• No results found

Quick Scan Universitaire Bestuursbenoemingen in Europa: een internationaal vergelijkende verkenning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Quick Scan Universitaire Bestuursbenoemingen in Europa: een internationaal vergelijkende verkenning"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Quick Scan Universitaire

Bestuursbenoemingen in Europa

Een internationaal vergelijkende verkenning

December 2015

CHEPS Onderzoekers Prof. dr. Hans Vossensteyn Renze Kolster, M.Phil. Dr. Harry de Boer Dr. Ben Jongbloed

Contact organisation

Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) University of Twente P.O. Box 217 7500 AE Enschede The Netherlands T +31-(0)53 – 4893263 F +31-(0)53 – 4892159 W www.utwente.nl/bms/cheps E j.j.vossensteyn@utwente.nl C15HV0..

(2)

Table of Contents

Inleiding 4

Structuur van dit rapport 4

1 België (Vlaanderen) 5

1.1 Algemene governance structuren 5

1.2 De ervaringen in de praktijk 14 2 Engeland 15 2.1 Regulering 15 2.2 Praktijk 16 3 Schotland 17 3.1 Regulering 17 3.2 Praktijk 18 4 Czech Republic 20 4.1 Regulering 20 4.2 Praktijk 20 5 Croatia 21 5.1 Regulering 21 5.2 Praktijk 21 6 Denmark 22 6.1 Regulation 22 6.2 Practice 23 7 France 25 7.1 Regulering 25 7.2 Praktijk 26 8 Germany 27 8.1 Regulering 27 8.2 Praktijk 27 9 Hungary 28 9.1 Regulering 28 9.2 Praktijk 28 10 Ireland 30 10.1 Regulering 30 10.2 Praktijk 31 11 Italy 32 11.1 Regulering 32 11.2 Praktijk 32 12 Lithuania 33 12.1 Regulering 33 12.2 Praktijk 33 13 Luxembourg 34 13.1 Regulation 34

(3)

13.2 Practice 35 14 Norway 36 14.1 Regulation 36 14.2 Practice 37 15 Poland 38 15.1 Regulation 38 15.2 Practice 39 16 Portugal 40 16.1 Regulation 40 16.2 Practice 42 17 Slovenia 44 17.1 Regulation 44 17.2 Practice 45 18 Spain 46 18.1 Regulation 46 18.2 Practice 48 19 Sweden 51 19.1 Regulation 51 19.2 Practice 54 20 Switzerland 55 20.1 Regulation 55 20.2 Practice 55

(4)

Inleiding

Naar aanleiding van de Maagdenhuisbezetting is er een discussie ontstaan over

betrokkenheid van studenten en personeel op de universiteiten, vooral waar het gaat om bestuursbenoemingen. Onlangs heeft Minister Bussemaker de Tweede Kamer toegezegd om rond de jaarwisseling een brief te sturen waarin zij onder meer zal ingaan op de wijze waarop het bestuursmodel in het buitenland (met name Vlaanderen en het VK) is

ingericht en de wijze waarop de bestuursbenoemingen daar plaatsvinden.

Het ministerie heeft weliswaar een globaal beeld van de praktijk in Vlaanderen en het VK (met een Raad van Bestuur respectievelijk een Council waarin verschillende geledingen zijn vertegenwoordigd), maar in een officiële brief is het beter de informatie te baseren op geverifieerde feiten.

CHEPS wil graag het ministerie van dienst zijn door binnen een week een quick scan uit te voeren waarin wij proberen een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende vragen:

• Wat zijn de officiële regels en procedures voor de benoemingen van

Rectoren/Presidenten/Vice-Chancellors (en overige leden van de executive leadership)?

• Welke actoren spelen hierbij officieel een rol? (council, raad van toezicht, minister, …) • Wat is de officiële rol van studenten en medewerkers hierbij? Hebben zij vooral een

adviserende of ook besluitvormende rol? Wat zijn de stemverhoudingen?

• Wat is de staande praktijk binnen universiteiten? Verschilt deze van de officiële regels en procedures en in welke mate? Wat zijn de ervaringen in de praktijk. Is men

tevreden of niet?

• Verschillen de regels, procedures en praktijk bij het aanstellen van decanen ten opzichte van die voor Rectoren/Presidenten/Vice-Chancellors en overige leden van de centrale besluitvormingsorganen/ governance boards?

De quick scan zal zich vooral richten op Vlaanderen, Engeland en Schotland. Naast het contacteren van de regulerende autoriteiten kijken we in deze landen naar enkele universiteiten waar wij relatief snel toegang kunnen krijgen tot mensen die hierover iets kunnen zeggen.

Verder zullen wij ook mensen uit ons internationale universitaire netwerk aanschrijven die ons wellicht aan kunnen geven hoe het binnen hun universiteit is geregeld en in de praktijk wordt uitgevoerd. Op de volgende pagina hebben wij een tekst opgesteld die wij naar dit netwerk uit willen sturen.

Structuur van dit rapport

(5)

1 België (Vlaanderen)

1.1 Algemene governance structuren

Sinds de Belgische Omwenteling (1830), toen België onafhankelijk werd van de Nederlanden en van het staatsdirigisme van koning Willem I, kent België de vrijheid van onderwijs in termen van:

• Vrijheid van oprichting: iedereen mag vrij onderwijs aanbieden (actieve onderwijsvrijheid) en onderwijs volgen/kiezen (passieve onderwijsvrijheid);

• Vrijheid van richting: de pedagogische (vaak levensbeschouwelijke) maar ook in het leerplichtonderwijs methodische vrijheid (b.v. Steiner, Freinet, …);

• Vrijheid van inrichting: de vrijheid van bestuur. Dit grondwettelijk recht hangt samen met de vrijheid van vereniging en wil zoveel als zeggen dat de overheid zich niet kan mengen in de interne (bestuurs)structuur van de onderwijsinstelling. Dit geldt in hoofdzaak voor de ‘vrije’ (privaatrechtelijke) instellingen. De KU Leuven bijvoorbeeld bepaalt bijgevolg volledig zijn eigen structuur: wie er allemaal in de Raad van Bestuur zit, hoe het dagdagelijks bestuur wordt geregeld, etcetera. De overheid kan daar nauwelijks tussenkomen.

De regels en procedures aangaande de governance structuren en benoemingen van de centrale management posities is derhalve complex in het Vlaamse hoger onderwijs en verschilt deels per instelling. Zo is er onderscheid tussen hogescholen en universiteiten. Binnen beide sectoren is er onderscheid tussen de “publiekrechtelijke” en de “privaatrechtelijke” instellingen.

Publiekrechtelijk:

Universiteiten: Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent en Universiteit Hasselt

Hogescholen: Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen (AP); Hogere Zeevaartschool; Hogeschool West-Vlaanderen; Hogeschool Gent; Erasmushogeschool Brussel; Hogeschool PXL

Privaatrechtelijk

Universiteiten: Vrije Universiteit Brussel en KU Leuven

Hogescholen: Karel de Grote-Hogeschool – Katholieke Hogeschool Antwerpen; Thomas More; Katholieke Hogeschool Vives; Arteveldehogeschool; Odisee; LUCA School of Arts; UC Leuven-Limburg (sommige van deze hogescholen bestaan uit twee rechtspersonen maar vormen operationeel een eenheid: Thomas More, Vives en UCLL)

Extern Bestuur

De controle en het toezicht door de overheid op Vlaamse hoger onderwijsinstellingen verloopt in eerste instantie via de zogenoemde regeringscommissarissen, waarvan er vier zijn voor de universiteiten en drie voor de hogescholen. Hun taak bestaat uit het wettelijkheidstoezicht en het bewaken van het financieel evenwicht. In wettelijke termen (artikel IV.99 § 1 van de Codex Hoger Onderwijs):

• “De commissaris van de Vlaamse Regering waakt erover dat het universiteitsbestuur geen enkele beslissing neemt die strijdig is met het bij of krachtens de wet of decreet bepaalde of die het financieel evenwicht van de instelling in gevaar brengt.”

• Zij wonen doorgaans de bestuursvergaderingen bij met raadgevende stem. De benoeming van de commissarissen zijn doorgaans politieke benoemingen. In het ‘selectieproces’ gaat het om mensen die ‘passen’ bij de instelling in kwestie. Concreet: een katholiek zal geen plaats krijgen bij de (vrijzinnige) Vrije Universiteit Brussel. De aanwerving van regeringscommissarissen verloopt via een objectieve procedure maar de eindbeslissing is pure politiek.

(6)

De universitaire regeringscommissarissen oefenen het toezicht uit op één ‘grote’ universiteit in combinatie met de associatie en een aantal kleinere ‘universitaire’ instellingen. De hogescholenregeringscommissarissen oefenen het toezicht uit over meerdere hogescholen. De regeringscommissarissen beschikken over een beperkte staf en een beperkte ‘koepel’ werking (het college). De relevante regelingen staan verder uitgewerkt in de Codex Hoger Onderwijs (voor de universiteiten: artikel IV.95 en verder; voor de hogescholen artikel IV.106 en verder:

http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14650.

De regeringscommissarissen hebben een eigen website waarop ook hun werkingsverslag staat:

http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/regeringscommissariaat/

Naast de commissarissen wordt het externe toezicht bij de universiteiten ook uitgevoerd door een “ afgevaardigde van financiën” die meestal ook de bestuursvergaderingen bijwoont. Zijn taak ligt meer op het financiële en is doorgaans geen politieke benoeming. In de Codex (artikel IV.105) staat: “De Vlaamse Regering benoemt onder de inspecteurs van Financiën geaccrediteerd bij de Vlaamse Gemeenschap een afgevaardigde van financiën bij iedere universiteit. Eénzelfde afgevaardigde kan bij meerdere universiteiten aangesteld worden. De afgevaardigde van financiën oefent in samenwerking met de commissaris van de Vlaamse Regering dezelfde functies uit als deze laatste voor alle handelingen die een budgettaire of financiële weerslag hebben en dit onder dezelfde voorwaarden en dezelfde modaliteiten.” Naast de interne accountantscontroletoets controleert vervolgens nog het landelijke Rekenhof (Algemene Rekenkamer) of de financiële handelingen van universiteiten en hogescholen volgens de wettelijke regels verlopen, zoals het voor alle andere publieke organisaties doet. Tegenwoordig stemmen de verschillende toezichthouders hun activiteiten meer af om dubbele controles te vermijden, dit heet het “single auditprincipe” (Leybaert, 2015). De ‘single audit’ komt voort uit de klaagzang van de Vlaamse hoger onderwijsinstellingen dat ze de zwaarst gecontroleerde instellingen zijn in Vlaanderen.

Intern bestuur

In het verleden bepaalde de minister als hoogste schoolbestuurder van het publiekrechtelijk rijksonderwijs (schoolbestuur noemt men in Vlaanderen ‘inrichtende macht’ maar dat begrip begint wat uit de mode te geraken) zowat alles, tot aan de aanstelling van de schoonmakers toe. Sinds 1989, toen Vlaanderen bevoegd werd voor het onderwijs met de derde staatshervorming (1988), is een tendens ingezet om het vroegere rijksonderwijs steeds meer te verzelfstandigen. Daarvoor voorzag de staatshervorming ook grondwettelijke mogelijkheden: “Zo een gemeenschap als inrichtende macht bevoegdheden wil opdragen aan een of meer autonome organen, kan dit slechts bij decreet, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.” (artikel 24 § 2)

Zo zijn in 1991 de twee rijksuniversiteiten verzelfstandigd; de hogescholen waren dit al vanaf 1989 maar eigenlijk pas echt vanaf 1995 in afzonderlijke rechtspersonen. Bij de hogescholenfusie van 1995 was er zeer veel te doen rond de aanstelling van de eerste algemeen directeurs van de publiekrechtelijke hogescholen en of de politiek daarin mocht tussenkomen. De interne bestuursstructuren en vertegenwoordigingen van allerlei geledingen verschillen tussen instellingen. Het grootste onderscheid kan worden gemaakt tussen de publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke instellingen. Deze “hoofdmodellen” zullen hier kort worden besproken waarna enkele voorbeelden zullen worden gegeven.

Het belangrijkste onderscheid tussen universiteiten en hogescholen is dat binnen hogescholen de hoogste bestuurder de Algemeen Directeur is terwijl deze functie bij universiteiten door een Rector wordt vervuld. Deze voeren in het algemeen het dagelijks bestuur van een instelling en sturen de administratieve diensten aan, veelal respectievelijk Algemene Diensten en Rectoraat genoemd, die de ambtelijke taken uitvoeren.

(7)

Op decentraal niveau zijn er doorgaans Departementen die veelal de administratieve eenheid voor verschillende opleidingen en onderzoeksgroepen vormen. Deze worden aangestuurd door een Directeur (in NL een decaan). De Directeuren samen vormen binnen een aantal instellingen het Directiecomité dat de Algemeen Directeur of Rector adviseert.

Privaatrechtelijke instellingen

Privaatrechtelijke instellingen worden gekenmerkt doordat zij statutaire instellingen zijn, zoals een soort vereniging. Ondanks dat zij onderhevig zijn aan publieke wet- en regelgeving kunnen zij hun interne bestuur geheel zelf bepalen. Doorgaans bestaat de interne bestuursstructuur uit een Algemene Vergadering en een Raad van Bestuur. De Algemene Vergadering is het hoogste gezag en komt doorgaans tweemaal per jaar bijeen. De Algemene vergadering bestaat uit vertegenwoordigers van buiten de instelling (vakbonden, ziekenfondsen, werkgeversorganisaties, industriëlen, hoge ambtenaren, juristen, …), academisch personeel, administratief personeel en studenten. Deze telt meestal tussen de 20 en 40 leden.

De Algemene Vergadering kiest vervolgens een Raad van Bestuur die frequent bij elkaar komt om de strategie en uitvoering van het instellingsbeleid te bepalen. Veel van de leden van de Raad van Bestuur zijn ook lid van de Algemene Vergadering.

Daarnaast hebben vele privaatrechtelijke instellingen nog een Directiecomité. Deze is verantwoordelijk voor het concrete dagelijks bestuur van de instelling dat vanuit Algemene Vergadering / Raad van Bestuur gedelegeerd wordt en voert beleidsvoorbereidende en – uitvoerende taken uit, bijvoorbeeld op het gebied van personeel, financiën, strategie, onderwijs, infrastructuur, onderzoek en valorisatie, …

In de meeste privaatrechtelijke instellingen wordt de Algemeen Directeur of de Rector aangesteld door de Algemene Vergadering op voordracht van de Raad van Bestuur. Daaraan voorafgaand is veelal een open vacature geplaatst en zijn kandidaten aan een extern “geschiktheidsassessment” onderworpen. Dit is doorgaans vastgelegd in de statuten van de universiteit of hogeschool:

• Karel de Grote Hogeschool: in de statuten staat dat de raad van bestuur bevoegd is voor “het aanstellen en ontslaan van de algemeen directeur”

• LUCA School of Arts, in de statuten staat: “De algemeen directeur en de algemeen beheerder worden aangesteld door de Algemene Vergadering op voordracht van de Raad van Bestuur (…). De aanstelling tot algemeen directeur of algemeen beheerder kan alleen gebeuren op basis van een openbare vacature. Naar aanleiding hiervan organiseert de Raad van Bestuur een extern assessment. Het assessment heeft tot doel een optimale invulling van de functies te waarborgen. Vijfjaarlijks organiseert de Raad van Bestuur een evaluatie van de algemeen directeur en algemeen beheerder, tenzij de Raad van Bestuur voorstelt dit tussentijds te doen. Bij gebrek aan voordracht van kandidaten door de Raad van Bestuur voor de functies van algemeen directeur en algemeen beheerder binnen de negentig kalenderdagen na het afsluiten van de vacature kan de Algemene Vergadering zelf kandidaten selecteren en aanstellen.”

• Maar dit kan ook toegewezen zijn aan de raad van bestuur zoals bij Odisee: “De Raad van Bestuur draagt het dagelijks bestuur van de vereniging op aan een Directiecomité en benoemt de personen die er deel van uitmaken. Hij bepaalt de bevoegdheden en de werking van het Directiecomité. Hij keurt daartoe jaarlijks, voor de aanvang van het academiejaar, het interne Werkingsreglement goed. De Raad van Bestuur evalueert de leden van het Directiecomité tenminste om de vijf jaar, ongeacht de decretale voorschriften inzake evaluatie van het personeel van de hogeschool. De procedure tot aanstelling en evaluatie worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur.”

• Aan alle Vlaamse universiteiten wordt de Rector verkozen. In de media levert dit bij de grotere universiteiten UGent en KU Leuven enige media-aandacht op. Na de verkiezingen

(8)

wordt de winnende kandidaat aangesteld door een bestuursinstantie. Zie later bij de voorbeelden van de Katholieke Universiteit Leuven en Vrije Universiteit Brussel. Deze universiteiten hebben een grote traditie van studenteninspraak.

Bij de meeste privaatrechtelijke, net als bij de publiekrechtelijke, instellingen nemen studenten volwaardig deel als bestuurders aan de raad van bestuur en de algemene vergadering en hebben zo medebeslissingsrecht, hoewel hun aantal stemmen zeker niet doorslaggevend is.

Publiekrechtelijke instellingen

Hoewel binnen de publiekrechtelijke hogescholen de bestuursstructuur licht kan verschillen, hetgeen tot uitdrukking komt in de verschillende decreten die van toepassing zijn op verschillende groepjes van instellingen1, hebben zij in navolging van de privaatrechtelijke

instellingen twee bestuursinstanties vastgelegd: het Inrichtingsorgaan en het Bestuursorgaan. Het Inrichtingsorgaan bestaat pas sinds enkele jaren om de oude rol van de Minister als eigenaar/hoeder te vervangen en de instellingen meer zelfbeschikking te geven. De publiekrechtelijke instellingen voelden en voelen zich altijd achtergesteld ten opzichte van de privaatrechtelijke omdat die over meer (interne) vrijheidsgraden beschikken. Daardoor is in 2013 de bestuursstructuur van de publiekrechtelijke instellingen aangepast (ook is toen een genderquotum opgelegd).

Het inrichtingsorgaan (= algemene vergadering) houdt toezicht op het vervullen van de zending van de hogeschool en staat het bestuursorgaan met raad terzijde. Het inrichtingsorgaan is belast met:

1. het goedkeuren van: a) de strategische doelstellingen; b) het organiek reglement; c) het pedagogische project; d) de rechtspositieregeling van de student; e) de algemene reglementering aangaande de deontologie en de evaluatie van het personeel; f) overdrachten en overnames van onderwijsinrichtende bevoegdheden overeenkomstig artikel 8 en artikel 9; g) de begroting, de jaarrekening, het jaarverslag en het strategische meerjarenplan;

2. het benoemen en ontslaan van de niet-ambtshalve bestuurders in de schoot van het bestuursorgaan;

3. het verlenen van kwijting aan de bestuurders;

4. het aanstellen en ontslaan van de algemeen directeur; 5. het aanwijzen van een revisor.

Het inrichtingsorgaan is samengesteld uit een bestuurlijke geleding, een personeelsgeleding en een studentengeleding. De grootte van elke geleding wordt vastgelegd in het organiek reglement, met dien verstande dat het aantal leden binnen de bestuurlijke geleding groter is dan het gezamenlijke aantal leden binnen de personeelsgeleding en de studentengeleding. De mandaten worden toegekend voor ten hoogste vier academiejaren. Ten minste geldt dat ten hoogste twee derde van de leden van het inrichtingsorgaan bestaat uit personen van hetzelfde geslacht. Het Inrichtingsorgaan bestaat doorgaans uit 20 tot wel 40 leden.

De bestuurlijke geleding bestaat uit:

1. vertegenwoordigers van door het organiek reglement aangewezen instanties: a) voor de werking van de hogeschool relevante provinciale en lokale overheden; b) eventueel, voor zover het organiek reglement daartoe besluit, onderwijsinrichtende machten;

2. gezaghebbende personen uit de sociale, economische en culturele milieus.

1 AP en PXL: http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14415

HoWest, HoGent en EhB: http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14416 Hogere Zeevaartschool: http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14085

(9)

De personeelsgeleding omvat verkozen vertegenwoordigers van het personeel van de hogeschool.

De studentengeleding omvat verkozen vertegenwoordigers van de studenten van de hogeschool.

Het Inrichtingsorgaan kiest binnen of buiten zijn leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter die voorgedragen worden door de bestuurlijke geleding. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kunnen buiten de leden van het inrichtingsorgaan worden gekozen. Zij beschikken ook in dat geval over stemrecht en worden voor de bepaling van het quorum en de stemverhoudingen beschouwd als leden van de bestuurlijke geleding.

Het Inrichtingsorgaan stelt de Algemeen Directeur aan waarbij alle geledingen volgens de vaste stemverdeling meebeslissen, dus ook de studenten stemmen mee. Hoe groot die geledingen zijn, kan de hogeschool zelf bepalen.

De Erasmushogeschool Brussel noemt het inrichtingsorgaan ‘Raad van Toezicht’ (geenszins te vergelijken met de Nederlandse Raad van Toezicht). De bestuurlijke geleding bestaat uit: 7+6=13 personen; de personeelsgeleding uit 8 en de studentengeleding uit 2 personen. In het totaal zijn dit 23 leden. Zie voor de concrete invulling: http://www.erasmushogeschool.be/over-ehb/werking/bestuur Zie bijvoorbeeld voor de Erasmushogeschool Brussel:

https://www.ritcs.be/sites/default/files/Organiek_Reglement_Erasmushogeschool_Brussel.pdf

bestuursorgaan (= raad van bestuur).

Naast het Inrichtingsorgaan is er het Bestuursorgaan dat meestal de benaming ‘raad van bestuur’ draagt.). Dit vergadert ongeveer maandelijks.

Op uitvoerend vlak opereert in de meeste publiekrechtelijke instellingen een bestuurscollege. Dit orgaan vergadert ongeveer om de twee weken of maandelijks en bestaat doorgaans uit 5 tot 8 leden (doorgaans ook met een studenten- en personeelslid), waarvan er 3 tot 6 uit het Inrichtingsorgaan worden gekozen, plus de Regeringscommissaris en de Afgevaardigde voor Financiën (beiden met raadgevende stem).

Hieronder werken we enkele voorbeelden uit.

Universiteit Gent (publiekrechtelijk)

Dit is de meest bijzondere publiekrechtelijke universiteit omdat deze voorheen strikt gereguleerd en bestuurd werd door “de minister”. Binnen Vlaanderen is het een wat atypische universiteit, omdat héél veel wettelijk vastgelegd is.

Als vroegere “rijksuniversiteit” bekleedt de Universiteit Gent nog steeds een speciale positie in het Vlaamse hoger onderwijs. Anders dan bij de vrije universiteiten, zoals de VUB en de KU Leuven, worden verschillende aspecten van haar structuur en organisatie nog steeds geregeld bij decreet (= wet op het niveau van de gemeenschappen & gewesten) – en in dit geval zelfs bij bijzonder decreet (= decreet met 2/3de meerderheid aangenomen; grondwettelijke

vereiste ingeval de overheid haar bevoegdheid als inrichtende macht voor het onderwijs afstaat aan een ander inrichtend orgaan). Concreet: het Bijzonder Decreet betreffende de Universiteit Gent. Aangenomen op 26 juni 1991, sindsdien herhaaldelijk gewijzigd. Gecodificeerde tekst:

http://www.codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1002753.html. Bestuursorganen

Art. 4.

De bestuursorganen van de Universiteit Gent zijn: de rector, de vice-rector, het bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met de faculteiten gelijkgestelde organen.

(10)

Art. 4bis

De raad van bestuur legt in het organiek reglement of het bestuursreglement de fundamentele regelen betreffende de organisatie van de aanwijzingen en verkiezingen vast. Deze fundamentele regelen voorzien in afdoende waarborgen opdat beide geslachten in de schoot van de raad van bestuur, de verschillende bestuursorganen van de universiteit die uitvoerbare beslissingen kunnen nemen, in de verschillende adviesraden waarin het organiek reglement voorziet en in selectiecommissies gelijkwaardig zijn vertegenwoordigd. Ten minste geldt dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur en van de hiervoor genoemde bestuursorganen, raden en commissies bestaat uit personen van hetzelfde geslacht.

Rector en Vicerector Art. 5.

De rector en de vicerector worden voor een termijn van vier jaar benoemd door de zetelende raad van bestuur. Deze benoemingen gebeuren op voordracht van het daartoe overeenkomstig het tweede lid samengestelde kiescollege, dat beraadslaagt over de ingediende kandidaturen en dat bij geheime stemming voor elke functie twee kandidaten voordraagt en daarbij rekening houdt met de voorschriften inzake evenredige vertegenwoordiging van de beide geslachten. Dit kiescollege bestaat uit de leden van de samengevoegde faculteitsraden en van de raden van de daarmee gelijkgestelde organen van de universiteit.

De raad van bestuur legt de verkiezingsprocedure vast.

De kandidaten dienen ten minste hoogleraar te zijn aan de universiteit en mogen de leeftijdsgrens voor opruststelling niet bereiken tijdens de duur van hun mandaat.

Wettelijk is dus bepaald dat:

• de voordracht van één mannelijke en één vrouwelijke kandidaat-rector (c.q. vicerector) gebeurt door een kiescollege, dat gelijk is aan de samengevoegde faculteitsraden;

• de benoeming gebeurt door de raad van bestuur.

De operationalisering van een en ander is geregeld in een reglement van de Universiteit Gent zelf, dat uiteraard de decretale vereisten respecteert.

Raad van Bestuur Art. 16.

De raad van bestuur bestaat uit:

1. de voorzitter, verkozen met een bijzondere meerderheid van twee derde van de stemmen die door de leden van de raad van bestuur, bedoeld in l°bis tot en met 7°, geldig zijn uitgebracht. De voorzitter mag niet als personeelslid aan de universiteit verbonden zijn. De voorzitter wordt stemgerechtigd lid van de raad van bestuur als de voorzitter niet onder de leden van de raad van bestuur is verkozen. Het mandaat van voorzitter loopt voor een termijn van vier jaar en kan hernieuwd worden;

1.bis de rector; 2. de vice-rector;

3. twaalf vertegenwoordigers van het zelfstandig academisch personeel, verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing tenminste twee jaar een opdracht in die universiteit vervuld te hebben; 4. drie vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing tenminste twee jaar een opdracht in die universiteit vervuld te hebben; 5. drie vertegenwoordigers van het administratief en technisch personeel verkozen door en

onder de leden van dit personeel van de universiteit. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing tenminste twee jaar een beroepsactiviteit in die universiteit vervuld te hebben;

6. vier vertegenwoordigers van de studenten van de universiteit aangeduid met inachtname van artikel 11.61 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling

(11)

van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart 2004;

7. tien vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaal-economische en culturele milieus, die op voordracht van de Vlaamse Regering, die daartoe het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité raadpleegt en daarbij rekening houdt met het profiel van de universiteit, zijn verkozen door de leden van de raad van bestuur, bedoeld in l°bis tot en met 6°. Onder deze vertegenwoordigers kiezen de leden van de raad van bestuur, bedoeld in l°bis tot en met 7°, een ondervoorzitter. Deze verkiezing gebeurt met een bijzondere meerderheid van twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. Het mandaat van ondervoorzitter loopt voor een termijn van vier jaar en kan hernieuwd worden. Het bijzonder decreet garandeert dus de participatie van studenten en van de verschillende personeelscategorieën in de raad van bestuur. De operationalisering van een en ander is vastgelegd in een reglement van de Universiteit Gent zelf, dat uiteraard de decretale vereisten respecteert.

Merk op: bij bijzonder decreet, en voor het eerst van toepassing in 2013, is ook de benoeming van een (externe) voorzitter van de raad van bestuur geregeld. Ook voor deze benoeming hebben de verschillende geledingen in de raad van bestuur een stem. Een kandidaat-voorzitter wordt aan de raad van bestuur voorgesteld door een nominatiecomité bestaande uit rector en vicerector.

Merk verder op: de 10 externe leden (cf. punt 7°) worden weliswaar benoemd door de overige leden van de raad van bestuur, maar in de feiten wordt door de Vlaamse Regering aan de raad van bestuur een “te nemen of te laten” lijst voorgelegd. Hier laat de praktijk dus een ander beeld zien dan de letter van de wet voorschrijft. Er zijn voor deze externe leden geen bijzondere voorschriften m.b.t. het profiel / de verwachtingen / de vereisten; wel wordt van de Vlaamse Regering verwacht dat zij ook voor deze geleding de vereisten inzake een minimale vertegenwoordiging van mannen en vrouwen respecteert.

Bestuurscollege Art. 9.

Het bestuurscollege bestaat uit: 1. de rector, voorzitter;

2. de vice-rector, ondervoorzitter;

3. twee leden behorende tot de groep van het zelfstandig academisch personeel bedoeld bij artikel 16, 3° ;

4. telkens één lid behorende tot de groepen bedoeld bij artikel 16, 4° , 5° , 6° en 7° .

De verschillende personeelscategorieën die in de raad van bestuur zijn vertegenwoordigd, moeten dus ook vertegenwoordigd zijn in het bestuurscollege; ook studenten zijn gegarandeerd vertegenwoordigd in het bestuurscollege. De operationalisering van een en ander is vastgelegd in een reglement van de Universiteit Gent zelf, dat uiteraard de decretale vereisten respecteert.

Faculteitsraden Art. 27.

De raad van bestuur bepaalt in het bestuursreglement:

(…) 2° de samenstelling en het aantal leden van de faculteitsraad, met dien verstande dat ten minste twee derde van deze leden moet behoren tot het zelfstandig academisch personeel, bedoeld in artikel 16, 3° , en dat de geledingen in artikel 16, 4° , 5° en 6° , erin vertegenwoordigd moeten zijn;

(12)

De Universiteit Gent heeft dus iets meer vrijheid in de samenstelling van haar faculteitsraden dan in de samenstelling van haar raad van bestuur. Dat neemt niet weg dat decretaal is bepaald dat ook de verschillende personeelscategorieën die in de raad van bestuur zijn vertegenwoordigd, vertegenwoordigd moeten zijn in de faculteitsraden; ook studenten zijn gegarandeerd vertegenwoordigd in de faculteitsraden. De operationalisering van een en ander is vastgelegd in een reglement van de Universiteit Gent zelf, dat uiteraard de decretale vereisten respecteert.

Merk op: de omvang van de faculteitsraden en de onderlinge verhoudingen tussen de geledingen variëren in de feiten (bv. 84 leden in de faculteit Letteren & Wijsbegeerte tegenover slechts 13 in de faculteit Farmaceutische Wetenschappen). Door de band genomen kan uitgegaan worden van 2/3de Zelfstandig Academisch Personeel-leden (= decretale vereiste); van

het resterende derde wordt de helft gelijk verdeeld onder academisch assisterend personeel en het administratie & technisch personeel; de overige mandaten zijn voor de studenten (voorbeeld faculteit LW: 56 ZAP – 8 AAP – 8 ATP – 12 studenten).

Decanen Art. 29.

De decaan van de faculteit wordt door de faculteitsraad onder de gewoon hoogleraren en voltijdse hoogleraren van de faculteit verkozen voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. Indien de decaan op het ogenblik van de verkiezing geen zitting heeft in de faculteitsraad, wordt de decaan lid van de faculteitsraad met stemrecht.

De operationalisering van een en ander is vastgelegd in een reglement van de Universiteit Gent zelf, dat uiteraard de decretale vereisten respecteert.

Merk op: voor alle bestuursorganen gelden vereisten inzake een minimale vertegenwoordiging van mannen en vrouwen; voor de decanen is dit niet het geval. Anders dan bij de voordracht van een kandidaat-(vice)rector moet bij de voordracht van een kandidaat-decaan aan de faculteitsraad níet zowel een mannelijke als een vrouwelijke kandidaat worden voorgesteld. De elf faculteiten van de Universiteit Gent worden op dit ogenblik alle door mannelijke decanen geleid.

Universiteit Hasselt

http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14002

In het decreet staat de samenstelling van de raad van bestuur, zie:

http://www.uhasselt.be/raden.html?raad=3. Drie studenten hebben zitting in de raad van bestuur en een (1) in het bestuurscollege (dat is het dagelijks bestuur).

De raad van bestuur legt de verkiezingsprocedure voor de verkiezing van de Rector en andere bestuurders vast. “De raad van bestuur is belast met: het bepalen van het bestuursreglement, de reglementen voor de verkiezing van de rector, de vicerectoren en de leden van de andere academische organen, het onderwijs- en het examenreglement, met inbegrip van onderwijsprogramma's, de rechtspositieregeling van de student, het personeelsreglement, het tuchtreglement en alle andere reglementen [rekening houdend met het bepaalde in artikel 5/1]¹;”

De ‘algemene vergadering van de faculteitsraden’ verkiest de rector (zie artikel 23 paragraaf 2). Daarin zitten (dat staat niet in het decreet maar in het reglement) alle professoren en een vertegenwoordiging van assistenten, technisch personeel en studenten. Een decaan (ook weer in het reglement) wordt verkozen door de leden van faculteitsraad. Enkel professoren kunnen zich verkiesbaar stellen. De studentleden in de faculteitsraden beschikken wel over stemrecht bij de verkiezing van de decaan.

(13)

Universiteit Antwerpen (Publiekrechtelijk):

Zie: http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=12841

Katholieke Universiteit Leuven (privaatrechtelijk)

Zoals voorheen gemeld verschillen de "vrije" (privaatrechtelijke) universiteiten van de door de overheid destijds opgerichte instellingen. Bij de vrije universiteiten ligt de procedure voor de benoemingen van de Rector en andere bestuurders volledig in handen van de instelling zelf. Ondanks dat de procedures en regels behoorlijk verschillen is het in belangrijke mate wel zo dat de "leden van de universitaire gemeenschap" de doorslag geven. Het is nergens zo dat een compleet externe instantie een doorslaggevende inbreng heeft (bv. geen Minister). Wel kunnen soms externen (als lid van een Raad van Bestuur) in sommige gevallen betrokken zijn.

De studenten hebben in elk geval een inbreng in de procedures in elk van de instellingen, ook de privaatrechtelijke universiteiten. Dit komt door een omweg, namelijk in de Vlaamse Codex is een participatiebepaling opgenomen. De overheid kon de vrije instellingen niet rechtstreeks verplichten om leden van de studentengemeenschap in de beleidsstructuren op te nemen. Zij heeft daarom een omweg genomen en beslist dat de instellingen enkel "gefinancierd" kunnen worden als ze aan één van de twee volgende oplossingen voldoen:

a. ze betrekken bij elk van de besluitvormingsorganen waarop relevante materies (zoals gedefinieerd in de Codex) worden geagendeerd voor ten minste 10% studenten als volwaardig lid; ofwel;

b. ze leggen al de in de Codex als relevant opgenomen materies voor een formeel advies voor aan de officiële studentenvertegenwoordiging. Die kan dan advies geven waarvan de instelling enkel op gemotiveerde wijze mag afwijken.

Om de ingewikkelde processen van procedure b) te vermijden hebben alle universiteiten in Vlaanderen gekozen voor een volwaardig lidmaatschap van studenten in hun bestuursstructuren, zodat in elk geval studenten ten minste via die weg bij verkiezingsprocedures zijn betrokken.

Bij KU Leuven gaat men zelfs verder. Daar wordt de rector verkozen via een procedure waarbij zo goed als alle personeel en de studenten betrokken worden volgens volgend schema.

• Alle leden van het Zelfstandig Academisch Personeel (het professoraat) hebben een volwaardige stem. Hun stemmenaantal wordt gelijkgesteld met 70% van de te verkrijgen stemmen voor kandidaten.

• Alle leden van het Bijzonder en Assisterend Academisch Personeel (dus assistenten in opleiding enz.) hebben een volwaardige stem. Hun uitgebrachte stemmen worden herverrekend tot 10% van het stemmenaantal en dus pro rata aan de kandidaten toegewezen.

• Alle leden van het Administratief en Technisch Personeel hebben een volwaardige stem. Ook hier worden de uitgebrachte stemmen herverrekend tot 10% van het stemmenaantal en dus pro rata aan de kandidaten toegewezen.

• 10% van het stemmenaantal wordt verder toegewezen aan de studenten van de universiteit. Die werkten bij de recentste verkiezingen met kiesmannen/-vrouwen (aangeduide personen) die hun stem uitbrachten. Op die manier probeerden ze gedaan te krijgen dat ze allen voor één kandidaat zouden stemmen en dus konden doorwegen op het programma van kandidaat-rectoren. Er is nu echter ook bij de studenten hier een debat gaande om alle studenten te laten stemmen en net zoals voor de hierboven beschreven categorieën het totaal aantal uitgebrachte stemmen dan tot 10% te herverrekenen en pro rata aan de kandidaten toe te wijzen.

(14)

1.2 De ervaringen in de praktijk

Doorgaans zijn er geen problemen met de vertegenwoordiging van studenten en personeel. Zij zijn in alle gremia en bestuursorganen vertegenwoordigd – zij het met beperkte aantallen – en hebben dus mede-bestuursrecht. De universiteiten zijn er doorgaans trots op dat de participatie van studenten en personeel “in het DNA van de instelling zit”. Op deze manier wordt ook geborgd dat de stem van studenten gehoord wordt en meetelt in de universitaire besluitvorming. Deze is echter niet doorslaggevend.

Het lijkt erop dat bij de benoeming van de Rectoren en Algemeen Directeuren doorgaans de procedures worden gevolgd zoals die staan beschreven in de universitaire statuten (bij de privaatrechtelijke instellingen) en de decreten bij de publiekrechtelijke instellingen.

Wel probeert men regelmatig een beetje te sleutelen aan details van het niet als “slank” geachte bestuursmodel. Zo is aan de Universiteit Gent recent de goedkeuringsdatum van de meeste verkiezingsreglementen aangepast. Ondanks het strakke overheidskader in Gent heeft er nog geen paleisrevolutie plaatsgevonden waarbij studenten en/of staf massaal in opstand zijn gekomen. Soms wordt dit ook gezien als een perfecte “bliksemleider”: als er zand in de bestuurlijke machinerie zit, dan is het de schuld van de politiek! In Gent had men wel de stok van het decreet nodig om bijvoorbeeld tot een genderevenwichtige samenstelling van de raad van bestuur te komen (nu: ongeveer 50/50 op 35 raadsleden, waar er vroeger amper 6 vrouwen waren).

(15)

2 Engeland

Malcolm Tight Peter Scott John Brennan Antoinette Titchener-Hooker

2.1 Regulering

De bestuursstructuren verschillen per universiteit. In het algemeen is de hoogste bestuurlijke laag die van de Council. De omvang hiervan verschilt per universiteit. Ter illustratie, de council van ‘Open University’ heeft 25 leden. De leden zijn academici, onderzoekers, administratief personeel, studenten en externen. De laatste groep heeft de meerderheid. De council is verantwoordelijk voor financiering, vastgoed en personeelszaken van de instelling. De senaat van de universiteit gaat over alle academische aangelegenheden en is bestuurlijk gezien ondergeschikt aan de council.

Er zijn geen nationaal vastgestelde procedures en reguleringen met betrekking tot het aanstellen van vice-chancellors. Hierdoor kunnen de procedures en reguleringen per universiteit verschillen. Verschillen zijn er ook in de bestuurslagen van de universiteiten. Universiteiten gebruiken hiervoor verschillende benamingen, samenstellingen en rollen. De procedures zijn vastgelegd in de instellingspecifieke ‘Royal Charters’ (oude universiteiten) of bestuursregelementen (nieuwe ‘post-1992’ universiteiten). Hoewel er geen nationale regulering is, lijken de door de universiteiten aangehouden procedures voor de selectie van en keuze voor een vice-chancellor op elkaar. De algemene procedure is in dit hoofdstuk beschreven.

De selectie van en keuze voor een vice-chancellor loopt via de bestuurslaag van de universiteit (de ‘Council’). Studenten hebben enkele vertegenwoordigers in de bestuurslaag van de universiteit. Academici zijn eveneens in de bestuurslaag betrokken, hoewel vaak niet in de rol van vertegenwoordiger. Buiten de top administratieve functies om, heeft niet-academisch personeel vaak geen vertegenwoordiging in de bestuurslaag.

Het selectie- en aanstellingsproces van vice-chancellors wordt vaak geleid door een zoek-commissie, die is aangesteld door de bestuurslaag. De zoek-commissie bestaat uit leden van de bestuurslaag, waaronder mogelijk – maar niet noodzakelijk – vertegenwoordigers van studenten en medewerkers. Externe, zoals een (gepensioneerde) vice-chancellor van een andere universiteit, kunnen ook opgenomen worden de zoek-commissie. De voorzitter van de zoek-commissie is normaal gesproken ook de voorzitter van de bestuurslaag. Het is gebruikelijk dat de vacature publiekelijk wordt gedeeld. In veel gevallen wordt voor het vinden van kandidaten gebruik gemaakt van ‘headhunters’. Er wordt verwacht dat zij met een lijst van ongeveer tien kandidaten komen. Kandidaten kunnen binnen en buiten de universiteit gezocht worden. Echter gaat vaak de voorkeur uit naar kandidaten van buiten de universiteit. Het komt ook voor dat de kandidaten geen academici zijn, maar bijvoorbeeld hun sporen verdient hebben in het bedrijfsleven.

De zoek-commissie draagt enkele kandidaten voor. Deze kandidaten worden – na overleg met senior management laag – uitgenodigd om de instelling te bezoeken en te spreken met academici, niet-academici en studenten. Deze vertegenwoordigers voorzien de zoek-commissie met hun inzichten over de kandidaten waarmee ze hebben gesproken. De zoek-commissie interviewt zelf ook de kandidaten. Na de verschillende consulteringen adviseert de zoek-commissie de bestuurslaag een kandidaat aan te stellen. De volledige bestuurslaag mag

(16)

hierover beslissen. De bestuurslaag neemt dus het formele besluit tot aanstelling. Hoewel er geen nationale vereiste zijn aan de betrokkenheid van studenten en medewerkers in het selectie- en aanstellingsproces, hebben de studenten en academici bij vrijwel alle instellingen een adviserende en besluitvormende rol. Gemiddeld gezien blijft een vice-chancellor vijf jaar op die positie.

2.2 Praktijk

Doordat er geen nationaal beleid bestaat, verloopt de staande praktijk op de manier zoals hierboven omschreven. Er bestaat de indruk dat de universiteiten hun eigen regels met betrekken tot selectie en aanstelling van vice-chancellors strikt handhaven. Het is immers in de interesse van de universiteit om een vice-chancellor aan te stellen die genoeg steun krijgt binnen de universiteit. Hiertoe dienen de verschillende procedures.

De praktijken met betrekking tot het aanstellen van andere uitvoerende bestuurders verloopt op een vergelijkbare, hoewel minder formele, manier zoals hierboven omschreven voor vice-chancellors. Het uitgangspunt is dat de bestuurslaag de aanstelling van een vice-chancellor niet mag delegeren. Voor andere functies mag dit wel. De aanstelling van decanen verloopt bij instellingen waar het geen verkozen positie is, formeel via de vice-chancellor. Bij het proces kunnen externe leden van de bestuurslaag betrokken zijn. Het verkiezen van decanen door academici is een steeds minder voorkomende praktijk doordat de functie steeds meer bestuurlijk (‘managerial’) is geworden.

Er lijkt in Engeland geen debat onder studenten te zijn over reguleringen met betrekking tot het aanstellen van bestuurders. Er is wel een debat over de rol van ‘headhunters’, die volgens sommige een te grote invloed hebben op de herkenning van mogelijke kandidaten. Studenten hebben we hun ongenoegen geuit over de privatisering, collegegelden en het gebrek aan diversiteit in hoger onderwijs door gebouwen van Londense universiteiten te bezetten.2

2 Zie: http://www.theguardian.com/world/2015/apr/30/lse-takes-legal-action-to-evict-occupying-student-protesters

(17)

3 Schotland

Peter Scott

David Newall

3.1 Regulering

Ancient universities have 19th century regulations have a Rector. Elected by the students.

Rector often public figures. Sometimes active, sometimes not. Now Edward Snowden at Glasgow. The rector is not a strong governance role. They can help students to bring issues to the table.

All universities observe a Code of Governance Practice (document, no law) produced by the whole group of universities. Also send a report from the Education Committee in the Scottish Parliament.

The Code says all institutions adhere to it.

Appointment of Principal vice chancellor: student president involved and a staff member  create a committee including the 4 independent members of the university court including the student president and a staff representative (non-academic) and senior academic. They will search a candidate in the UK or internationally. Using a consultant/head hunter and university networks. Select candidates on long list, short list and make a recommendation to the Court who appoint.

Appointment of chair of the Court: process similar, same sort of committee and lay majority representative of students, one of non-academic and academic staff.

Currently the government takes an interest in university governance. A bill to be passed in April to make students and staff elect the chairman of the Court of the University: to have a stronger democratic appeal.

Students complained after serious budget cuts and then the government is considering to give them.

De regels omtrent het aanstellen van Vice-chancellors en Principals in Schotland wijkt op een paar aspecten af van de praktijken in Engeland. Voor de oude (‘ancient’) Schotse universiteiten (Edinburgh, Glasgow, St Andrews en Aberdeen) geldt er wettelijke regelgeving met betrekking tot het bestuur van deze instellingen.3 Deze instellingen worden bestuurd door de ‘University

Courts’. De voorzitter van dit orgaan is de door studenten gekozen rector, die hoofdzakelijk een ceremoniële functie heeft als vertegenwoordiger van de universiteit en van studenten. Lid zijn verder enkele leden van het senaat, een vertegenwoordiger van de stad, externen en vertegenwoordigers van de administratieve diensten en studenten. De studenten zijn met één tot drie studenten vertegenwoordigd in de ‘University Courts’. Deze studenten vertegenwoordigers zitten doorgaans één jaar in de raad. De courts gaan over zaken zoals de inkomsten en vastgoed van de universiteit, salaris van medewerkers en oprichting van commissies.

3 Universities (Scotland) Acts 1858 to 1966

(18)

De ‘senatus academicus’, bestaat uit de principal(s), vice-chancellors, profesoren en vertegenwoordigers van docenten en studenten. De senaat gaat over alle academische aangelegenheden.

Het overkoepelende adviserende orgaan is de ‘general council’. Deze bestaat uit alle afgestudeerden, academici, en leden van de ‘university court’. De ‘general council’ kiest de chancellor van de universiteit (gekozen voor het leven). Dit is vooral een ceremoniële functie. Het feitelijke bestuur wordt gedaan door de vice-chancellor en principal, wat vaak een gecombineerde functie is, die ondersteund kan worden door een vice-principal.

De 'principal and vice-chancellor' wordt gekozen door de ‘university court’ en aangesteld door de chancellor, vaak voor een periode van drie jaar. De zoektocht naar een geschikte kandidaat kan via een commissie lopen. De invloed van studenten is niet gereguleerd en zal in de praktijk per universiteit verschillen.

De rectoren worden iedere drie jaar gekozen door de studenten (bij de Universiteit van Edinburgh ook door de medewerkers). Dit geeft alle studenten de gelegenheid om in ieder geval één keer te stemmen. Door het voorzitterschap van de rector over de ‘University Courts’ hebben studenten indirect invloed op het bestuur van de universiteit. De rector moet iemand zijn die geen college geeft aan de universiteit. Zo kunnen er ook entertainers, zoals John Cleese (1970 St. Andrew), politici en hoogwaardigheidsbekleders benoemt worden tot rector. Over de functie van rector is regelmatig discussie. Zo zou de rector als voorzitter onpartijdig moeten zijn, maar door de interesses van de studenten voorop te stellen kan de onpartijdigheid in twijfel worden getrokken. Vooralsnog is de rol van rector onveranderd gebleven. Dit geeft aan dat de inbreng van studenten groot is gebleven (Scottish Rectors’ Group, 2007).

3.2 Praktijk

Anders dan bij de vier ‘ancient’ universiteiten verschilt het bestuur van overige Schotse universiteiten. Er is geen consistentie in de grote van het bestuur en wie – en in welke mate – vertegenwoordigd is. Het laatste geldt ook voor studentenvertegenwoordiging. Een commissie heeft in 2012 voorstellen gedaan om consistentie te brengen in de bestuursmodellen (Review of Higher Education Governance in Scotland, 2012). Een belangrijk punt is om het bestuur democratischer te maken. Momenteel wordt er – op basis van de voorstellen van de commissie – gewerkt aan nieuwe regelgeving die het bestuur van de universiteiten zal doen veranderen. Op de voorgenomen wijzingen is veel kritiek vanuit de universiteiten.4 Zo zien universiteiten

gevaren voor hun autonomie en onnodige aanpassingen aan een goed functionerend bestuurssysteem.5 Daarentegen zien de ‘University and College Union’ en de ‘National Union

of Students’ de voorgenomen wijzingen wel zitten. Referenties

Review of Higher Education Governance in Scotland (2012). Report of the Review of Higher Education Governance in Scotland

Scottish Rectors’ Group (2007). The Scottish University Rector Introduction to the role of University Rector in Scotland

4 Zie: https://www.timeshighereducation.com/news/scottish-higher-education-governance-bill-published 5 Zie: http://www.general-council.ed.ac.uk/newsandevents/higher-education-governance-scotland-bill-2015

(19)
(20)

4 Czech Republic

Aleš Vlk

4.1 Regulering

Rectors are the head of public higher education institutions in the Czech Republic. For public and state universities official procedures for the selection and appointment of rectors and deans are set up in the Higher Education Act. Private institutions use their own procedures. Involved in the procedures of the public and state universities are the university’s academic senate, the ministry of education, youth and sports and the country’s president. The senate has the most important role is the selection and appointment of rectors and deans. The president formally appoints the rectors and deans. The rector’s term of office is four years Both students, academics and administrative employees are represented at the academic senate, which consists of at least eleven elected members. Members are elected for a three year period. The Higher Education Act requires a minimum of one third or a maximum of one half of the members to be students. Many universities have choses the maximum, so half of the senate’s members are student representatives. Members of the senate are directly elected, but the university determines the manner in which they are elected. The rector, vice-rectors, deans and vice-deans may not be members of the senate. However, the rector or on his / her behave the vice-rectors, are allowed to speak at meetings of the senate. Similarly, rectors are allowed to make proposals for the senate.

The candidates for the rector position usually announce their future team (vice-rectors and bursar) during the campaign. With the expectation of the deans, members of the executive board (vice-rectors) are selected by the rector.

4.2 Praktijk

The actual practice is in line with the procedures outlined in the Higher Education Act. However, between institutions there is some difference in the procedures for selecting and composition of the senate.

Overall, students as well as academics have been satisfied with the ongoing practices. There has been some criticism from academics that students (with higher representation in the senate) basically decide about the management of universities and faculties, which is indeed true. Some academics feel the power of the students is too strong. They argue this leads to the election of deans and rectors that are capable of pleasing their electorate, but do not possess the best managerial capacities.

(21)

5 Croatia

Karin Doolan

5.1 Regulering

The Act on Science and Higher Education stipulates the basic procedures for selecting a rector. Article 57 says that the rector is selected through a secret ballot by the majority of members in the university senate. There is a commission of three university members who oversee the selection process for a rector. Prior to the voting, candidate rectors have to submit certain documents such as their curriculum vitae and programmes for the development of the university. Rectors are appointed for four years, which can be renewed once. Only full-time professors of universities qualify for the position.

The composition of the university senate is regulated by the Act on Science and Higher Education in Article 58, which states that 60% of senate members have to be employees in full-time academic positions, a minimum of 10% are undergraduate and graduate students and 5% PhD students. The representation of other members depends on individual university statutes. The university senate is appointed on a two-year basis.

5.2 Praktijk

The actual practice does not differ from the regulations. This means that the students have a minority vote for the rector, as students account for 15% of the senate members (including the PhD students). Only these students can vote for the rector. There is no (research) evidence suggesting that students and staff are unsatisfied with their role in the processes.

Other senior academic positions, such as the vice-rectors, are nominated by the rector and then approved by the senate. For the selection of heads of departments (deans), the department's academic council may be involved. However, it is the rector who decides who the candidates can be. Also for heads of departments, the senate is to confirm the department's academic council’s choice.

(22)

6 Denmark

Julian Lamberty

Palle Damkjær Rasmussen

6.1 Regulation

The Danish system for the appointment of rectors is a combination of national law, which sets up basic principles, while universities have certain freedoms to organize the practical regulations and mechanisms themselves.

The current Danish university law of august 2014 stipulates a governance structure with a board of trustees (University Board) as the highest ranking authoritative body at Danish universities. The Board of Trustees must consist of a majority of external members, but also has to include representatives of the academic staff, the administrative staff and students. The students must have at least two representatives, but otherwise the specific number of members of the board of trustees is not set by the university law, which means that the number of members and the balance of power between the groups may vary to some degree. Staff and student representatives are elected according to the rules set in each university’s own governance charter, which has to be approved by the minister of education and research. The external members are appointed according to a procedure were candidates will be recommended by a body set up by the individual university for that purpose, while the final appointment will be made by a separate body also set up by the individual university. The design of the specific mechanism is described in the charter of the individual university and may therefore vary between them.

The one place were students do hold a significant degree of influence are the study boards (studienævn), where the Danish university law prescribes parity between representatives of the academic staff and students (the chairman has to be a member of the academic staff). Study boards have some advisory powers, but also some decision-making powers in regard to the design of study programs, quality assurance, etc. The general political argument in relation to the question of student power has been that their role on study boards, gives students influence on those decisions, which are of special significance to them. The composition and the powers of the study boards are stipulated by the university law, and are therefore part of the overall national framework.

Among the tasks of the Board of Trustees is the appointment of the rector, who is a member of the senior management staff. Though, not explicitly stated in the law, appointments of the rest of the senior management (deans, vice-rector, and director/head of administration) are done after recommendation/nomination by the rector. This ensures that the rector has some influence on the appointment of the rest of the top-ranking management team. The law does not specify what the term senior managers means, but in earlier designs of the law it referred to the pro-rector and the university director (head of the administrative staff), while deans were not subject to this. In practice, deans are still generally appointed by the rector (with help from an advisory body), without the need for approval by the Board of Trustees.

For the appointment of a new rector, normally a selection commission is appointed by the Board of Trustees. The commission includes members from the academic staff, the administrative staff as well as students. The commission evaluates the applicants, conducts interviews with the most relevant ones, and gives their recommendation to the Board of Trustees. The position as rector is (like other managements positions, including deans and heads of departments) advertised publicly. Though not explicitly stated in the law, the hiring

(23)

practice and job advert must follow certain rules that apply to all public sector jobs. The appointment of rectors and other managers are not subject to approval of the minister.

6.2 Practice

It is difficult to judge whether the actual appointment practices differ from the formally set procedures. Assumed is that the two do not differ substantially, particularly because universities are given some degree of autonomy to design the process according to their own needs.

Through their representation on the Board of Trustees and the selection commission, students are granted some decision making power, both in regard to university governance in general and also on the appointment of rectors. Furthermore, the university law stipulates that the Board of Trustees must ensure (some degree) of student and staff co-determination and influence on all significant decision. However, the degree of influence appears to be limited because of the nature of the governance structures in which they are represented. To be more specific, students are a minority on the Board of Trustees and might only be involved in other structures which only have advisory power. Moreover, students have no direct influence on the decisions of the rector and his management team, who are in charge of the day-to-day management of the university, while this is where much of the actual decision-making power is situated. Given these limitations of students’ influence, it is difficult to judge the importance of students in the outcomes of decision-making processes.

Among students there seems to be some degree of acceptance or resignation of the current influence on decision-making and outcomes in university governance. It is not a major issue, perhaps indicating overall satisfaction. However, if asked some students would probably indicate to be dissatisfied with their influence, particularly on the more operational level. Other issues have been higher on the agenda of students and student organisations in Denmark in the last couple of years. For example, government reforms have tightened the requirements for student activity (student education grants have been made dependent on the completion of 30 ECTS every semester) and reduced the number of students in the humanities. A majority of the academic staff may like to have a larger influence on the decision-making process at Danish universities. With their overall impression being that academic expertise is given too little influence in the decision-making process. However, academics too seem to have accepted the current situation. This was different when the current regulations were introduced around ten years ago. Strong resistance came from academics, as their influence was severely restricted (abolishment of senate, limited powers for academic (faculty) councils, appointment of heads of department from above rather than election).

Considering the current situation, we conclude that there is little debate on the influence of students and academics on the appointment of members of the governing boards of universities.

References

The university law (in Danish): https://www.retsinformation.dk/forms/r0710.aspx?id=168797. Charter of the University of Southern Denmark (in Danish):

http://www.sdu.dk/om_sdu/organisationen/vedtaegter.

(24)

Charter of the University of Aarhus (in Danish):

http://www.au.dk/om/organisation/regelsamling/0%3A-styrelse,-administration/01/01-02-vedtaegt-for-aarhus-universitet/.

(25)

7 France

Emmanuel Boudard

7.1 Regulering

The legislative power at the university is in the hands of the central councils - the executive board and the academic council - whose members are elected by the academic community. The President of the university chairs both governance bodies. The president is allowed to nominate vice-presidents.

The executive board decides on the institution’s policy. It approves the four-year contracts with the minister in charge of higher education, monitors income and expenditure from governmental and private sources, approves agreements and conventions signed by the president, adopts the rules of procedure of the university, and deliberates on real estate acquisitions. The composition of the executive board is made of 24 to 36 members: 8 to 16 teaching staff, 8 external business and regional stakeholders, 4 to 6 students (including lifelong learners), and 4 to 6 administrative staff. Board members are elected for 4 years, except for students who are elected for 2 years. National regulation dictates that the executive board elects the president for four years (possibility to renew once).6.

The president is elected by an absolute majority of the board (more than 50%). If there is no majority, a second, third, and fourth round is conducted. The president is chosen from among the academics of the university. Choosing a president from outside the university is not allowed. The president of the university should resign from any other function, other than professor or researcher

The academic council is made up of 80 elected members divided into 2 committees (the research committee and the training and academic life committee). The academic council ensures there is consistency and coordination between the training and research policies. The council is consulted for training or research policies, or any other matter affecting university life. Decisions of the academic council with financial implications are subject to approval by the executive board. The academic council includes 16 students7 (training and academic life

committee), one of which is vice-president, plus 4 doctorate representatives (research committee). Within the Academic Council, there is a section for issues relating to recruitment, placement and career of teaching and research staff.

The election of the executive board and academic councils are based on declared candidates. The candidates are elected by their peers (professors by professors, administrative staff by administrative staff, and students by students). The student candidates are usually representing the national associations of students.

On a more operational level, there are the colleges or departments councils. These councils elect a director, which conducts the dialogue within the college/department, represents the college/department at the university level, performs tasks delegated by the president, and manages material, human and financial allocations to the college/department, as well as its own resources. Vice-directors assist him. The tasks of college council includes, for example, allocating funds to the various components of the college and managing the training and diploma’s offered, determining procedures for exams, internationalization of training, and student admission. The composition of the college council varies, but normally include

6 See:

http://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do;jsessionid=17765E00821F9A6E908A2FD9028F2494.tpdila18 v_1?idSectionTA =LEGISCTA000006182442&cidTexte=LEGITEXT000006071191&dateTexte=20151211 7 Four students per colleges (in the example four colleges: e.g. ‘sciences and technologies’, ‘health’, ‘political

science - economics – management’, and ‘literature - lettres, sciences humaines et sociales’.

(26)

representatives of teaching staff, external business and regional stakeholders, students, and administrative staff.

7.2 Praktijk

In the election of presidents only the executive board is involved. Through their involvement, students are represented in the election. In the executive board students have the same voting right as the other members, thus making their weighted close to 17% of the total votes. The election of the president by a majority (> 50%) allows for the candidates to lobby for votes. Besides the representation of students in the university, students are also involved in national higher education governance bodies. One is the National Council of Higher Education and Research (CNESER – “Conseil National d’Enseignement Supérieur et de la Recherche”), where students provide 11 out of 68 members.8 The CNESER is a national body advising the

minister in charge of higher education and research on matters such as higher education policy and diplomas (for example, budget and creation of new institutions). Similarly, students are included in the board of the National Center of University Works and School (CNOUS – “Centre national des Oeuvres Universitaires et Scolaires”) and their 28 regional representations (CROUS). The CNOUS mission is to improve the conditions of life and work of students and to allow access to higher education studies and study success. In practice, they are in charge of scholarships (640,000 in 2014), housing (165,000 apartments for students in 2014), catering (62 million meals in 2014), and social life. Eight students are elected to the board of CNOUS for 2 years. Seven students are elected to the boards of the 28 CROUS for 2 years.9

Since the 2007 law on university autonomy, students seem satisfied with their involvement in the governance bodies of universities. Indicative of this are the relatively few protests over the past years. Nevertheless, student (depending on the association you consult) may highlight some shortcomings with respect to the university governance:

1. The executive board (and other boards) is largely dominated by the faculty and administrative staff (50-61%), while students remain a minority.10

2. The Academic Council does not have decision power on matters such as university training offers, education and study success (although it is their expertise). The main decision-making power is concentrated in the executive board.

3. Student representation is not equally funded. Currently, only the most important ones are running associations and receive most funds in exchange. Therefore, the communication means of the representation prior to or during election are not equal distributed.

8 See: http://www.cnous.fr/cnous/crous-cest-quoi/

9 See: http://www.crous-poitiers.fr/7215ee9c7d9dc229d2921a40e899ec5f-2/le-crous/

10 See: http://unef.fr/2012/09/18/assises-de-lenseignement-superieur-la-contribution-de-lunef/#ch3

(27)

8 Germany

Kai Handel Peter Weingart

8.1 Regulering

The regulation with respect to the selection of the university president or rector are determined in the laws by the “Länder” (Landeshochschulgesetz). Described in this chapter are the most common practices for public universities. Central in the process are the university senate and supervisory board (“Stiftungsrat” or “Hochschulrat”), which form a search committee. The exact procedures they follow are determined by university specific regulations (“Wahlordnung für Präsident und hauptamtlichen Vizepräsident”). The search committee presents a selection of candidates, or only one candidate, to the senate. The senate selects the candidate by majority vote. When done, the supervisory board is to approve the outcome. The Länder’s ministry of education is represented in the supervisory board. Following approval, the ministry formally appoints the candidate.

This procedure is followed for the selection and appointment of the presidents and the main vice-president (Kanzler / Hauptberuflicher Vizepräsident). Other vice-presidents are elected by the senate after being nominated by the president. Deans of faculties are elected by the faculty council (“Fakultätsrat”), which is composed about the same as the senate.

Included in the senate are: two Students, two technical or administrative personal, two scientific personal (Wissenschaftliche Mitarbeiter), and seven professors. A general rule is that students and employees cannot have more than 49% of the membership’s positions in the senate. The students are not represented in the supervisory board. Hence, only in the senate students have decision-making power on appointments of executive staff.

8.2 Praktijk

The actual practice does not differ from the regulations. An exception is when the senate does not want to change the presidents. For this case, there is a special by-law, which states that the senate can decide not to start the selection process. Again a majority vote is required. If achieved, the current president is asked, if he or she wants to serve another term. If the president agrees, the supervisory board approves.

It appears that students and staff are satisfied with their role in governance of universities, as the influence of the different stakeholders is rather balanced.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Our starting point is the open problem formulated in [11], who ‘leave it as an open problem to identify (closed formulae for) optimal mechanisms for the 2-d case.’ Here, the

After establishing the item difficulties, the model is again fit in each country with fixed item difficulties of the previous step to estimate the latent ability distribution

The final chapter will test the viability of these four theories of the power of the EU and the role they ascribe to normative power by confronting them with the public discourse

It has already been suggested that the importance of controlling 'ordinary' maksiat in the community can be seen as a form of crime control vigilantism, but this

As these forces have been implicated as potential biomechanical risk factors for injury in the lower limb (McNair et al., 2000; Oretaga et al., 2010), the aim of this

Nieuw Weme e.a., Handboek openbaar bod (Serie Onderneming en Recht), Deventer: Kluwer 2008, p. van Engelen, ‘In hoeverre zijn break fees toelaatbaar?’, Tijdschrift voor

In total, the contribution from the additional term overcomes the standard repulsion and we find the electromagnetic Casimir stress of a spherical dielectric shell to be attractive,

measured the sheet resistance of the silicon stripes, oriented in both the parallel (y-axis) and perpendicular (x-axis) current- flow directions with respect to the main