT-gemeenschap (Bilodeau & Renn, 2005 & McCarn & Fassinger, 1996). Er is sprake van dualiteit omtrent de LGBT-identiteit: het is een individuele seksuele identiteit, waaruit volgt dat een individu onderdeel is van een groep. Bij het vormgeven van een LGBT-identiteit gaan individuen van ‘het horen bij een meerderheid’, naar het behoren tot een minderheid (Cass, 1979, p. 222; Eliason & Schope, 2007, p. 5 & Flowers & Buston, 2001, p. 52). Daarbij worden idealen, verwachtingen en betekenis van het leven aan de nieuwe identiteit aangepast. Hierbij doet het gevoel zich voor van ‘zich anders voelen’ (Flowers & Buston, 2001, p. 54). Tijdens de vorming van de identiteit zoeken individuen veelal andere LGBT’ers op of reiken zij uit naar de LGBT-gemeenschap (Cass, 1979, p. 229; Eliason & Schope, 2007, p. 5). Positieve contacten en ervaringen met andere LGBT’ers kan leiden tot een positiever zelfbeeld.

(12)

11

De LGBT-gemeenschap fungeert als een ‘ready-made support group’. De LGBT-gemeenschap kan een groepsidentiteit vormgeven en het gevoel van trots bewerkstelligen (Cass, 1979, p. 230-233).

Degges-White, Rice, & Myers (2000) bekritiseren Cass en stellen dat het gevoel van ‘pride’ minder aanwezig is dan vroeger. Dit is mogelijk ook het geval bij Nederlandse LGBT’ers, gezien er over het algemeen de consensus bestaat, dat het in Nederland goed gesteld is met LGBT-emancipatie. Daarnaast kan het gevoel van ‘anders zijn’ minder sterk zijn in een maatschappij waar homoseksualiteit als vrij normaal gezien wordt. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te besteden aan de diversiteit binnen de LGBT-gemeenschap en de culturele context (Bilodeau & Renn, 2005, p. 28). Naast de LGBT-identiteit zijn zaken als gender, afkomst en andere karakteristieken bepalend voor de identiteit van een individu. Op deze intersectionaliteit van identiteit wordt in de volgende paragrafen in gegaan.

2.2.2 Intersectionaliteit

In de voorgaande paragraaf zijn de aannames over een LGBT-identiteit uiteengezet. Zoals eerder aan bod kwam bij de aannames met betrekking tot migranten, is er sprake van grote interne diversiteit binnen de groep LGBT’ers.

Crenshaw (1989) introduceerde als eerste het concept intersectionaliteit. Het concept stelde aanvankelijk de neiging om ras en gender als wederzijds uitsluitende categorieën te zien ter discussie. Hierbij neemt Crenshaw vrouwen met een donkere huidskleur als voorbeeld. In gevallen van rassendiscriminatie worden de meest bevoordeelde leden van de groep als uitgangspunt genomen, in dit geval donkere mannen uit een hogere klasse. In het geval van discriminatie op basis van sekse worden blanke vrouwen uit een hogere klasse als uitgangspunt genomen (p. 139-140). De focus op de meest ‘priviliged’ groepsleden zorgt ervoor, dat minder bevoordeelde groepsleden die ook op andere gebieden gediscrimineerd worden verder gemarginaliseerd raken. Intersectionaliteit laat dus zien dat onderdrukking multidimensionaal is (Collins, 2015; Crenshaw, 1991, p. 1244). Oftewel, individuen bevinden zich in een overlapping van verschillende systemen van onderdrukking (Meyers, 2012).

De ervaring van onderdrukking die iemand heeft, is afhankelijk van deze intersectionaliteit. Ervaringen van onderdrukking op basis van bepaald karakteristiek is afhankelijk van andere dimensies van iemands identiteit, zoals seksualiteit of klasse (Crenshaw, 1991, p. 1242). Meyer (2012) beschrijft bijvoorbeeld de rol die intersectionaliteit onder LGBT’ers speelt bij hun ervaringen met anti-gay geweld. Lesbische Afro-Amerikaanse vrouwen hebben bijvoorbeeld een andere ervaring van onderdrukking dan Afro-Amerikaanse

(13)

12 homoseksuele mannen of Latino lesbiennes.

De groepen die in dit onderzoek worden neergezet zijn divers. Zowel de LGBT-gemeenschap als de migrantengroep bestaat uit een grote diversiteit van opleidingsniveaus, genderidentiteiten, seksualiteiten, sociaaleconomische posities, etniciteiten, religieuze overtuigingen, enzovoorts. Zoals eerder genoemd is niet elke migrant bijvoorbeeld moslim, kan een LGBT’er een migratieachtergrond hebben en is een deel van de migrantengroep homoseksueel. Deze overlappende identiteiten zijn interessant in dit onderzoek. Intersectionaliteit onder de LGBT’ers zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot meer empathie voor andere groepen en openheid tegenover diversiteit. Dit kan mogelijk leiden tot een positievere houding tegenover migranten. Daarnaast heeft intersectionaliteit mogelijk gevolgen voor de mate waarin LGBT’ers belang hechten aan hun seksuele oriëntatie als onderdeel van hun identiteit. Dit kan tevens implicaties hebben voor de mate waarin zij zich onderdeel voelen van de LGBT-gemeenschap.

Het is dus belangrijk om te erkennen dat zowel de migrantengroep als de LGBT-groep geen homogene groep is en er sprake is van overlappende identiteiten. Dit zou het veronderstelde conflict tussen de twee groepen kunnen afzwakken. Wat het wetenschappelijk debat zegt over de conflictueuze relatie tussen de twee groepen en de invloed van de LGBT-identiteit op de attitudes van LGBT’ers tegenover migranten, komt aan bod in de volgende paragrafen.

2.3 Invloed LGBT-identiteit op attitudes tegenover migranten

Individuen en groepen kunnen zich op verschillende manieren bedreigd voelen door migranten. Daar kunnen verschillende beleidsvoorkeuren op aan sluiten. Wanneer iemand zich bedreigd voelt, is de kans wellicht groter dat de voorkeur gegeven wordt aan restrictief migratiebeleid ten opzichte van een liberaal migratiebeleid. Wanneer iemand zich cultureel bedreigd voelt, kan bijvoorbeeld grote nadruk worden gelegd op culturele integratie van migranten. In de volgende sectie van het theoretisch kader komen de verschillende en tegenstrijdige verklaringen aan bod voor de mogelijke migratieattitudes van LGBT’ers.

Hierbij wordt rekening gehouden met de rol van framing, van belang van LGBT-zijn voor identiteit en intersectionaliteit. Allereerst zal er een scheiding gemaakt worden tussen individuele verklaringen en groepsverklaringen voor migratie attitudes.

(14)

13

2.3.1 Individuele verklaringen tegenover groepsverklaringen

Voordat er ingegaan wordt op de verklarende kracht van LGBT-identiteit voor de migratieattitudes, wordt er aandacht besteed aan andere verklaringen voor de migratie attitudes van een individu.

Migratie attitudes hangen ten eerste samen met karakteristieken zoals leeftijd, opleiding, leeftijd, positie op de arbeidsmarkt en woonplaats (Card, Dustmann & Preston, 2005, p. 6). Mensen met een kosmopolitisch wereldbeeld, een hoog opleidingsniveau en een goede baan zijn bijvoorbeeld vaker pro-migratie (Haubert & Fussel, 2017, p. 489). Individuele verklaringen voor migratieattitudes zijn te verdelen in economische zorgen; sociale en culturele zorgen en zorgen over criminaliteit en veiligheid (Ben-Nun Bloom, Arikan & Lahav, 2015). Laagopgeleide werknemers zullen zich verzetten tegen de komst van laagopgeleide migranten doordat zij op de arbeidsmarkt voor concurrentie zorgen. Dit gaat om de perceptie dat dit de arbeidsmarktpositie verslechtert, zonder dat empirisch bewijs dit stelt. Deze economische dreiging gaat niet alleen om de arbeidsmarktpositie maar bijvoorbeeld ook over zaken als belasting, sociale zekerheid en gezondheidszorg (Card et al., 2005, p. 38).

Daarnaast bestaat er bezorgdheid over de toename van criminaliteit door de komst van migranten (Fitzgerald, Curtis & Corliss, 2012). Tevens zijn migratie attitudes te verklaren vanuit het perspectief van de bedreiging van sociale en culturele instituties. Inwoners van het ontvangende land kunnen, ondanks reeds bestaande diversiteit in het ontvangende land, een bepaalde perceptie hebben van een nationale identiteit en manier van leven. Wanneer de perceptie bestaat dat het grootste gedeelte van de groep migranten bestaat uit individuen met een andere etnische, culturele, politieke of religieuze achtergrond, kunnen inwoners van het ontvangende land het gevoel hebben, dat de komst van migranten bijvoorbeeld een bedreiging vormt voor de bestaande normen en waarden in een land (LeVine & Campbell, 1972).

Tegenover deze verklaringen voor migratie attitudes vanuit individuele kenmerken, staan verklaringen vanuit het idee dat mensen zichzelf identificeren met een bepaalde groep en zich zo positioneren tegenover migranten. Individuen meten zich als groep een gedeelde identiteit aan, aan de hand van gemeenschappelijkheid in de manier van leven en interactie met elkaar. Dit is de groepsidentiteit. De ‘ingroup’ is de groep waartoe iemand zelf behoort of zich mee identificeert. Een persoon kan zich tot verschillende ingroups rekenen op basis van verschillende kenmerken. Een Nederlandse LGBT’er kan zichzelf zien als Nederlander, man of vrouw, lid van de LGBT-gemeenschap, enzovoorts. De ‘outgroup omvat een andere groep in de samenleving. Tegenover een ingroup staan meerdere outgroups’. Contact tussen de in- en outgroup wordt ‘intergroup’ contact genoemd (Cottrell, Richards, Nichols, 2010, p. 3 & Eckert

(15)

14

& McConnell-Ginet, 1992). Door de intersectionaliteit van identiteit kan een persoon zich dus tot verschillende ingroups rekenen, waar tevens verschillende outgroups bij horen. Op deze manier kunnen individuen zowel tot een ingroup als een outgroup behoren. Dit kan voor het onderzoek betekenen dat er overlapping bestaat tussen de LGBT-groep en de migrantengroep. Bewustzijn hiervan draagt wellicht bij aan het vormen van meer positieve attitudes van LGBT’ers tegenover migranten.

In de volgende paragrafen worden theorieën besproken die beschrijven hoe de LGBT-identiteit zich vanuit groepsverklaringen op een negatieve manier verhoudt tot outgroup-attitudes en daarmee outgroup-attitudes tegenover migratie. Daarna zal er in gegaan worden op de theorieën die een positieve invloed van LGBT-identiteit op attitudes tegenover de outgroup hebben.

2.3.2 Group Conflict Theory

Het vormgeven van een groepsidentiteit gaat gepaard met het in contrast zetten van de eigen groep met andere groepen. Zoals eerder is beschreven in paragraaf 2.2 geven LGBT’ers ook een collectieve identiteit vorm. Deze identiteit en attitudes tegenover de outgroups die daarmee gepaard gaan, komen niet alleen tot stand via interactie op microniveau maar ook door macro-processen zoals discourse en ideologieën (Bucholtz & Hall, 2005). Dit betekent dat attitudes niet alleen tot stand komen wanneer LGBT’ers daadwerkelijk in contact komen met migranten, maar dat attitudes ook gevormd worden onder invloed van het politieke en publieke debat of de media. De aard van de dominante discourse in de media en politiek is beschreven in paragraaf 2.1.

De LGBT-groep geeft dus een gedeelde identiteit vorm, ondanks de intersectionele factoren die hen van elkaar onderscheiden. Hierbij plaatsen zij zich tegenover een outgroep. Dit wordt gedaan via ‘stance-taking’; de manier waarop individuen zichzelf en de eigen groep positioneren tegenover leden van de outgroup. Hierbij worden de verschillen met ‘de ander’ benadrukt (Jones, 2016, p. 2-3). Zoals in paragraaf 2.1 is beschreven worden de LGBT-gemeenschap en de groep migranten tegenover elkaar gezet in het debat in de veronderstelling dat zij conflicterende belangen hebben. In paragraaf 2.2 wordt hier door het aanhalen van intersectionaliteit reeds een kanttekening bij gezet. Toch leggen enkele politici en politieke partijen de nadruk op de bescherming van de zogenaamde Europese progressieve en moderne cultuur, tegenover migranten die traditionele opvattingen zouden hebben over vrouwen en LGBT-rechten. Een groep kiezers ontstaat die zowel pro-gay als anti-immigrant is (Spierings, Lubbers & Zaslove, 2017, p. 231).

(16)

15

Group Conflict Theory (GCT) biedt een verklaring voor het gedrag van bijvoorbeeld zulke kiezers. Wanneer er individuen of groepen een bedreiging vormen voor de ingroup, proberen mensen hun groep en de voordelen van het groepsverband te beschermen (Cottrell, Richards & Nichols, 2010, p.4 & Louis et al., 2007, p. 55). GCT veronderstelt een zero sum competitie tussen groepen. Dit roept het idee van groepsbedreiging en competitie op wat de wij/zij-verdeling versterkt. Dit versterkt de vooroordelen en negatieve stereotypering tussen de groepen. Tegelijkertijd versterkt dit de ingroup-cohesie. Intergroup-competitie kan gaan over bedreiging van de materialistische positie of culturele positie van de groep en de bedreiging van de veiligheid van de groep (LeVine & Campbell, 1972). Er kan bijvoorbeeld competitie bestaan over politieke macht en controle over de normen en waarden in de samenleving (Card, Dustmann & Preston, 2005, p. 8-9).

Individuen willen een goede sociale positie, wat bereikt wordt door de eigen groep op een gunstige manier te vergelijken met outgroups. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van discriminatie en vooroordelen voor de andere groep. Hiermee worden karakteristieken aan de outgroup toegeschreven, zelfs als deze incorrect zijn. Een voorbeeld dat Card et al. (2005) aanhalen, is de perceptie dat migranten eerder misdaden begaan. Zelfs als migranten minder vaak misdaden begaan, is het creëren van het idee dat migranten meer crimineel gedrag vertonen genoeg om de eigen sociale groep in een beter daglicht te zetten (p. 10). Dit betreft met name het idee dat een outgroup de sociaal-culturele positie van de ingroup bedreigt (Louis et al., 2007, p. 55).

Wanneer iemand de LGBT-gemeenschap (onder andere) als ingroup ziet, wil deze persoon waarschijnlijk de sociaal-culturele positie van de LGBT-groep beschermen. Een outgroup, zoals migranten waarvan verondersteld wordt dat deze anti-LGBT zijn, is dan problematisch. Dit betekent namelijk mogelijk de bedreiging van LGBT-emancipatie. Deze perceptie van sociaal-culturele bedreiging kan wellicht afgezwakt worden dankzij intersectionaliteit. Wanneer iemand zowel tot de LGBT-noemer behoort als een migratieachtergrond heeft, zal deze zich wellicht minder bedreigd voelen door mensen met een migratieachtergrond. Dit kan bijvoorbeeld doordat iemand dan meer inzicht heeft in de interne diversiteit van de migrantengroep en zich minder laat beïnvloeden door vooroordelen en framing.

Het zien van migranten als bedreigende outgroup is een mogelijke verklaring voor eventuele negatieve migratie attitudes van LGBT’ers. De manier waarop identificatie met de LGBT-groep als ingroup kan leiden tot positieve attitudes tegenover migranten als outgroup, komt aan bod in de volgende paragrafen.

(17)

16 2.3.3 Group Empathy Theory

Tegenover de hierboven beschreven GCT staat Group Empathy Theory (GET). Na de Tweede Wereldoorlog begonnen theoretici onderzoek te doen naar de positieve effecten van intergroup contact en manieren om vooroordelen tegen te gaan (Pettigrew, 1998). Vanuit GCT is het te veronderstellen dat minderheidsgroepen er meer negatieve migratie attitudes op na houden. Toch blijkt uit ander onderzoek dat Afro-Amerikaanse burgers een positievere houding hebben tegenover migratie dan blanke Amerikanen. Latino’s laten soortgelijke attitudes zien. Hoe is dit te verklaren? GET stelt dat de empathie die leden van een ingroup kunnen voelen voor leden van een andere groep, ervoor kan zorgen dat er steun is voor de andere groep. Zelfs wanneer de groepen in competitie zijn om rechten, veiligheid, hulpbronnen of iets anders (Sirin, Valentino & Villalobos, 2016, p. 1-2). Aan de hand van deze theorie kan het verschil in migratie attitudes tussen Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen worden verklaard. Dezelfde theorie biedt mogelijk eveneens een basis voor de verklaring van de migratie attitudes van LGBT’ers als minderheidsgroep.

Empathie zorgt ervoor dat intergroup-attitudes positiever zijn. Empathie heeft een cognitieve component: de mate waarin iemand zich in het perspectief van een ander kan verplaatsen. En een affectieve component: de emotionele reacties die iemand ervaart, zoals boosheid of verdriet. Er is in voorgaand onderzoek een sterke link gevonden tussen empathie en pro-sociaal gedrag en attitudes (Butrus & Witenberg, 2013, p. 297). Batson et al. (1997) laten zien dat empathie voelen voor een lid van een gestigmatiseerde groep de attitudes tegenover de gestigmatiseerde groep als geheel kan verbeteren. De GET veronderstelt dat empathie met name gevoeld wordt, wanneer een outgroup een ongelijke en oneerlijke behandeling doormaakt die overeenkomstig is met de historische achtergrond van onderdrukking van de ingroup en de ervaring van leven als “de ander”. Empathie treedt op wanneer ingroup-leden zich verplaatsen in het perspectief en de emoties van de outgroup. De ervaringen van een outgroup worden bekeken door de lens van de eigen groep (Sirin et al., 2016, p. 5).

Wanneer een ingroup een geschiedenis heeft van systematische onderdrukking in de samenleving, dan wordt de ervaring van discriminatie onderdeel van de groepsidentiteit. Manieren van omgaan met discriminatie behoren dan tot ingroup socialisatie. Als resultaat is de empathie voor individuen of groepen die iets soortgelijks meemaken groter (Sirin et al., 2016, p. 4). Vrouwen laten bijvoorbeeld meer empathisch vermogen zien bij hun reactie op racisme. Dit is mogelijk gerelateerd aan de ervaringen van vrouwen met onderdrukking in de vorm van seksisme (Spanierman & Heppner, 2004). Vanuit dit perspectief is het te

(18)

17

veronderstellen dat LGBT’ers mogelijk positieve migratieattitudes hebben. Intersectionaliteit versterkt dit mogelijk. Wanneer iemand zich met verschillende minderheidsgroepen identificeert, krijgt deze persoon mogelijk op verschillende dimensies met discriminatie te maken. Dit kan het empathisch vermogen versterken.

Daarnaast is een positieve relatie gevonden tussen empathie voor outgroups en openheid tegenover diversiteit, ook wel ‘Openness to Diversity’. Dit is de mate waarin mensen zich bewust zijn van overeenkomsten en verschillen tussen groepen en mensen, hoe mensen deze waarderen en de mate waarin mensen open staan om onbekende culturen te leren kennen zonder vooroordelen (Butrus & Witenberg, 2013; Miville et al., 1999 & Spanierman & Heppner, 2004). Intersectionaliteit kan mogelijk bijdragen aan deze open houding tegenover diversiteit. Wanneer iemand zichzelf tot verschillende ingroups rekent, kan mogelijk een groter besef bestaan van diversiteit binnen groepen.

De minderheidspositie van LGBT’ers vormt dus een basis voor empathische gevoelens, wat een mogelijke verklaring is voor eventuele positieve migratie attitudes van LGBT’ers. De GCT en GET veronderstellen dus een tegenovergestelde uitkomst. Op welke manier er in dit onderzoek tegen deze discussie binnen het wetenschappelijke debat wordt aangekeken, komt in de volgende paragrafen aan bod.

2.3.4 Empathisch bewustzijn

In de voorgaande onderdelen van het Theoretisch Kader zijn de verschillende manieren waarop de LGBT-identiteit attitudes tegenover migranten beïnvloeden besproken. In deze paragraaf wordt er gesteld dat de besproken theorieën niet per se tegenstrijdig zijn. In tegenstelling: er wordt verwacht dat deze theorieën tegelijkertijd op gaan. Hierbij wordt een nieuw concept voorgesteld door de theorieën te combineren en tegelijkertijd de invloed van intersectionaliteit in acht te nemen. In dit onderzoek wordt daarom gepleit voor integratie van de voorgaande theorieën tot een nieuw concept van ‘Empathisch Bewustzijn’.

LGBT’ers ontwikkelen als leden van een minderheidsgroep dit Empathisch Bewustzijn. Als onderdeel van een minderheidsgroep creëren LGBT’ers besef van hoe het is om anders zijn en hoe het is om te maken te krijgen met vooroordelen, negatieve beeldvorming in de media en politiek en discriminatie. Dit leidt mogelijk tot een verhoogd empathisch vermogen en een grotere openheid tegenover diversiteit. Hiervan wordt verwacht dat dit aansluit op positieve migratieattitudes. Maar ook het bewustzijn van intersectionaliteit heeft mogelijk dit effect. Wanneer LGBT’ers bijvoorbeeld bewust zijn van het feit dat binnen de migranten groep zich LGBT’ers bevinden, kan bijvoorbeeld het idee afzwakken dat het grootste deel van de

(19)

18

migranten anti-LGBT zou zijn. Framing in de media en politiek kan echter empathisch vermogen afzwakken door de versterking van vooroordelen. Een kritische houding tegenover berichtgeving en het bewustzijn van framing gaat dit effect mogelijk tegen.

Daartegenover creëren LGBT’ers als leden van minderheidsgroepen een bewustzijn van mogelijke dreigingen voor de ingroup. Wanneer migranten gezien worden als outgroup die homoseksualiteit problematiseert, kan dit leiden tot negatieve attitudes tegenover migratie. Negatieve framing van migranten in de media en politiek kunnen de perceptie van conflict en dreiging versterken. Wanneer respondenten kritische zijn over berichtgeving in de media en zich bewust zijn van framing, wordt de rol van framing wellicht afgezwakt. Daarnaast zwakt intersectionaliteit mogelijk de perceptie van intergroup conflict af. Wanneer bijvoorbeeld iemand zowel homoseksueel is als een migratieachtergrond heeft, zal deze persoon zich wellicht minder snel bedreigd voelen door migranten.

Een Empathisch Bewustzijn veronderstelt dus dat LGBT’ers als leden van een minderheidsgroep dus zowel een groter empathisch vermogen ontwikkelen als het besef van bedreiging. Gevoelens van medeleven en competitie kunnen hierdoor naast elkaar bestaan, waarbij tevens framing in de media en politiek en intersectionaliteit een rol spelen. In het nieuwe concept worden politicologische conflict theorieën en sociologische en psychologische theorieën over identiteit, bedreiging en empathie samengevoegd. De integratie van perspectieven en het conceptualiseren van een nieuw interdisciplinair begrip kan bijdragen aan een verklaring voor de tegenstrijdigheden in het wetenschappelijk debat. Of er daadwerkelijk sprake is van een Empathisch Bewustzijn en welke invloed dit op de migratieattitudes van LGBT’ers heeft, zal in de rest van het onderzoek aan bod komen.

Hoofdstuk 3. Probleemstelling

In dit hoofdstuk wordt het probleem omschreven dat in het Theoretisch Kader en uit de maatschappelijke context naar voren is gekomen. Vervolgens worden de onderzoeksvraag en deelvragen beschreven en verantwoord. Ten slotte wordt de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van dit onderzoek toegelicht.

3. 1 Probleemomschrijving

In het migratiedebat worden migranten geframed als een homogene groep die een bedreiging zou vormen voor de LGBT-gemeenschap. In dit frame is het aannemelijk dat LGBT’ers minder positief staan tegenover migranten. Over de migratie attitudes van de LGBT’ers is echter weinig bekend. Ondanks de interne diversiteit van de LGBT-gemeenschap, doen de theorieën in het

(20)

19

theoretisch kader vermoeden dat de migratieattitudes van LGBT’ers worden beïnvloed door meer dan individuele verklaringen zoals geslacht, opleidingsniveau en sociaaleconomische positie.

De Group Conflict Theory doet vermoeden dat LGBT’ers vanuit een conflict perspectief negatieve attitudes tegenover migranten hebben. De Group Empathy Theory verklaart juist waarom de LGBT’ers er positieve migratieattitudes op na zouden houden. Dit dankzij een hoger empathisch vermogen en grotere openheid voor diversiteit. Het is dus onduidelijk op welke manier LGBT-zijn een rol speelt bij het vormen van de migratie attitudes van LGBT’ers.

3.2 Onderzoeksvraag

De hoofdvraag van dit onderzoek die uit de probleemomschrijving volgt is:

“Welke rol speelt de LGBT-identiteit bij de migratieattitudes van LGBT’ers?”

3.3 Deelvragen

De volgende deelvragen zullen gebruikt worden om de bovengenoemde hoofdvraag te beantwoorden. Bij elke deelvraag wordt tevens rekening gehouden met de rol die intersectionaliteit hier mogelijk bij speelt.

3.3.1 Op welke manier hechten LGBT’ers waarde aan hun LGBT-identiteit?

Deze beschrijvende deelvraag moet inzicht bieden in de rol die de seksuele identiteit van LGBT’ers speelt in hun dagelijks leven. Is dit een belangrijk onderdeel van hun identiteit en waarom? Voelen zij zich onderdeel van een LGBT-gemeenschap? De auteurs en theorieën die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, Bilodeau & Renn (2005); Cass (1979); Degges-White, Rice, & Myers (2000); Eliason & Schope (2007); Flowers & Buston (2001) & McCarn & Fassinger (1996), beschrijven hoe LGBT’ers zowel een individuele als groepsidentiteit kunnen ontwikkelen. Welke rol speelt intersectionaliteit bij het vormgeven van deze identiteit (Collins, 2015; Crenshaw, 198 & Meyers, 2012)

3.3.2 Welke attitudes hebben LGBT’ers tegenover migranten?

Deze beschrijvende deelvraag moet inzicht bieden in de ontbrekende kennis over de migratie attitudes van LGBT’ers. Zijn deze attitudes overwegend positief of negatief? De attitudes die respondenten hebben tegenover migratie hangen ten eerste af van wat respondenten verstaan onder migranten (Card et al., 2005, p. 38). Daarom wordt in het interview aangegeven dat

(21)

20

migranten allerlei soorten mensen kunnen zijn, bijvoorbeeld vluchtelingen uit het Midden-Oosten of Noord-Afrika, expats uit Azië, arbeidsmigranten uit Roemenië of tweede of derde generatie Turken of Marokkanen.

3.3.3 Welke rol speelt framing in de politiek en media bij de migratie attitudes van LGBT’ers? De auteurs en theorieën die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, Ayoub & Paternotte (2014); Boomgaarden & Vliegenthart (2007); Gale (2004); Mepschen et al. (2010); Van Dijk (1997); Roggeband & Verloo (2007) & Wekker (2009) beschrijven hoe in de media en de politiek de migrantengroep en de LGBT-groep neergezet worden als homogene groepen die in competitie zouden zijn met elkaar. Ook wel, het Homonationalisme frame. Framing via socialisatieprocessen, politieke en publieke discourse en de media speelt een belangrijke rol in de (re)productie van racisme en vooroordelen.

Dit frame van homonationalisme speelt mogelijk een rol bij het vormen van negatieve migratie attitudes door LGBT’ers. In hoeverre zeggen respondenten zich te laten beïnvloeden door mediaberichten en retoriek in de politiek? Baseren respondenten hun mening op nieuwsberichten of zijn zij sceptisch over verhalen in het nieuws? Hoe denken zij bijvoorbeeld over een nieuwsbericht waar in beschreven wordt dat mannen van Marokkaanse afkomst homo’s in elkaar geslagen hebben? Welke rol speelt intersectionaliteit bij het bewustzijn van framing (Collins, 2015; Crenshaw, 198 & Meyers, 2012)?

3.3.4 Welke rol speelt de perceptie van conflict bij de migratie attitudes van LGBT’ers? De auteurs en theorieën die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, Bucholtz & Hall (2005); Card, Dustmann & Preston (2005); Cottrell, Richards & Nichols (2010); Jones (2016), LeVine & Campbell (1972); Louis et al. (2007) & Spierings, Lubbers & Zaslove (2017), beschrijven hoe de perceptie van conflict en competitie tussen groepen kan leiden tussen negatieve attitudes van een ingroup tegenover een outgroup. Deze Group Conflict Theory doet vermoeden dat LGBT’ers mogelijk negatieve attitudes tegenover migranten hebben.

Deze deelvraag moet inzicht bieden in de rol die dit conflictperspectief speelt bij het verklaren van de migratie attitudes van de respondenten. Voelen respondenten zich als LGBT’er bijvoorbeeld bedreigd door de komst van migranten? Hebben respondenten het idee dat er sprake is van problematische cultuurverschillen? Benadrukken respondenten het belang van culturele integratie? Welke rol speelt intersectionaliteit bij de perceptie van conflict (Collins, 2015; Crenshaw, 198 & Meyers, 2012)?

(22)

21

3.3.5 Welke rol speelt empathie bij de migratie attitudes van LGBT’ers?

Tegenover de voorgaande deelvraag over Group Conflict Theory staat Group Empathy Theory. De auteurs en theorieën die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, Batson et al. (1997); Butrus & Witenberg (2013); Miville et al. (1999); Pettigrew (1998); Sirin et al. (2016) & Spanierman & Heppner (2004), beschrijven hoe het behoren tot een bepaalde groep gevoelens van empathie en openheid tegenover andere groepen versterken kan. Deze Group Empathy Theory doet vermoeden dat LGBT’ers mogelijk positieve attitudes tegenover migranten hebben.

Deze deelvraag moet inzicht bieden in de rol die dit empathische perspectief speelt bij het verklaren van de migratie attitudes van de respondenten. Kunnen respondenten zich verplaatsen in de migrantengroep? Spreken respondenten van overlappende identiteiten van LGBT’ers en migranten? Welke rol speelt intersectionaliteit bij openheid tegenover andere groepen (Collins, 2015; Crenshaw, 198 & Meyers, 2012)?

3.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie.

Over de migratieattitudes van LGBT’ers is weinig bekend. Onderzoek hiernaar is wetenschappelijk relevant omdat de theorieën zoals beschreven in het Theoretisch Kader doen vermoeden dat een LGBT-zijn een rol speelt bij het vormen van de migratieattitudes van LGBT’ers. Onderzoek naar de manier waarop deze identiteit een rol speelt bij het vormgeven van de migratieattitudes is met name wetenschappelijk relevant, gegeven de tegenstrijdigheid in de verschillende verklaringen in het wetenschappelijke debat. Zo doet Group Conflict Theory vermoeden dat LGBT’ers er meer negatieve migratie attitudes op na houden, waar Group Empathy Theory juist meer positieve attitudes aannemelijk maakt. Daarnaast is het onduidelijk welke rol framing en intersectionaliteit spelen bij het vormgeven van de migratie attitudes van LGBT’ers. Vanuit de literatuur is het dus onduidelijk of de LGBT-identiteit leidt tot meer positieve of negatieve migratieattitudes. Dit onderzoek kan meer inzicht opleveren in de tegenstrijdigheden binnen het wetenschappelijke debat.

Daarnaast biedt dit onderzoek een interdisciplinaire visie op de rol van LGBT identiteit en migratie attitudes door het voorstellen van een nieuw interdisciplinair concept. Conflict benaderingen, sociologische benaderingen en psychologische benaderingen worden samengevoegd in een interdisciplinaire constructie die een meer omvattende verklaring biedt. Dit biedt mogelijk een oplossing voor de tegenstrijdigheid in het wetenschappelijke debat. Tenslotte is dit onderzoek maatschappelijk relevant omdat dit nieuwe inzichten kan opleveren met betrekking tot de mate waarin dit veronderstelde conflict tussen de LGBT-gemeenschap en

(23)

22

migrantengroep bestaat en welke perspectieven gebruikt kunnen worden om het conflict te benaderen. De rol van intersectionaliteit en framing is een interessante toevoeging aan het maatschappelijke debat.

Hoofdstuk 4. Methode

In dit hoofdstuk worden de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot de onderzoekstrategie, het onderzoeksdesign en de methode uiteengezet en beargumenteerd. Tevens wordt de operationalisering, de populatie en de manier van sampling verantwoord.

4.1 Onderzoeksstrategie en -design

In dit onderzoek is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie. De keuze voor deze strategie is gebaseerd op de aard van de hoofdconcepten. Migratieattitudes zijn meer dan positief of negatief en in dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op de achterliggende redeneringen en ervaringen als verklaringen voor de attitudes die een persoon er op na houdt. Identiteit is eveneens een complex concept dat per individu een persoonlijke invulling krijgt. Bijvoorbeeld is de perceptie van een outgroup onderhevig aan ervaringen, context en betekenisgeving. Een kwalitatieve opzet leent zich het best om inzicht te verschaffen in deze achterliggende verklaringen en processen. Er is daarom een open onderzoeksvraag geformuleerd om ruimte te geven voor deze nuance in verklaringen bij het trekken van conclusies.

Hieruit volgt een interpretivistische epistemologie. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat er bij sociale interactie sprake is van verschillen in interpretatie, beleving en betekenisgeving. De ontologie die hier op aan sluit is constructivistisch. Attitudes en identiteiten worden gevormd door sociale processen die gepaard gaan met sociale interactie. Tenslotte is er voor een case study design gekozen. Hierbij wordt een specifieke casus gedetailleerd geanalyseerd (Bryman, 2008). De nadruk ligt op één onderwerp, de vorming van de migratie attitudes van LGBT’ers. Daarbij wordt één gemeenschap uitgebreid onderzocht, in dit geval de LGBT’ers. Er wordt in zekere mate een relatie gezocht tussen de hoofdconcepten van het onderzoek, maar er wordt geen effect of causaal verband gezocht. Er wordt gezocht naar de beleving en de interpretatie van de respondenten met betrekking tot de onderwerpen die aan bod komen. De verhalen en ervaringen van de respondenten bieden zo een beeld van de hoofdconcepten.

(24)

23 4.2 Onderzoeksmethoden

De gehanteerde onderzoeksmethode is een semigestructureerd interview. Uit het theoretisch kader is gebleken dat de LGBT-identiteit vermoedelijk op verschillende manieren een rol speelt bij het vormen van migratie attitudes. Om te achterhalen op welke manier de LGBT-identiteit een rol speelt bij de vorming van de migratieattitudes is het van belang om in het interview ruimte geven voor percepties, ervaringen, verhalen, interpretaties en achterliggende redeneringen. Een enquête of gesloten vragenlijst zou dit wegnemen. Daarom is het interviewformat (zie bijlage 8.2) semigestructureerd opgesteld. Hierdoor kan dieper ingegaan worden op vragen en is er ruimte voor respondenten om onderwerpen aan te snijden die in het theoretisch kader niet aan bod zijn gekomen.

De interviewer kan op verschillende manieren de resultaten beïnvloeden. Ten eerste kan er een bias optreden door de manier waarop de vragen gesteld worden. Daarom is het belangrijk om een interviewformat als leidraad te hebben om deze bias tegen te gaan. Door de vragen neutraal te formuleren, kan worden voorkomen dat suggestieve vraagstelling en sturing door de interviewer de resultaten beïnvloedt. Tevens worden theoretische en technische termen vermeden. Daarnaast wordt er ruimte gegeven aan de respondent om eventuele toevoegingen te doen. Er zijn wellicht onderwerpen die de respondent belangrijk acht, waar de interviewer niet van op de hoogte is. Ten tweede hebben de karakteristieken van de interviewer zelf invloed op de antwoorden die respondenten geven (Anderson, Silver & Abramson, 1988). Ook kan de interviewer bewust of onbewust verwachtingen over de uitkomst van het onderzoek laten doorschemeren, wat de antwoorden van respondenten kan beïnvloeden. Om dit laatste te voorkomen, is er geprobeerd vooraf niet te veel te vertellen over het onderzoek. Zo is het risico van het doorlaten schemeren van verwachtingen zo klein mogelijk gehouden.

Welke gevolgen de interview bias heeft gehad voor de gevonden resultaten en de conclusies die hieruit getrokken kunnen worden, komt in paragraaf 6.2 aan bod.

4.3 Operationalisering

In de operationalisering worden de theoretische perspectieven en concepten die aan bod zijn gekomen, verwerkt. Dit biedt een framework voor de opzet van het interviewformat. Een schematische weergave van de operationalisering is te vinden in de bijlagen (zie bijlage 8.1).

4.4 Populatie en sampling

De populatie die in dit onderzoek onderzocht wordt, bestaat uit leden van de LGBT-gemeenschap. Om er zeker van te zijn dat iemand tot deze groep behoort zal er gebruikt gemaakt

(25)

24

worden van Purposive-sampling. Omdat de respondenten tot de LGBT-gemeenschap moeten behoren, kan er niet willekeurig gesampled worden. Allereerst zal er gebruik gemaakt worden van Convenience sampling. In de nabije omgeving worden LGBT’ers benaderd. Vervolgens zal er waar mogelijk gebruik gemaakt worden van Snowball-sampling om via de eerste respondenten andere respondenten te vinden. Een respondent zal wellicht vrienden hebben die ook LGBT zijn. De theorieën uit het theoretisch kader zijn toepasbaar op elke respondent die op een of andere manier onder de LGBT-noemer valt. Daardoor wordt er niet gestreefd om een bepaalde groep te ondervragen, bijvoorbeeld alleen lesbiennes, maar zal elke respondent geïnterviewd worden die naar voren komt dankzij Snowball-sampling.

Bij Purposive-sampling bestaat het risico dat vooral een groep LGBT-respondenten bereikt wordt die open en vocaal zijn over hun LGBT-identiteit. LGBT-individuen die wellicht minder of op een andere manier zich identificeren met de LGBT-gemeenschap worden wellicht niet meegenomen in het onderzoek. Aan de hand van het gebruik van Snowball-sampling wordt geprobeerd dit te ondervangen. Via via kunnen wellicht respondenten bereikt worden die hun seksuele oriëntatie minder uitdragen. Daarnaast bestaat door gebruik van Purposive-sampling, Convenience-sampling en Snowball-sampling, het risico dat de respondentengroep soortgelijke karakteristieken heeft. Los van het feit dat alle respondenten dankzij de sample-methode ergens op het LGBT-spectrum vallen, kan het zo zijn dat zij een soortgelijk opleidingsniveau, leeftijd of andere karakteristieken hebben. Dit brengt de generaliseerbaarheid van het onderzoek in geding. Willekeurige sampling is hier de oplossing voor maar helaas geen mogelijkheid, doordat de respondenten uitgezocht worden op basis van hun seksuele identiteit.

Op de gevolgen van de sampling methode voor het onderzoeksproces wordt in paragraaf 5.1 teruggekomen. Welke gevolgen de samenstelling van de respondentengroep heeft voor de gevonden resultaten en de conclusies die hieruit getrokken kunnen worden, komt in paragraaf 6.2 aan bod.

4.5 Methode dataverwerking en -analyse

Ook tijdens de dataverwerking en de data-analyse bestaat het risico dat de onderzoeker de resultaten beïnvloedt. Dit komt door de zogenoemde Conformation Bias. Dit duidt op het risico dat de onderzoeker antwoorden en resultaten interpreteert op een manier waarop deze stroken met wat de onderzoeker verwacht (Nickerson, 1998). Om dit te minimaliseren zal het proces van dataverwerking en -analysering zo veel mogelijk gestandaardiseerd worden. Om dit te realiseren zijn de interviews getranscribeerd en gecodeerd. In de volgende paragrafen komt aan bod hoe dit is gedaan.

(26)

25

Er is toestemming gevraagd aan de respondenten om het interview op te nemen, waardoor deze achteraf getranscribeerd kon worden. Hierdoor kan er tijdens het interview beter worden doorgevraagd en worden afgeweken van het format. Transcriberen is gedaan aan de hand van Inqscribe. De analyse van de interviews zal worden uitgevoerd worden aan de hand van Atlas.ti 7. Dit programma voor kwalitatieve data-analyse maakt het mogelijk om overzichtelijk weer te geven welke indicatoren het meest aan bod komen in de interviews. De analyse wordt in drie stappen gedaan. Allereerst initial coding: hierbij wordt bij elk relevant stuk tekst waarvan wordt vermoed dat het een indicator is een code toegewezen (Bryman, 2012, p. 569). Dit resulteert in een zeer gedetailleerde en uitgebreide codering. In de tweede stap worden de codes toegewezen aan families, ook wel een thema. In de derde stap wordt vergeleken bij welke deelvragen deze thema’s passen. Hierbij wordt gekeken op welke manier de resultaten aansluiten op de theorieën in het theoretisch kader. Het is mogelijk dat hierbij thema’s worden gevonden die niet geoperationaliseerd zijn aan de hand van het theoretisch kader. Een voorbeeld van deze codering is te vinden in bijlage 8.4.

4.6 Ethische verantwoording

Bij de interviews zal er sprake zijn van volledig geïnformeerde toestemming doordat de respondenten op de hoogte zijn van het onderwerp en het doel van het onderzoek. Tevens zullen de respondenten gevraagd worden om toestemming voor het opnemen van het interview. Zij zullen ervan op de hoogte zijn dat het interview achteraf uitgetypt zal worden en als bijlage toegevoegd zal worden. De privacy van de respondenten zal worden gewaarborgd door anonimiteit. Hierbij worden ook namen of nauwkeurige geografische locaties uit de interviews gehaald. De informatie uit de interviews zal enkel voor dit onderzoek gebruikt worden.

Rondom de LGBT-identiteit en houdingen tegenover migratie spelen andere ethische kwesties een rol. Er kan sprake zijn van schaamte rondom de seksuele identiteit en rondom de standpunten die iemand heeft tegenover migranten. Aangezien de respondenten benaderd worden omdat reeds bekend is dat zij zich als LGBT’er identificeren, wordt verwacht dat praten hierover niet of weinig belastend is voor de respondenten. Vragen over migratie, verschillende culturen en etniciteiten zijn mogelijk meer belastend voor de respondenten. Met betrekking tot de houding tegenover migranten bestaat een risico op sociaal wenselijke antwoorden (Tijmstra & Brinkman-Engels, 1978). Eerlijk antwoord geven kan moeilijk zijn, wanneer een respondent bijvoorbeeld het gevoel heeft dat een antwoord racistisch is of niet onder pro-sociaal gedrag valt. Om dit te beperken is er gekozen voor interviews met één persoon tegelijk. Hierbij wordt gehoopt dat respondenten zich vrijer voelen om eerlijk hun mening te geven dan bijvoorbeeld

(27)

26 tijdens een focusgroep met andere respondenten.

Tegen welke ethische kwesties aangelopen is in het onderzoek en welke gevolgen de ethische kwesties hebben voor de gevonden resultaten en de conclusies die hieruit getrokken kunnen worden, komt in paragraaf 6.2 aan bod.

Hoofdstuk 5. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten die zijn voortgekomen uit de dataverzameling uiteengezet per deelvraag. Hierbij zal verwezen worden naar citaten uit de interviews met de respondenten. De getranscribeerde interviews zijn terug te vinden in bijlage 8.5. Alvorens de resultaten per deelvraag te bespreken, zal het onderzoeksproces worden toegelicht.

5.1 Toelichting onderzoeksproces

De respondentenwerving is gebeurd aan de hand van Convenience-sampling, Purposive-sampling en Snowball-Purposive-sampling. Er is in de nabije omgeving onwillekeurig gezocht naar respondenten die onder de LGBT-noemer vallen. Daarna zijn via respondenten andere respondenten benaderd. Zo zijn er bijvoorbeeld twee collega’s van een respondent geïnterviewd, nadat er bij de respondent op het kantoor was langs gegaan. Op deze manier verliep de respondentenwerving vrij eenvoudig en vlug. Er zijn in totaal zestien interviews gehouden. De interviews zijn gehouden onder omstandigheden die het prettigst waren voor de respondent. Het enige dat voor het onderzoek van belang was, was dat het achtergrondgeluid de opname van het interview niet zou verstoren. Sommige respondenten gaven de voorkeur aan afspreken in een café of koffiezaak; bij anderen is thuis of op werk het interview afgenomen.

De Interviews duurden gemiddeld dertig minuten. De interviews zijn semigestructureerd afgenomen aan de hand van een summier interviewformat (zie bijlage 8.2). Dit zorgde ervoor dat bij alle respondenten tenminste alle vooraf opgestelde punten aan bod kwamen. Wanneer respondenten een vraag beantwoordden, is er geprobeerd door te vragen over aspecten van het antwoord om zo dieper in te gaan op de achterliggende redeneringen. Wanneer respondenten echter kort en bondig waren, is er geprobeerd niet te veel door te vragen of voorbeelden te geven. Hierbij bestaat namelijk het risico dat de interviewer opzoek gaat naar de verwachte uitkomst. Dit wordt ook wel de Conformation Bias genoemd, waarbij de onderzoeker antwoorden interpreteert op een manier waarop deze stroken met wat de onderzoeker verwacht (Nickerson, 1998). Andere manieren waarop de afname van het interview de resultaten heeft beïnvloed, komt in de discussieparagraaf 6.2 aan bod.

(28)

27

manier onder de noemer ‘LGBT’ vallen. Zes vrouwen zijn geïnterviewd, de rest mannen. Van de mannen geven er drie aan weinig waarde te hechten aan mannelijkheid en ook hun vrouwelijke kanten te omarmen. Vijf respondenten hebben een niet(volledig)-Nederlandse afkomst. Eén respondent is moslim. Het grootste gedeelte van de respondenten woont in Amsterdam. Een uitgebreid overzicht van de samenstelling van de respondentengroep is te vinden in bijlage 8.3.

Opvallend is dat de leeftijd varieert van negentien tot dertig jaar. Opvallend maar waarschijnlijk niet toevallig. Doordat er gebruik gemaakt is van Purposive-sampling, Convenience-sampling en Snowball-sampling, bestaat het risico dat de respondenten soortgelijke karakteristieken hebben. Los van het feit dat alle respondenten dankzij de sample-methode ergens op het LGBT-spectrum vallen, kan dit als gevolg hebben dat de respondenten dus grotendeels in dezelfde leeftijdscategorie vallen. Mogelijk hebben respondenten meer met elkaar gemeen dan leeftijd, wellicht is er sprake van een enigszins eensgezinde groep. Wanneer de groep niet-representatief is, heeft dit gevolgen voor de generaliseerbaarheid van de resultaten en conclusies.

De kanttekeningen die te plaatsen zijn bij de samenstelling van de respondentengroep en de afname van de interviews en de gevolgen die dit heeft voor de resultaten en de conclusies die hieruit te trekken zijn, zal in de discussieparagraaf 6.2 aan bod komen.

5.2 Resultaten per deelvraag

5.2.2 Op welke manier hechten LGBT’ers waarde aan hun LGBT-identiteit?

Voor de meeste respondenten geldt dat zij hun seksuele identiteit zien als onderdeel van hun identiteit. Voor een klein deel van de respondenten is de seksuele oriëntatie één van de belangrijkste kenmerken. Een aantal respondenten geeft echter aan dat zij hun geaardheid niet van belang vinden voor hun identiteit. Wanneer respondenten beargumenteren waarom zij een kenmerk belangrijk vinden voor hun identiteit, komt naar voren dat een kenmerk belangrijk is wanneer iemand daar voordelen of nadelen van ondervindt. Hieruit blijkt ook dat verschillende respondenten zich bewust zijn van intersectionaliteit. Zo stelt respondent 4: “Daarom komt mijn gay zijn op de derde plaats. Ik denk als ik meer feminine geweest was all the time dan was dat op de tweede plaats gekomen. Maar ik heb denk meer profijt van man zijn dan disadvantage van gay zijn en dat komt alleen omdat ik hetero genoeg kan overkomen als ik wil.”. En: “Nee ik denk meer dat ik vroeger heel druk bezig geweest ben met het feit dat ik gay ben, meer dan dat ik allochtoon ben. Ik was zo druk bezig met gay zijn dat dat belangrijker voor me is, omdat dat me langer heeft gekost om over heen te komen.”. In hoeverre iemand hier nadeel of voordeel van ondervindt, hangt onder andere af van de zichtbaarheid van het kenmerk: “Het is natuurlijk

(29)

28

dezelfde waarde van acceptatie ik denk alleen dat ze er vaker aan... mee geconfronteerd mee zullen worden” (Respondent 10).

Daarnaast geeft het merendeel van de respondenten aan zich niet betrokken te voelen bij de LGBT-gemeenschap. De ‘scene’ fungeert voor de meesten voor uitgaan, vrienden en daten. Opvallend is dat elke respondent aangeeft zich wel betrokken te voelen bij de gemeenschap wanneer er zich een gebeurtenis voordoet met betrekking tot LGBT’ers, bijvoorbeeld de schietpartij in Orlando of anti-LGBT wetgeving in Rusland. Respondent 1 stelt: “Nee, behalve op momenten dat je soort van gedwongen wordt om samen sterk te zijn. Als het bijvoorbeeld in het nieuws gaat over dingen die je toch aan gaan.”. En: “Nou ik weet nog dat zo’n Poetin hier kwam met zijn anti-homo wetgeving (…). Ja ik was er hoor en ik stond er met een spandoek. (…). Ja toch dat stukje community wel. (Respondent 2).

Een inzicht waar niet op geanticipeerd is in het theoretisch kader, is de mate waarin respondenten aangeven dat er bínnen de LGBT-gemeenschap discriminatie plaatsvindt op basis van etniciteit, seksuele identiteit en uiterlijk. Zo beschrijft een derde van de respondenten manieren waarop LGBT’ers zich buitengesloten voelen uit de gemeenschap of zij zien dat de LGBT-gemeenschap personen uit sluit: “Hoe de LGBT-community buitensluit, uitsluit, er is echt heel veel racisme. Ik denk meer dan … ik ken geen subcultuur waarin zoveel racisme is als in de LGBTQ community. En ook zo schaamteloos. Zeg maar: “no femme, no asian, only blacks”. Zeg maar wie the fuck doet dat? Dan ben je toch gewoon knettergek?” (Respondent 3). Witte mannelijke homo’s maken onderdrukking mee op basis van hun seksualiteit. Terwijl vrouwelijke Aziatische homo’s onderdrukking mee maken op basis van hun genderidentiteit, hun afkomst en hun seksualiteit. Onderdrukking is multidimensionaal. Hieruit blijkt het belang van intersectionaliteit. De discriminatie binnen de gemeenschap draagt er aan bij dat sommige respondenten zich niet of minder verbonden voelen met de gemeenschap.

Hoewel het belang van de LGBT-identiteit voor alle respondenten zeer verschillend is en de meesten zich niet per se verbonden voelen met de LGBT-gemeenschap, voelt vrijwel elke respondent zich onderdeel van de LGBT gemeenschap wanneer er iets gebeurt op lokaal niveau of in de wereld met betrekking tot LGBT’ers. De invloed van berichtgeving in de media komt in paragraaf 5.2.4 van dit resultaten hoofdstuk aan bod. Een opvallend resultaat is de beschrijving van discriminatie binnen de LGBT-gemeenschap.

5.2.2 Welke attitudes hebben LGBT’ers tegenover migranten?

De attitudes die respondenten hebben tegenover migranten, hangen ten eerste af van wat respondenten onder migranten verstaan. Daarom is in elk interview aangegeven dat migranten

(30)

29

allerlei soorten mensen kunnen zijn, bijvoorbeeld vluchtelingen uit het Midden-Oosten of Noord-Afrika, expats uit Azië, arbeidsmigranten uit Roemenië of tweede of derde generatie Turken, Molukkers, Antilianen of Marokkanen. Weinig respondenten spreken over expats, een enkeling over economische vluchtelingen. Respondenten hebben het overwegend over vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Opvallend is dat daarnaast met name tweede en derde generatie Marokkanen en in mindere mate Turken naar voren komen in de interviews.

De migratie attitudes die de respondenten hebben, zijn overwegend positief. Alle respondenten vinden dat migranten, met name vluchtelingen, hier terecht zouden moeten kunnen. Respondenten maken praktische opmerkingen over migratiebeleid, maar geven voornamelijk normatieve redeneringen. Zo heeft iedereen recht op veiligheid en leefbaarheid en moet Nederland zo veel mogelijk hulp bieden als mogelijk is: “Omdat de plek waar zij vandaan komen, dat is gewoon heel zuur. De situatie daar en ik denk het gewoon heel menselijk is dat zij een andere plek zoeken om naar toe te gaan en dan zouden wij ook net zo menselijk moeten reageren van kom er is hier plek en we helpen je graag, dat lijkt mij alleen maar normaal. Dus ik vind natuurlijk zijn mensen hier welkom.” (Respondent 6). Iedereen geeft de voorkeur aan een liberaal migratiebeleid ten opzichte van een restrictief beleid. Respondenten geven aan geen negatieve ervaringen te hebben met migranten of geven een voorbeeld van positieve ervaringen als onderbouwing van hun positieve attitudes. Zo beschrijft Respondent 10 een moment in de trein met twee Syrische mannen: “Want we hebben uiteindelijk 45 minuten in de trein lopen praten over hun hele situatie en hoe ze Nederlands aan het leren zijn en dat ze het toch wel een beetje lastig vinden met alles hier regelen en zo. Ik vind dat, dat vind ik, nou ja ik vind het lastig en moeilijk voor hun dat andere mensen dat [hoe zij hun best doen] niet zien.”. Dit heeft echter voornamelijk betrekking op de huidige vluchtelingenstroom. In paragraaf 5.2.4 komt aan bod dat veel respondenten ervaringen hebben met discriminatie door personen uit groepen in Nederland met een migratieachtergrond en dat respondenten het idee hebben dat in deze groepen met een migratieachtergrond homoseksualiteit problematisch is.

De migratie attitudes van de respondenten zijn overwegend positief; praktische kanttekeningen daargelaten. Welke redenering respondenten hiervoor aandragen en welk beeld zij hebben van migranten of personen met een migratieachtergrond zal in het volgende deel van het resultatenhoofdstuk worden besproken. Kanttekeningen bij deze resultaten, zoals het geven van sociaal wenselijke antwoorden, zullen in de discussieparagraaf 6.2 aan bod komen.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inspecteur Carolien Groote Schaarsberg: “Je bent er in je eentje verantwoordelijk voor dat er op het eind van de dag een goed en onderbouwd beeld van de school ontstaat.. Dat zorgt

“Zorg dat deze zo concreet moge l i jke doe len bevatten , zodat leerkrachten prec ies weten wat hen te doen staat” , merkt Groote Schaarsberg op... Maar er

[r]

Goodijk verwoordt op het niveau van de governance het breder levende besef, dat katholieke en christelijke scholen voor de uitdaging staan om hun identiteit te verbinden met hun

De uitspraak van Adèle, oprichtster van Domo, geeft de belangrijkste bestaansreden van Domo weer: “Je kán zoveel doen door eenvoudigweg aanwezig te zijn en mensen het gevoel te

PREVALENTIE VAN (KENMERKEN VAN) GD BIJ MENSEN MET ASS EN VERSCHILLEN TUSSEN BIJ DE GEBOORTE TOEGEWEZEN MANNEN EN VROUWEN Onderzoek naar kenmerken van gd bij mensen met ass

Dat is niet alleen in het belang van de opleiding die door een beter keuzeproces hopelijk te maken krijgen met lagere uitval tijdens de opleiding, maar ook in het belang van

Steeds meer organisaties onderschrijven het belang van een inclusieve werkvloer waar ruimte is voor seksuele oriëntatie en gender identiteit.. Maar die is moeilijk te