• No results found

Gallus amicus non vicinus. De herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen tijdens de Republiek (1640-1700)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gallus amicus non vicinus. De herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen tijdens de Republiek (1640-1700)"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gallus amicus non vicinus

De herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen tijdens de Republiek (1640-1700)

Lizzy Entjes 6031609

Master Geschiedenis - Track: De Gouden Eeuw Aantal woorden: 18.837

Universiteit van Amsterdam Prof. dr. G. Jansen Prof. dr. H. Helmers

(2)

Inhoudsopgave

1

Inhoudsopgave ... 2

Inleiding ... 3

Hoofdstuk 1: Beter een goede buur, dan een verre vriend? ... 8

Franse tirannie tijdens de Opstand ... 9

De pamflettenstrijd 1642-1648... 10

‘Paepsghesinde’ Fransen ... 12

Geveynsde Vrientschap ... 13

Vrijheid en Vrede ... 15

Les coquins ... 18

Hoofdstuk 2: De Franse haan domineert de Nederlandse Zwaan ... 21

De propagandastroom ... 22

Burgers voor het Vaderland ... 23

De Nederlandse onschuld ... 25

Gallus Francus vs Leo Gallico ... 27

Trots op de polder ... 28

Franse oorlogszucht ... 29

Hoofdstuk 3: Wederom een vreemde haan op het erf ... 32

De Fransche belydenis ... 33

Religie & Vrijheid ... 35

Franse vriendschap ... 37 Frans Gespuys ... 39 Conclusie ... 41 Literatuurlijst ... 45 Primaire bronnen ... 45 Secundaire literatuur ... 47 Abstract ... 50

(3)

Inleiding

‘Ville gagnée, vive le Duc d’Anjou, Vive la Messe, tue tue’, riepen de Franse troepen toen ze op 17 januari 1583 Antwerpen binnenvielen. Met deze woorden hoopte Anjou de vele katholieken die nog in de stad verbleven, gunstig te stemmen voor zijn coup.2 De Opstand tegen de Spaanse Habsburgers

was op dat moment nog in volle gang. In 1580 besloot Willem van Oranje om de broer van de Franse koning, de hertog van Anjou en Alençon, naar de Nederlanden te halen om de banden met de Fransen aan te halen. Uiteindelijk viel Anjou Antwerpen – achter de rug van Willem van Oranje om – binnen, en verried daarmee het bondgenootschap dat de rebellen in het geheim had gesloten met Engeland en Frankijk.3 De Antwerpenaren waren echter gewaarschuwd, en wisten de Fransen binnen een paar uur

de stad uit te jagen.

Als gevolg van deze nederlaag was de reputatie van de Fransen, van Anjou, en zelfs van Willem van Oranje beschadigd, zoals blijkt uit verschillende pamfletten.4 Gedurende de zeventiende eeuw bleef

onder andere de herinnering aan de Franse Furie illustratief voor de leugenachtige aard van de Fransen. De gebeurtenis bood de inwoners van de Republiek daarmee, naast bijvoorbeeld de Bartholomeusnacht, munitie ten opzichte van de katholieke Fransen. En dat was van groot belang, aangezien Frankrijk met name na de Vrede van Münster bezig was aan een gestage opmars in Europa, zowel op politiek als militair vlak. De herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen, gebaseerd op gebeurtenissen uit de Opstand, was dus essentieel voor de beeldvorming van de Fransen in de Republiek gedurende de zeventiende eeuw.

Onderzoek naar vroegmoderne herinnering en identiteit heeft de afgelopen jaren een comeback gemaakt. Rond het Interbellum richtten onder anderen Marc Bloch en Maurice Halbwachs zich binnen de Annales school op herinnering binnen sociale groepen en het al dan niet bestaan van een ‘collectieve’ herinnering.5 In 1989 richtten Peter Burke en Pierre Nora zich in hun onderzoek opnieuw

2 Frédéric Duquenne, L’entreprise du duc d’Anjou aux Pays-Bas de 1580 à 1584. Les responsabilités d’un

échec à partager (Parijs 1998) 153.

3 Duquenne, L’entreprise du duc d’Anjou, 153-155 en Peter Arnade, Beggars, iconoclasts and civic patriots.

The political culture of the Dutch Revolt (Londen 2008) 316-318.

4 Een vvaerachtich verhael ofte wonderlijcke gheschiedenisse vanden aenval der Fransche soldaten aende

Cibdorp poorte in Antwerpen den 17ten van Januarius 1583, p 3. Knuttel pamflet. Online geraadpleegd via

https://archive.org/details/ned-kbn-all-00014296-001 (10-11-2017); Corte verclaringe, ghedaen by

Borgemeesteren, Schepenen ende Raedt der stadt van Antwerpen, nopende den aenslack teghen de selve stadt aengericht den xvii. deser maent Januarij 1583 stylo novo. Midtsgaders de brieven van credentie ende instructie by sijne hoocheyt gesonden aende voorz. Stadt, ende sekere missive aen mijnen heere vanden tempel, gedrukt door Christoffel Plantijn 1583, Knuttel pamflet 636 en Claer bewijs, dat den Prince van Orangien de oorsake ende iersten oorspronck is gheweest van dese langduerighe allende ende

tweedrachticheyt: Oock mede culpabel ende deelachtig gheweest te zijn van den grouwelijcken aenslach by den Francoysen opde Stadt van Antwerpen voorts ghekeert den xvii. Januarij, int Jaer 1583, Knuttel pamflet

648.

5 Maurice Halbwachs, Le cadres sociaux de la mémoire (Parijs 1925) en Marc Bloch, mémoire collective,

(4)

op herinnering en herinneringsculturen.6 Burke benoemt in zijn artikel History as social memory

herinnering als historisch fenomeen, en het belang van selectiviteit van diezelfde herinnering.7 Nora

beschrijft in zijn artikel Between memory and history: Les liex de mémoires dat geschiedenis en herinnering een hybride samenspel zijn van interactie.8

Ook recent nemen herinneringsculturen een prominente plek in binnen de historiografie. Zo startte Judith Pollmann in 2008 met het onderzoeksproject Tales of the Revolt, waarin verschillende onderzoekers zich richtten op de interactie en evolutie van de herinnering aan de Opstand binnen de zeventiende-eeuwse Republiek. In hetzelfde jaar verscheen van de hand van Aleida Assmann het artikel

Transformations between history and memory, waarin ze betoogt dat politieke en sociale herinnering

van belang zijn voor (her)interpretatie van de geschiedenis.9 Een aantal jaar eerder schreef Assmann al

dat politieke herinnering onderdeel is van een narratief met een onderliggende lading, en dat die herinnering vaker vast ligt in materiaal en visuele tekenen die deze politieke herinnering periodiek in leven houden. Politieke herinnering is volgens Assmann zo stabiel en over te dragen van generatie op generatie.10

Herinneringen zijn dynamiek en kunnen per generatie veranderen. Pollman betoogt in haar meest recente studie Memory in Early Modern Europe, dat de sociale herinnering aan een gebeurtenis zal veranderen zodra er niemand in leven is om het verhaal te vertellen uit zijn of haar eigen ervaring. Het ‘communicatieve geheugen’ transformeert dan in een ‘cultureel geheugen’ en verkrijgt daarmee een abstractere vorm.11 Ook Assmann beschrijft dit proces. Collectief geheugen moet volgens haar geleerd

worden; pas als het geïnternaliseerd kan worden en als er actieve deelname plaatsvindt, kan het ‘wij’ gevoel ontstaan.12 Dit collectieve geheugen wordt veelal ondersteunt door media, symbolen, en

gebruiken en zal uiteindelijk op individueel niveau moeten blijven hangen.13

Binnen herinnering speelt imagologie een grote rol. Om mythes en legenden te vangen en te overleven, is een goed verhaal alleen niet genoeg. Verhalen hebben een associatie nodig met een plaats

6 Pierre Nora, ‘Between memory and history: Les lieux de mémoires’, in: Representations 26 (1989) 7-24

en Peter Burke, ‘History as social memory’, in: Memory, history culture and the mind, ed. Thomas Butler (Oxford 1989) 97-113.

7 Peter Burke, Varieties of Cultural History (New York 1997) 46, online geraadpleegd via

https://monoskop.org/images/4/4b/Burke_Peter_Varieties_of_Cultural_History_1997.pdf (25-06-2018).

8 Nora, ‘Les lieux de mémoires’, 19.

9 Aleida Assmann, ‘Transformations between history and memory’, in: Social Research 75 (2008), 49-72. 10 Aleida Assman, ‘Four formats of memory: from individual to collective constructions of the past’, in:

David Midgley and Christian J. Emden (eds.), Cultural memory and historical consciousness in the

German-speaking world since 1500. Papers from the conference ‘The fragile tradition’, Volume 1 (Bern 2004), p.

19-38, aldaar 26.

11 Judith Pollmann, Memory in Early Modern Europe 1500-1800 (Oxford 2017), 13-14. 12 Assmann, ‘Transformations between history and memory’, 52.

(5)

of een datum, een object of een persoon, om te worden geloofd, en om te worden overgebracht.14 In

zijn studie Imagology: history and method beschrijft Joep Leerssen dat imagologie een theorie is van culturele en nationale stereotypen, en geen theorie van culturele of nationale identiteit. Hij beargumenteert dat de culturele context waarin deze beelden worden gepresenteerd, en waaruit ze voortkomen, geen collectieve, of ‘nationale’ publieke opinie is.15

Imagologie leunt hierbij sterk op beelden en literatuur.16 Al in de zeventiende eeuw lukte het geen

enkele partij om de publieke meningsvorming in de Republiek blijvend te beïnvloeden. Hoewel niet iedereen onderdeel was van de besluitvorming binnen het bestuur van de Nederlanden, vormde het publieke debat de mogelijkheid om hieraan tot op zekere hoogte deel te nemen.17 Beeldvorming

vervulde binnen de literatuur van de zeventiende-eeuwse Republiek een belangrijke rol. Marijke Meijer Drees onderzoekt in Andere landen, andere mensen deze beeldvorming. In haar onderzoek richt ze zich op de verschillende beelden die een rol speelde binnen de Republiek, en legt hierbij vooral de nadruk op de beeldvorming van de inwoners van de Lage Landen ten opzichte van de Engelsen en Spanjaarden.18

Herinneringsculturen waren dus goed uitgewerkte, alomtegenwoordige, en sterk flexibele producten die binnen alle niveaus van de samenleving serieus werden genomen.19 Door de impact van

herinneringen te analyseren bij een politieke tegenstander, is het mogelijk om specifieke sociale en culturele dynamieken van collectieve herinnering bloot te leggen.20 De politiek achter

herinneringsculturen bleef nooit slechts beperkt tot overkoepelende instanties als de overheid en de kerk. Ook in kleine steden was het van groot politiek belang voor de inwoners om op de hoogte te zijn van het verleden.21 De politieke impact daarbij gold op zowel plaatselijk niveau, als op nationaal

niveau.22 Daarbij greep men vaak, bij bijvoorbeeld pamfletten en verzoekschriften, terug op eerdere

publicaties, wat bijdroeg aan het gemeenschapsgevoel en het idee van een publieke opinie binnen de Republiek.23

14 Judith Pollmann, ‘Of living legends and authentic tales: how to get remembered in Early Modern

Europe’, in: Transations of the RHS 23 (2013) 103-125, aldaar 106-107.

15 Joep Leerssen, ‘Imagology: History and method’, in: Imagology: the cultural construction and literary

representation of national characters. A critical survey (Amsterdam 2007) 17-32, aldaar 27-29.

16 Leerssen, ‘Imagology: History and method’, 25-26.

17 Willem Frijhoff en Marijke Spies, 1650: Bevochten Eendracht (Den Haag 1999) 221. 18 Marijke Meijer Drees, Andere Landen, andere mensen (Hilversum 1997).

19 Judith Pollmann en Erika Kuijpers, ‘Introduction’, in: Erika Kuijpers, Judith Pollman e.a. (eds.), Memory

before modernity. Practices of memory in Early Modern Europe (Leiden, Boston 2013) 1-25, aldaar 10.

20 Joan Tumblety, ‘Introduction: working with memory as source and subject’, in: Joan Tumblety (ed.),

Memory and History. Understanding memory as source and subject (New York, Abingdon 2013) 1-16,

aldaar 8-9.

21 Pollmann en Kuijpers, ‘Introduction’, 8. 22 Ibidem, 10.

23 Michel Reinders, ‘The citizens come from all cities with petitions’. Printed petitions and civic

propaganda in the seventeenth century’, in: Pamphlets and Politics in the Dutch Republic, ed. Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders (Leiden, Boston 2011) 97-120, aldaar 108-109.

(6)

Onderzoek naar herinnerginsculturen van de Opstand tijdens de Republiek richt zich vooralsnog voornamelijk op de Spanjaarden en de Engelsen. De herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen neemt hierin tot op heden geen grote, eigen plaats in. Jasper van der Steen bespreekt in zijn studie

Memory wars wel expliciet de herinnering ten aanzien van de Fransen, maar betoogt dat het beeld van

de Opstand en de Spaanse overheerser cruciaal was in de opzet van een herinneringscultuur jegens de Fransen.24 Ook Donald Haks heeft in zijn studie Vaderland en Vrede de beeldvorming binnen de

Republiek van de Fransen onderzocht, vanaf 1672 tot 1713. Hij concludeert in zijn studie dat de Franse herinneringscultuur vaak in het al bekende kader van de voormalige Spaanse overheerser werd geplaatst.25 Meijer Drees concludeert in haar studie Andere landen, andere mensen hetzelfde, en

plaatst de beeldvorming die ze tegenkomt over de Fransen in de Republiek in de al bestaande beeldvorming van de Engelsen en de Spanjaarden.26 Hiermee hebben de Fransen dus geen eigen plek

in de herinneringscultuur binnen de Republiek, terwijl al deze auteurs wel degelijk gebruik maken van materiaal dat het tegendeel bewijst.

Uitgaande van de wisselwerking tussen beelden en literatuur, is een interdisciplinaire benadering binnen dit onderzoek een goede manier om de herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen in kaart te brengen. Pamfletten en prenten, maar ook gedichten en liederen, vormen een goede toegang tot het publieke debat binnen de Republiek.27 Dit soort publicaties had tot doel om het publieke debat te

beïnvloeden door gebeurtenissen en individuen of groepen te bekritiseren of juist te ondersteunen.28

Het gevoel dat men erbij hoorde, kon van invloed zijn op de mate van verbondenheid en loyaliteit van individuen en groepen binnen de maatschappij. Dit gold net zozeer voor de stedelijke, als voor de nationale identiteit.29

Dit onderzoek analyseert primair bronnenmateriaal in de vorm van liederen, toneelstukken, prenten en pamfletten. Met behulp van dit primaire materiaal wordt de imagologie, beeldvorming en de veranderingen daarin ten opzichte van de Fransen in de Republiek onderzocht, toegespitst op drie verschillende periodes. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe heeft het beeld van de Fransen zich gedurende de zeventiende eeuw binnen de Nederlandse Republiek ontwikkeld gedurende de periode 1640-1700? De analyse wordt opgesplitst in drie belangrijke gebeurtenissen, waarin de ‘balance of

24 Jasper van der Steen, Memory Wars. Memory wars in the Low Countries 1566-1700 (Leiden, Boston

2015) 286-294.

25 Donald Haks, Vaderland en Vrede 1672-1713. Publiciteit over de Nederlandse Republiek in oorlog

(Hilversum 2013) 293-303.

26 Meijer Drees, Andere Landen, andere mensen, 12. 27 Frijhoff en Spies, Bevochten Eendracht, 221

28 Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders, ‘Pamphlets and politics: introduction’, in: Femke

Deen, David Onnekink en Michel Reinders (eds.) Pamphlets and politics in the Dutch Republic (Leiden, Boston 2011) 3-30, aldaar 12.

29 Reingard Esser, The politics of memory. The writing of partition in the 17th century Low Countries

(7)

power’ tussen de Republiek en Frankrijk sterk van invloed is geweest op de politieke besluitvorming. Rondom deze drie gebeurtenissen kwam een enorme stroom aan propaganda op gang in de vorm van pamfletten, prenten, toneelstukken en liederen, waarin de Fransen uitvoerig aan bod kwamen.

Het eerste hoofdstuk gaat over de periode rondom de Vrede van Münster zelf, dus 1648, waar de nadruk ligt op de keuze vanuit de Republiek om toch – tegen (de wens van) de Fransen in – vrede te sluiten met de Spaanse Habsburgers. Beeldvorming ten aanzien van de Fransen heeft hierin een belangrijke rol gespeeld, al was het maar om van de Fransen juist een ander beeld te scheppen dan van de voormalige Spaanse overheerser, in tegenstelling tot wat eerdere studies hebben beweerd.30 Om

een volledig beeld te krijgen van de situatie, zullen de verschillende bronnen vanaf de periode van onderhandelingen over de vredesovereenkomst, tot de officiële sluiting van de Vrede van Münster aan bod komen.

In het tweede hoofdstuk staat 1672 centraal, het Rampjaar. In dat jaar viel Frankrijk onverwachts de Noordelijke Nederlanden binnen. Frankrijk had achter de rug van de Republiek om samengespannen met de Engelsen, en de bisschoppen van Keulen en Munster, om de nietsvermoedende Republiek te laten zien wie de sterkste was. In de aanloop naar gebeurtenis, maar ook in 1672 zelf, kwam een enorme stroom aan pamfletten, toneelstukken, prenten en liederen op gang. Dit leidde tot een sterke nadruk op imagologie en beeldvorming.

Het laatste hoofdstuk heeft betrekking op 1688, het jaar waarin Willem III Engeland binnen viel en de protestantse macht aan het Engelse hof herstelde. Directe aanleiding hiervoor was een huwelijk tussen het Spaanse en Franse koningshuis, en geruchten dat de Fransen hun steun hadden toegezegd aan de Engelse koning Jacobus II. De inwoners van de Republiek hadden geen vertrouwen in de Fransen, en wilden een situatie zoals in 1672 actief proberen te voorkomen. Hierin speelde ook Willem III zelf een grote rol. De analyse van deze drie perioden zal aantonen hoe de beeldvorming van de Fransen zich in de Nederlanden heeft ontwikkeld en welk effect dit heeft gehad op de herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen binnen de Republiek van 1640-1800.

(8)

Hoofdstuk 1: Beter een goede buur, dan een verre vriend?

“Vande Staten Generael in rooden Wassche aen een dobbelde // gevlochte coorde van gout en roode zijde.

En kennisse van alle ’t geen voorschreven is, hebben wij Ambassadeurs // extraordinaris ende pleinpotentiarissen vande voorschreven heeren // Coninck van Spagnies etc. ende Staten Generael der Vereenichde // Nederlanden in crachte van onse respective procuratien dit tegen- // woordich tractaet onderteijckent, ende met het cachet van onse // wapenen bevesticht. Gedaen tot Münster in Westphalen // den dertichsten Januarij sestienhondert acht en veertich”.31

Met deze woorden besloot het document van waarin de overeenkomst beschreven stond die later de Vrede van Münster zou heten. Op 15 mei 1648 ondertekenden de Noordelijke Nederlanden en de Spaanse Habsburgers de vredesovereenkomst officieel. Aan dit moment gingen lange onderhandelingen vooraf – niet alleen tussen de Republiek en Spanje, maar juist ook in een bredere, Europese context. Gelijktijdig vonden de vredesonderhandelingen voor het beëindigen van de Dertigjarige Oorlog plaats.32 En ook de strijd tussen de Habsburgers en Frankrijk was van direct belang

voor de positie van de Republiek. Frankrijk was immers niet alleen de machtigste staat van het continent, maar ook hadden de Fransen zich ontwikkeld tot belangrijkste bondgenoot van de Verenigde Provinciën.33 De Fransen wilden de Republiek bewegen om de oorlog in stand te houden. Toch besloten

de Noordelijke Nederlanden om de vredesovereenkomst, tegen de wil van de Fransen in, te ondertekenen.

In dit hoofdstuk staat de herinneringscultuur ten opzichte van de Fransen door de inwoners van de Republiek in de periode voorafgaand, tijdens, en na de Vrede van Münster centraal. Gedurende de oorlog met Spanje was het voor de Republiek van belang om de internationale relaties in de gaten te houden.34 De keuze om van de Franse zijde af te wijken, en over te gaan naar een overeenkomst met

een natie die de inwoners van de Verenigde Provinciën gedurende tachtig jaar als vijand hadden beschouwd, kan niet eenvoudig geweest zijn. Om de politieke besluitvorming hierover te kunnen beïnvloeden, heeft beeldvorming ten aanzien van de Fransen een belangrijke rol gespeeld. Zo moest door de voorstanders van de Fransen een zo negatief en homogeen mogelijk beeld geschapen worden, al was het maar om de Fransen af te zetten tegen de voormalige Spaanse overheerser.

31 Het vredesverdrag van Münster, naar een voorbeeld op Wikipedia

https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrede_van_M%C3%BCnster (online geraadpleegd op 23 juni 2018).

32 Ingmar Vroomen, Taal van de Republiek. Het gebruik van vaderlandretoriek in Nederlandse pamfletten

1618-1672 (proefschrift 2012) 125.

33 J.L. Price, Culture and society in the Dutch Republic during the 17th century (Londen 1974) 3-4. 34 Price, Culture and society in the Dutch Republic during the 17th century, 3-4.

(9)

Franse tirannie tijdens de Opstand

Het Opstandsverleden was van groot belang voor de herinneringsculturen die gedurende de Republiek terugkwamen. In haar oratie Het oorlogsverleden van de Gouden Eeuw beschrijft Judith Pollmann hoe de ‘Nederlandse’ Opstandscanon gevestigd cultuurgoed kon worden. Volgens Pollmann kon de ‘nationale’ canon van de Opstand zo uitgroeien tot een constante factor in de politieke cultuur van de Republiek, waarin ook heldenverhalen een belangrijke rol speelden.35 Maar herinnering houdt ook het

proces van vergeten in. Specifieke gebeurtenissen zullen juist – al dan niet bewust – uit het narratief verdwijnen.36 Historische momenten van triomf, maar juist ook nederlagen, waren dus van invloed op

nationale herinnering, mits ze een bijdrage leverden aan dit heldendiscours.37

Binnen de herinneringscultuur ten aanzien van de Fransen in de Republiek, neemt de Bartholomeusnacht een belangrijke plaats in. Op 24 augustus 1572 zou de katholieke koning van Frankrijk, Karel IX, trouwen met de dochter van de protestantse Hendrik IV. De streng katholieke moeder van de koning, Catharina de Medici, zag de Hugenoten echter als een grote bedreiging voor het katholicisme in Frankrijk. In plaats van een feestelijke huwelijksviering, liep het in Parijs uit op een enorm bloedbad, waar een groot aantal Hugenoten vermoord werd. En daar bleef het niet bij; de gebeurtenissen in Parijs waren aanleiding voor de moord op een nog groter aantal Hugenoten in de rest van Frankrijk.38

En er was nog een gebeurtenis van Franse kant tijdens de opstand die de inwoners van de Republiek zich nog levendig konden herinneren, die nauw verbonden was met de Bartholomeusnacht: de Franse Furie. In 1581 sloot Willem van Oranje een verbond met de hertog van Anjou, in de hoop zowel op religieus vlak als op het buitenlandse politieke toneel meer steun te verwerven.39 Anjou bevond zich

in 1582 en 1583 in de Nederlanden in een lastige situatie. Hij was de jongere broer van de Franse katholieke koning Hendrik III en zoon van Catherina de Medici, verantwoordelijk voor de Barthelomeusnacht in Frankrijk in 1572.40 Onder de bezielende leiding van Alessandro Farnese wist

het Spaanse leger daarnaast met zachte dwang steeds meer steden in de Nederlanden voor zich te winnen. De impopulaire troepen van Anjou stonden hiermee in schril contrast. Dat hij de wensen van

35 Judith Pollmann, Het oorlogsverleden van de Gouden Eeuw. Inaugurele rede Universiteit Leiden (Leiden

2008), 12-13.

36 Esser, The politics of memory, 16. 37 Assman, ‘Four formats of memory, 28.

38 Arlette Jouanna, La Saint-Barthélemy: les mystères d’un crime d’État, 24 août 1572, (Parijs 2007). 39 S. Groeneveld en H.L.Ph. Leeuwenberg, De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de

Nederlanden (ca 1560-1650) (Zutphen 2008) 120 en Jonathan I. Israel, The Dutch Republic. Its rise, greatness and fall 1477-1806 (Oxford 1998) 209.

40 Peter Arnade, Beggars, iconoclasts and civic patriots. The political culture of the Dutch Revolt (Londen

(10)

de ketters tolereerde en luisterde naar het volk, werd hem daar bovenop in zijn thuisland Frankrijk niet in dank afgenomen.41

In het najaar van 1582 had Anjou 10.000 extra soldaten uit Frankrijk over laten komen. Maar in plaats van ten behoeve van de Nederlandse opstand en de strijd van zijn compagnon Willem van Oranje, besloot Anjou ze in te zetten bij een coup om Antwerpen in te nemen.42 Op 17 januari, rond

het middaguur, was het zover. Een deel van de troepen zou de poort bewaken, terwijl een ander deel de stad binnenviel. Tenminste 600 man te paard en meer dan 3000 manschappen gingen Antwerpen tegelijkertijd binnen via de Kipdorppoort, die via de Kipdorp en de Meer bijna direct toegang verschafte tot het hart van de stad.43 De soldaten zouden de stad echter helemaal niet overwinnen.

Sterker nog, de verdediging van de stad zou de aanval van Anjou juist in recordtijd weten af te slaan. De plotselinge militaire bewegingen van de hertog hadden de stedelingen gewaarschuwd.

De pamflettenstrijd 1642-1648

Beide gebeurtenissen speelden een belangrijke rol in het Opstandsverleden van de Republiek, en konden snel ingezet worden om een herinnering op te roepen aan een Franse tirannie. Dit was van belang, omdat de machtsbalans vaak en snel kon veranderen in vroegmodern Europa. Bestuurders moesten hier snel en adequaat op kunnen inspelen. Met name in de tweede helft van de zeventiende eeuw was de situatie instabiel, wat zorgde voor een grote onvoorspelbaarheid van de bondgenootschappen. Evan Luard betoogt in zijn monografie The balance of power dat deze allianties na de Vrede van Münster (1648) steeds vaker plaatsvonden. Dit gebeurde vaak met als doel het creëren of behouden van internationale, diplomatieke relaties. Het doel was om de ‘balance of power’ in stand te houden. Competitie vond plaats tussen soevereine staten en had vaak betrekking op grondbezit, status en macht.44

Het beïnvloeden van de internationale en landelijke politiek was daardoor van groot belang. In de periode tussen 1642-1648 kwam als gevolg hiervan een groot aantal pamfletten uit. Gees van der Plaat, Craig Harline en H. Duits hebben de pamfletten in hun onderzoeken nageteld, en in veel gevallen is sprake van minimaal een verdubbeling ten opzichte van de periode voorafgaand aan de vredesonderhandelingen, waarbij het precieze aantal schommelt tussen de 150-200.45 Deze pamfletten

41 H.G. Koenigsberger, ‘Chapter IX – Western Europe and the power of Spain. 2: the problems of the

Netherlands and France to 1585’, in: The new Cambridge modern history. Volume III: counter-reformation

and price revolution 1559-1610, ed. R.B. Wernham (Cambridge 1968) 264-260, aldaar 280.

42 Arnade, Beggars, iconoclasts and civic patriots, 316.

43 John Lothrop Motley,’The Antwerp fury ripes the Ghent concord’, in: The rise of the Dutch Republic.

Volume 3 (Cambridge 2004). Online geraadpleegd via

http://www.gutenberg.org/cache/epub/4834/pg4834-images.html (25-10-2016).

44 Evan Luard, The balance of power. The system of international relations 1648-1815 (Londen 1992) xii. 45 Gees van der Plaat, ‘De Vrede van Munster in de historiografie’, in: De zeventiende eeuw 13 (1997) p.

(11)

belichtten verschillende kanten van de situatie met de Habsburgers en de Fransen. Maar om in de woorden van historicus P.J. Blok te spreken, ‘vloeiden de franschgezinde pamfletten slechts traag’ tegenover ‘dien breeden stroom van anti-fransche libellen’.46

Aan deze pamflettenstrijd ging een aantal gebeurtenissen vooraf. Op 8 februari 1635 had de Republiek met Frankrijk het Offensief en Defensief verbond ondertekend, waarin stond dat de Zuidelijke Nederlanden onder de Fransen en de Verenigde Provinciën verdeeld zouden worden als deze gebieden niet tegen Spanje in opstand kwamen. Op 29 februari 1644 was dit verdrag door beide partijen nog eens bevestigd. Geen van beide landen zou afzonderlijk handelen; voor een vrede of een wapenstilstand met Spanje was overeenstemming met de bondgenoot vereist. Een afzonderlijke vrede van de Republiek met Spanje vormde dan ook niet alleen een inbreuk op het Frans-Nederlandse verdrag, maar bracht eveneens het beginsel van de in Westfalen beoogde algemene Europese vrede in gevaar.47

Om de regenten en de inwoners van de Republiek nog eens te overtuigen van het belang van het verdrag dat Frankrijk met de Republiek had gesloten, kwam de Franse ambassadeur Claude de Mesmes, de Comte d’Avaux, naar Den Haag, voordat hij naar Münster zou vertrekken voor de vredesonderhandelingen. Op 3 maart 1644 gaf hij een openbare afscheidsaudiëntie, waarin hij pleitte voor een grotere vrijheid voor de katholieke burgers van de Republiek. Dit schoot in het verkeerde keelgat bij de Staten Generaal en de inwoners van de Republiek, die juist de relatieve godsdienstvrijheid binnen de Noordelijke Nederlanden aanhaalden.48 In de Staten van Holland lieten de regenten hierop

zelfs vastleggen dat Frankrijk ‘kittelachtigh’ en ‘onrustigh’ was.49

Toch was tot op dat moment toenadering tot Spanje voor veel inwoners van de Republiek een heikel punt. Was het niet het Habsburgse Rijk waar de Republiek de afgelopen decennia een verwoestende oorlog mee had uitgevochten? Lag de tirannie van de Hertog van Alva niet nog vers in het geheugen van de Nederlanden? Willem Frijhoff en Marijke Spies schrijven hierover in Bevochten eendracht dat aan de vooravond van de Vrede van Munster vooral de algemene geloofsovertuiging in het debat en de beeldvorming jegens de Spanjaarden de belangrijkste rol speelde. Spanje was immers rooms-katholiek, en Spanjaarden golden daarmee als principieel onbetrouwbaar. Tegelijkertijd betogen zij dat, hoewel ook Fransen gewoonlijk katholiek waren, het katholieke geloof binnen het discours over

104 (1989), 184-208, aldaar 186 en H. Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand. Studies over de

relatie tussen politiek en toneel in het midden van de zeventiende eeuw (Hilversum 1990) 43.

46 P.J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 2(1924) 649-651. Online geraadpleegd via

http://www.dbnl.org/tekst/blok013gesc02_01/blok013gesc02_01_0024.php (10-04-2017).

47 Frijhoff en Spies, Bevochten eendracht, 43-45.

48 Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand, 39. 49 Ibidem, 40-41.

(12)

Frankrijk minder plaats had.50 Ook Marijke Meijer Drees ondersteunt dit beeld in haar studie Andere

landen, andere mensen.51

De analyse van de pamfletten die in 1650 verschenen door Roeland Harms in zijn studie Pamfletten

en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw laat zien dat in 1650 in korte tijd opvallend veel

pamfletgedichten en (in mindere mate, maar nog altijd vrij veel) dialogen verschenen. Ook werden veel ‘praatjes’ gepubliceerd, een genre waarin een politieke boodschap op een vermakelijke manier besproken werd. De leesbaarheid van dit soort pamfletten was veel groter dan bij andere genres. De praatjes waren waarschijnlijk bedoeld om samen te lezen en te bespreken. In dit type pamfletten werden andere vlugschriften veelvuldig becommentarieerd. De praatjes konden zelf ook eenvoudig gekopieerd worden, en konden eenvoudig een groot publiek bereiken.52

De enorme toename van het aantal pamfletten en de verandering van genres is volgens Harms toe te schrijven aan twee verschillende factoren. In de eerste plaats verschilden de pamfletauteurs na de aanslag verschilden van die van ervoor. Voor de aanslag waren het volgens Harms vrijwel alleen bestuurlijke instanties die pamfletten publiceerden. Daarna leek iedereen zich in het conflict te mengen.53 En ook de pamfletverkopers zelf speelden een rol. De grootste onder hen waren voor een

belangrijk deel ook de courantiers uit deze periode waren. Daarbij heeft Harms overtuigend aangetoond dat de nieuwsverkopers onderling sterke relaties onderhielden.54

‘Paepsghesinde’ Fransen

Een analyse van een aantal van de pamfletten dat in de periode 1642-1648 verscheen, laat zien dat religie in deze periode nog een belangrijke rol speelde. Zo zijn pamfletten bekend die fel van leer trokken tegen papisten in het algemeen. Een van die pamfletten is Anatomie ofte Ontledinghe van ’t

verderffelijck Deseyn der hedendaechsche Paepsghesinde, teghen kercke en poletie, en alle goede Inghesetene der Geunieerde Provintien dat in 1644 uitkwam, in aanloop naar de

vredesonderhandelingen tussen Nederland en de Franse en Spaanse katholieken. De auteur, Theophilus Philopatis, schrijft het pamflet ‘tot voor-cominghe van onse ruyne en onderganck, die onfeylbaer sal ontstaen, soo wy niet sonder alle delay, dit stuck met yver en ernst by de handt nemen, daer toe God ons wil wijs heyt, courage, eenicheyt, beleyt geven, en met sijnen segen by wesen.55 Over

50 Frijhoff en Spies, Bevochten eendracht, 43-45. 51 Meijer Drees, Andere landen, andere mensen.

52 Roeland Harms, Pamfletten en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw (Amsterdam 2011)

110.

53 Harms, Pamfletten en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw, 96. 54 Ibidem, 100.

55 Theophilus Philopatris, Anatomie ofte Ontledignhe van ’t verderfelijck Deseyn der hedendaechsche

Paepsghesinde, teghen kercke en Poletie, en alle goede Inghesetene der Geunieerde Provintien. Tot Waerschouwinghe van Poletijcke, kerckelijcke en alle Lief-hebbers der Vaderlandts, om spoedelijck alle

(13)

het algemeen richt het stuk zich tegen de Paus, waarna met name de Spanjaarden het zwaar te verduren krijgen. Toch wordt ook Frankrijk niet gespaard.

Een voorbeeld hiervan is het ‘IX. Capittel;’, waarin de auteur schrijft dat ‘Alle moeten teghen gaen de Paepsche Religie, om de Wreetheyt en Tyrannie die daer mede vergeselschapt gaet’, schrijft Philopatis een duidelijk voorbeeld van de Franse, katholieke onbetrouwbaarheid: ‘Wat hebben sy met moorderien aenghericht. Laet de Massacre van Vranckrijck spreken, waer onder preters van vriendtschap, op eene nacht 60. Duysent menschen omgebracht wierden, in welck bloedicht seyt, de Pausen sulcken vermaeck hadden, dat zijt in ’t Paleyste Roomen hebben doen schilderen, na dat zijt hadden doen spelen’.56 Hiermee verwijst het pamflet expliciet naar de Bartholomeusnacht van 1572.

Niet alleen in pamfletten was de Bartholomeusnacht een argument om de Franse katholieke gruweldaden nog eens onder de aandacht te brengen. In 1645 verscheen van de hand van de dan nog vrijwel onbekende Lambert van den Bosch het treurspel Carel de negende, anders Parysche bruiloft. H. Duits heeft het stuk in zijn monografie Van Bartholomeusnacht tot Bataafse Opstand uitgebreid en binnen de context geanalyseerd. Opvallend genoeg betoogt Duits, dat de religieuze argumenten achter de Bartholomeusnacht hierin minder aan bod komen.57 Volgens hem heeft het stuk een anti-Franse

strekking, hoewel die veelal impliciet blijft; het belangrijkste punt uit het stuk is dat Frankrijk zich aan de afspraken dient te houden.58

Ook op andere plekken in de samenleving speelde religie een belangrijke, en veelal negatieve, rol ten aanzien van de Fransen. Zo preekten kerkelijken op de spreekgestoelten tegen de Fransen. Onder meer de gruwelijkheden van de Bartholomeusnacht en de Franse Furie kwamen hierbij aan bod.59

Volgens Gees van der Plaat gingen vrede en religie in de periode voorafgaand aan de Vrede van Munster nog vaak hand in hand. In de publieke opinie was het de duivel die oorlog veroorzaakte, en god vrede. Vrede was dan ook goed, waar het voortzetten van de oorlog juist het kwade was.60

Geveynsde Vrientschap

In de Republiek heerste sterk het gevoel dat de Fransen niet te vertrouwen waren. ‘Maer vvaerom sijn doch de Wetten in Vranckrijck soo goet?’ vraagt de ‘on-geveynsden Neder-lantschen Patriot’ zich af in

remedien daer tegen te ghebruycken, Groeninghen, By Jan Geertssen, Boeckvercooper op ’t Marct, anno

1644, Knuttel pamflet 5136, 4.

56 Theophilus Philopatris, Anatomie ofte Ontledignhe van ’t verderfelijck Deseyn der hedendaechsche

Paepsghesinde, teghen kercke en Poletie, en alle goede Inghesetene der Geunieerde Provintien. Tot Waerschouwinghe van Poletijcke, kerckelijcke en alle Lief-hebbers der Vaderlandts, om spoedelijck alle remedien daer tegen te ghebruycken, Groeninghen, By Jan Geertssen, Boeckvercooper op ’t Marct, anno

1644, Knuttel pamflet 5136, 37.

57 H. Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand. Studies over de relatie tussen politiek en toneel in

het midden van de zeventiende eeuw (Hilversum 1990) 70-71, 75, 79.

58 Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand, 36. 59 Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 2, 649-651. 60 Van der Plaat, ‘De Vrede van Munster in de historiografie’, 41.

(14)

het gelijknamige pamflet, dat in 1647 verschijnt.61 In dit pamflet gaat een Nederlander het gesprek aan

met een ‘argh-listigen geveynsden Fransch-man’, om duidelijkheid te krijgen over de verhoudingen tussen de Republiek, Frankrijk en de Spanjaarden. De auteur gebruikt hier de casus van de Hertog van Anjou als bewijs: ‘om datse al sedert Duc d’Alençons tyden getracht hebben over ons te Heerschappen per fas & nefas?’62 Met het gebruik van deze Latijnse spreuk doelt de schrijver op het gebrek aan

argumenten dat de Fransen in te brengen hebben tegen de wil van de Republiek, hoewel ze het tegendeel beweren.

Een ander pamflet dat fel van leer trok tegen de Fransen, was het Frans praetie. ‘Nu siet ghy wel, dat ghy een sorge, een ydele vreese hebt van Vranckrijck te offenderen. Meer fondament hebt ghy om te vreesen, ghelijck tusschen Vranckrijck ende de Vereenighde Nederlanden, by de Aliantie gemaect wierden sekrete artijckelen, contrarie de bekende ende publicque artijckelen vande gemaeckte Aliantie, dat alsoo oock tusschen Vranckrijck ende Spangien sullen nu gemaect worden tweederley Artijckelen, publicq ende sekrete’, zo betoogde de anonieme auteur.63

De Alliantie waar de schrijver van dit pamflet op doelt, slaat op de geruchten over een aanstaand huwelijk tussen de Spaanse kroonprinses en de Franse dauphin. Achter de rug van de Republiek om, hadden de twee landen een verbond gesmeed, waarmee de gehele Zuidelijke Nederlanden in handen zouden komen van de Fransen.64 De twijfel nam in zowel de Staten Generaal, als bij de prins steeds

verder toe. De twijfel en onrust ten aanzien van de Fransen was steeds beter voelbaar. Door de kwestie van het huwelijk waren zelfs de meeste goede vrienden van Frankrijk aan het wankelen geraakt. Ook de stadhouder nam nu een gereserveerder houding aan tegenover de Fransen.65 De positie van de

pro-Franse partij was nu daadwerkelijk aan het wankelen gebracht, wat de vredesonderhandelingen in Munster in mei 1646 ten goede kwam.66

Niet veel later verscheen het pamflet Antwoort op een seker Brief, geschreven aen sijn Vrient,

dienende tot vervolgh van ’t Fransch en Munsters praetje. Volgens de schrijver van dit stuk is het

huwelijk een duidelijk geval van een wanhoopsdaad aan Spaanse kant, en een uitgekiende strategie aan de kant van de Fransen: ‘men mach wel segghen dat dickwils een en deselve Commedie deur andere

61 Den ongeveynsden Neder-lantschen patriot, met den argh-listigen geveynsden Fransch-man

t’samensprekende op het stuck van den ghesloten VREDE tusschen Spanien ende de Vereenighde Neder-landen. Alckmaer, Jan Claesz Boeckverkooper, woonende op Vliscevort (1647), Knuttel 5506, 15.

62 Den ongeveynsden Neder-lantschen patriot, 15.

63 Fransch praetje. Sie vos non vobis, Gedruckt tot Munster by Nicolaes Staets, in ’t Iaer 1646, Knuttel

pamflet 5299, 16.

64 Jonathan Israel, The Dutch Republic and the Hispanic world 1606-1661 (Oxford 1986) 360.

65 H. Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand. Studies over de relatie tussen politiek en toneel in

het midden van de zeventiende eeuw (Hilversum 1990) 41.

(15)

Personen wert ghespeelt. In ’t Jaer 1583 waren de Neerlanders ook diep met Fransche ingeseylt’.67 En

ook toen waren de Nederlanden naïef: ‘Die tijdts geloofdement niet soo lange tot datter gheroepen wiert, Vive la misse, ville gaigne, tut tut’, zo stelt de schrijver van het pamflet.68 Met die woorden viel

de Hertog van Anjou op 17 januari Antwerpen binnen. Door dit te roepen, hoopte Anjou de vele katholieken die nog in de stad verbleven gunstig te stemmen voor zijn coup.69

Ook in de Hollandse Sybille, die in hetzelfde jaar uitkwam, komt de herinnering aan Anjou terug: ‘In ’t Jaer 1582 in de Stadt Antwerpen, ende geheel Neerlandt deur, steldent de Fransche ooc so aen’, waarmee waarschijnlijk verwezen wordt naar de blijde inkomsten die georganiseerd werden om de Hertog van Anjou in de Nederlanden te verwelkomen. Het pamflet vervolgt met de gruwelijkheden die het Franse leger daarop plaats liet vinden. Wellicht is dit een impliciete verwijzing naar de Franse Furie een jaar later, die eveneens onder de schijn van vriendschap plaatsvond.70 Ook de Barholomeusnacht

komt in de Hollandse Sybille terug, in de context van vriendschap: ‘dat sy een beswooren Vreede soo schandelijck violeeren, ende eene Broerlijcke vriendelijcke Bruylofs-Feest tot een openbare moordt’.71

Daar komt nog bij dat ‘de Spaensche hebben inde Nederlanden oock wel groote wreetheyt betoont’, zo betoogde het pamflet, ‘maer niet alsoo onder schijn van Vriendschap’.72

Vrijheid en Vrede

1646 was een belangrijk omslagpunt. Tot die tijd spraken de meeste publicaties hun voorkeur uit voor het voortzetten van de oorlog, maar daarna veranderde dit. Een pamflet waar de roep om vrede duidelijk de boventoon voert, is het Munsters Praetie uit 1646. Vrede was volgens het Munsters Praetie, waarvan minstens 6 drukken verschenen, in het belang van de handel, en hielp om de positie van de Republiek ten opzicht van Frankrijk te verstevigen.73 ‘Maer ghy Vereenichde Nederlanders alleen sult

voordeel hebben, indien nu een treves of Vrede gemaeckt wert’, zo betoogde het pamflet.74 Met

Frankrijk viel immers geen zaken te doen, omdat zij altijd hun eigenbelang en daarin rijkdom en macht voorop stelden.75 Want, zo preekt de Vroedschap in het Munsters praetie: ‘De Coning van Vranckrijck

soude ons geweldig uytlachgen, indien wy pretendeerden, met reden of sonder reden, alleen uyt kracht

67 Antwoort op een seker Brief geschreven aen sijn Vrient, dienende tot vervolgh van ’t Fransch en Munsters

praetje, 1646, Knuttel pamflet 5302, 7

68 Antwoort op een seker Brief geschreven aen sijn Vrient, 7. 69 Duquenne, L’entreprise du duc d’Anjou aux Pays-Bas, 153.

70 Hollandse Sybille, Tot Amsterdam, By Roelof Hendrickz, anno 1646, Knuttel pamflet 5304,12. 71 Hollandse Sybille, 9.

72 Ibidem, 12.

73 Van der Plaat, ‘De Vrede van Munster in de historiografie’, 38.

74 Munsters praetie. Deliberant Dum fingere nesciunt. Ghedruckt int Iaer ons Heeren 1646, Knuttel pamflet

5294.

75 Hans W. Blom, ‘Oorlog, handel en staatsbelang in het politieke denken rond 1648’, in: De Zeventiende

(16)

van die clausule (dat hy belooft hadde sonder ons consent geen vrede te maecken) hem in der eeuwigheydt de handen te binden. Ende tot Oorlooghe te dwingen’.76

Bij dit pamflet valt het Latijnse onderschrift op: ‘Deliberant Dum fingere nesciunt’. Deze zinsnede is onderdeel van Tacitus’ Germania. In deze strofe verwijst Tacitus naar de wijze waarop Germanen volgens Tacitus omgaan met het nemen van beslissingen; dit kan best met of zonder drank erbij gebeuren, maar ze zorgen wel dat ze het dan de volgende dag nogmaals overwegen, om geen overhaaste of door drank ingegeven besluiten te nemen.77 Het opschrift verwijst waarschijnlijk naar de

locatie waar het Munsters Praetie zich afspeelt; in een herberg in Deventer, waar het debat over de positie van de Republiek plaatsvindt tussen verschillende burgers. Blijkbaar hechtte de schrijver waarde aan die informele setting, waarin het pamflet geschreven was.

Opvallend is in het pamflet Den ongeveynsden Nederlantsche patriot dat niet zozeer religie de boventoon voert, maar juist de druk die de Noordelijke Nederlanden vanuit de Fransen voelen, en de onmacht tegen de veranderlijkheid van de Fransen: ‘soo langh als vvy ons Goet ende bloet hebben gespilt om haer groot ende machtigh te maecken’.78 Vooral de invloed van de Spaanse Mazarin is hierin

volgens het pamflet verraderlijk. De Franse natie is overzadigbaar, want ‘Vranckrijck wil ende moet Monarche Universelle zyn’.79 De pamflettist vindt dit niet eerlijk, omdat deze houding ervoor zorgt dat

de Fransen steeds meten met twee maten waar het allianties met de Republiek betreft. Immers, ‘het eenichste wit ende ooghmerck van onse Alliance ende oorlogh is gevveest … een eerlycke ende vaste

Vrede’.80

De verdragen met Frankrijk beperkten de Republiek in de vrijheid om te handelen tegenover de Habsburgers. Met name Amsterdam en Holland zagen dit als een inperking van hun vrijheid. De expansiedrift van de Fransen hielp hierbij ook niet. Het machtige Frankrijk vormde, zeker in vergelijking met de afgezwakte Spaanse overheerser, steeds vaker als een bedreiging en een bron van onrust voor de Republiek.81 Niet geheel toevallig verschijnt in datzelfde jaar het toneelstuk Parysche bruiloft van

Reyer Anslo. Hoewel dit toneelstuk vaak op 1649 wordt gedateerd, heeft H. Duits overtuigend aangetoond dat het daadwerkelijke jaar van uitgave waarschijnlijk 1647 is geweest.82 Het stuk is kritisch

ten opzichte van Frankrijk, dat in het toneelstuk een sterke expansiedrift heeft.

In een ander pamflet, Predicatie en Meditatien, een historische overzicht dat in 1648 uitkwam en dat de ‘wonderbaere verlossinge en verhooginge’ van de Verenigde Nederlanden na de ‘Vryheyt en

76 Munsters praetie. 10.

77 Jules Persyn en Owen Feltham, ‘Owen Feltham’s observations of the Low Countries’, in: Dietsche

Warande en Belfort (1919) 784-806, aldaar 802.

78 Den ongeveynsden Neder-lantschen patriot, 15. 79 Ibidem, 28.

80 Ibidem, 22.

81 Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand, 38. 82 Ibidem, 67.

(17)

Vrede’ besprak, komt ook Anjou terug. ‘Sonderlinghe door de Naeder Unie, een gheluckigh fundament van desen teghenwoordighen vryen en vredighen Staet, daer van dese Landen den naem voeren van Geunieerde Provintien. Vallen evenwel nocht groote veranderingen inde gemeyne regeringhe, dan sijn wy dus, dan soo; dan Duytsch onder den Eertz-Hertogh Matthias, dan Fransch onder Duc d’Alençon; den Engelsch, onder den Grave van Leycester, met schrickelijcke alteratien, confusien, groote perplexiteyten, en droefheyden’, zo viel over de Opstand te lezen.83

Met de bekrachtiging van de Vrede van Munster was volgens veel Noord-Nederlanders de oude vrijheid hersteld. ‘Vrijheid’ en ‘vrede’ waren de meest belangrijke woorden in diverse gedichten, spelen en vertoningen, met name in Holland.84 Voor de meeste dichters was vrijheid allereerst een staatkundig

begrip geworden. Het verwees naar de verdediging van de door een buitenlandse overheerser bedreigde rechtsorde van de onafhankelijke, verenigde Nederlandse provincies. Nu die orde was hersteld, was het goed om de wapens neer te leggen, meenden zij.85

Niet alleen voorafgaand aan de Vrede van Munster verscheen een brede stroom aan liederen, gedichten, toneelstukken, prenten en pamfletten, maar juist ook na de officiële viering van de vredesovereenkomst kwam een nieuwe stroom op gang. In Amsterdam vonden vertoningen plaats, die voorzien waren van gedichten.86 Ook in andere regio’s verschenen triomf- en dankdichten, die net als

de liederen het besef van een gezamenlijke geschiedenis verstevigden.87 Ook verschenen meerdere

toneelstukken, die impliciet of expliciet de Vrede en de positie van de Fransen bespraken.

Een van de toneelstukken was het veelgeprezen Leeuwendalers, geschreven door Joost van den Vondel. Dit stuk viel bijzonder in de smaak bij het publiek. Op 7 mei 1648 toonde de Schouwburg het stuk voor het eerst, waarna het op 11 en 14 mei, en 2 en 23 juni werd herhaald. Vondel had een meesterwerk geleverd door elke politieke toespeling te vermijden, geen personen aan te duiden en toch de aanleiding tot de viering van de Vrede zeer duidelijk weer te geven in de twist tussen Noord en Zuid van Leeuwendaal, wat symbool stond voor de beide Nederlanden, die elk een leeuw in hun wapen

83 B. Duinglo, Predicatie en meditatien, by forme van Bid- en Danck-sermoen, over den op 5 junij 1648

gepubliceerden eeuwigen vrede, waer in uyt de historie der Nederlandtsche Troublen den uytersten noodt deser Vereenichde Nederlanden, mitsgaders wonderbaer verlossinge en verhooginge der selfder, door de Rechter-handt des Heeren, tot Vryheyt en Vrede Sommierlijck en klaerlijck verhaeldt wert, tot op-weckinge van hertgrondelijcke en vyerige danck-segginge, en geduyrich gebedt voor den gemeynen welstandt deser vrye Nederlanden (1649). Online geraadpleegd via

https://books.google.nl/books?id=yIpjAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl#v=onepage&q&f=false (24-05-2017) 231-232.

84 Karel Porteman & Mieke Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de

Nederlandse literatuur (1560-1700) (Amsterdam 2013) 502.

85 Porteman & Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen, 502.

86 Louis Peter Grijp, ‘Muziek voor Munster. Muziek en liederen ter gelegenheid van de Vrede van Munster’,

in: De Zeventiende Eeuw 13 (1997) 209-220, aldaar 212-213

(18)

voeren.88 Ook Vondel vond gelijkgestemdheid belangrijk, wat hij liet zien door Adelaert in het eerste

bedrijf de volgende woorden te laten spreken: ‘Gelijckheit niet van goet en staet, maer van gemoedt: gelijckheit van gemoedt best vrede en vrientschap voedt: waer deze ontbreeckt, moet vrede en vrientschap oock ontbreken; waer buiten ick noch goet, noch bloet, noch afkomst reken. De vrede en vrientschap houdt de weerelt in den bant’.89

De Vrede van Münster was een onderwerp waarover ook vrouwen konden schrijven. Een voorbeeld hiervan was Eelkje van Bouricius, een Friese schrijfster die voornamelijk gelegenheidsgedichten schreef. Haar lofzang op de Vrede van Munster was voor haar zelfs haar eerste gedicht, Rhym-gedicht,

passenden op den Staet des Landts, en het Tractaet van den Vrede, ghemaeckt tot Munster.90 Politieke gedichten van vrouwen hadden in de zeventiende eeuw vaak een algemene strekking: dichteressen vroegen in hun werk God de Nederlanden te steunen en bejubelden vervolgens verschillende politieke leiders. Ze vertolkten nog geen politieke stellingen; politiek behoorde in die tijd nog niet tot het domein van vrouwen. Van Bouricius beschrijft hoe na lange tijd van tegenslag en vechten de vrede dankzij de hulp van God tot stand gekomen was. Aan het eind van haar gedicht spreekt ze de hoop uit dat de vrede bestendig zal zijn.91

Les coquins

Bij de bespreking van de Vrede van Munster speelde imagologie en daarmee stereotypen een belangrijke rol. Willem Frijhoff en Marijke Spies beargumenteren in hun studie Bevochten Eendracht dat met name de ‘scheepsraad’, een specifieke vorm van het schrijven van pamfletten die zich afspeelde aan boord van een trekschuit, hierin inzicht bieden. Zo analyseren ze een aantal van dit soort pamfletten, waarin uitvoerige gesprekken plaatsvinden. Zo vormen de keuze voor specifieke namen, de sociale herkomst, het bijbehorende taalgebruik, en specifieke eigenschappen een goede indicatie, maar juist ook gespreksonderwerpen en mate van integratie in het debat zijn volgens Frijhoff en Spies van belang om deze stereotypen te kunnen herleiden.92

Deze stereotypen keren op verschillende plaatsen terug. Frijhoff en Spies nemen als voorbeeld het werk Breeden-Raedt, ofte Tsaemspraeck over den handel van de West-Indische Compagnie dat in 1649 uitkwam. In dit pamflet komt Estienne du Chesne, een Franse koopman aan het woord: Mon Dieu, hier

88 J.F.M. Sterck, De werken van Vondel. Deel 5 1645-1656 (1931) 21. Online geraadpleegd via

http://www.dbnl.org/tekst/vond001dewe05_01/vond001dewe05_01_0002.php (23-05-2017).

89 Joost van den Vondel, ‘Eerste Bedrijf’, in: De Leeuwendalers (1648). Online beschikbaar via

http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/vondel/leeuwend/leeuwend.html (20-07-2017).

90 Porteman & Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen, 178.

91 Annelies de Jeu, ‘Eelckje van Bouricius: een zeventiende-eeuwse dichteres in de marge van de literaire

wereld’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 14 (1998) 329-345, aldaar 332.

(19)

is 't rechte folcke bij een om te praeten, wij sel malcander interpreteeren’.93 Maar ook in andere

primaire bronnen is stereotypering duidelijk aanwezig. ‘O les coquins, ô les grands Traitres, die ons dees Vreede hebt gemaeckt! Ick moet soecken d’autres Maitres, ma fortune is hier gestaeckt’ zo spreekt de Fransman in het Klaegh- ende Troostlied op de Vrede. Hoewel de schrijver van dit gedicht niet bekend is, wordt het wel toegeschreven aan de Friese edelman en schrijver Haring van Harinxma.94 En het blijft

niet bij deze woorden over de Fransen, want even later zegt de Spaignart: ‘Allegremente gaet vry te krouch: borrique borrique, roept noch Franckrijcke: El Francés geeft u wercks genouch’.95

En ook ten aanzien van het Franse koningshuis bestonden nog veel stereotypen. In 1649 verscheen een bundel van de hand van Claes Jacobsz Wits, met daarin een lied over Lodewijk XI, die koning van Frankrijk was geweest van 1423-1483 en bekend stond om de eerste aanzet naar het afschaffen van het feodale systeem – en daarmee de Franse absolute monarchie. Deze koning stond ook wel bekend als de universelle aragne, oftewel de universele spin.96 Het is opvallend dat juist in het jaar na de ondertekening van de Vrede van Munster een lied verschijnt dat de naam draagt Hoe Ludovicus, de

elfde Koningh van Vranckrijck, seer aerdigh heeft uyt-gestreken sijn Hoofsche Grijp-voghels’.97

In dit gedicht wordt verschillende keren gerefereerd naar de honger naar meer die de Franse koning tentoon spreidde: ‘Den milden Vorst sijn Officiers ontbiedt, de groote som op sijnen Tafel giet, voor aller oogh: en soo ’t gierigh ghemoet, van al dien hoop te me’er op-swellen doet’, en ‘Een eyder meent, dat hy de beste zy, brenght tot sijn doen oock groote leughens by, de Koninck hoort, wat of een yeder seght, en gaf (soo ’t scheen) elck een sijn reden recht’, en ‘Doen moest dien hoop bedroeft na huys toe gaen, heel licht met geldt, maer swaer met spijt gela’en, dus werdt met recht een Edel hert ghekroont. En Gierigaerts (na waerd’) met schimp gheloont’, zo dicht Claes Jacobsz Wits.98

En ook in de pamfletten komt imagologie terug. Volgens de schrijver van het Frans praetie waren de Fransen onbetrouwbaar, en stond vast dat ze in het geheim een ander verbond hadden gesloten met de Spanjaarden. Maar, de auteur zag het wel gebeuren dat ‘Vranckrijck sijn beurt mede eens sal krijgen, ghelijck Spanjen nu heeft’.99 Daarbij kwam dat Frankrijk zich zelf ook niet aan de overeenkomst

hield. Zo bleken de Fransen in 1646 onderhandeld te hebben met de Spanjaarden over een ruil tussen

93 Ibidem, 225.

94 Nelleke Moser, ‘De kapitein in zijn labyrint. Het veelzijdig schrijverschap van Haring van Harinxma

(1604-1669)’, in: De Zeventiende Eeuw 20 (2004) 143-159, aldaar 157.

95 Klaegh- ende Troost-Liedt op de Vreede, Universiteitsbibliotheek Gent, Pamflet Meulemans 2977. 96 Paul Murray Kendall, Louis XI: the universal spider (Londen 1971).

97 Claes Jacobsz Wits, ‘Hoe Ludovicus, de elfde Koningh van Vranckrijck, seer aerdigh heeft uyt-gestreken

sijn Hoofsche Grijp-voghels. D. Erasmi in sijn Colloquia Convivium Fabulosum’, in: Stichtelijcke

bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge (1649). Online geraadpleegd via

http://www.dbnl.org/tekst/wits010stic02_01/wits010stic02_01_0135.php (20-06-2017).

98 Wits, ‘Hoe Ludovicus, de elfde Koningh van Vranckrijck, seer aerdigh heeft uyt-gestreken sijn Hoofsche

Grijp-voghels.

(20)

Catalonië en de Zuidelijke Nederlanden. Toen dat bekend werd, was de verontwaardiging in de Republiek groot. Er kwam een stroom pamfletten op gang over de onbetrouwbaarheid, dubbelhartigheid en inhaligheid van de Fransen. Ook het prestige van de prins kreeg een flinke deuk.100

Rondom de Vrede van Münster speelde de herinneringscultuur van de Fransen dus een belangrijke rol binnen het politieke discours. Toen in mei 1648 de vrede tussen Spanje en de Republiek werd ondertekend, stopte de stroom pamfletten. Zij hadden afdoende bijgedragen aan het politieke discours, en daarmee hun werk gedaan.101 Dat ondanks deze soepel verlopen onderhandelingen met

Spanje pas in mei 1648 de Vrede getekend zou worden kwam omdat tegelijkertijd de Spanjaarden ook met Frankrijk overleg hadden, waarbij de Nederlanders bemiddelend optraden. Spanje en Frankrijk wisten er echter niet tot een overeenstemming te komen, en zouden nog in oorlog blijven tot 1659.102

100 Frijhoff en Spies, Bevochten eendracht, 43-45.

101 Duits, Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand, 49. 102 Vroomen, Taal van de Republiek, 126.

(21)

Hoofdstuk 2: De Franse haan domineert de Nederlandse Zwaan

In 1672 zong een Zeeuwse anekdote rond, waarin een Zeeuwse deputatie naar de Staten Generaal vertrok om te protesteren tegen de politiek van de Hollanders. Een paar dagen na het vertrek bleek dat zesduizend Fransen door de Zuidelijke Nederlanden waren getrokken om een aanval op het Generaliteitsgebied van Vlaanderen te doen. De Fransen deden vervolgens een aanval op Aardenburg, en vielen de stad binnen terwijl ze ‘ville gagnée’, riepen. Doordat er nog een gracht was die ze scheidden van de stad, bleken de Franse troepen echter opgesloten te zitten. Hierop gaven ze zichzelf over.103

Over deze anekdote vertelt D.J. Roorda in zijn publicatie Het Rampjaar 1672. Na de vrede van Munster was de Spaanse macht sterk ingeperkt. De Republiek was intussen een bloeiperiode ingegaan. Tegelijkertijd was de Franse macht steeds meer aan het toenemen.104 In 1672 kwamen deze spanningen

tot een hoogtepunt. In dat jaar bleek Engeland in het geheim een verbond te hebben gesloten met de Fransen, en viel Frankrijk onverwachts de Noordelijke Nederlanden binnen. In de overeenkomst stond vastgelegd dat de zus van Karel II een huwelijk zou sluiten met de broer van Lodewijk XIV. Van essentieel belang was de clausule dat Karel II zich vervolgens tot het katholicisme zou bekeren.105 Daarnaast

hadden ook de bisschoppen van Keulen en Munster zich aangesloten bij Lodewijk XIV.

Binnen de Republiek kwam in reactie hierop een enorme propagandastroom op gang, zowel tussen de verschillende politieke kampen binnen de Republiek als gericht op de situatie buiten de Republiek. De laatste keer dat een gebeurtenis tot een dusdanige hoeveelheid publicaties had geleid die zich richtten op de publieke opinie, in de vorm van bijvoorbeeld pamfletten, toneelstukken en liederen, was de Vrede van Munster.106 En ook in 1672 verscheen een grote hoeveelheid aan verschillende bronnen,

zoals pamfletten, toneelstukken, prenten en liederen.

De Republiek had Frankrijk liever als vriend, dan als buurman, een zorg die ook was ingegeven door de zwakke positie van de Spaanse Nederlanden waar Frankrijk aanspraak op wilde maken.107 De invasie

van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden door Lodewijk XIV ontketende een ware propagandaoorlog, met een enorme productie van pamfletten, prenten en ander drukwerk, gericht

103 D.J. Roorda, Het Rampjaar 1672 (Bussum 1971) 54-55. 104 Luard, The balance of power, 7.

105 Roorda, Het Rampjaar 1672, 13-14.

106 David Onnekink en Gijs Rommelse, ‘Introduction’, in: Ideology and foreign policy in Early Modern

Europe (1650-1750), ed. David Onnekink en Gijs Rommelse (Surrey, Burlington 2011) 1-10, aldaar 5.

107 Ingmar Vroomen, Taal van de Republiek. Het gebruik van vaderlandretoriek in Nederlandse pamfletten

(22)

tegen de Franse vijand.108 De analyse van deze beeldvorming tijdens het Rampjaar, en de positie van

de Fransen hierin staat dan ook centraal in dit hoofdstuk.

De propagandastroom

Het Rampjaar 1672 ging gepaard met een stroom aan propaganda. Maar ook voorafgaand aan deze politiek onrustige situatie verscheen een relatief grote stroom overheidspublicaties. In 1672 ging het hierbij vooral om oorlogsverklaringen van de buitenlandse mogendheden Frankrijk, Engeland en Münster aan de Republiek, die in verschillende edities en vertalingen verschenen.109 Regenten

probeerden tussen januari en juni 1672 de publieke opinie in de Republiek te beïnvloeden door het produceren van grote aantallen populaire en op het volk gerichte publicaties.110

Daartegenover stond dat ook burgers deelnamen aan het publieke debat. Dit was het moment dat een enorme hoeveelheid pamfletten op de markt voor populaire politieke publicaties verscheen.111

Burgers bemoeiden zich actief met het politieke bestuur. Veel pamfletten verschenen in de vorm van gedichten en praatjes.112 Tussen al deze verschillende publicaties vond veel uitwisseling plaats. Ook

nam het aantal verzoekschriften in 1672 sterk toe. Dit soort publicaties werd in grote getalen verspreid onder een anoniem publiek, vaak vergezeld door een pamflet.113 Ook werden er veel petities verspreid

die gericht waren aan of tegen de overheid.

Gedurende het jaar was geen sprake van een verandering in de genreverdeling gedurende het jaar, stelt Roeland Harms in zijn werk Pamfletten en publieke opinie. Volgens hem konden uitgevers in tijden van crises, zoals in 1672, profiteren van de grote nieuwsbehoefte. Dit verklaart volgens hem de grote verscheidenheid aan titels, en de vele onderlinge reacties op pamfletten. Harms noemt hierbij als voorbeeld, da van praatjes vaak tweede en derde delen verschenen. Dit is volgens hem te verklaren doordat zowel auteurs als uitgevers belang hadden bij een zo groot mogelijk lezerspubliek.114 De

auteurs voerden dus een onderlinge strijd maar waren tegelijkertijd publieksgerichter en meer op amusement gericht dan tevoren, waarschijnlijk vanwege de toegenomen concurrentie.115

De propagandastrijd beperkte zich niet enkel tot pamfletten en gedichten. Het Rampjaar, vanaf het moment dat Frankrijk de oorlog verklaarde aan de Republiek, zag ook een grote toename aan prenten.

108 Maaike Koffeman, Alicia C. Montoya en Marc Smeets, ‘Inleiding’, in: Literaire bruggenbouwers tussen

Nederland en Frankrijk: receptie, vertaling en cultuuroverdracht sinds de Middeleeuwen, ed. Maaike

Koffeman, Alicia Montoya en Marc Smeets (Amsterdam 2017) 9-29, aldaar 16.

109 Harms, Pamfletten en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw, 136. 110 Reinders, ‘The citizens come from all cities with petitions’, 97, 100.

111 Ibidem, 97, 100.

112 Harms, Pamfletten en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw, 129, 130.

113 Reinders, ‘The citizens come from all cities with petitions’, 100-101 en Harms, Pamfletten en publieke

opinie: massamedia in de zeventiende eeuw, 169.

114 Harms, Pamfletten en publieke opinie: massamedia in de zeventiende eeuw, 156-157. 115 Ibidem, 129, 130.

(23)

Romeyn de Hooghe was binnen deze markt zeer actief; 1672 was volgens Henk van Nierop zijn beste jaar. Er was in de Republiek, en met name in Holland, enorme vraag naar prenten van oorlogsscènes; De Hooghe zou er meer dan 25 hebben geproduceerd. Hij specialiseerde zich in de gruwelijkheden die de Fransen in de Republiek hadden gepleegd. De prenten die De Hooghe in het Rampjaar schetste, bleken erg effectief in het mobiliseren van een publieke opinie ten aanzien van oorlog met de Fransen.116

Michel Reinders stelt in zijn publicatie The citizens come from all cities with petitions dat drie pijlers het fundament vormden van het Rampjaar: politieke participatie, publieke opinie en een opkomende burgerbeweging.117

Burgers voor het Vaderland

De begrippen patriot en vaderland kwamen in de propagandastroom rondom het Rampjaar steeds vaker naar voren. Ingmar Vroomen stelt in zijn proefschrift Taal van de Republiek dat schrijvers zich patriot noemden, of hun lezers aanschreven onder dezelfde titel. Het vaderland, deels bezet door het Franse invasieleger en altijd onder de dreiging verder onder de voet te worden gelopen, werd volgens hem ‘betreurd en beklaagd’. Vroomen stelt dat de redder van het vaderland vaak in dezelfde vorm terugkwam: Willem III.118

Vroomen analyseert in zijn proefschrift twee pamfletten uit 1672 specifiek: het Burgerpraatje en de

Consideratien. Hierbij noemt Vroomen het opvallend dat vooral in het Burgerpraatje, waarin toch werd

aangespoord om tot vechten voor het vaderland, het begrip ‘burger’ extra benadrukt werd. ‘Want burger was het woord ‘dat alle herten t’samen bond’’, zo stelt Vroomen in zijn werk. Het Burgerpraatje had volgens Vroomen een duidelijke doelgroep in gedachten: burgers, die naast soldaten de wapens op moesten nemen om het land te verdedigen. Samen zouden de burgers een leger kunnen vormen waar de vijanden bang voor waren. Vroomen betoogt dat het pamflet zo diende ter ondersteuning voor het sturen van manschappen naar de grenzen, zoals in mei en juni het geval was.119

Voor dit burgerideaal was het gevoel dat de inwoners van de Republiek de Fransen aankonden als dit nodig bleek, van belang. In zijn bespreking van het Burgerpraatje besteedt Vroomen specifiek aandacht aan de verwijzing in het Burgerpraatje naar de aanslag op Antwerpen in 1583 door de hertog van Anjou. Met het voorbeeld van Anjou liet het pamflet volgens Vroomen zien dat wanneer burgers gezamenlijk optraden zij tot heel wat in staat waren, en dat zij zonder hulp van soldaten hun stad

116 Henk van Nierop, ‘Romeyn de Hooghe and the imagination of Dutch foreign policy’, in: Ideology and

foreign policy in Early Modern Europe (1650-1750), ed. David Onnekink en Gijs Rommelse (Surrey,

Burlington 2011), 197-214, aldaar 201.

117 Reinders, ‘The citizens come from all cities with petitions’, 97 en 100. 118 Vroomen, Taal van de Republiek, 170.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• 68% of the population disagree with the statement that “the death penalty prevents crime and makes society safer” and 67% disagree that “the death penalty brings

Verdergaande centralisatie van aanvraag- en toekenningsprocedures Het College begrijpt het voorstel zo, dat de toekenning van andere – meer algemene - voorzieningen benodigd

Nu een stijging van kosten niet aanvaardbaar is en ook de suggestie uit het Pakketadvies 2010 om het eigen risico te verhogen niet door de minister is overgenomen, meent het CVZ

Bent u bereid om de raad een overzicht te verschaffen van de grootste afwijkingen (zeg: vanaf € 1 miljoen incidenteel, € 1 ton structureel) van de begroting 2012 per 9 februari

Het Voorjaarsdebat is het eerste moment waarop we de gemeentelijke risico’s en de totale financiële stand van zaken in de raad gaan bespreken, en in veel discussies wordt daar ook

The present case is an example of such a condition, and is unusual in several respects: the history suggested that the disease had been present since binh; histolo- gical

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het