• No results found

De Koude Oorlog in Nederland: De invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme tegen de CPN in de partijgelederen van de PvdA en de KVP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Koude Oorlog in Nederland: De invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme tegen de CPN in de partijgelederen van de PvdA en de KVP"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Koude Oorlog in Nederland: De invloed van de Korea-oorlog op het

anticommunisme tegen de CPN in de partijgelederen van de PvdA en de KVP.

Student: Colin Ruijssenaars, BA Studentnummer: 12296988 Datum van inlevering:

Cursus: Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: dhr. dr. R. (Rimko) van der Maar

Tweede Lezer: dhr. dr. R. (Ruud) van Dijk Woorden aantal: 28748

Studiejaar: 2019/2020

(2)

2

Inhoudsopgave

Dankwoord 3

Inleiding 4

1: Een Geschiedenis van de Communistische Partij Nederland en de ontwikkeling

van het Nederlandse anticommunisme. 10

1.1 De roerige jaren twintig: het ontstaan van het Nederlandse communisme. 10 1.2 De bezettingsjaren: een periode van illegaliteit, antifascistisch verzet en politieke

onderdrukking 13

1.3 De naoorlogse periode: nationale verkiezingen, onvrede in de vakbondspolitiek

en de Indonesische kwestie 17

1.4 Het begin van de Koude oorlog: Tsjecho-Slowakije, anticommunistische maatregelen

en de nationale verkiezingen van 1948 20

1.5 Het toenemende politieke isolement van de CPN 23

1.6 Conclusie 25

2: De invloed van de Korea-oorlog op de Nederlandse politiek en het buitenlandse beleid 26

2.1 Een historische analyse van de Korea-oorlog 26

2.2 De internationale politiek en het Nederlandse buitenlandse beleid (1946-1950) 30 2.3 Het Nederlandse kabinet en de militaire deelname aan de Korea-oorlog 33 2.4 Anticommunisme in de Staten-Generaal: de reacties van de PvdA en KVP op het

uitbreken van de Korea-oorlog 36

2.5 Conclusie 40

3: De invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme in de PvdA, het NVV,

de KVP en de KAB 41

3.1 Het Partijbestuur van de PvdA: Manifesten, Congressen en Anticommunistische

Pamfletten 41

3.2 Sociaaldemocratische minderheden: Radicalisme, Pacifisme en Religieus

Anticommunisme 46

3.3 Anticommunisme in het Nederlands Verbond van Vakverenigingen 48 3.4 Anticommunisme in de KVP en de Katholieke Media 50 3.5 Korea en het anticommunisme in de Katholieke Arbeidsbeweging (KAB) 52

3.6 Conclusie 54

4: Conclusie 57

(3)

3

Dankwoord

Graag wil ik na het schrijven van deze scriptie de volgende mensen en instituten bedanken voor hun bijdrage en steun bij deze academische onderneming en de laatste fase van mijn universitaire studie: ten eerste Rimko van der Maar voor de uitstekende begeleiding en heldere feedback waarmee het onderzoek zeer succesvol is verlopen. Daarnaast wil ik ook Peyman Jafari bedanken voor de medewerking bij het vinden en afbakenen van dit interessante onderwerp en de uitgewerkte onderzoeksvraag.

Verder wil ik graag de medewerkers van het Internationale Instituut van de Sociale Geschiedenis te Amsterdam en het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen bedanken voor hun oprechte steun en medewerking bij het onderzoek in de verschillende archieven. Zonder de hulp van deze mensen had ik niet zo’n mooi onderzoek kunnen schrijven.

Ten slotte wil ik ook mijn familie en medestudenten bedanken, die in moeilijke tijden voor mij klaarstonden en die de afgelopen maanden mijn steun en toeverlaat zijn geweest.

(4)

4

Inleiding

De diplomatieke betrekkingen tussen het Westen en Noord-Korea bestonden de afgelopen decennia uit afwisselende fasen van vijandigheid en toenadering. Met het historisch overleg tussen de Amerikaanse president Donald J. Trump en de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-Un van september 2018 leek een nieuwe toenaderingsfase te zijn aangebroken. Al snel bleek dat historische ressentimenten, vooroordelen en tegenstellingen het bereiken van een diplomatieke overeenstemming in de weg stonden.1 Het ontstaan

van deze ressentimenten ligt in de Korea-oorlog van de jaren vijftig. Het conflict op het Koreaanse schiereiland markeerde de eerste militaire confrontatie van de Koude Oorlog. Na de Noord-Koreaanse aanval op Zuid-Korea van 25 juni 1950 slaagde de Amerikaanse president Harry S. Truman er in om Noord-Korea in de veiligheidsraad als agressor te laten veroordelen. Verder voorzag Truman zich van een VN-mandaat om een internationale troepenmacht op te richten en werd er druk uitgeoefend op de West-Europese bondgenoten om militaire steun aan Zuid-Korea te verlenen. Op 29 juni 1950 besloot het Nederlandse kabinet Drees-Van Schaik hierop deel te nemen aan de internationale troepenmacht.2

In dit historisch onderzoek zal de invloed van de Korea-oorlog op de Nederlandse binnenlandse politieke verhoudingen nader worden onderzocht.

In het Nederlandse parlement bestond enige verdeeldheid over het regeringsbesluit tot militaire deelname aan de Korea-oorlog. Tijdens de beraadslaging van 30 juni 1950 werd het regeringsbesluit door een overgrote meerderheid van de Tweede Kamer gesteund.3 Volgens de Katholieke Volkspartij

(KVP) en de Partij van de Arbeid (PvdA) moest het Noord-Koreaanse offensief beschouwd worden als een communistische uitdaging aan de democratische wereld. Een Nederlandse militaire bijdrage vonden deze partijen dan ook noodzakelijk.4 Tegenover deze partijen werd steun aan de VN-interventie door de

oppositionele Communistische Partij van Nederland (CPN) om ideologische redenen verworpen. Hierop werden diens Kamerleden direct geconfronteerd met anticommunistische retoriek en intimidatie, voornamelijk vanuit de sociaaldemocratische en katholieke fractie. Uit de historiografie kan geconcludeerd worden dat de Nederlandse communisten gedurende de twintigste eeuw in toenemende mate geconfronteerd werden met dergelijk politiek anticommunisme, uitsluiting en isolement.5 Al voor

1 Artikel, Algemeen Dagblad, ‘Kim Jong-un en Donald Trump plannen nieuwe ontmoeting’, 10 augustus 2018.; Artikel Bob

van Huët, Algemeen Dagblad, ‘Ontmoeting Trump en Kim was een PR-stunt zonder inhoud’, 28 september 2018.; Artikel,

Nu.nl, ‘Trump en Kim ondertekenen overeenkomst na historische top’, 12 juni 2018.; Artikel Sjoerd Klumpenaar, NRC, ‘Zo

verliep de historische ontmoeting tussen Trump en Kim’, 12 juni 2018.

2 C. Klep en R. van Gils, Van Korea tot Kosovo: De Nederlands militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag,

1999) 27-44.; A. W. Schulte, Nederland en de Koreaanse Oorlog (Amsterdam, 1993) 5-30.; M. van Hennink en J.M. Muys,

Nederland en het Koreaconflict 1949-1954: De Smalle marges van het buitenlands beleid. Nederland en het Korea-conflict

(Amsterdam, 1993); William Stueck, The Korean War (2010), 10-67.

3 Handelingen Tweede Kamer 1949-1950: Verklaring der Nederlandse Regering inzake Korea, 30 juni 1950. Staten-Generaal

Digitaal, 1715

4 Handelingen Tweede Kamer 1949-1950: Verklaring der Nederlandse Regering inzake Korea, 30 juni 1950. Staten-Generaal

Digitaal, 1715, pagina 2115-2118, 2123-2131.

5 J. Divendal, H. de Liagre Böhl, A. Koper en M. van Weezel (red.), Nederland, links en de Koude Oorlog: Breuken en bruggen

(Amsterdam, 1982), 7-155; A.A. De Jonge, Stalinistische herinneringen (Den Haag, 1984), 9-108.; G. Verrips, Dwars, Duivels

(5)

5 het uitbreken van de Korea-oorlog was het toenemende anticommunisme tegen de CPN voornamelijk afkomstig uit de fracties van de PvdA en de KVP.6 In dit onderzoek zal de invloed van de Korea-oorlog

op het anticommunisme tegen de CPN worden onderzocht. Zowel in de politieke geschiedschrijving, als in de geschiedschrijving over de Korea-oorlog ontbreekt een dergelijk onderzoek.

Over de vraag in hoeverre de CPN met anticommunistische maatregelen geconfronteerd werd vóór de Korea-oorlog en of de communisten zich toen in een politiek isolement bevonden bestaat onder historici enige controverse. Zo hebben verscheidene historici het ontstaan van het anticommunisme in de Nederlandse sociaaldemocratische en katholieke zuilen onder andere geplaatst bij de revolutiepoging van Troelstra (1918), het lidmaatschap van de communistische partij aan de Komintern (1918), de eerste politieke zuiveringen in de Sovjet-Unie (1920s), de militaire spanningen op het Europese continent (1930s) en in de directe jaren na de Tweede Wereldoorlog (1945-1946).7 In de geschiedschrijving van

deze historici neemt de invloed van de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije van 1948, de Praagse Coup, op het Nederlandse anticommunisme de belangrijkste positie in. De steunbetuiging van de Nederlandse communisten aan Stalin’s hardhandige optreden in Oost-Europa had de politieke en maatschappelijke marginalisering van de CPN aanzienlijk versneld en het Kabinet Beel-I, bestaande uit de PvdA en de KVP, ondernam een aantal anticommunistische maatregelen.8 De anticommunistische

gevoelens in de PvdA en de KVP hadden volgens historici met deze gebeurtenis een nieuw hoogtepunt bereikt. Uit het onderzoek van deze historici is veel bekend over de directe gevolgen van deze Praagse Coup op het Nederlandse anticommunisme tegenover de CPN.

Voor de periodisering van dit onderzoek is het noodzakelijk stil te staan bij het anticommunisme ná de onderzoeksperiode. In de historiografie eindigt onderzoek naar het Nederlandse anticommunisme dikwijls met een analyse van de internationale gebeurtenissen van 1956. De Russische onderdrukking van de Hongaarse Opstand en het proces van destalinisatie in de Sovjet-Unie onder het presidentschap van Nikita Chroesjtsjov hadden een aanzienlijke invloed op het anticommunisme tegen, en isolement van, de CPN. Wederom gaf de partijleiding een openlijke steunbetuiging aan het Russische hardhandige optreden in Oost-Europa. Een positionering welke tot anticommunistische woede-uitbarstingen leidde in de partijfracties en gelederen van de PvdA en de KVP. Anticommunistische gevoelens die versterkt

Nederland: De Geschiedenis van een Politieke Partij (Den Haag, 1972).; A. Koper, Onder de banier van het stalinisme: Een onderzoek naar de geblokkeerde destalinisatie van de CPN (Amsterdam, 1984).; J. van Dijk, Ondanks hun dappere rol in het verzet: het isolement van Nederlandse communisten in de Koude Oorlog (Soesterberg, 2016).; J. Divendal, A. Koper, M. van

Weezel (red.), De moeizame destalinisatie van de CPN: Documentatie over het conflict tussen de CPN en de Bruggroep – toen

en nu (Amsterdam, 1982).

6 Van Dijk, Ondanks hun dappere rol in het verzet (Soesterberg, 2016).; Koper, Onder de banier van het stalinisme

(Amsterdam, 1984) 7-175.; De Jonge, Het communisme in Nederland (Den Haag, 1972).

7 M. Bossenbroek, Fout in de Koude Oorlog: Nederland in tweestrijd, 1945-1989 (Amsterdam, 2016), 109-112.; P.F. Maas

(ed.), Het kabinet-Drees-Van Schaik: Anticommunisme, rechtsherstel en infrastructurele opbouw 1948-1951 (Nijmegen, 1992), 46-50, 390-409.; F. Rovers, Voor Recht en Vrijheid: De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog 1946:1958 (Amsterdam, 1994), 20-47.; De Jonge, Het communisme; Van Dijk, Het verzet, 7, 15-74, 82-86.; J. Divendal, Nederland,

Links en de Koude Oorlog: Breuken en Bruggen (Amsterdam, 1982), 7-38.; J.L.J. Bosmans, De Rooms-rode Coalitie als spil van de Nederlandse politiek verhoudingen 1945-1960 (Amsterdam, 1982), 58-80.; Koper, Onder de banier, 38-83; Verrips, Dwars, Duivels en Dromend (Amsterdam, 1995), 250-303; T. Sinke, “Dutch Communism in Transition: The Unfolding of a

National Cold War during Political Reconstruction 1944-8”, Journal of Contemporary History, Vol. 52, No. 4 (2017).

(6)

6 werden met de anti-stalinistische rede van Chroesjtsjov tijdens het twintigste partijcongres van de CPSU van de Sovjet-Unie. De partij leed een grote verkiezingsnederlaag bij de Kamerverkiezingen van 1956 en was volgens historici vanaf dat moment gedoemd een marginale partij te blijven.9 Hier moet worden

opgemerkt dat er tussen deze gebeurtenissen en de machtsovername in Tsjechoslowakije ruim acht jaren waren verstreken. Onder historici bestaat consensus dat het jaar 1956 het hoogtepunt markeert in het Nederlandse anticommunisme.

Alhoewel er in de Nederlandse historiografie uitgebreid onderzoek is gedaan naar de invloed van verschillende internationale gebeurtenissen zoals de Praagse Coup en de Hongaarse Opstand op het anticommunisme tegen de CPN, ontbreekt een onderzoek naar de invloed van de Korea-oorlog. Ook in historische werken over de Korea-oorlog blijken analyses naar de invloed van het conflict op de nationale politiek afwezig te zijn. Historische werken als, Nederland en het Koreaconflict 1949-1954:

De smalle marges van het buitenlandse beleid van M. Hennik en J.M. Muys, Van Korea tot Kosovo: De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 van C. Klep en R. Gils én De bloedige oorlog: Het vergeten bataljon Nederlandse militairen in Korea van R. Stiphout, bieden voornamelijk

een beschrijving van het Nederlandse buitenlandse beleid, de internationale betrekkingen omtrent het conflict en de Nederlandse besluitvorming over militaire deelname.10 Daarnaast bieden de historische

werken Nederland en de Koreaanse Oorlog van A.W. Schulte en De Koude Oorlog in Nederland: De

Nederlandse publieke opinie en het regeringsbeleid tijden de Koreaanse oorlog in 1950 van P. Hermans

een chronologisch historisch overzicht en een analyse van de publieke opinie met betrekking tot het conflict.11 Een onderzoek naar de grotere gevolgen en invloed van het conflict op de nationale politiek

en de positie van de Nederlandse communisten blijkt ook hier te ontbreken.

Met het ontbreken van historisch onderzoek naar de tijdsperiode 1949-1955 wekken historici de indruk dat de Nederlandse politieke verhoudingen en opvattingen over het communisme gedurende deze periode onbeïnvloed bleven door internationale ontwikkelingen en gebeurtenissen. Het is merkwaardig dat een degelijk onderzoek naar de invloed van de Korea-oorlog op de Nederlandse politiek gedurende deze periode in de historiografie ontbreekt. Het is onwaarschijnlijk dat het conflict geen invloed heeft gehad op het Nederlandse anticommunisme, de politieke verhoudingen en het isolement van de CPN. Met behulp van de volgende vraagstelling tracht dit onderzoek het historiografisch hiaat aan te vullen en een bijdrage te leveren aan de historiografie van de Nederlandse politiek gedurende de Koude Oorlog en het vakgebied van de Internationale Betrekkingen: ‘Wat was de invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme tegen de CPN in de partijfracties, gelederen en aanverwante vakbewegingen van de PvdA en de KVP, gedurende de periode 1950-1951?’. Voor dit onderzoek is om een aantal redenen gekozen voor deze periodeafbakening. Het jaar 1950 is relevant vanwege de Nederlandse participatie aan het conflict. Voor het onderzoek zijn voornamelijk de maanden juli tot en met september van dat

9 Koper, Onder de banier, 84-107.; Bossenbroek, Fout, 90-106.; Verrips, Dwars, 305-362.; Rovers, Recht, 137-182.

10 Hennik en Muys, Nederland.; Klep en Gils, Korea.; R. Stiphout, De bloedige oorlog: Het vergeten bataljon Nederlandse

militairen in Korea (Amsterdam, 2009).

(7)

7 jaar van cruciaal belang, omdat er in deze maanden uitvoerig in het parlement over het conflict werd gedebatteerd. Er is voor het jaartal 1951 gekozen omdat uit de historiografie gesteld kan worden dat de belangstelling voor de Korea-oorlog vanaf 1952 sterk begon af te nemen.12

Alvorens het onderzoek kan worden uitgevoerd is het noodzakelijk de term ‘anticommunisme’ te definiëren. De historici R. Lieberman, M. Ruotsila en M. Gervasoni stellen dat de definitie van deze term afhankelijk is van verschillende factoren zoals de historische context, geografie en het ideologisch perspectief. Zo is het anticommunisme gedurende de geschiedenis onderdeel geweest van verschillende economische, religieuze, politieke en sociale groeperingen en stromingen.13 De historicus Ruotsila stelt

dat het anticommunisme zowel kan verwijzen naar de ‘core-beliefs’ van deze stromingen, die het totaal tegenovergestelde zijn van het communisme, als naar de heersende gevoelens en houdingen tegen het communisme.14 Lieberman en Gervasoni onderscheiden vier soorten anticommunisme: Nationalistisch;

religieus; liberaal en socialistisch anticommunisme. Het communisme werd veroordeeld vanwege diens vijandigheid tegen de nationale tradities, het atheïsme, de economische of individuele onvrijheid en het ondemocratische gedachtegoed.15 De historici Gervasoni en J. Delton stellen dat het ‘anticommunisme’

verwijst naar, ‘those movements and parties whose goal is the political elimination, at both the national and international level, of communism.’ en ‘the destruction of communism’.16 In dit onderzoek zal het

anticommunisme zowel verwijzen naar het bestaan van vijandige gevoelens en houdingen tegenover het communisme, als naar de uitgesproken wens om het communisme in de nationale en de internationale politiek te willen elimineren en vernietigen. In dit onderzoek kan onderscheid worden gemaakt tussen het anticommunisme vanuit de sociaaldemocratie en dat vanuit de katholieke zuil. De thesis betreft een specifiek onderzoek naar het anticommunisme in Nederland en levert hiermee een bijzondere bijdrage aan de internationale literatuur.

Het onderzoek kent daarnaast een geschiedwetenschappelijke meerwaarde. Het onderzoek levert een bijdrage aan het formuleren van een antwoord op de vraag op welke wijze internationale gebeurtenissen de Nederlandse politieke verhoudingen en de positie van politiek-ideologische minderheden, zoals de communisten, in een democratische samenleving beïnvloedde. Radicale politieke stromingen hebben altijd en overal te maken gehad met formele en informele tegenwerking en onderdrukking. Zij vormen een uitdaging voor de heersende macht en voor de politieke partijen die de bestaande orde steunen en representeren. Deze vraag is ook zeer actueel. Historische onderzoeken helpen ons de hedendaagse politieke tegenstellingen en verhoudingen tussen politieke partijen beter te

12 Klep en van Gils, Korea, 39.; Rovers, Recht, 88-92.

13 L. van Dongen, S. Roulin en G. Scott-Smith, Transnational Anti-Communism and the Cold War: Agents, Activities and

Networks (2013), 2.; M. Ruotsila, British and American Anticommunism Before the Cold War (2001), X-XIV.; R. Lieberman, The Strangest Dream: Communism, Anticommunism, and the U.S. Peace Movement, 1945-1963 (2000); M. Gervasoni, “The

misadventures of socialist anticommunism from the end of the war to the collapse of the Berlin Wall”, Journal of Modern

Italian Studies, 29.

14 Ruotsila, Anticommunism, X-XIV, 3-17, 22-36.

15 Lieberman, Dream.; Gervasoni, “The misadventures of socialist anticommunism”, 29.; S. Gyoergy, “Anticommunism in

Korea and Germany in times of cold War”, Journal of German and European Studies (2017), 3-4.

16 Gervasoni, “The misadventures of socialist anticommunism”, 27-28.; J. Delton, “Rethinking Post-World War II

(8)

8 begrijpen. Een onderzoek naar de invloed van de Korea-oorlog is daarnaast interessant, aangezien het inzicht geeft in de wijze waarop in de Nederlandse politiek gereageerd werd op politiek-ideologische minderheden, wanneer deze zich meer verbonden voelden met een buitenlandse macht dan met de eigen staat bij internationale militaire confrontaties. Dergelijke onderzoeken werpen nieuw licht op historische ontwikkelingen en helpen ons zowel de geschiedenis, als de actualiteit beter te begrijpen.

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn voor dit onderzoek diverse bronnen uit verschillende archieven gebruikt. De verscheidenheid aan bronnenmateriaal was afkomstig uit de officiële gedigitaliseerde parlementaire archieven van de Staten-Generaal, diverse archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis én collecties uit het Katholieke Documentatiecentrum van de Radboud Universiteit.17 Het bronnenmateriaal uit het digitale archief van de Staten-Generaal

bestaat voornamelijk uit handelingen van de Tweede Kamer. Deze documenten boden het onderzoek directe informatie over de standpunten van de politieke partijen tijdens debatten omtrent de Nederlandse deelname aan de Korea-oorlog. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een aantal archieven uit het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De officiële archieven van de Partij van de Arbeid, diens religieuze werkgemeenschappen en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) hebben dit onderzoek voorzien van verschillende documenten, zoals notulen van het Dagelijks Bestuur en divers commissies; correspondentie van de partijvoorzitter; partij-manifesten; brochures; anticommunistisch propagandamateriaal; toespraken; en krantenartikelen van Het Vrije Volk, Paraat, Trouw en Het Parool. Deze bronnen boden informatie over de invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme van de sociaaldemocratische achterban en de aanverwante vakbeweging.

Voor dit onderzoek is daarnaast gebruik gemaakt van verschillende archieven van het Katholiek Documentatie Centrum van de Radboud Universiteit te Nijmegen.18 De officiële archieven van de KVP

en het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) boden dit onderzoek diverse relevante bronnen, zoals notulen van vergaderingen en bijeenkomsten van de Dagelijkse Besturen, krantenartikelen, spotprenten, correspondentie en propagandabrochures. Evenals de documenten uit het PvdA archief boden ook deze documenten informatie over de invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme tegen de CPN. Er moet echter wel worden opgemerkt dat de archieven van de KVP en het NKV enige beperkingen met zich meebrachten. Vergeleken het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis is het Katholiek Documentatie Centrum maar een kleine organisatie met een bescheiden diversiteit aan bronnencollecties en archieven. Om deze reden is er minder documentatie van de KVP en het NKV bewaard gebleven en in de officiële archieven opgeslagen. Vanwege een beperkte hoeveelheid aan relevante bronnen was het noodzakelijk in het laatste hoofdstuk van dit onderzoek aanzienlijk minder aandacht aan deze katholieke

17Staten-Generaal Digitaal, https://www.statengeneraaldigitaal.nl/; Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

(IISG), https://socialhistory.org/nl; Katholieke Documentatiecentrum, Radboud Universiteit, https://www.ru.nl/kdc/

18 Archief Katholieke Volkspartij, Katholiek Documentatie Centrum,

(9)

9 organisaties te wijden. Er zijn wel voldoende bronnen gevonden om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden.

Dit onderzoek zal in drie hoofdstukken worden uitgewerkt. In het eerste hoofdstuk zullen zowel de geschiedenis van de CPN, als de ontwikkeling van het Nederlandse anticommunisme gedurende de decennia vóór de Korea-oorlog uiteen worden gezet. In dit hoofdstuk zal hoofdzakelijk onderzoek worden gedaan naar de invloed van internationale ontwikkelingen en gebeurtenissen op de Nederlandse politieke verhoudingen en het anticommunisme tegen de CPN. In het tweede hoofdstuk zal de invloed van de Korea-oorlog op de Nederlandse politiek en het buitenlandse beleid worden onderzocht. Alvorens zal een historische analyse van de Korea-oorlog worden geboden, waarna vervolgens de internationale politiek en het Nederlandse buitenlandse beleid van de periode 1946-1950 zal worden geanalyseerd. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een onderzoek naar de aanvankelijke parlementaire reacties van de PvdA en KVP en het anticommunisme in de Staten-Generaal na het uitbreken van de Korea-oorlog. In het laatste hoofdstuk zal de invloed van de Korea-oorlog op het anticommunisme in de gelederen van de PvdA, KVP en aanverwante vakbewegingen van het NVV en de KAB gedurende de jaren 1950-1951 worden onderzocht. Het onderzoek zal vervolgens worden afgesloten met een algemene conclusie.

(10)

10

1. Een Geschiedenis van de Communistische Partij Nederland en de

ontwikkeling van het Nederlandse anticommunisme.

1.1 De roerige jaren twintig: het ontstaan van het Nederlandse communisme

Het communisme is in Nederland, met uitzondering van een korte periode na de Tweede Wereldoorlog, electoraal altijd een marginale politieke stroming gebleven. Ondanks deze marginale positie kan uit de reeds besproken historiografie geconcludeerd worden dat de Nederlandse communisten regelmatig het slachtoffer werden van anticommunistische maatregelen en uitsluiting van het politieke proces. Om de invloed van de Korea-oorlog op het politieke anticommunisme tegen de CPN te kunnen onderzoeken en begrijpen, is het allereerst noodzakelijk om kennis te nemen van de geschiedenis van zowel het politieke communisme, als het anticommunisme in Nederland gedurende enkele decennia vóór de onderzoeksperiode van dit onderzoek. Uitgebreide kennis over de parlementaire verhoudingen, de politieke geschiedenis van de CPN en de ontwikkeling van het anticommunisme in de sociaal-democratische en katholieke zuilen, is essentieel om het bronnenmateriaal uit de onderzoeksperiode te kunnen interpreteren. In dit hoofdstuk zal stil worden gestaan bij de invloed van een aantal historische internationale gebeurtenissen en ontwikkelingen op het Nederlandse anticommunisme tegen de CPN. Deze betreffen voornamelijk: de stalinisatie van de Sovjet-Unie en de Komintern van 1924-1939, de Tweede Wereldoorlog van 1940-1945, de Indonesische onafhankelijkheidstrijd van 1945-1949 en de ‘Praagse Coup’ van 1948.19

De geschiedenis van het Nederlandse communisme begon in 1909 met een scheuring in de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Na ruim een decennium aan interne partijstrijd tussen reformistisch-revisionistische sociaal-democraten en orthodoxe-marxisten werd op het partijcongres van 14 februari 1909 te Deventer de redactie van het marxistische oppositieblad De Tribune geroyeerd. Deze scheuring ontstond voornamelijk vanwege controverse over de interpretaties en consequenties van de marxistische theorie voor de te voeren tactiek in het parlement. In de weekbladen De Tribune en De

Nieuwe Tijd hadden de marxisten jarenlang felle kritiek geuit op de Kamerfractie en fractievoorzitter

Pieter Jelles Troelstra. Zij zouden de socialistische standpunten onvoldoende hebben verdedigd en door samenwerking met de ‘burgerlijke partijen’ de arbeidersklasse verloochenen. Op 14 maart 1909 werd door ‘het driemanschap’ David Wijnkoop (voorzitter), Willem van Ravesteyn en Jan Ceton, de Sociaal-Democratische Partij (SDP) opgericht.20 De jaren 1910-1920 stonden in het teken van een vijandige

politieke concurrentiestrijd tussen de SDP en de SDAP. De SDP propagandeerde in deze periode de

19 Gedurende het onderzoek zal de volgende definitie van het ‘Stalinisme’ worden gehanteerd: ‘Een politieke stroming en

staatsvorm gebaseerd op Stalin’s interpretatie van het ideologische Marxisme-Leninisme, waarbij de vervolging van dissidenten, de persoonsverheerlijking van een absolute dictator, de superioriteit van het geïmplementeerde socialistische systeem van de Sovjet-Unie binnen de communistische wereldbeweging én de nationale veiligheid van de Sovjet-Unie centraal stonden.’

20 De Jonge, Het communisme, 9-19.; Van Dijk, Het verzet, 10-11.; H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP. Het

(11)

11 dogmatische leerstelling van de ‘voorhoedepartij’. De marxisten identificeerden en presenteerden zichzelf als de voorhoede van de arbeidersbeweging, waarmee de partij een aanzienlijke aanhang verkreeg in Amsterdam.21 Volgens de historicus Frits Rovers lag in de richtingenstrijd het ontstaan van

een later traditioneel en principieel anticommunisme vanuit de Nederlandse sociaal-democratie.22

In november 1918 werd de partijnaam door de marxisten gewijzigd in ‘Communistische partij Holland’ (CPH) om aansluiting te vinden bij de revolutionaire traditie van de 19e eeuw. Een jaar later

werd de partij officieel lid van de recent in Moskou opgerichte ‘Communistische Derde Internationale’ (de Komintern). Het lidmaatschap van de Komintern en de daaruit voortvloeiende sterke solidariteit met de communistische partij van Rusland creëerden een diepe kloof tussen de Nederlandse communisten en de sociaal-democraten.23 Van de communisten werd verwacht dat zij zich zouden distantiëren van de

‘reformisten’ en zich in zouden zetten voor de ‘dictatuur van het proletariaat’.24 Lenins machtsgreep en

de oprichting van de Komintern hadden in de Nederlandse sociaal-democratische en katholieke zuilen direct grote afschuw gewekt. Het communistische Rusland werd beschouwd als een verwerpelijke, barbaarse en goddeloze dictatuur.25 Aanvankelijk was de Komintern georganiseerd als één wereldpartij,

waarbinnen alle landelijke partijen ingedeeld werden als ‘secties’. Na een onderlinge machtsstrijd tussen Josef Stalin en Leon Trotski, die beslecht werd in het voordeel van Stalin, raakte de organisatie langzaam ‘gestaliniseerd’.26 Na een heftige interne strijd in de CPH en het daaropvolgende royement van het

driemanschap werd door het partijbestuur besloten de Komintern met onvoorwaardelijke volgzaamheid te dienen en werd de sociaal-democratie als hoofdgevaar van de arbeidersklasse bestempeld.27

Vanaf 1930 wist de CPH een aanzienlijke hoeveelheid aanhangers van de sociaal-democratie naar zich toe te trekken. Door de economische recessie, toenemende werkeloosheid en onvrede met de gevoerde politiek van de SDAP voelden sommige arbeiders zich aangetrokken tot de extremistische en sterk ideologische houding van de partij. Geïnspireerd door de Komintern werd vanuit de CPH een volstrekt afwijzende houding aangenomen tegenover de parlementaire democratie en de ‘burgerlijke’ sociaal-democratische en confessionele partijen. De communisten beschouwden de democratie als een klassenheerschappij van de bourgeoisie, vergelijkbaar met het opkomende Europese fascisme. Om de confessionele partijen te bestrijden stond het bekritiseren van het christendom in de partijpropaganda centraal. Na felle debatten in de Tweede Kamer reageerde de confessionele partijen en de regering met een verbod op het lezen en verspreiden van communistische propaganda en weekbladen in openbare leeszalen. Ook de bestrijding van de SDAP begon in deze periode extremere vormen aan te nemen. Deze

21 De Jonge, Het communisme, 20-30. 22 Rovers, Recht, 45-47.

23 De Jonge, Het communisme, 30-33. 24 Verrips, Dwars, 1-6.

25 Bossenbroek, Fout, 109-112; H. de Liagre Böhl, “De rode beer in de polder – Het ontstaan van de Koude Oorlog in

Nederland.” In: J. Divendal, H. de Liagre Böhl, A. Koper (red.), Nederland, links en de Koude Oorlog (Amsterdam, De Populier: 1982), 17.

26 R. C. Tucker, “The Rise of Stalin’s Personality Cult” The American Historical Review, Vol. 84, No. 2 (1979), 347,

353-362.

(12)

12 ‘sociaal-fascisten’ werden regelmatig het slachtoffer van literaire aanvallen. Daarnaast werd het voor communisten door de partijleiding verboden met sociaal-democraten samen te werken. Deze houding werd versterkt met de oprichting van de Rode Vakbeweging-Oppositie waarmee de communisten zich in de vakbewegingspolitiek definitief organiseerden tegen het socialistische Nederlandse Verbond van Vakverenigingen (NVV).28

Vanwege de toenemende populariteit van het Europese fascisme besloot de Komintern vanaf 1935 een gematigde ‘volksfront-politiek’ (ook wel eenheidspolitiek) te adopteren. Op nationaal niveau dienden de communistische partijen te streven naar eenheid en samenwerking binnen de arbeidersklasse. Deze gematigde politiek ging gepaard met een aangepaste houding tegenover de sociaal-democratische en katholieke partijen, aangezien een aanzienlijk deel van de arbeidersklasse zich in de achterban van deze partijen bevond.29 In tegenstelling tot voorgaande jaren pleitte de CPH vanaf dat moment voor

nationale eenheid, de bescherming van de parlementaire-democratie en een einde van de bestrijding van de godsdienst.30 Om een nationale uitstraling te krijgen en de nieuwe politieke lijn kracht bij te zetten

veranderde de partij, onder leiding van de nieuwe partijsecretaris Paul de Groot, tijdens het partijcongres van 1935 de partijnaam in ‘Communistische Partij van Nederland’ (CPN). 31 Ter verantwoording van

dit besluit proclameerde De Groot tijdens dit congres, ‘Wij willen niet, dat onze partij zich Jan-en-alleman tot vijand maakt en zich in de arbeidersbeweging isoleert. De nieuwe politiek onzer partij, gericht op de eenheid, eist, dat wij slechts één vijand kennen: het fascisme en kapitalisme, doch dat onze partij de vriend en bondgenoot is van alle werkers in dit land.’.32 De nieuwe gematigde eenheidspolitiek

zou door de CPN tot een aantal jaren na de Tweede Wereldoorlog worden nagestreefd.

De communistische eenheidsvoorstellen werden door de sociaaldemocratische en katholieke partijen consequent en compromisloos van de hand gewezen. Vanaf het begin van de jaren dertig ontstond een sterk wantrouwen jegens ‘het bolsjewistische gevaar’, die met zijn revolutionaire ideologie de fundamenten van de democratische samenleving bedreigde. Het marxistische atheïsme werd binnen de katholieke zuil en door de katholieke arbeiders als onverenigbaar geacht met de geldende christelijke waarden.33 Men schreef in de Volkskrant, het weekblad van de katholieke vakbeweging, ‘Het

communisme neemt de mond veel te vol met de solidariteit van de arbeiders met Sovjet-Rusland af te kondigen. De Christelijke arbeiders, onverschillig van welke richting, staan principieel tegenover het bolsjewisme, wijl dit niet enkel een revolutionaire beweging is, maar ook omdat het de oorlog heeft verklaard aan de godsdienst en op alle wijzen het ongeloof voorstaat en propageert. (…) Van Sovjet-Rusland met zijn onderdrukking der vrije mening, zijn vervolging van de godsdienst, hebben zij een

28 De Jonge, Het communisme, 54-67.; Verrips, Dwars, 7-13, 19-22.

29 Gedurende deze periode werd de Katholieke zuil in de politiek vertegenwoordigd door de Roomsch-Katholieke Staatspartij

(RKSP) en de Katholiek Democratische Partij (KDP). De sociaal-democratische zuil werd alleen vertegenwoordigd door de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).

30 Verrips, Dwars, 1-13.; De Jonge, Het communisme, 60-67.

31 Van Dijk, Het verzet, 10-11.; De Jonge, Het communisme, 64.; Verrips, Dwars, 6. 32 Geciteerd uit: De Jonge, Het communisme, 64.

(13)

13 hartgrondige afkeer. Zo is het thans, zo blijve het in de toekomst: wij hebben andere idealen dan het bolsjewisme van één mening en – van de kogel.’34 Van enige belangstelling voor samenwerking met de

communisten was in de katholieke zuil gedurende deze periode geen sprake.

Het communisme werd door veel Nederlanders beschouwd als een bedreiging vergelijkbaar met het opkomende fascisme. In het sociaal-democratische weekblad ‘Vrijheid, Arbeid, Brood’ verklaarde men dat, ‘Vast staat dat, wanneer puntje bij paaltje komt, het communisme veel dichter bij het fascisme dan bij onze beweging staat. Wij zouden zelfs kunnen zeggen dat het communisme en het fascisme elkaar bevorderen. Uit deze overweging is er aanleiding, om de gevaren van het communisme en fascisme als één gevaar te zien.’35 Deze houding werd versterkt door Stalins ‘Grote Zuiveringspolitiek’

en de ‘Moskouse Schijnprocessen’ in de Sovjet-Unie van 1936-1938.36 De CPN had deze grootschalige

zuiveringen verdedigd als een noodzakelijk optreden tegen het fascisme. Een positie, die in schril contrast stond met de verdraagzamere houding die de communisten aannamen tegenover politieke andersgezinden in Nederland. Deze dubbele loyaliteit en onvoorwaardelijke trouw aan de Sovjet-Unie maakten de communisten in de ogen van veel Nederlanders tot een gevaarlijke ‘vijfde colonne’.37Door

het opkomende anticommunisme raakte de CPN in een maatschappelijk isolement en kreeg het karakter van een geheimzinnige ondergrondse beweging.38 Het beeld van het communisme als een bedreiging

voor de samenleving werd in augustus 1939 voor veel Nederlanders bevestigd met de totstandkoming van het Molotov-Ribbentroppact, een niet-aanvalsverdrag tussen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie.39

1.2 De bezettingsjaren: een periode van illegaliteit, antifascistisch verzet en politieke

onderdrukking

Het Molotov-Ribbentroppact kwam voor de Nederlandse communisten als een grote verrassing. Aanvankelijk plaatste het verdrag de partij in een moeilijke situatie. Een steunbetuiging aan de Sovjet-Unie zou de anti-fascistische eenheidspolitiek in gevaar kunnen brengen. Toch besloot de partijleiding de politieke koers radicaal te wijzigen. Vanaf oktober verwierp de partij de eenheidspolitiek en werd besloten om de sociaal-democratie in de partijpropaganda actief te bestrijden. Deze ‘volksvijand’ zou door middel van oorlogsophitsing de Nederlandse staat tot onderdeel van het Engelse imperialisme willen maken. Er werd een anti-oorlogscampagne gevoerd waarbij de democratische westerse landen werden bestempeld als imperialistisch. Een toekomstige oorlog kende maar één slachtoffer, en dat was

34 Geciteerd in: Verrips, Dwars, 13. 35 Geciteerd in: Verrips, Dwars, 27.

36 A. Stam, De CPN en haar buitenlandse kameraden: Proletarisch internationalisme in Nederland (Soesterberg, 2004),

22-23.; Ibid. 17-32.; O. Khlevnyuk, “The Objectives of the Great Terror, 1937-1938”, in: J. Cooper, M. Perrie en E.A. Rees (eds), Soviet History, 1917-53 (London, 1995), 158-162.

37 Van Dijk, Het verzet, 10-11, 15.; De Jonge, Het communisme, 54-67. 38 Maas (ed.), Het kabinet-Drees-Van Schaik, 104.

(14)

14 de arbeidersmassa.40 Dat de communisten zo snel van hun eenheidspolitiek konden afstappen, vormde

voor de sociaal-democraten en katholieken bewijs voor hun onbetrouwbaarheid. Steun aan het verdrag van de Sovjet-Unie bevestigde de samenwerking tussen het fascisme en het communisme.41 Al met al

zorgde de periode voor veel verwarring onder de leden van de CPN. Door de veranderende houding van de partij werd het geloof in het communisme voor menig partijlid zwaar op de proef gesteld.42 De

moeilijkheden van deze periode zou de partijleden voorbereiden op hun belangrijke rol in het illegale verzet gedurende de volgende bezettingsjaren.

Direct na de Duitse inval van tien mei 1940 besloot het partijbestuur zich in de illegaliteit terug te trekken. De leiding werd vanaf dat moment overgedragen aan het driemanschap Paul de Groot, Lou Jansen en Jan Dieters. De Groot was vanaf toen de leidende voorman van de partij. Op regionaal niveau hielden de communisten zich bezig met kleinschalige verzetsacties, zoals het verspreiden van pamfletten en het organiseren van demonstaties tegen de deportatie van Nederlandse arbeiders naar Duitsland. Het verzet werd gedurende de oorlogsjaren voornamelijk georganiseerd rond de nieuwe verzetskrant ‘De

Waarheid’, waarin naast het fascisme ook de regering-Gerbrandy in ballingschap in Groot-Brittannië

werden bekritiseerd.43 De communisten slaagden erin een brede verzetsbeweging op gang te brengen.

Een hoogtepunt werd gevormd door de ‘Februaristaking’ van februari 1941. Als reactie op verschillende Duitse razzia’s in de Joodse buurten van Amsterdam organiseerden de CPN met steun van een groot deel van de Amsterdamse bevolking een grootschalige verzetsactie tegen de anti-Joodse maatregelen van de Duitse bezetter. Vanuit eenheid en solidariteit namen ook socialistische en katholieke arbeiders deel aan deze staking.44 Na de staking werden tientallen hooggeplaatsten communisten gearresteerd,

gefusilleerd of veroordeeld tot een gevangenisstraf. Met een toename aan anticommunistische maatregelen na de Februaristaking waren de communisten genoodzaakt grotendeels onder te duiken.45

De Duitse inval van de Sovjet-Unie in juni 1941 veroorzaakte een drastische koerswijziging in het verzetswerk van de CPN. Aan samenwerking met andere antifascisten stonden nu geen principiële obstakels meer in de weg. Aan de dubbelzinnigheden van de ‘Pact-periode’ was een einde gekomen en de anti-fascistische eenheidspolitiek kon worden hervat.46 Om de eenheidspolitiek te stimuleren werd

door de partijleiding besloten de CPN tijdelijk op te heffen en het verzet rond de krant De Waarheid te organiseren. De communisten gingen over op het uitvoeren van grootschalige verzetsacties. Men voerde sabotageacties uit, bood hulp aan onderduikers en pleegden aanslagen op verraders en hooggeplaatste NSB’ers.47 In februari 1943 viel het driemanschap uiteen, nadat Jansen en Dieters door de politie waren

40 De Jonge, Het communisme, 68-73; Sinke, “Dutch Communism in Transition”, 1046.; Verrips, Dwars, 59-73.; Koper,

Onder de Banier, 40-41.

41 Verrips, Dwars, 68-69.

42 De Jonge, Het communisme, 68-73.

43 De Jonge, Het communisme, 73-92.; Van Dijk, Het verzet, 17-19.

44 Van Dijk, Het verzet, 20.; Verrips, Dwars, 111-126; De Jonge, Het communisme, 73-75.; A. Mooij, De strijd om de

Februaristaking (Amsterdam, 2006), 7-18.

45 Verrips, Dwars, 111-126; Van Dijk, Het verzet, 20.; De Jonge, Het communisme, 75.; Mooij, De strijd, 15-16. 46 De Jonge, Het communisme, 73-76.; Van Dijk, Het verzet, 22-23.; Sinke, “Dutch Communism in Transition”, 1046.;

Koper, Onder de Banier, 41.

(15)

15 gearresteerd en De Groot voor de rest van de oorlog was ondergedoken. De nieuwe leiding besloot deel te nemen aan een ‘bevrijdingscoalitie’ van verzetsorganisaties, de zogeheten ‘Raad van Verzet’ (RVV). In samenwerking met katholieken en socialisten begon de nieuwe leiding, gevestigd in Amsterdam, zich sterk in te zetten voor een naoorlogse fusie van de verschillende politieke partijen tot één brede socialistische volkspartij. Met hun vooraanstaande positie in de illegaliteit hadden de communisten het vertrouwen van de socialistische en katholieke arbeiders herwonnen en waren zij tijdelijk uit het maatschappelijke isolement ontsnapt.48

In het najaar van 1944 werd het zuiden van Nederland bevrijd door de geallieerden. Er ontstond een vernieuwingsstreven dat onder andere werd vormgegeven in de oprichting van de Nederlandse Volksbeweging (NVB), een beoogde massabeweging die de vooroorlogse politieke verdeeldheid diende te overbruggen.49 In het zuiden werd, tot ongenoegen van de illegale leiding in Amsterdam, onder leiding

van Wim van Exter de CPN heropgericht. Volgens Van Exter diende de CPN als politieke organisatie naast een brede socialistische volkspartij te blijven bestaan.50 Hierop ontstond een intern politiek

conflict, die pas ten einde kwam toen de leiding in Amsterdam, waarin Paul de Groot inmiddels was teruggekeerd, in mei 1945 besloot om de vooroorlogse CPN te vervangen door de ‘Vereniging Vrienden van de Waarheid’, als kern van een nieuwe eenheidspartij. De Groot’s motivatie achter deze politieke handeling was de gedachte de concurrerende NVB de pas te kunnen afsnijden. Daarnaast wilde hij voorkomen dat er weer een geïsoleerde CPN zou ontstaan, die hoewel sterk gegroeid in de bezettingstijd, toch door de autoriteiten en de sociaal-democraten niet zou worden geaccepteerd. Met de enorme aanhang die de communisten gedurende de bezettingstijd met De Waarheid hadden verkregen konden zij via de eenheidspartij wellicht een plek in de regering krijgen.51

De Groot’s ambitieuze plannen bleken niet overeen te komen met de politieke realiteit. Ondanks de groeiende populariteit van het communisme onder de arbeiders bleef het anticommunisme gedurende de bezetting in bredere kringen bestaan. Na de bevrijding van Zuid-Nederland werd door het kabinet-Gerbrandy in ballingschap het ‘Militair Gezag’ opgericht om linkse politieke uitingen te bestrijden.52

Om een communistische machtsovername in het politieke vacuüm na de Duitse capitulatie te voorkomen genoot deze organisatie een groot aantal speciale bevoegdheden. Het Militair Gezag was bevoegd om arrestaties te verrichten, goederen in beslag te nemen en gevangenisstraffen op te leggen. Het werd verboden om communistische propaganda te verspreiden en om openbare bijeenkomsten te organiseren. Daarnaast werd het communisten onmogelijk gemaakt om belangrijke politieke en maatschappelijke posities te bekleden.53 Angst voor het communisme leefde in bijna alle maatschappelijke organisaties

48 Sinke, “Dutch Communism in Transition”, 1046.; Van Dijk, Het verzet, 24-27.; De Jonge, Het communisme, 73-92. 49 H. Poeze, “De Indonesische kwestie 1945-1950 – Sociaal-democratie in de klem.” (Amsterdam, 1982), 39.; Drs. J.L.J.

Bosmans, “De rooms-rode coalitie als spil van de Nederlandse politieke verhoudingen 1945-1960.” (Amsterdam, 1982), 58-59.; J. Bank, Opkomst en ondergang van de Nederlandse Volksbeweging (NVB) (Deventer, 1978), 5-10.

50 Van Dijk, Het verzet, 44-50.; W. Gortzak, Kluiven op een buitenbeen: Kanttekeningen bij enige naoorlogse ontwikkelingen

van het Nederlandse communisme, (Amsterdam, 1966), 19-43.; Verrips, Dwars, 204-211.

51 Van Dijk, Het verzet, 44-50.

52 Van Dijk, Het verzet, 32-34.; De Liagre Böhl, “De rode beer”, 23-25. 53 Sinke, “Dutch communism in transition”, 1053-1054.

(16)

16 en militaire autoriteiten die in de overgang van bezetting naar bevrijding actief waren. Er werden regionale burgerlijke milities en vrijwilligerskorpsen opgericht, zoals de ‘Ordedienst’ en de ‘Landelijke Knokploegen’, om in actie te komen bij het uitbreken van communistische opstanden.54 Door het verzet

te neutraliseren hoopten de autoriteiten een terugkeer naar het oude politieke systeem te realiseren en de oude partijen weer in het zadel te helpen.55

Politieke vernieuwing in het zuiden kwam voor de CPN maar moeilijk van de grond. Na de heroprichting van de SDAP begonnen oude tegenstellingen zich te openbaren. Voor een politieke eenheidspartij hadden de sociaal-democraten geen oren meer.56 Vanuit de internationale

communistische beweging werd druk uitgeoefend tot heroprichting van de vooroorlogse CPN. Bij de heroprichting werd de nadruk gelegd op het nieuwe nationale karakter van de partij. De communisten zouden blijven streven naar samenwerking met de sociaal-democraten en een democratische regering waarin belangrijke posities werden vervuld door vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging.57

Herhaaldelijk riepen de communisten op tot een fusie met de SDAP. Deze voorstellen werden keer op keer door de sociaal-democraten afgewezen. De dubieuze voorgeschiedenis van de communisten, hun leninistische opvattingen over de democratie en hun onvoorwaardelijke loyaliteit aan de Sovjet-Unie bemoeilijkte het vertrouwen in de partij.58 Het politieke landschap maakte in deze periode een sterke

verandering door. De SDAP fuseerden met een aantal progressieve democratische partijen in de Partij van de Arbeid (PvdA) en de katholieken organiseerden zich in de Katholieke Volkspartij (KVP).59 De

vooroorlogse politieke stromingen hernamen hun posities in de politiek van het naoorlogse Nederland.

54 Van Dijk, Het verzet, 34-40.; De Liagre Böhl, “De rode beer” 23-25. 55 Van Dijk, Het verzet, 50-52.

56 Ibid. 50-53.

57 Verrips, Dwars, 224-226.; Bosmans, “De rooms-rode coalitie”, 64.

58 Sinke, “Dutch communism in transition”, 1046.; Rovers, Recht, 45-50.; Verrips, Dwars, 225-226.; Van Dijk, Het verzet,

53.

59 Van Dijk, Het verzet, 50-52.; F. Wielenga, Geschiedenis van Nederland, Van de Opstand tot heden (Amsterdam, 2012),

325.; De PvdA ontstond als ‘doorbraakpartij’ na een fusie van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), de progressief-liberale Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de links-protestantse Christelijk-Democratische Unie (CDU). De achterban van de VDB bestond voornamelijk uit een kleine seculiere middenklasse en keerde zich vóór de fusie sterk tegen de toenemende invloed van de katholieke zuil, vertegenwoordigd in de RKSP. Voor een deel van de achterban bleek de PvdA te links, wat resulteerde in de oprichting van de VVD in 1948. De PvdA zou, in de politieke lijn van de SDAP, voornamelijk een arbeiderspartij blijven, maar verkreeg daarnaast een liberaler karakter.

(17)

17

1.3 De naoorlogse periode: nationale verkiezingen, onvrede in de vakbondspolitiek en de

Indonesische kwestie

Aanvankelijk genoot de CPN na de bevrijding een grote populariteit onder de arbeidersklasse. Het ledental bedroeg ongeveer dertigduizend, De Waarheid had een oplage van driehonderdduizend exemplaren en de Eenheidsvakcentrale (EVC) was uitgegroeid tot de grootste vakbond van Nederland.60

Ten opzichte van 1940 had de CPN een zeer gunstige positie verkregen. Dit bleek des te meer uit de verrassende bereidheid van de sociaal-democraten om aan de communistische eis voor deelname aan de onderhandelingen voor het eerste ‘noodparlement’ toe te geven. Het communisme was een belangrijke politieke stroming geworden. Ondanks wederzijdse spanningen leidde het bondgenootschap tussen de grootmachten bij een deel van de sociaal-democraten tot de hoop dat de communisten zich actief zouden inzetten voor de wederopbouw van een progressieve samenleving. De communisten bleven vasthouden aan de eenheidspolitiek, maar lieten het streven naar een bredere volkspartij los.61 Na uitvoerige

onderhandelingen trad de eerste naoorlogse regering in 1945 aan onder leiding van de sociaal-democraat W. Schermerhorn, zonder deelname van de communisten. Tijdens de formatieonderhandelingen had de CPN zich gediskwalificeerd omdat de sociaal-democraten niet bereid waren belangrijke ministerposten, zoals de door De Groot geëiste ministerpost van Voedselvoorziening, door communisten te laten bekleden.62

Bij de eerste verkiezingen van 1946 leek regeringsdeelname daadwerkelijk mogelijk. Met meer dan tien procent van de stemmen behaalde de CPN op regionaal en nationaal niveau een aanzienlijke verkiezingsoverwinning. De partij won tien zetels in de Tweede Kamer, werd vertegenwoordigd in alle provincies en werd de grootste partij in de gemeenteraad van Amsterdam.63 De PvdA en de KVP wonnen

achtereenvolgens negenentwintig en tweeëndertig zetels in de Tweede Kamer. De overwinning ging voornamelijk ten koste van de PvdA. Bewondering voor de oorlogsinspanningen van de Sovjet-Unie had een deel van de socialisten ervan overtuigd om bij de verkiezingen communistisch te stemmen. Daarnaast wekte de oprichting van de meer liberale PvdA, en het zich daarmee losmaken uit de vertrouwde kaders van de klassenstrijd voerende arbeidersbeweging, bij een deel van het electoraat groot wantrouwen.64 De verkiezingen lieten duidelijk zien dat de bezettingstijd een intermezzo was geweest.

Het Nederlandse volk vulde de stembiljetten over het algemeen niet zo anders in dan het voorheen had gedaan.65 Door de protesterende houding van de CPN inzake de Indonesiëkwestie, waarover later zal

worden uitgeweid, werd de partij buitengesloten bij de formatie van het kabinet Beel-I, bestaande uit de PvdA en de KVP.66 Naar aanleiding van de verkiezingsuitslagen begon de vooroorlogse kloof tussen

60 Van Dijk, Het verzet, 12-16.; De Liagre Böhl, “De rode beer” 23-25.; Bossenbroek, Fout, 111.; Verrips, Dwars, 232-234. 61 Sinke, “Dutch communism in transition”, 1046-1049.; Gortzak, Kluiven, 47.

62 Verrips, Dwars, 211-218.; Van Dijk, Het verzet, 15-17.; Poeze, “De Indonesische kwestie”, 39. 63 Van Dijk, Het verzet, 15-16.; Bossenbroek, Fout, 111.

64 Bosmans, “De rooms-rode coalitie” 63-64.

65 Bosmans, “De rooms-rode coalitie” 64-65.; Verrips, Dwars, 226-228. 66 Ibid. 66-68.; Verrips, Dwars, 226-228.; Gortzak, Kluiven, 48.

(18)

18 het communisme en de sociaal-democratie zich weer te verdiepen.67

De onderlinge samenwerking tussen de PvdA en de KVP in het kabinet Beel-I werd door beide partijen beschouwd als noodzakelijk om de CPN en het communisme als politieke stroming definitief te kunnen elimineren.68 Om een stabiele coalitie met de katholieken te bewerkstelligen werd de

klassenstrijd door de sociaal-democraten ondergeschikt gemaakt aan het gemeenschappelijke belang van de wederopbouw.69 Het anticommunisme werd in beide partijen heel anders vormgegeven. De

katholieken waren van mening dat samenwerking met de CPN onmogelijk was. De eenheidspolitiek werd beschouwd als het voornaamste gevaar voor het christendom. Een standpunt dat ondersteuning vond van de katholieke bisdommen. Er werd een pastorale vastenbrief uitgevaardigd waarin katholieken werd verboden lid te worden van organisaties, ‘wier beginselen in strijd zijn met de christelijke leer of wier daden de christelijke leer ondermijnen.’.70 De sociaal-democraten zochten een balans tussen het

anticommunisme en een gematigde samenwerking. Lokale PvdA-departementen werkten regelmatig met de CPN samen bij het doorvoeren van socialistische wetgeving. Het anticommunisme werd geleidelijk een groter onderdeel van de politieke strategieën en campagnes. Samenwerking met de katholieken kreeg prioriteit en de communisten werden steeds verder in een politiek isolement gedrukt.71

Deze periode ging gepaard met twee binnenlandse politieke ontwikkelingen die de kloof tussen communisten en sociaal-democraten deed toenemen: de vakbondspolitiek en de Indonesiëkwestie. In het bevrijde zuiden van Nederland werd op initiatief van Wim van Exter de eerste naoorlogse vakbond, de Eenheidsvakbeweging (EVB), opgericht.72 Net als in de CPN stond hier het communistische

eenheidsstreven en samenwerking binnen het politieke links centraal. Ondanks de dominerende positie van de CPN, werden aanvankelijk veel katholieke en sociaal-democratische arbeiders lid van de vakbond. Veel arbeiders waren teleurgesteld in de collaboratie en opstelling van de overige vakbonden in de bezettingstijd en hoopten dat de eenheid een betere samenleving zou brengen.73Vrij snel keerden

de verzuilde verhoudingen in de vakbondspolitiek terug. De EVB kreeg te maken met veel weerstand en kritiek vanuit de sociaal-democratische en katholieke zuilen. In de eerdergenoemde vastenbrief werd de vakbond sterk veroordeeld en als onverenigbaar verklaard met de rooms-katholieke beginselen. In 1945 werd de vakbond, inmiddels omgedoopt tot Eenheidsvakcentrale (EVC), niet toegelaten tot de Raad van Vakcentrales, een adviesorgaan voor de overgangsregering Schermerhorn over arbeidszaken.74

Om aan een toenemend isolement te kunnen ontsnappen koersten de EVC op een fusie met de sociaal-democratische NVV, de tweede grootste niet-confessionele vakorganisatie.

Aanvankelijk stond het NVV-bestuur positief tegenover een fusie. Communistische aanspraken

67 Van Dijk, Het verzet, 54-55.

68 De Liagre Böhl, “De rode beer” 26-29.

69 Van Dijk, Het verzet, 10-15.; Poeze, “De Indonesische kwestie”, 51-57. 70 Verrips, Dwars, 237-238.; Sinke, “Dutch communism in transition”, 1053-1054. 71 Sinke, “Dutch communism in transition”, 1055.

72 Ibid. 1056.

73 De Liagre Böhl, “De rode beer”, 30-31.; Bosmans, “De rooms-rode coalitie” 64. 74 Van Dijk, Het verzet, 57-59.; Verrips, Dwars, 239-240.

(19)

19 op politieke en maatschappelijke invloed werden door sommige sociaal-democraten geaccepteerd.75 In

het begin verliepen de fusiebesprekingen tussen het NVV en de EVC dan ook zeer voorspoedig.76 Na

een aantal maanden ontstonden er spanningen toen havenarbeiders en EVC-leden betrokken waren bij grote demonstraties tegen het sociaaleconomische regeringsbeleid. Tevens hadden de relaties van de EVC met buitenlandse communistische vakbonden de angst vergroot dat de communisten na een fusie de hele vakbeweging zouden overnemen. Het NVV besloot de fusiebesprekingen definitief af te breken. De tegenstellingen tussen beide vakbonden waren onoverbrugbaar en net als de PvdA wilde het NVV de betrekkingen met de katholieken niet op het spel zetten.77 Het anticommunisme in de vakbeweging

werd vanaf dat moment steeds feller. Stakingen werden fel bestreden en vanaf 1947 ontstond er een Koude Oorlogsstemming waarbij de achterban van het NVV bestookt werd met anticommunistische propaganda over de Sovjet-Unie en de CPN.78 Met het stuklopen van de fusiebesprekingen zaten de

communistische arbeiders vanaf dat moment opgesloten in een gewantrouwde vakbond.79De

sociaal-democraten hadden gekozen voor samenwerking met de katholieken en de EVC werd een belangrijke factor in het toenemende isolement van de CPN.

Solidariteit met de onafhankelijkheidsbeweging van Indonesië verdiepte de kloof tussen de CPN en de PvdA nog verder. Na het uitroepen van de Indonesische Republiek door Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 werkten communisten en sociaal-democraten in eerste instantie samen in de Vereniging Nederland-Indonesië. Deze vereniging keerde zich tegen troepenzendingen en pleitte voor de erkenning van de Republiek.80 Dit samenwerkingsverband werd beëindigd nadat het partijbestuur van de PvdA

had besloten afstand te nemen van alle linkse oppositie tegen het regeringsbeleid. Het partijbestuur was bang dat de partij niet serieus zou worden genomen en wilde de samenwerking met regeringspartner KVP niet op het spel zetten. De eerste uitzendingen van dienstplichtige militairen in september 1946 riepen veel verzet op. De communisten organiseerden een algemene staking in de Amsterdamse haven en De Groot riep in de Kamer op tot het de-escaleren van het koloniale conflict.81 Met het mislukken

van verschillende onderhandelingspogingen met de Indonesische Republiek, het stuklopen van de Linggadjati overeenkomst van november 1946 en het communistische verzet tegen het regeringsbeleid, begon de breuk tussen communisten en sociaal-democraten verder te verdiepen. Dit had deels invloed

75 Verrips, Dwars, 239-240.; Sinke, “Dutch communism in transition” 1046-1048.; Maas (ed.), Het kabinet-Drees-Van

Schaik, 390-400.; E. Hueting, F. de Jong en R. Neij, Naar groter eenheid: de geschiedenis van het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen 1906-1981 (Amsterdam, 1983), 221-230.

76 Gortzak, Kluiven, 46.

77 Van Dijk, Het verzet, 59-62.; Verrips, Dwars, 241-248.; Sinke, “Dutch communism in transition”, 1046-1048.; Koper,

Onder de Banier, 49-50.; Hueting, de Jong en Neij, Naar groter eenheid, 224.

78 Van Dijk, Het verzet, 62-63.; De Liagre Böhl, “De rode beer”, 30-31. 79 Ibid. 62-63.

80 Poeze, “De Indonesische kwestie” 41-42.; Sinke, “Dutch communism in transition” 1048.; R. Raben, ‘Hoe wordt men vrij?

De lange dekolonisatie van Indonesië’, in: E. Bogaerts en R. Raben (red.), “Van Indië tot Indonesië”, (Amsterdam, 2007), 13-18.

81 J. van den Berg, “De langzame ontworteling van de Nederlandse sociaaldemocratie”, In: Becker en G. Voerman, Zeventig

jaar partij van de arbeid (Amsterdam, 2016), 40-49; A. van der Zwan, Van Drees tot Bos, zeventig jaar succes en mislukking: Geschiedenis van de PvdA (Amsterdam, 2008), 9-26.

(20)

20 op het stuklopen van de fusiebesprekingen met het NVV.82 De Indonesiëkwestie bracht de PvdA de

mogelijkheid door de katholieken geaccepteerd te worden als onderdeel van de regering. De oppositie van de CPN tegen het Indonesiëbeleid werd een motief om de communisten aan het begin van de Koude Oorlog politiek buitenspel te zetten.83

1.4 Het begin van de Koude Oorlog: Tsjecho-Slowakije, anticommunistische

maatregelen en de nationale verkiezingen van 1948

In de beginperiode van de Koude Oorlog waren een aantal internationale gebeurtenissen van grote invloed op het Nederlandse anticommunisme. Na een onderlinge strijd om de afbakening van invloedsferen op de Europese en Aziatische continenten viel het bondgenootschap tussen de geallieerden uiteen. Een breekpunt vormde de redevoering van Winston Churchill van 5 maart 1946 waarin gepleit werd voor een militair Anglo-Amerikaans bondgenootschap tegen de Sovjet-Unie.84 De Amerikaanse

president Harry S. Truman stelde dat de Verenigde Staten verantwoordelijk waren om de wereldwijde dreiging van het communisme te bestrijden. Indamming van het wereldcommunisme en de bescherming van de democratie stonden vanaf dat moment centraal in het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten. Met de financieel-economische Marshallhulp werd de wederopbouw van de West-Europese economieën, waaronder de Nederlandse economie, aanzienlijk gesteund. Van West-Europa diende een economische bondgenoot te worden gemaakt en communistische sympathieën dienden koste wat kost bestreden te worden.85 Na het falen van de communistische eenheidspolitiek en een toenemende angst

voor de westerse grootmachten werd in september 1947 te Moskou de Cominform opgericht. De eenheidspolitiek werd verworpen, samenwerking met de sociaal-democratie verboden en van de Europese communistische partijen werd verwacht dat zij in verzet zouden komen tegen het Amerikaanse imperialisme en de Marshallhulp. De verhoudingen tussen de Sovjet-Unie en de Westerse mogendheden werden extra verscherpt met het optreden van het Rode Leger in de Oost-Europese ‘volksdemocratieën’. Het nieuws over grootschalige mensenrechtenschendingen, politieke zuiveringen en schijnprocessen veroorzaakte in Nederland een toenemende afkerigheid tegen de Nederlandse communisten.86

De tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten drukten vanaf 1947 een zware

82 Van Dijk, Het verzet, 66-67.; A. Visser, Alleen bij Uiterste Noodzaak: De rooms-rode samenwerking en het einde van de

brede basis 1948-1958, (Amsterdam, 1986), 20-23.; Poeze, “De Indonesische kwestie” 39-44.

83 Poeze, “De Indonesische kwestie” 51-57.

84 De Liagre Böhl, “De rode beer” 19.; A. Koper, Onder de Banier, 61-63.; M. Mazower, Governing the World, The History

of an Idea, 1815 to the present (New York, 2012), 223-224.; R.J. Jackson, Global Politics in the 21st Century (New York,

2013) 49.; The Sinews of Peace Speech van Winston Churchill, 5 maart 1946, BBC Archives, https://winstonchurchill.org/resources/speeches/1946-1963-elder-statesman/the-sinews-of-peace/.

85 D. Hellema, Neutraliteit & Vrijhandel: De Geschiedenis van de Nederlandse Buitenlandse Betrekkingen (Utrecht, 2001),

148-150.; M. Hajimu, Cold War Crucible: The Korean Conflict and the Postwar World (Harvard, 2015), 25-26.; Mazower,

Governing, 227-229.; Jackson, Global Politics, 50.; Wielenga, Geschiedenis, 331.; M. J. Hogan, The Marshall Plan: America, Britain, and the reconstruction of Western Europe, 1947-1952, (Cambridge, 1987), 18-25, 26-35.

86 Sinke, “Dutch communism in transition” 1050.; Gortzak, Kluiven, 54.; Stam, De CPN, 27-29.; Maas (ed.), Het

(21)

21 stempel op het politieke leven in Nederland. De communisten bewandelden een nieuwe politieke koers, waarbij het verzet tegen de Marshallhulp en het bestrijden van de sociaal-democratie centraal stonden.87

Financiële afhankelijkheid van de Verenigde Staten zou het einde van de Nederlandse soevereiniteit betekenen en diende met alle felheid bestreden te worden.88 Het was aan de communisten de taak om te

voorkomen dat Nederland een Amerikaans bolwerk zou worden.89 Deze anti-Amerikaanse houding

zorgde ervoor dat de CPN afgleed in een toenemend isolement.90 Bondgenootschappelijkheid met de

Verenigde Staten ter verdediging van het ‘vrije westen’ tegen een communistische dreiging werd in de sociaal-democratie breed gesteund. Dit maakte de PvdA voor de communisten de grootste verrader en gevaarlijkste vijand van de Nederlandse arbeidersklasse.91 Nederland voerde de eerste naoorlogse jaren

een neutraliteitspolitiek. Met het ondertekenen van het Verdrag van Brussel en het lidmaatschap van de NAVO in 1948 koos de regering voor het Atlantisch Bondgenootschap.92 Hier tegenover werd door de

Nederlandse communisten juist verbondenheid met de Cominform vooropgesteld. De vijandige houding van de CPN tegenover de PvdA werd een belangrijke oorzaak voor de vervreemding tussen de CPN en de Nederlandse politiek en samenleving.93

De onvoorwaardelijke loyaliteit van de CPN aan de Sovjet-Unie leidde in februari 1948 tot botsingen met de PvdA en de KVP in de Nederlandse politiek. De communistische staatsgreep in Tsjecho-Slowakije veroorzaakte een enorme politieke onrust in de West-Europese democratieën. De hardhandige repressie van oppositionele stromingen en het ontstaan van een economische crisis na het weigeren van de Marshallhulp veroorzaakten in Tsjecho-Slowakije een politiek conflict tussen de verschillende linkse regeringspartijen. Met steun van de Sovjet-Unie werden de sociaal-democraten door de Tsjechische communisten bij een machtsovername uit de regering gezet. Vervolgens werd de krijgsmacht gezuiverd, werden socialistische ambtenaren ontslagen en werden er nieuwe verkiezingen gehouden waarbij het volk alleen de mogelijkheid had om op de communisten te stemmen. Tsjecho-Slowakije werd omgebouwd tot een satellietstaat van de Sovjet-Unie.94 De ‘Praagse Coup’ en de

daaropvolgende politieke zuiveringen werden door de CPN verdedigd als een noodzakelijk optreden tegen de kapitalistische en reactionaire krachten. De coup werd door de CPN toegejuicht en op

87 De Liagre Böhl, “De rode beer”, 23-25.; De Jonge, Het communisme, 95. 88 De Liagre Böhl, “De rode beer”, 32.

89 Sinke, “Dutch communism in transition” 1059.

90 Maas (ed.), Het kabinet-Drees-Van Schaik, 390-395.; Sinke, “Dutch communism in transition,” 1062.

91 De Jonge, Het communisme, 98-103.; De Liagre Böhl, “De rode beer”, 26-29.; Verrips, Dwars, 257-258.; Gortzak,

Kluiven, 57.; Van Dijk, Het verzet, 70-71.; A. van der Zwan, Van Drees tot Bos, zeventig jaar succes en mislukking: Geschiedenis van de PvdA (Amsterdam, 2008), 20-26.

92 J. Hoffenaar, “Nederland en zijn militaire veiligheid”, in: J. Pekelder, R. Raben en M. Segers (Red.), De Wereld volgens

Nederland: Nederlandse Buitenlandse Politiek in Historisch Perspectief (Amsterdam, 2015), 187-188.; Jackson, Global Politics, 49.; Mazower, Governing, 229-230.; Hellema, Neutraliteit, 151-152.; L. S. Kaplan, NATO before the Korean War: April 1949-June1950, (Ohio, 2013), 1-8.

93 De Jonge, Het communisme, 104-108.

94 Van Dijk, Het verzet, 82.; Rovers, Recht, 31-34.; Sinke, “Dutch communism in transition”, 1056-1058.’; Bossenbroek,

Fout, 85-86.; H. Renner, Tsjechoslowakije en de tankrealiteit (’s-Gravenhage, 1980), 38-46.; H. Renner, Tsjechoslowakije na 1945, (Groningen, 1988) 3-16.; P. Tigrid, ‘The Prague coup of 1948: The elegant takeover’, in: T. Hammond (red.), The anatomy of communist takeovers (London, 1975).

(22)

22 partijbijeenkomsten werd opgeroepen om de Tsjechische gebeurtenissen in Nederland te herhalen.95

Onder toenemende invloed van het politieke stalinisme vereenzelvigde de CPN zich met de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie.96

De gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije veroorzaakten voornamelijk een uitbarsting van anticommunistische woede in de sociaal-democratische en katholieke zuilen. De opgebouwde spanningen uit de voorgaande jaren zorgde voor een verharding van het politieke klimaat en een aantal restrictieve maatregelen tegen de CPN.97 De politicus Carl Romme, fractievoorzitter van de KVP, pleitte

voor het invoeren van strenge beperkingen op de vrijheid van communistische organisaties en een algeheel verbod op de CPN.98 Een dergelijk verbod kwam er niet. Van de communisten diende geen

martelaren te worden gemaakt en de partij zou in de illegaliteit moeilijker onder controle kunnen worden gehouden.99 Wel werd besloten om vertegenwoordigers van de CPN om veiligheidsredenen te

verwijderen uit comités betreffende defensie, buitenlandse zaken en handel. Daarnaast werden maatregelen genomen om de handelingsvrijheid van de partij verder te beperken. Om ongewenste propaganda te voorkomen werd de radiozendtijd van de partij op de publieke omroep sterk ingekort.100

Ook de PvdA-leiding veroordeelde de houding van de CPN tegenover de coup. Het communisme diende te worden bestreden en onderlinge samenwerking met de communisten werd niet meer toegestaan.101

Twee belangrijke affaires, die de Nederlandse politiek in het voorjaar en de zomer van 1948 zouden beheersen, illustreren de aangenomen anticommunistische houding van de PvdA en KVP tegenover het Nederlandse communisme in deze periode.102

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije ontstond een enorme druk op de samenwerkingscoalitie van de sociaal-democraten en communisten in de gemeenteraad van Amsterdam. Gemeenteraadsleden van de PvdA zagen in de communistische ‘welvaartscomités’ (een communistisch alternatief voor de Marshallhulp) een sterke overeenkomst met de Tsjecho-Slowaakse ‘actiecomités’, die een fundamentele rol hadden gespeeld in het organiseren van de staatsgreep. Om een toekomstige staatsgreep in Nederland te voorkomen werd de Gemeentewet aangepast, waardoor het mogelijk werd om wethouders op grond van gebrek aan politiek vertrouwen te ontslaan.103 In Amsterdam werden de

communistische wethouders Leen Seegers en Ben Polak middels een motie van wantrouwen uit de gemeenteraad ontslagen, vanwege hun steun aan de Praagse Coup en de welvaartscomités.104 Op lokaal

95 Sinke, “Dutch communism in transition”, 1056-1058.; Bossenbroek, Fout, 85-86.; Verrips, Dwars, 258. 96 Gortzak, Kluiven, 58-64.; De Liagre Böhl, “De rode beer”, 32-33.

97 De Liagre Böhl, “De rode beer”, 22.

98 Sinke, “Dutch communism in transition” 1057-1058.; Bossenbroek, Fout, 85-86.; J. A. Bornewasser, Katholieke

Volkspartij 1945-1980: herkomst en groei (Nijmegen, 1995).

99 Van Dijk, Het verzet,85-89.

100 Sinke, “Dutch communism in transition” 1058. 101 Rovers, Recht, 36-45.

102 Rovers, Recht, 50-52.

103 Gortzak, Kluiven, 58.; Sinke, “Dutch communism in transition” 1048-1049.; Van Dijk, Het verzet, 82-85.; B. de Graaff en

C. Wiebes (red.), Hun crisis was de onze niet: Internationale crises en binnenlandse veiligheid 1945-1960, (Den Haag, 1994), 48-80.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inleiding: de bestuurlijke positie van de Broederschap 151 De druk van de leden op het Hoofdbestuur om meer service 152 Anti-Joodse maatregelen: het ontslag van de Joodse notarissen

Rusland en het Westen niet meer gescheiden door het IJzeren Gordijn tussen onverzoenlijke tegenstanders.  Rusland en het Westen wel weer gescheiden door een boosaardige

Ondanks dat de eerste lichting van het NDVN uit geoefende militairen bestond, stak de leiding van het detachement veel tijd en energie aan oefening en opleiding, zowel voor als

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

3HUVRQLILFDWLHYDQHHQVWDDWLVHUJDOJHPHHQLQWHNVWHQRYHULQWHUQDWLRQDOHSROLWLHN±]RDOJHPHHQ GDW KHW ]HOIV ODVWLJ NDQ ]LMQ WH ]LHQ GjW HU VSUDNH LV YDQ

Achteraf kwam Korea in de schaduw van de veel bloediger strijd in Wereldoorlog II en van de oorlog in Vietnam, waartegen meer protest rees en die bekend werd door de