• No results found

6.1 Beantwoording onderzoeksvraag 6.1.1 Beantwoording deelvragen

In dit slothoofdstuk zullen de hoofd- en deelvragen beantwoord worden. Hierbij wordt expliciet teruggekoppeld naar de theorie. Hieruit zal blijken in hoeverre de theorievorming uit het theoretisch kader door de onderzoeksresultaten en conclusies wordt bevestigd, verworpen of genuanceerd. Tevens wordt er aandacht besteed aan het interdisciplinaire concept dat is voorgesteld in het theoretisch kader. Kanttekeningen bij de conclusies, zoals de invloed van het geven van sociaal wenselijke antwoorden en de representativiteit van de respondentengroep, zullen in de discussieparagraaf 6.2 aan bod komen.

35

Op welke manier hechten LGBT’ers waarde aan hun LGBT-identiteit?

De auteurs en theorieën die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, McCarn & Fassinger (1996); Flowers & Buston (2001); Eliason & Schope (2007); Degges-White, Rice, & Myers (2000), Cass (1979) & Bilodeau & Renn (2005), beschrijven hoe LGBT’ers zowel een individuele als groepsidentiteit kunnen ontwikkelen. Hoewel het belang van de LGBT- identiteit voor alle respondenten zeer verschillend is, geven de meeste respondenten aan dat dit wel een onderdeel is van hun identiteit. Toch worden de theorieën uit het Theoretisch Kader genuanceerd. LGBT-zijn lijkt minder belangrijk voor de identiteit wanneer iemand er in het dagelijks leven weinig nadelen van ondervindt. Daarnaast voelen de meeste respondenten zich niet per se verbonden met de LGBT-gemeenschap, zoals de theorieën veronderstellen. Deze verbondenheid wordt echter wel gevoeld door elke respondent wanneer er iets gebeurt op lokaal niveau of in de wereld met betrekking tot LGBT’ers. Ook is discriminatie binnen de LGBT- gemeenschap een reden voor respondenten om zich niet verbonden te voelen met de LGBT- gemeenschap.

Welke attitudes hebben LGBT’ers tegenover migranten?

Gebleken is dat de migratieattitudes van de respondenten overwegend positief zijn, praktische kanttekeningen daargelaten. Zo geeft niemand de voorkeur aan een restrictief beleid en is er sprake van een afwezigheid van negatieve ervaringen met de huidige stroom migranten. Daarentegen worden wel negatieve ervaringen beschreven met tweede of derde generatie Marokkanen of Turken.

Welke rol speelt framing in de politiek en media bij migratie attitudes van LGBT’ers?

De auteurs die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, Ayoub & Paternotte (2014); Boomgaarden & Vliegenthart (2007); Gale (2004); Mepschen et al. (2010); Van Dijk (1997); Roggeband & Verloo (2007) & Wekker (2009), beschrijven hoe migranten op een negatieve manier geframed worden in de politiek en media. Respondenten zeggen kritisch zijn over de Nederlandse ‘traditie van tolerantie’ zoals deze gepretendeerd wordt en zeggen zich bewust te zijn van niet-representatieve beeldvorming over migranten in de media. Hieruit valt te concluderen dat het erop lijkt dat framing in de politiek en in de media, in tegenstelling tot de verwachting, niet er toe leidt dat LGBT’ers een meer negatieve houding ten opzichte van migratie en migranten aannemen. Dit weerlegt de theorieën die in het Theoretisch Kader naar voren zijn gekomen, zoals de theorie over de invloed van het frame van homonationalisme en het geseksualiseerde debat.

36

Welke rol speelt de perceptie van conflict bij de migratie attitudes van LGBT’ers?

De auteurs Bucholtz & Hall (2005); Card, Dustmann & Preston (2005); Cottrell, Richards & Nichols (2010); Jones (2016), LeVine & Campbell (1972); Louis et al. (2007) & Spierings, Lubbers & Zaslove (2017), schrijven over intergroup conflict. Hieruit volgt de verwachting dat LGBT’ers het gevoel zouden hebben dat migranten als outgroup conflicteert met hun ingroup.

Het overgrote deel van de respondenten zegt zich niet bedreigd te voelen door de komst van migranten. Daarentegen stelt het grootste deel van de migranten te denken dat migranten over het algemeen problemen hebben met LGBT’ers. Deze gedachten worden voornamelijk verklaard vanuit de invloed van religie en cultuur. Tevens stellen migranten dat het wenselijk is dat migranten zich hierin aanpassen aan de Nederlandse norm van tolerantie en acceptatie. Respondenten beschrijven dus wel verschillen tussen de beide groepen en de wens dat de migrantengroep als outgroup zich aanpast aan de eigen ingroup. De Group Conflict Theory, wordt dus bevestigd. Bevestigd maar ook genuanceerd; dit leidt namelijk niet zoals verondersteld tot negatieve migratieattitudes. Bewustzijn van intersectionaliteit lijkt een mogelijke verklaring voor het afzwakken van de perceptie van competitie en dreiging.

Welke rol speelt empathie bij de migratie attitudes van LGBT’ers?

Auteurs Batson et al. (1997); Butrus & Witenberg (2013); Miville et al. (1999); Pettigrew (1998); Sirin et al. (2016) & Spanierman & Heppner (2004), veronderstellen dat het behoren tot een onderdrukte groep, kan leiden tot empathische gevoelens voor andere onderdrukte groepen.

Respondenten beredeneren dat het tegenstrijdig is wanneer minderheden elkaar discrimineren. Wanneer LGBT’ers dus migranten zouden willen weren, zou dit dezelfde onderdrukking zijn die LGBT’ers meemaken of meegemaakt hebben. Daarnaast geven respondenten aan dat het niet nodig is om het met elkaar eens te zijn, zo lang je elkaar niet hindert in de levensstijl die iemand kiest. Het feit dat LGBT’ers zelf ervaren hoe het is om anders te zijn en onderdeel van een minderheid te zijn, maakt hen meer empathisch tegenover andere minderheden. De resultaten bevestigen de rol van Group Empathy Theory bij het vormen van de migratie attitudes van LGBT’ers. Bewustzijn van intersectionaliteit lijkt empathie te versterken.

6.1.2 Beantwoording hoofdvraag

In dit onderzoek is een antwoord gezocht op de volgende vraag: “Welke rol speelt de LGBT- identiteit bij de migratie attitudes van LGBT’ers?”. Uit de resultaten blijkt dat zowel Group

37

Conflict Theory als Group Empathy Theory een rol spelen bij het vormen van de migratie attitudes van LGBT’ers. Terwijl verwacht wordt dat deze theorieën een tegenstrijdige verklaring bieden. De twee losse theorieën bieden op deze manier geen verklaring voor de migratie attitudes van LGBT’ers. Daarom wordt er in dit onderzoek gepleit voor een nieuw interdisciplinair concept in de vorm van een Empathisch Bewustzijn waar beide theorieën met elkaar verbonden worden en intersectionaliteit een rol speelt.

De LGBT-identiteit lijkt een basis te vormen voor het ontwikkelen van een Empathisch Bewustzijn. Hierbij zorgt bewustzijn van de eigen positie voor de realisatie dat de eigen identiteit conflicteert met de normen en waarden van andere groepen. Tegelijkertijd zorgt bewustzijn van de eigen onderdrukte positie voor empathie en openheid tegenover andere onderdrukte groepen of individuen. Op deze manier kan LGBT-zijn ervoor zorgen dat een LGBT’er er een positieve houding tegenover migranten op na houdt, terwijl de persoon tegelijkertijd zich er bewust van is, dat een deel van de migrantengroep LGBT-zijn niet volledig accepteert. Bewustzijn van intersectionaliteit draagt bij aan de positieve houding. Bewustzijn van vooroordelen en stereotypen en een sceptische houding tegenover nieuwsberichten en politieke retoriek draagt hier tevens aan bij.

De kanttekeningen die bij het onderzoeksproces, de resultaten en de conclusies geplaatst kunnen worden, komen in de volgende paragrafen aan bod.

6.2 Discussie

In dit onderdeel van de conclusie zal de meerwaarde van het onderzoek besproken worden. Hierbij zullen de beperkingen en kanttekeningen die bij het onderzoek geplaatst kunnen worden, besproken worden. Tevens zullen er aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven worden. In het onderzoek is er gebruikt gemaakt van Purposive-sampling, Convenience- sampling en Snowball-sampling. Dit heeft implicaties voor de samenstelling en de representativiteit van de respondentengroep, wat gevolgen heeft voor de generaliseerbaarheid van de resultaten. Zo wonen bijna alle respondenten in Amsterdam, zijn zij hoogopgeleid en van jonge leeftijd. Daarnaast lijken de meeste respondenten liberaal en links te zijn ingesteld. Zoals in paragraaf 2.1 besproken is, kunnen dit alternatieve verklaringen zijn voor de migratie attitudes. Ondanks dat respondenten meermaals expliciet vanuit hun minderheidspositie redeneren, kan de invloed van de achtergrondkenmerken van de respondentengroep de verklaringskracht van de bevestigde theorieën doen afzwakken. Hier vanuit volgt de aanbeveling om in het vervolg kwantitatief onderzoek te doen naar de verklaringskracht van deze theorieën onder een representatieve respondentengroep. Op die manier kan er voor de

38

achtergrondkenmerken gecontroleerd worden. Hierbij zouden ook transgenders meegenomen kunnen worden in de respondentengroep, die zijn in dit onderzoek niet aan bod gekomen.

Het onderzoek heeft betrekking op een onderwerp dat gevoelig is voor sociaal wenselijke antwoorden. De vraag is waarom respondenten sociaal wenselijke antwoorden geven, welk belang hebben zij hierbij? Het is wellicht moeilijk of gênant om uit te komen voor een negatieve houding tegenover migranten. Respondenten kunnen bang zijn om een racistische of een generaliserende opmerking te maken. Om dat tegen te gaan is er gekozen voor één op één diepte interviews ten opzichte van een focus-groep. Toch kunnen sociaal wenselijke antwoorden niet uitgesloten worden en is het opvallend dat de gehele respondentengroep positieve migratie attitudes laat zien.

Tevens kan de interviewer-bias op verschillende manieren een rol gespeeld hebben. Doordat het interviewformat semigestructureerd was, is het mogelijk dat de interviewer sturende of suggestieve vragen heeft gesteld die de resultaten hebben beïnvloed. Daarnaast beïnvloeden de karakteristieken van de interviewer de antwoorden die respondenten geven. Respondenten kunnen bijvoorbeeld een idee hebben over hoe liberaal de interviewer ingesteld is. Tevens kan de interviewer bewust of onbewust hints hebben gegeven over de verwachte uitkomst van het onderzoek of de eigen mening over het onderwerp. Respondenten kunnen daardoor antwoorden geven waarvan zij denken dat de interviewer het hier mee eens is. Daarnaast speelt mogelijk de invloed van de Conformation Bias mee bij het analyseren van de data. De onderzoeker interpreteert hierbij resultaten op een manier die stroken met vooropgestelde verwachtingen. Resultaten die niet stroken met de verwachtingen, worden hierbij minder snel aangenomen of relevant geacht.

Daarnaast zijn er bevindingen die tegenstrijdigheden laten zien. Respondenten zeggen zich niet te laten beïnvloeden door de beeldvorming in de media, maar hanteren wel het stereotypebeeld dat stelt dat mensen met een migratieachtergrond problemen hebben met homoseksualiteit. Het is moeilijk te bepalen in hoeverre respondenten zich daadwerkelijk laten beïnvloeden aan de hand van de eigen indruk die respondenten hebben over de mate waarin zij zich laten beïnvloeden door framing. In welke mate LGBT’ers hun attitudes tegenover anderen laten beïnvloeden door nieuws wat betrekking heeft op individuen of groepen die anti-LGBT zijn, is wellicht interessant voor vervolgonderzoek.

Een andere interessante bevinding is het feit dat er ook sprake is van discriminatie bínnen de LGBT-gemeenschap. Dit zou gebeuren op basis van afkomst, uiterlijk, genderidentiteit en meer. Het is interessant om verder onderzoek te doen naar de discriminatie binnen de LGBT-gemeenschap. Daarnaast was het interessant geweest om de rol van

39

intersectionaliteit beter te kunnen bekijken. In het onderzoek is vooral gekeken of respondenten zich bewust zijn van intersectionaliteit en de overlapping tussen de LGBT-groep en de migrantengroep. Wellicht is het interessant om in kwantitatief onderzoek te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van een invloed van intersectionaliteit op de attitudes.

Welke andere keuzes er gemaakt hadden kunnen worden in het onderzoeksproces en hoe deze is verlopen, komt in de volgende paragrafen aan bod.

6.3 Evaluatie

De beginfase van het onderzoek verliep moeizaam. Er is veel tijd besteed aan denkwerk, het bepalen van de structuur en het vinden van toepasbare theorieën voordat er iets op papier gezet werd. Dit leidde tot stress en het gevoel achter te lopen. Achteraf gezien verliep hierdoor de rest van het onderzoeksproces soepeler.

In het onderzoeksvoorstel is grote nadruk gelegd op de LGBT-groepsidentiteit. Deze nadruk is losgelaten na de feedback en het pilot interview en verschoven naar de manier waarop LGBT-zijn onderdeel is van de persoonlijke identiteit. Achteraf gezien is er gezien het aantal thema’s die het onderzoek bespreekt, wellicht te veel hooi op de vork genomen. De besproken thema’s, zoals identiteit, intergroup attitudes en framing zijn op zichzelf al complexe thema’s. In het vervolg kan het onderzoek wellicht meer afgebakend worden om zo een duidelijkere structuur en meer overzicht over de verbanden te houden.

De sampling van de respondentengroep had beter gekund. Nu ontbreken laagopgeleiden, oudere en niet-stedelijke respondenten, wat grote kanttekeningen zet bij de gevonden resultaten en conclusies. Het afspreken met de respondenten en het doen van de interviews verliep echter zeer soepel. Een aantal respondenten gaven zeer positieve feedback en zeiden het interview leuk en fijn te vinden.

Naast de sampling, zet ook de aanwezigheid van sociaal wenselijke antwoorden grote kanttekeningen bij de gevonden resultaten en conclusies. In het vervolg kan er meer aangedaan worden om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen. Er kunnen bijvoorbeeld krantenartikelen meegenomen worden over geweld tegen LGBT’ers door mensen met een migratieachtergrond. Vragen naar iemands mening over concrete situaties of incidenten kan wellicht de neiging tot sociaal wenselijke antwoorden reduceren.

De resultaten en conclusies hebben een zeer warme toon gekregen. Dit komt waarschijnlijk deels door de invloed van de manier van sampling en sociaal wenselijke antwoorden. Verschillende grappige of mooie opmerkingen van respondenten zijn mij

40

bijgebleven. Eén van de opmerkingen, die tevens de toon van dit onderzoek goed omvat, is: “Wie weet zit er nog wat moois tussen.”.

41 7. Literatuurlijst

Anderson, B. A., Silver, B. D., & Abramson, P. R. (1988). The effects of race of the

interviewer on measures of electoral participation by blacks in SRC national election studies. Public Opinion Quarterly, 52(1), 53-83.

Batson, C. D., Polycarpou, M. P., Harmon-Jones, E., Imhoff, H. J., Mitchener, E. C., Bednar, L. L., ... & Highberger, L. (1997). Empathy and attitudes: Can feeling for a member of a stigmatized group improve feelings toward the group?. Journal of personality and social psychology, 72(1), 105.

Beck, U. (1992). Risk society: Towards a new modernity (Vol. 17). Sage.

Ben-Nun Bloom, P., Arikan, G., & Lahav, G. (2015). The effect of perceived cultural and material threats on ethnic preferences in immigration attitudes. Ethnic and Racial Studies, 38(10), 1760-1778.

Bilodeau, B. L., & Renn, K. A. (2005). Analysis of LGBT identity development models and implications for practice. New Directions for Student Services, 2005(111), 25-39. Boomgaarden, H. G., & Vliegenthart, R. (2007). Explaining the rise of anti-immigrant parties:

The role of news media content. Electoral studies, 26(2), 404-417.

Bucholtz, M., & Hall, K. (2005). Identity and interaction: A sociocultural linguistic approach. Discourse studies, 7(4-5), 585-614.

Butrus, N., & Witenberg, R. T. (2013). Some personality predictors of tolerance to human diversity: The roles of openness, agreeableness, and empathy. Australian

Psychologist, 48(4), 290-298.

Card, D., Dustmann, C., & Preston, I. (2005). Understanding attitudes to immigration: The migration and minority module of the first European Social Survey.

Cass, V. C. (1979). Homosexuality identity formation: A theoretical model. Journal of homosexuality, 4(3), 219-235.

Castles, S., de Haas, H., & Miller, M. J. (2015). Walking the tightrope: between global trends and regional detail. Ethnic and Racial Studies, 38(13), 2377-2385.

Chao, R. C. L., Wei, M., Spanierman, L., Longo, J., & Northart, D. (2015). White racial attitudes and White Empathy: The moderation of openness to diversity. The Counseling Psychologist, 43(1), 94-120.

Cikara, M., Bruneau, E. G., & Saxe, R. R. (2011). Us and them intergroup failures of empathy. Current Directions in Psychological Science, 20(3), 149-153.

Cohen, S. (2002). Folk devils and moral panics: The creation of the mods and rockers. Psychology Press.

Collins, P. H. (2015). Intersectionality's definitional dilemmas. Annual Review of Sociology, 41, 1-20.

Cottrell, C. A., & Neuberg, S. L. (2005). Different emotional reactions to different groups: a sociofunctional threat-based approach to" prejudice". Journal of personality and social psychology, 88(5), 770.

42

Cottrell, C. A., Richards, D. A., & Nichols, A. L. (2010). Predicting policy attitudes from general prejudice versus specific intergroup emotions. Journal of Experimental Social Psychology, 46(2), 247-254.

Crenshaw, K. (1989). Demarginalizing the intersection of race and sex: A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics. U. Chi. Legal F., 139.

Crenshaw, K. (1991). Mapping the margins: Intersectionality, identity politics, and violence against women of color. Stanford law review, 1241-1299.

De Haan, W. (2007). ‘Migration and the Changing Culture of Control in the Netherlands: From Multicultural Drama to Cultural Trauma. Kriminologisches Journal, 38, 32-48. De Haas, H. (2005). International migration, remittances and development: myths and

facts. Third World Quarterly, 26(8), 1269-1284.

De Zwaan, I. (2017, 30 mei). Homoseksueel en vluchteling? Dan valt ‘ruimdenkend’ Nederland toch tegen [Volkskrant.nl]. Geraadpleegd van

http://www.volkskrant.nl/binnenland/homoseksueel-en-vluchteling-dan-valt-ruimdenkend- nederland-toch-tegen~a4497997/

Degges-White, S., Rice, B., & Myers, J. E. (2000). Revisiting Cass' theory of sexual identity formation: A study of lesbian development. Journal of Mental Health

Counseling, 22(4), 318.

Eckert, P., & McConnell-Ginet, S. (1992). Think practically and look locally: Language and gender as community-based practice. Annual review of anthropology, 21(1), 461-488. Eliason, M. J., & Schope, R. (2007). Shifting sands or solid foundation? Lesbian, gay,

bisexual, and transgender identity formation. In The health of sexual minorities (pp. 3 26). Springer US.

Fitzgerald, J., Curtis, K. A., & Corliss, C. L. (2012). Anxious publics worries about crime and immigration. Comparative Political Studies, 45(4), 477-506

Flowers, P., & Buston, K. (2001). “I was terrified of being different”: exploring gay men's accounts of growing-up in a heterosexist society. Journal of adolescence, 24(1), 51 65.

Furedi, F. (2005). Politics of fear. A&C Black.

Gale, P. (2004). The refugee crisis and fear: Populist politics and media discourse. Journal of Sociology, 40(4), 321-340.

Haas, H., Natter, K., & Vezzoli, S. (2016). Growing restrictiveness or changing selection? The nature and evolution of migration policies. International Migration Review. Hammond, J. L. (2011). Immigration control as a (false) security measure. Critical

Sociology, 37(6), 739-761.

Haubert, J., & Fussell, E. (2006). Explaining Pro‐Immigrant Sentiment in the US: Social Class, Cosmopolitanism, and Perceptions of Immigrants1. International Migration Review, 40(3), 489-507.

43

Jones, L. (2016). “If a Muslim says ‘homo’, nothing gets done”: Racist discourse and in group identity construction in an LGBT youth group. Language in Society, 45(01), 113-133.

Kragtwijk, P. (2015, 9 november). De homoseksuele Syrische vluchteling Omar werd weggepest uit de noodopvang in Nederland [Vice.nl]. Geraadpleegd van

https://www.vice.com/nl/article/de-homoseksuele-syrische-vluchteling-omar-werd- weggepest-uit-de-noodopvang-in-nederland-232

LeVine, R. A., & Campbell, D. T. (1972). Ethnocentrism: Theories of conflict, ethnic attitudes, and group behavior.

Louis, W. R., Duck, J. M., Terry, D. J., Schuller, R. A., & Lalonde, R. N. (2007). Why do citizens want to keep refugees out? Threats, fairness and hostile norms in the treatment of asylum seekers. European Journal of Social Psychology, 37(1), 53-73.

McCarn, S. R., & Fassinger, R. E. (1996). Revisioning sexual minority identity formation: A new model of lesbian identity and its implications for counseling and research. The Counseling Psychologist, 24(3), 508-534.

Mepschen, P., Duyvendak, J. W., & Tonkens, E. H. (2010). Sexual politics, orientalism and multicultural citizenship in the Netherlands. Sociology, 44(5), 962-979.

Mepschen, P., Duyvendak, J. W., & Tonkens, E. H. (2010). Sexual politics, orientalism and multicultural citizenship in the Netherlands. Sociology, 44(5), 962-979.

Meyer, D. (2012). An intersectional analysis of lesbian, gay, bisexual, and transgender (LGBT) people’s evaluations of anti-queer violence. Gender & Society, 26(6), 849 873.

Mishandelde homo’s Arnhem: we hadden beter onze mond kunnen houden. [nos.nl]. (2017, 2 april). Geraadpleegd van http://nos.nl/artikel/2166201-mishandelde-homo-s-arnhem- wehadden-beter-onze-mond-kunnen-houden.html

Miville, M. L., Gelso, C. J., Pannu, R., Liu, W., Touradji, P., Holloway, P., & Fuertes, J. (1999). Appreciating similarities and valuing differences: The Miville-Guzman Universality-diversity scale. Journal of Counseling Psychology, 46(3), 291.

Morgan, G. (2016). Global Islamophobia: Muslims and moral panic in the West. Routledge. Nickerson, R. S. (1998). Confirmation bias: A ubiquitous phenomenon in many

guises. Review of general psychology, 2(2), 175.

Pettigrew, T. F. (1998). Intergroup contact theory. Annual review of psychology, 49(1), 65-85. Pratto, F., Sidanius, J., Stallworth, L. M., & Malle, B. F. (1994). Social dominance

orientation: A personality variable predicting social and political attitudes. Journal of personality and social psychology, 67(4), 741.

Roggeband, C., & Verloo, M. (2007). Dutch women are liberated, migrant women are a problem: The evolution of policy frames on gender and migration in the Netherlands, 1995–2005. Social policy & administration, 41(3), 271-288.

Sidanius, J., & Pratto, F. (1999). Social dominance: An intergroup theory of social hierarchy and oppression. 10.1017. CBO9781139175043.

44

Sirin, C. V., Valentino, N. A., & Villalobos, J. D. (2016). Group empathy in response to nonverbal racial/ethnic cues: A national experiment on immigration policy attitudes. American Behavioral Scientist, 60(14), 1676-1697.

Sirin, C. V., Valentino, N. A., & Villalobos, J. D. (2016). The Social Causes and Political Consequences of Group Empathy. Political Psychology.

Sirin, C. V., Villalobos, J. D., & Valentino, N. A. (2016). Group Empathy Theory: The effect of group empathy on US intergroup attitudes and behavior in the context of

immigration threats. The Journal of Politics, 78(3), 893-908.

Smith, R. H., Powell, C. A., Combs, D. J., & Schurtz, D. R. (2009). Exploring the when and why of schadenfreude. Social and Personality Psychology Compass, 3(4), 530-546. Spanierman, L. B., & Heppner, M. J. (2004). Psychosocial Costs of Racism to Whites Scale

(PCRW): Construction and Initial Validation. Journal of Counseling Psychology, 51(2), 249.

Spierings, N., Lubbers, M., & Zaslove, A. (2017). ‘Sexually modern nativist voters’: do they exist and do they vote for the populist radical right?. Gender and Education, 1-22. Spierings, N., Zaslove, A., Mügge, L. M., & de Lange, S. L. (2015). Gender and populist

GERELATEERDE DOCUMENTEN