• No results found

Een casestudie naar de oorzaken van de burgeroorlog in Nigeria

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een casestudie naar de oorzaken van de burgeroorlog in Nigeria"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een casestudie naar de oorzaken van de

burgeroorlog in Nigeria

Lara Maria Dolores Deckers

Studentennummer: 10276181

Bachelorscriptie Politicologie Postkolonialisme en Ontwikkeling

Scriptiebegeleider: dhr. dr. S. Rezaeiejan

Email UvA: lara.deckers@student.uva.nl

Voorjaar 2014

(2)
(3)

Lara Deckers 3

Index

1. Inleiding……… 4 – 6. 2. Theoretisch Kader………... 6 – 15. 2.1 Burgeroorlog………... 6 – 7. 2.2 Oorzaken Burgeroorlog ………... 7– 14. 2.2.1 Grieven en politieke kansen en beperkingen……….. 8. 2.2.2 Grieven en Hebzucht……….. 8 – 9. 2.2.3 ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Burgeroorlogen………....………. 10 – 11. 2.2.4 Nieuwe Staten en Instabiliteit ……….. 11. 2.2.5 Etniciteit en Religie ………...……..………. 12 – 14. 2.3 Indicatoren .………..……….. 14 – 15. 3. Methodologie………..… 16 – 17. 4. Empirische Beschouwing .………... 17 – 35.

4.1 Actoren en Historische Context ..……….. 17 – 20. 4.2 Burgeroorlog in Nigeria……….. 20 – 22. 4.3 Oorzaken conflict in Nigeria………. 22 – 33. 4.3.1 Ongelijkheid ……….. 22 – 25. 4.3.1.1 Politieke ongelijkheid……….. 22 – 23. 4.3.1.2 Economische ongelijkheid……… 23 – 24. 4.3.1.3 Sociale ongelijkheid……….. 24 – 25. 4.3.2 Mogelijkheden in situatie ……….…. 25 – 26. 4.3.3 Mate van criminaliteit ………....………... 26 – 27. 4.3.4 Vetes tussen lokale groepen ………... 27 – 28. 4.3.5 Dekolonisatieproces ………...……..………... 28 – 29. 4.3.6. Verschillende etnische groepen………. 29 – 30. 4.3.7. Mythes in beeldvorming………... 30 – 31. 4.3.8 . Verwevenheid van de kerk en staat………. 31 – 32. 4.3.9. Mate van religieuze scheidslijnen………. 32 – 33. 4.4 Toetsen van de hypotheses……….. 33 – 35. 5. Conclusie ……….. 36. 6. Literatuurlijst……….. 37 – 41. 7. Appendix………. 42 – 44.

(4)

Lara Deckers 4

1.

Inleiding

Op 30 april 2012, publiceerde The Economist het artikel “Violence in Nigeria. The attacks continue” waarin over een reeks aanslagen in Nigeria werd gerapporteerd (2012). De aanslagen lijken het werk te zijn van de islamitische terreurbeweging Jama'atu Ahlis Sunna Lidda'awati wal-Jihad (beter bekent als Boko Haram) die sinds 2002 actief is. Er zijn echter verschillende gewelddadige splintergroeperingen actief in Nigeria en niemand heeft de verantwoordelijkheid voor deze aanslagen opgeëist. Het artikel stelt dat, hoewel deze reeks aanslagen waren gericht op christenen, het geweld doorgaans gericht is op zowel moslims als christenen (The Economist, 2012). Naar aanleiding van het toenemende aantal aanslagen van Boko Haram verscheen recentelijk in The Guardian het artikel “Nigeria falls into 'a state of war' as Islamist insurgency rages” (8 maart 2014). Hierin wordt gespeculeerd over de mogelijke oorzaken van het conflict. Een mogelijke oorzaak voor de opkomst van Boko Haram zou een cultuur van weerstand tegen Westerse invloeden zijn, die na de komst van de Britse kolonisator in 1849, is ontstaan. Een andere mogelijke oorzaak die The Guardian noemt, is het disfunctioneren van de Nigeriaanse overheid, die kampt met groeiende ongelijkheid (The Guardian, 2014). Het aantal geweldplegingen tussen groeperingen in Nigeria is de laatste jaren sterkt toegenomen. Alleen al in de eerste drie maanden van 2014 zijn daarbij al meer dan 1.500 mensen omgekomen (Amnesty International, 2014).

De oorzaken van conflicten en burgeroorlogen zijn vaker aan een onderzoek onderworpen. Op basis van de hieruit ontwikkelde theorieën kunnen verschillende verklaringen voor de oorsprong van conflicten worden gegeven. Enkele voorbeelden van zulke theorieën zijn de Rational Choice Theory, de Symbolic Action Politics Theory en de Political Opportunities Theory. Deze theorieën geven allemaal een andere verklaring voor het ontstaan van conflicten. Wanneer men kijkt naar de situaties dat een burgeroorlog een etnische grondslag heeft, kan dit passen op de situatie in Nigeria vanwege het multi-etnische karakter van het land. In Nigeria leven namelijk meer dan 250 verschillende etnische groepen (Esman, 2004:45 en Stavenhagen, 1996: 51). Ook kan de burgeroorlog in Nigeria een economische grondslag hebben, vanwege de ongelijke verdeling van de welvaart in het land (The Guardian, 2014). Nog een andere mogelijke verklaring die van toepassing zou kunnen zijn op de Nigeriaanse casus, is dat de burgeroorlog een religieuze grondslag heeft. Grofweg de helft van de Nigeriaanse bevolking is moslim en de andere helft christen (Stavenhagen, 1996: 51). In deze scriptie onderzoek ik of een van de bestaande conflictverklaringen opgaat voor de burgeroorlog in Nigeria. De onderzoeksvraag luidt:

(5)

Lara Deckers 5 De onderzoeksvraag wordt in twee delen beantwoord. Het eerste onderdeel is het conceptualiseren van het begrip burgeroorlog aan de hand van de huidige situatie in Nigeria. Het tweede onderdeel bestaat uit het analyseren van de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Hoewel het conflict al langer aan de gang is, is er gekozen voor 2002 omdat in dat jaar de islamitische terreurbeweging Boko Haram werd opgericht (Taiye, 2013: 663-64). Boko Haram is de bekendste Nigeriaanse terreurbeweging en is verantwoordelijk voor een groot deel van de aanslagen in Nigeria. De komst van deze terreurgroep heeft tot een sterke toename van het aantal aanslagen geleid (Solomon, 2012: 6).

Het doel van deze scriptie is het bieden van een duidelijke beschouwing van het conflict in Nigeria en een analyse van de voorwaarden die hieraan ten grondslag liggen. Nigeria is een relevante casus om de verschillende verklaringen over de oorsprong van de burgeroorlog te toetsen, omdat er verschillende mogelijke verklaringen voor Nigeria zijn. Tevens is het relevant omdat Nigeria sinds eind 2013 de grootste economie van Afrika is (BBC, 2014), het een belangrijke rol in de VN-vredesmissie in Mali speelt, en een belangrijke bondgenoot van de VS in hun strijd tegen terrorisme is. Gezien de economische kracht, en politieke en militaire rol van Nigeria, is stabiliteit niet alleen intern maar ook regionaal van belang. Instabiliteit kan intern in het land een economische of politieke impasse veroorzaken waardoor geweld verder kan escaleren. Interne instabiliteit kan directe regionale gevolgen hebben wanneer de Nigeriaanse overheid zich genoodzaakt voelt hun strijdkrachten terug te roepen. Bovendien kan het geweld in Nigeria overslaan op buurlanden. Deze scriptie heeft verder een maatschappelijk relevantie door de dreiging van de aanslagen, die een bedreiging van de veiligheid van de internationale gemeenschap vormen. De in Nigeria actieve terreurgroepen worden momenteel vaak in de context geplaatst van moslimextremisme. Hierdoor wordt de burgeroorlog verkeerd gekarakteriseerd en beoordeeld. Door deze zienswijze wordt de veelzijdige natuur voor de oorlog buiten beschouwing gelaten, terwijl deze veelzijdigheid de complexiteit van de burgeroorlog juist vergroot. Het is daarom van belang om elk aspect van de oorsprong van de burgeroorlog in Nigeria te onderzoeken zodat het conflict in een genuanceerde context kan worden geplaatst en de oorzaken op juiste wijze geïnterpreteerd.

Voor het goed kunnen beantwoorden van de onderzoeksvraag is deze scriptie opgebouwd uit verschillende onderdelen. Allereerst worden in het theoretische kader verschillende definities van burgeroorlog behandeld en onderbouwd welke definitie hier wordt gebruikt. In het theoretische kader worden verder de verschillende verklaringen over de mogelijke oorzaken van het conflict geconceptualiseerd. Hierbij wordt gekeken welke voorwaarden een rol spelen in het ontstaan van een burgeroorlog. Vanuit elke verklaring wordt een hypothese opgesteld die de theorie verbindt met de casus Nigeria. Na het theoretische kader volgt de methodologische verantwoording van deze scriptie. Hierop volgt de empirische

(6)

Lara Deckers 6 beschouwing, waarbij wordt ingegaan op de achtergrond van het conflict en de actoren die erin meespelen. In het empirische onderdeel wordt de definitie van burgeroorlog geconceptualiseerd en worden de oorzaken van de burgeroorlog in Nigeria geanalyseerd en worden de opgestelde hypothesen al dan niet aangenomen. Tot slot volgt de conclusie met de presentatie van de bevindingen, de bespreking van de implicaties van de analyse en de beantwoording van de onderzoeksvraag.

2.

Theoretische Kader

In dit gedeelte van deze scriptie wordt de bestaande literatuur over burgeroorlogen besproken. Allereerst worden enkele verschillende definities van het begrip burgeroorlog behandeld. Dit is nodig omdat geen consensus is over de definitie van het begrip binnen de academische wereld. Daarna worden verschillende theorieën behandeld voor het conceptualiseren van de oorzaken van conflict. Hierbij wordt gekeken welke voorwaarden een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een conflict.

2.1 Burgeroorlog

Het boek Resort to Arms: International Civil Wars, 1816-1980 (1982) van Small en Singer biedt een eerste definitie van burgeroorlog. Zij definiëren burgeroorlog als volgt:

“Any armed conflict that involves (a) military action internal to the metropole, (b) the active participation of the national government, and (c) effective resistance by both sides” (Singer and Small, 1982: 210).

Hoewel deze definitie specifiek is, ontbreken er twee belangrijke punten. Ten eerste ontbreekt een richtlijn voor de schaal van het conflict. Zo zou met deze definitie een uit de hand gelopen protest al gedefinieerd kunnen worden als een burgeroorlog. Ten tweede werkt het gebruik van het woord internal nadelig. Hierdoor wordt uitgegaan van een eenheid, terwijl deze misschien onder druk staat. Dit is bijvoorbeeld het geval met burgeroorlogen die een nationalistische basis hebben, zoals dekolonisatieoorlogen1.

Een definitie die wel op het idee van de schaal in gaat, is afkomstig uit “Ethnicity, Insurgency and Civil War” (2003) van Fearon en Laitin. Zij stellen dat men kan spreken van een burgeroorlog wanneer een conflict voldoet aan de volgende criteria:

“1. They involved fighting between agents of (or claimants to) a state and organized, nonstate groups who sought either to take control of a government, to take power in a region, or to use violence to change government policies. 2. The conflict killed at least

1 Er zijn o.a. twee mogelijke interpretaties over dekolonisatieoorlogen. Op de eerste plaats kan een dekolonisatieoorlog worden gezien als een oorlog binnen het koloniale rijk en op de tweede plaats kan het worden gezien als een oorlog tussen twee landen. Bij de eerste interpretatie spreekt men van een burgeroorlog (Fearon en Laitin, 2002: 76).

(7)

Lara Deckers 7 1,000 over its course, with a yearly average of at least 100. 3. At least 100 were killed on both sides (including civilians attacked by rebels). The last condition is intended to rule out massacres where there is no organized or effective opposition.” (Fearon en Laitin, 2002: 76)

De definitie van Fearon en Laitin omvat veel aspecten en sluit conflicten met relatief weinig slachtoffers uit, terwijl in dergelijk geval wellicht wél sprake is van een burgeroorlog (Gleditsch et al., 2002: 617). Een middenweg tussen deze twee definities, biedt de definitie die afkomstig is uit de Uppsala Conflict Data Program (UCDP) van de Universiteit van Uppsala. De UCDP spreekt over een armed conflict. Dit definiëren zij als:

“A contested incompatibility that concerns government and/or territory over which the use of armed force between the military forces of two parties, of which at least one is the government of a state, has resulted in at least 25 battle-related deaths each year” (UCDP, zie ook: Gleditsch et al., 2002: 617).

De UCDP gaat vervolgens in op de verschillende elementen uit de definitie. Wat onder incompatibility that concerns government and/or territory wordt verstaan is dat er sprake is van onverenigbare posities van groepen over het type politiek systeem, de huidige regering of de samenstelling daarvan of over de status van een gebied. De UCDP verstaat onder use of armed force het gebruik van elke vorm van wapens door strijdkrachten van de partijen om de positie van de eigen partij te versterken en die heeft geleid tot minimaal 25 dodelijke slachtoffers per jaar. Er wordt gesproken van parties wanneer er een regering is met controle over het territorium, of in ieder geval controle over de hoofdstad, en wanneer er een oppositie of een oppositionele alliantie is die als niet-gouvernementele groep, met een naam en politieke doelen, geweld gebruikt om deze doelen te bereiken. De UCDP spreekt over een state wanneer er een erkende soevereine regering controle uitoefent over een territorium of wanneer een niet-erkende regering controle uitoefent over een territorium zonder dat dit betwist wordt door de soevereine regering waaronder het territorium eigenlijk valt (UCDP, zie ook: Gleditsch et al., 2002: 363).

In deze scriptie wordt de definitie van UCDP gehanteerd. Deze definitie biedt een genuanceerd beeld over wat wordt bedoeld met burgeroorlog en de bijbehorende elementen. Daarnaast bevat de definitie de twee punten waar Small en Singer niet op ingaan en hanteert het een kleinere schaal dan de definitie van Fearon en Laitin.

2.2 Oorzaken voor een Burgeroorlog.

Er bestaan verschillende verklaringen voor de mogelijke oorzaken die aan een burgeroorlog ten grondslag liggen. Diverse academici hebben zich over dit vraagstuk gebogen. Waar sommige academici er vanuit gaan dat deze voorwaarden materieel van aard zijn, zijn er academici die

(8)

Lara Deckers 8 meer post-positivistische verklaringen geven. Deze verschillende verklaringen worden in dit onderdeel beschreven. Vanuit elke verklaring wordt een hypothese opgesteld die de theorie verbindt met de casus. Tenslotte worden er indicatoren vanuit de verschillende verklaringen geconceptualiseerd om de theorie meetbaar te kunnen te maken.

2.2.1 Grieven en politieke kansen en beperkingen

Tarrow onderscheidt drie oorzaken waarom mensen in verzet komen, namelijk: grieven, politieke kansen en beperkingen, en mobiliseren van hulpmiddelen.

Ten eerste gaat Tarrow er vanuit dat mensen alleen in verzet komen als zij ontevreden zijn over de status quo. Hierbij vindt een bewustwording en verzet plaats over de situatie waarin zij leven (Tarrow, 1998: 21, 25). Ten tweede spelen politieke kansen en beperkingen een belangrijke rol in het ontstaan van verzet. Mensen komen alleen in verzet wanneer de situatie zich hiervoor leent. Volgens Tarrow komt de bevolking niet in verzet wanneer de kans op succesvol verzet klein is. Hierbij gaat hij uit van een rationele afweging die mensen maken. (Tarrow, 1998: 77). In tijden van economische of politieke crisis is er een gelegenheid om in verzet te komen. Dit gebeurt momenteel bijvoorbeeld in Oekraïne. Nadat President Janoekovitsj door het Oekraïense parlement was afgezet, ontstond er ruimte voor het pro-Russische parlement van de Krim om zich aan te sluiten bij Rusland (NOS 2014a). De derde oorzaak die Tarrow onderscheidt is de mobilisatie van hulpmiddelen. Dit houdt in dat mensen in verzet komen wanneer zij de middelen hebben om voldoende mensen te mobiliseren. Ook hierbij gaat Tarrow er vanuit dat men een rationele afweging maakt of de kans van slagen afweegt tegen de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Tijd, geld, organisatiecapaciteit, netwerken of krachtig leiderschap zijn belangrijke middelen die beschikbaar moeten zijn (Tarrow, 1998: 15-16).

In Nigeria leefde in 2010 zesenveertig procent van de bevolking onder de nationale armoedegrens (website Wereldbank), terwijl het de grootste economie is van Afrika. Deze economische ongelijkheid zou kunnen leiden tot grieven en kan daarom een indicator zijn voor de burgeroorlog. Vanuit de theorie van Tarrow is de volgende hypothese opgesteld: “De burgeroorlog in Nigeria is het gevolg van grieven onder de bevolking en van een politiek klimaat waardoor de kans op slagen van verzet groot lijkt”.

2.2.2 Grieven en Hebzucht

Waar Tarrow deze oorzaken in het verlengde van elkaar plaatst, zien Collier en Hoeffler grieven en kansen als twee losstaande oorzaken. Conflicten die ontstaan vanuit kansen en beperkingen zijn door hebzucht gemotiveerd. Conflicten die ontstaan vanuit grieven worden veroorzaakt door een gevoel van onrechtvaardigheid (Collier en Hoeffler, 2004: 564). Collier en Hoeffler onderzoeken of burgeroorlogen kunnen worden verklaard aan de hand van grieven, zoals ongelijkheid of etnische en religieuze verdeeldheid in de samenleving, of vanuit winstbejag die

(9)

Lara Deckers 9 voortkomen uit hebzucht. Hierbij maken zij onderscheid tussen politieke, economische en sociale indicatoren om vast te stellen in welke mate grieven en kansen het risico op een burgeroorlog kunnen verklaren (Idem: 563). Collier en Hoeffler stellen dat binnen de oorzaken die gerelateerd zijn aan grieven er slechts één indicator significant is, namelijk de mate van etnische dominantie van de grootste etnische groep (Idem: 576). Hierdoor concluderen ze dat de politieke en sociale oorzaken die zijn gerelateerd aan grieven vrijwel geen verklarende kracht hebben. De economische oorzaken die gerelateerd zijn aan kansen hebben een groter verklarende factor (Idem: 563, 577). Het risico dat een burgeroorlog uitbreekt stijgt wanneer: 1. het percentage mannen die voortgezet onderwijs hebben gevolgd laag is, 2. er een kleine economische groei is, 3. het inkomen per hoofd van de bevolking laag is, 4. er een sterke afhankelijkheid is van de export van primaire grondstoffen, 5. een land een grote bevolking heeft, 6. de bevolking erg verspreidt is over het grondgebied, en 7. er een grote diaspora in de VS woont2 (Idem: 580-81).

De conclusie die Collier en Hoeffler hieruit trekken is dat de verklaring die uitgaat van het hebzuchtmotief goed functioneert, terwijl de verklaring waarbij uit wordt gegaan van grieven juist weinig toevoegt (Idem: 587-88). Het beeld van rebellen als criminelen die handelen vanuit eigenbelang dat zij hierdoor creëren, nuanceren ze door te stellen dat grieven een verklarende factor kan zijn wanneer deze wijdverspreid zijn over tijd en onder de bevolking (Idem: 589). Ook De Soysa (2002) concludeert dat hebzucht een belangrijk motief is bij het ontstaan van burgeroorlog is. Zij stelt namelijk dat:

“the results suggest strongly that ‘greed’ effects, measured by the availability of natural resources, particularly mineral wealth, are a potent predictor of conflict.” (De Soysa, 2002: 413).

Enkele van de factoren die volgens Collier en Hoeffler en De Soysa de kans op het uitbreken van een burgeroorlog vergroten, gaan op voor Nigeria. Zo is in Nigeria bijvoorbeeld een grote verscheidenheid aan natuurlijke hulpbronnen, waaronder mineralen, te vinden (website van de Nigeriaanse overheid) en is Nigeria met 168,8 miljoen inwoners in 2012 het dichtstbevolkte land in Afrika (website Wereldbank). Vanuit de verklaring die Collier, Hoeffler en De Soysa geven voor het ontstaan van een burgeroorlog, is de volgende hypothese opgesteld: “De burgeroorlog in Nigeria vindt zijn oorsprong in winstbejag die voortkomt uit hebzucht”.

2 Collier en Hoeffler meten de grootte van het diaspora in de VS omdat zij er vanuit gaan dat dit leidt tot financiering van rebellengroepen. Hoewel ze de diaspora in andere landen achterwegen laten, zorgt deze meting voor een uniformiteit in het totaal: alle diaspora zijn in dezelfde juridische, organisatorische en economische omgeving. De diaspora zijn in verhouding tot de bevolking van het land van herkomst (Collier en Hoeffler, 2004: 568).

(10)

Lara Deckers 10 2.2.3 ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Burgeroorlogen

Ondanks de hoge mate van kritiek die het onderscheid dat Collier en Hoeffler maken tussen wijdverspreide grieven en hebzucht heeft gekregen(o.a. Nathan, 2003 en Bensted, 2011, zie ook Kalyvas, 2001: 103), wordt dit onderscheid vaak gebruikt als verklaring voor burgeroorlogen. Zo suggereerde voormalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN) Kofi Annan dat een aantal burgeroorlogen zijn veroorzaakt door de strijd om waardevolle grondstoffen in handen te krijgen. (Kalyvas, 2001: 102-3). Vanuit deze verklaring is onder sommige academici de veronderstelling ontstaan dat er na het einde van de Koude Oorlog een nieuw soort burgeroorlog is ontstaan, die wordt veroorzaakt vanuit hebzucht en criminele doeleinden in plaats van uit collectieve grieven en ideologische bezwaren (Idem: 101-2). Kalyvas beschrijft de oorsprong van deze veronderstelling en concludeert uiteindelijk dat deze onjuist is. Hij komt tot deze conclusie nadat hij verschillende soorten oorzaken en beweegredenen, de mate van steun voor de oorlog en het soort geweld van ‘oude’ en ‘nieuwe’ burgeroorlogen met elkaar heeft vergeleken (Idem: 102). Ten eerste onderzoekt hij de claim dat ‘oude’ burgeroorlogen werden gemotiveerd vanuit collectieve grieven en ‘nieuwe’ burgeroorlogen vanuit criminele doeleinden. Kalyvas concludeert dat er sprake is van een overwaardering voor de ideologische omvang van ‘oude’ burgeroorlogen en dat er een sterkere focus ligt op strafrechtelijke aspecten bij ‘nieuwe’ burgeroorlogen (Idem: 102, 108-9, 117). Ten tweede onderzoekt Kalyvas de claim dat ‘oude’ burgeroorlogen een breed draagvlak onder de bevolking hadden, terwijl dit bij ‘nieuwe’ burgeroorlogen juist zou ontbreken. Ook dit blijkt een stuk complexer te zijn dan het op het eerste gezicht lijkt. Deze scheidslijnen blijken bij de ‘oude’ burgeroorlogen helemaal niet zo duidelijk als vaak wordt gesuggereerd (Ibid: 102, 113). Tenslotte ontkracht Kalyvas ook de stelling dat het geweld in ‘oude’ burgeroorlogen werd gekenmerkt door controle en discipline en het geweld in ‘nieuwe’ burgeroorlogen juist vaak onnodig en ongedisciplineerd was. Het gebruik van geweld speelde in elke burgeroorlog een centrale rol en het soort geweld dat werd gebruikt had volgens Kalyvas veel overeenkomsten (Ibid: 115-16). De conclusie die Kalyvas hieruit trekt is dat er geen sprake is van een duidelijke tweedeling tussen de ‘oude en de ‘nieuwe’ burgeroorlogen zoals de claims zouden doen verwachten (Ibid: 117-8).

In The Ontology of “Political Violence”: Action and Identity in Civil Wars uit 2003 onderbouwt Kalyvas deze conclusie verder door te wijzen op de wisselwerking tussen politieke en private identiteit en acties. Hij stelt dat een burgeroorlog moet worden gezien als een “joint action of local and supralocal actors, insiders and outsiders, individuals and organizations, civilians and armies: action (including violence) results from their alliance in pursuit of their diverse goals—whose main empirical manifestation is ambiguity.” (Kalyvas, 2003: 487). Lokale scheidslijnen en de interne gemeenschappelijke dynamiek moeten worden verwerkt in de theorie over burgeroorlogen. Sommige acties in burgeroorlogen kunnen worden verklaard door

(11)

Lara Deckers 11 lokale vetes en wrok en veranderende bondgenootschappen en niet door de scheidslijn tussen de strijdende elites (Kalyvas, 2003: 487, zie ook: 477 en 482).

Nigeria heeft een federale overheid vanwege het multi-etnische karakter van het land. Na de burgeroorlog van 1966-1970 werd dit federale systeem verder uitgebreid van drie staten naar zesendertig staten, met ieder eigen politieke instituties en belangen. Het doel hiervan was de vijandige houding tussen verschillende etnische groepen te verminderen (Esman, 2004: 1881). Dit had echter een tegenovergesteld effect: de uitbreiding van het federale systeem zorgde juist voor een verdere polarisatie tussen etnische groepen. Waar etnisch conflicten zich eerst beperkten tot relaties tussen taalgroepen, komen de tegenstellingen nu voor binnen taalgroepen, zoals tussen lokale overheid in een staat en tussen gemeenschappen (dorpen en steden) binnen lokale overheden (Stavenhagen, 1996: 263). Volgens de verklaring van Kalyvas zou het conflict dat zich momenteel nationaal afspeelt, zijn wortels hebben in deze lokale scheidslijnen. De hypothese die vanuit deze verklaring is opgesteld, luidt dan ook: “De burgeroorlog in Nigeria wordt veroorzaakt door lokale scheidslijnen”.

2.2.4 Nieuwe Staten en Instabiliteit

Fearon en Laitin onderzoeken in hun artikel Ethnicity, Insurgency, and Civil War (2003) ook de stelling dat er na het einde van de Koude Oorlog een nieuw soort burgeroorlog is ontstaan. Ook zij oordelen dat deze bewering onjuist is. Volgens hen zijn de burgeroorlogen in de jaren negentig van de vorige eeuw het resultaat van een opeenstapeling van conflicten sinds de jaren 50 van de vorige eeuw. Door het dekolonisatieproces zijn er financieel, bureaucratisch en militair zwakke landen ontstaan, die een verhoogde kans liepen op het uitbreken van een burgeroorlog (Fearon en Laitin, 2003: 88). Oorzaken van rebellie, zoals een zwakke staat die wordt gekenmerkt door armoede, een grote bevolking en instabiliteit, verklaren een vergrote kans op een burgeroorlog beter dan voorwaarden als etnische of religieuze diversiteit of grieven, zoals economische of politieke ongelijkheid (Fearon en Laitin, 2003: 75, 88). Deze oorzaken voor rebellie komen voort uit kansen en niet vanuit grieven (Fearon en Laitin, 2003: 76). Dit is in overeenstemming met de theorie van Collier en Hoeffler. Het postkoloniale tijdperk in Nigeria wordt gekenmerkt door conflict, instabiliteit en een zwakke staat. Na de onafhankelijkheid in 1960 kwam Nigeria door een coup in een politieke en militaire crisis terecht die uiteindelijk in 1967 zodanig escaleerde dat er een burgeroorlog uitbrak. Na het einde van de burgeroorlog in 1970 bleef het lange tijd instabiel en escaleerde de situatie begin jaren ’80 weer (Osaghea 2005:17-19). Vanuit de verklaring van Fearon en Laitin is de volgende hypothese opgesteld: “Het uitbreken van de burgeroorlog in Nigeria is te verklaren aan de hand van de interne instabiliteit en de kwetsbaarheid van de staat die door het dekolonisatieproces zijn ontstaan.”.

(12)

Lara Deckers 12 2.2.5 Etniciteit3 en Religie

Fearon en Laitin stellen: “it appears not to be true that a greater degree of ethnic or religious diversity – or indeed any particular cultural demography - by itself makes a country more prone to civil war.” (2003: 75). Ook Collier en Hoeffler gaan hiervan uit. Zij stellen dat etnische of religieuze diversiteit, of fragmentatie, het risico op een burgeroorlog niet doen vergroten (Collier en Hoeffler, 2004: 570-72). Sambanis onderzoekt deze stelling in What Is Civil War?: Conceptual and Empirical Complexities of an Operational Definition uit 2004. Hij concludeert dat de rol van etnisch religieuze identiteit in het ontstaan van burgeroorlogen te snel is afgeschreven door sommige academici (Sambaris, 2004: 856). Hij komt tot deze conclusie doordat in zijn onderzoek de etnische fragmentatie in een land juist significant bleek te zijn. Deze verschillen in uitkomsten, wijdt hij aan de verschillende definities van burgeroorlog die worden gehanteerd. Zo stelt hij: “ethnic fractionalization is clearly important in explaining a broad category of armed conflict that includes minor insurgency.” (Sambaris, 2004: 856). Sambaris vindt ook bewijs dat religieuze diversiteit een significante rol kan spelen in een burgeroorlog. Deze significantie is alleen aanwezig bij burgeroorlogen vanaf 1960 (Sambaris, 2004: 844, 847).

De rol van etniciteit in conflicten wordt verder beschreven door Kaufman in het artikel Symbolic Action Politics or Rational Choice? Testing Theories of Extreme Ethnic Violence uit 2006. Hij gaat hierbij in op de verschillen tussen de symbolic action politics theory en rational choice theory over het ontstaan van etnische conflicten. Deze twee theorieën verschillen van elkaar in de assumpties over de aard van etniciteit, de aard van etnisch conflict en de oorzaken van een etnisch oorlog (Kaufman, 2006: 49). Volgens de symbolic action politics theory is etniciteit een groepsidentiteit die wordt gevormd op basis van religieuze tradities, een gemeenschappelijke taal of veronderstelde gemeenschappelijke afkomst (Kaufman, 2006: 50). De symbolic action politics theory beweert dat extreem etnisch geweld wordt veroorzaakt door vijandige, etnische mythen en politieke beeldvorming die wordt gekenmerkt door, vanuit emoties gedreven, symbolen4 (Kaufman, 2006: 47). De theorie gaat er vanuit dat mensen worden gemotiveerd door emoties, en niet door rationele afwegingen. Emoties helpen mensen prioriteiten stellen

3 "Ethnicity is a product of self and group identity that is formed in extrinsic/intrinsic contexts and social

interaction. Ethnicity is not the same as nor equal to culture. Ethnicity is in part the symbolic representations of an individual or a group that are produced, reproduced, and transformed over time." (Website Uppsala).

4 Mythes creëren een groepsidentiteit op basis van bijvoorbeeld religieuze tradities, een gemeenschappelijke taal of veronderstelde gemeenschappelijke afkomst. Een andere groep kan gezien worden als bedreiging voor de identiteit van de groep. Door deze mythes te gebruiken in beeldvorming kan een vijandige houding ontstaan naar een andere groep toe. Deze vijandige houding creëert een context voor leiders waarbij vijandig beleid populairder is dan gematigd beleid. De mythes bieden een symbolisch vocabulaire die leiders kunnen gebruiken om mensen te mobiliseren tegen de groep die als vijandig wordt gezien. Door bijvoorbeeld een andere groep af te schilderen als vijand, kan deze groep bijvoorbeeld te maken krijgen met discriminatie of uitsluiting (Kaufman, 2006: 48, 50-51).

(13)

Lara Deckers 13 tussen concurrerende doelen, angst zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen veiligheid boven rijkdom verkiezen (Kaufman, 2006: 51).

Deze theorie staat haaks op de rational choice theory. Bij de rational choice theory wordt er uitgegaan dat een etnisch conflict, net als alle menselijke interactie, het resultaat is van individuen die rationeel universele belangen als rijkdom en macht nastreven. Vanuit dit oogpunt wordt etniciteit gezien als een instrument dat wordt gebruikt door individuen, groepen of elites die op ‘eigen’ politieke voordeel uit zijn (Kaufman, 2006: 49). Etnische oorlogen worden, vanuit dit inzicht, veroorzaakt door het rationeel streven naar individueel en collectief eigenbelang. Wanneer een staat zodanig is verzwakt en niet meer in staat is om te bemiddelen tussen, of bescherming te bieden aan, etnische groepen, bereiden deze etnische groepen zich voor op geweld waarmee feitelijk geweld mogelijk wordt gemaakt (Lake en Rothchild, 1996: 43, zie ook Fearon, 1995). In The Rationality of Fear: Political Opportunism and Ethnic Conflict uit 1997 voegen De Figueiredo en Weingast hieraan toe dat politieke leiders etnisch geweld gebruiken uit angst om hun macht te verliezen. Een leider kan steun van de bevolking krijgen door angst onder de bevolking te zaaien (De Figueiredo en Weingast, 1997: 14). Vanwege de grote diversiteit aan etnische groepen in Nigeria is de volgende hypothese opgesteld: “Conflicten tussen verschillende etnische groepen hebben de burgeroorlog in Nigeria veroorzaakt”. Wanneer blijkt dat deze hypothese kan worden aangenomen, wordt er gekeken in hoeverre de symbolic politics theory of rational choice theory hierbij klopt.

Ook de rol van religie in het ontstaan van oorlogen heeft veel aandacht gekregen van academici. In recente onderzoeken gebeurde dit vaak als reactie op Huntington’s Clash of Civilizations5. Vanwege de aanslag op het World Trade Centre in New York City op 11 september

2001 kwam de focus te liggen op de rol van de islam in conflicten (Toft, 2007: 98). Zoals eerder werd aangegeven, vonden Sambanis en Fearon, Laitin Collier en Hoeffler tegenovergestelde resultaten over de rol van religie in conflicten. Kerr kijkt in zijn artikel Christianity and Islam: 'Clash of Civilizations' or 'Community of Reconciliation'? Questions for Christian-Muslim Studies uit 2002 ook naar de rol van religie in conflicten en stelt dat de verhouding tussen christendom en islam niet kan worden getypeerd in termen van een Clash of Civilizations. De verhouding tussen christendom en islam moeten worden gezien als een dialoog tussen verschillende interpretaties van deze verhouding (Kerr, 2002: 90, 94). De Soysa onderzocht de verschillende stellingen in

5

Huntington stelt in The Clash of Civilizations? uit 1993 dat er na de Koude Oorlog een verschuiving plaats vindt in de fundamentele bron van conflict. Deze zal niet langer meer primair ideologisch of economische zijn maar cultureel. De conflicten in de wereldpolitiek zullen plaatsvinden tussen naties en groepen van verschillende beschavingen. Een beschaving definieert Huntington als een breed gedeelde culturele eenheid, die wordt gekenmerkt door objectieve elementen als taal, geschiedenis en religie en door een subjectieve zelfidentificatie. De grenzen waar verschillende beschavingen samen komen zullen leiden tot conflicten. Dit conflict zou, volgens Huntington, bij de grenzen van de islamitische beschaving het bloederigst zijn (Huntington, 1993: 22-23, 35).

(14)

Lara Deckers 14 Paradise is a bazaar? Greed, creed, and governance in civil war, 1989-99 uit 2002. Zij stelt dat hoewel de islam een risico op conflict met zich meedraagt, dit ook bijvoorbeeld geldt voor het katholicisme. Volgens haar zou dit kunnen suggereren dat het risico op een conflict niet wordt veroorzaakt door religie maar door de mate waarin kerk en staat concurrerende autoriteiten zijn (De Soysa, 2002: 411). In Getting religion? The puzzling case of Islam and civil war (2007) gaat Toft specifiek in op de condities waaronder een burgeroorlog omslaat naar een religieuze burgeroorlog. Hierin onderscheidt zij vier condities, namelijk: 1. de overheid of de rebellenleiders komen onder onmiddellijke bedreiging, 2. de hulpmiddelen, zoals vuurwapens, contant geld, ervaren strijders en logistieke ondersteuning, die deze bedreiging weg kunnen nemen worden overgenomen door een conflict te framen in religieuze termen, 3. binnen de samenleving bestaan religieuze scheidlijnen, die niet noodzakelijk heel diep zijn, 4. De regering controleert de toegang tot informatie (Toft, 2007:103). Ook Toft concludeert dat in landen waar religie en staat verweven zijn het risico op burgeroorlog groter is. Zij voegt hieraan toe dat staten die zich identificeren als islamitisch vaak deze verwevenheid kennen en dit de oververtegenwoordiging van de islam in burgeroorlogen kan verklaren (Toft, 2007: 128-129). Vanwege de religieuze tweedeling in Nigeria en de rol van islam in Boko Haram is het van belang om de relatie tussen religie en burgeroorlog in Nigeria te onderzoeken. Vanuit dit oogpunt is de volgende hypothese opgesteld “De burgeroorlog in Nigeria vindt zijn oorsprong in de religieuze tweedeling”.

2.3 Indicatoren

Er zijn verschillende manieren om het ontstaan van een burgeroorlog te verklaren. Zo kan er onderscheid worden gemaakt tussen twee verschillende motieven voor burgeroorlog: grieven en winstbejag die voortkomt uit hebzucht. Deze manier van verklaren komt uit de rational choice theory. Andere verklaringen, zoals de symbolic actions politics theory, stellen dat immateriële grieven zoals etnisch of religieus ongelijkheid de veroorzaker kunnen zijn van burgeroorlog. De oorzaken van de burgeroorlog in Nigeria worden vergeleken met deze verklaringen om te kijken of deze opgaan voor de situatie in Nigeria. Vanuit deze verklaringen kunnen indicatoren worden geconceptualiseerd om de verklaringen meetbaar te maken.

Om H1 te testen is het nodig te kijken naar de mate van politieke, economische en sociale ongelijkheid. Bij politieke ongelijkheid wordt het politieke systeem van Nigeria onderzocht voor het vormen van een beeld of de verschillende groepen dezelfde politieke kansen hebben. Voor het meten van economische ongelijkheid zijn er twee indicatoren: verdeling van de rijkdom en de hoogte van het GDP per inwoner. Bij sociale ongelijkheid wordt er gekeken naar de grootte van de bevolking en de verspreiding van de bevolking. Voor het meten van de mate van politieke kansen of beperkingen wordt er gekeken naar politieke, militaire, economische en sociale omstandigheden in Nigeria vanwaaruit geweld al dan niet ontstaat. Voor de tweede hypothese

(15)

Lara Deckers 15 (H2) zijn ook een aantal indicatoren onderscheiden: de mate van zelfverrijking onder de betrokken actoren om criminaliteit te meten en de mate van economische ongelijkheid. Voor het toetsen van H3 is het nodig te kijken naar eventuele vetes tussen lokale groepen en de rol van het federale stelsel in Nigeria. De indicatoren van H4 zijn het dekolonisatieproces, en de eventuele zwakke instituties, en de economische ongelijkheid dit met zich meebrengt. Economische ongelijkheid is relevant voor de hypotheses 1, 2 en 4. Voor het onderzoeken of de hypothese over etniciteit (H5) opgaat of niet worden verschillende etnische groepen beschouwd, de mate waarin mythes in de politiek worden gebruikt om groepsidentiteit aan te spreken en de mate van politieke ongelijkheid. De indicatoren van H6 zijn de verwevenheid van de kerk en de staat in Nigeria, en de mate van religieuze scheidslijnen.

Hypothese Indicatoren

H1: De burgeroorlog in Nigeria is het gevolg van grieven onder de bevolking en een politieke klimaat waardoor de kans op slagen van verzet groot lijkt,

Ongelijkheid:

– Politieke ongelijkheid - Politieke stelsel

– Economische ongelijkheid

- Herverdeling van de rijkdommen - Hoogte van het GDP per inwoner – Sociale ongelijkheid

- Grootte van de bevolking - Verspreiding van de bevolking • Mogelijkheden in situatie

H2: De burgeroorlog in Nigeria vindt zijn oorsprong in winstbejag voortkomend uit hebzucht.

• Mate van criminaliteit – Zelfverrijking

Economische ongelijkheid* H3: De burgeroorlog in Nigeria wordt veroorzaakt

door lokale scheidslijnen.

Vetes tussen lokale groepen Politieke ongelijkheid** H4: Het uitbreken van de burgeroorlog in Nigeria is te

verklaren aan de hand van de interne instabiliteit en de kwetsbaarheid van de staat die door het dekolonisatieproces zijn ontstaan.

Dekolonisatieproces – Instituties

Economische ongelijkheid* H5: Conflicten tussen verschillende etnische groepen

hebben de burgeroorlog in Nigeria veroorzaakt.

Verschillende etnische groepen Mythes in beeldvorming Politieke ongelijkheid** H6: De burgeroorlog in Nigeria vindt zijn oorsprong in

de religieuze tweedeling.

Verwevenheid van de kerk en staat Mate van religieuze scheidslijnen. * Economische ongelijkheid zoals beschreven bij H1.

(16)

Lara Deckers 16

3.

Methodologie

Het onderzoeksontwerp van deze scriptie is een casestudie. Dit houdt een gedetailleerde en intensieve analyse van één specifieke casus in. Een casestudie heeft als doel het genereren van een krachtige verklaring van de casus. Dit heeft als voordeel dat de interne validiteit van de studie hoog is omdat een casestudie een sterke verklarende component bevat. Een nadeel is echter dat de externe validiteit en de generaliseerbaarheid van de conclusies laag zijn. De conclusies van één casus zijn namelijk niet representatief voor andere casussen. Het is lastig om de conclusies in een andere context, andere onderzoekseenheden of andere tijdstippen te plaatsen. Dit is echter vaak niet het doel van een casestudie (Bryman, 2012: 66-69).

In deze scriptie is er gekozen om het critical-case type van de casestudie te gebruiken. Dit houdt in dat algemeen aanvaarde theorieën worden getoetst aan een casus om zo betere inzichten te genereren van de omstandigheden waarin deze theorieën wel of niet opgaan (Bryman, 2012: 70). In dit geval worden de verschillende theorieën over conflictverklaringen getoetst aan de casus Nigeria. Vanuit deze verklaringen zijn in het theoretisch kader indicatoren geconceptualiseerd om de verklaringen meetbaar te maken. Nigeria is een geschikte casus omdat het conflict in het land van verschillende kanten kan worden bekeken. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van het conflict in Nigeria. Zo wordt Nigeria gekenmerkt door haar multi-etnische karakter, maar ook door economische groei en de opkomst van de terreurbeweging Boko Haram. De periode die wordt onderzocht is vanaf 2002 tot heden. Er is voor deze periode gekozen omdat de komst van Boko Haram en de Beweging voor de Emancipatie van de Niger Delta (MEND) heeft geleid tot escalatie van het geweld. De focus ligt op de rol van de Boko Haram en de MEND.

Er wordt gebruik gemaakt van zowel primaire als secondaire data. De primaire data bestaat uit niet-wetenschappelijke data die afkomstig zijn uit officiële documenten van de Nigeriaanse overheid waarin dodencijfers worden gemeld of de positie van de overheid in het conflict. Ook wordt er gekeken naar persberichten van organisaties als Boko Haram waarin zijzelf hun doelstellingen beschrijven. Dit heeft als voordeel dat de data concreet en betrouwbaar is omdat het direct bij de bron vandaan komt. De secondaire data bestaat uit twee onderdelen, wetenschappelijke en niet-wetenschappelijk data. Een aantal van de artikelen die onderdeel zijn van de wetenschappelijke data die worden gebruikt, zijn: A history of identities, violence and stability in Nigeria van Osaghae en Suberu uit 2005, Living in Fear: Religious

Identity, Relative Deprivation and the Boko Haram Terrorism van Agbiboa uit 2013, ‘Today we

shall drink blood’: internal unrest in Nigeria van Cline uit 2011 en The Boko Haram Uprising: how should Nigeria respond? van Achedo en Osumah uit 2012. De database over conflicten in Nigeria en hun aard, van de universiteit van Uppsala, is ook onderdeel van de wetenschappelijke data.

(17)

Lara Deckers 17 De niet-wetenschappelijke data is afkomstig vanuit mediabronnen als The Guardian of The Economist, maar ook berichtgeving van organisaties als Amnesty International. Tevens wordt er gebruik gemaakt van data van de organisatie Nigeria Watch. Dit is een onderzoeksproject van de French Insititute for Research in Africa (IFRA) en de universiteit van Idadan. De data die cijfers weergeeft over dodelijke slachtoffers, conflicten en veiligheid in Nigeria is gebaseerd op het monitoren van Nigeriaanse media en rapporten van mensenrechtenorganisaties (Nigeria Watch, 2014). Het voordeel van het gebruiken van secondaire data is dat er meer tijd over blijft voor het analyseleren en het interpreteren van de data. Nadelig hiervan is dat als de onderzoeker niet vertrouwd is met de data, ook is er een kans dat bepaalde eigenschappen ontbreken in de data die voor het eigen onderzoek van belang zijn (Bryman, 2012: 312-316). Daarnaast is de wetenschappelijk data vaak van goede kwaliteit omdat het wordt gegenereerd door ervaren onderzoekers en kan de data worden gebruikt zonder dat daar veel geld of tijd aan besteed hoeft te worden. Het nadeel van het gebruiken van niet-wetenschappelijke data is dat er geen controle is over de kwaliteit van de data waardoor het risico ontstaat van meetfouten in de analyse, wat ten koste gaat van de betrouwbaarheid van het onderzoek (Ibid). Desondanks is er gekeken naar niet-wetenschappelijke secundaire data. Ter beperking van dit risico zijn alleen feitelijke gegevens gebruikt en opiniestukken zijn buiten beschouwing gelaten.

4.

Empirische beschouwing

Voordat er gekeken kan worden naar de oorzaken van het conflict in Nigeria, is het nodig naar twee onderdelen te kijken. Ten eerste de betrokken actoren en de historische context van het conflict. Hierbij wordt gekeken naar de Engelse kolonisator tot 1960, de burgeroorlog enkele jaren later en de periode hierna tot aan de oprichting van Boko Haram. Ten tweede wordt de huidige situatie getoetst aan de definitie van burgeroorlog van UCDP. Tenslotte wordt de oorsprong van het conflict aan de hand van de indicatoren die in het theoretisch kader zijn geconceptualiseerd onderzocht.

4.1 Historische context en betrokken actoren

In de prekoloniale tijd waren de relaties tussen cultureel verschillende volkeren meestal symbiotisch en coöperatief (Stavenhagen, 1996: 61). In het gebied dat nu Noord-Nigera is, zijn de grootste etnische groepen de stammen Hausa en Fulani. Het grootste deel van deze bevolking is moslim. In het huidige Zuid-Nigeria zijn de grootste etnische groepen Igbo en Ijaw. Deze groepen zijn overwegend christen. De etnische groep Yoruba is voornamelijk woonachtig in Zuidwest Nigeria en is grofweg te halveren in een islamitische en een christelijke deel6 (Esman,

6In het appendix zijn drie kaarten van Nigeria opgenomen. Op de eerste kaart is de etnische groepen in procenten van de totale bevolking weergegeven en wordt ingegaan op de religieuze voorkeur van deze

(18)

Lara Deckers 18 2004:45 en Stavenhagen, 1996: 51). Voor de kolonisatie was de rol van de islam al erg prominent in Noord-Nigeria. Het gebied viel onder het islamitisch rijk Sokoto, waar de islamitische wetgeving (sharia) van kracht was.

Vanaf 1849 werden delen van Nigeria gekoloniseerd door Groot-Brittannië, in 1903 kwam Nigeria geheel onder Brits gezag (Cline, 2011: 280). In 1914 besloot Groot-Brittannië om Noord en Zuid Nigeria samen te voegen tot één land (Osaghea, 2005: 15). De Britse kolonisator liet de sterke sociale structuren in het noorden van Nigeria intact en was bereid samen te werken met de leiders in de regio (Blanton et al, 2001: 479). Doordat het Britse beleid het contact tussen de verschillende etnische groepen ontmoedigde, is de etnische diversiteit in Nigeria versterkt. Het federale stelsel heeft hier ook aan bijgedragen: dit is gebaseerd op het standpunt dat door decentralisatie en deconcentratie van de staatsmacht er een samenhangend en verenigd land kon ontstaan. In Nigeria was dit echter niet het geval doordat niet alle etnische groepen gelijke macht hadden, waardoor sommige groepen onder het gezag van andere groepen vielen (Stavenhagen, 1996: 260). Na de dekolonisatie in 1960 werd de Nigeriaanse politiek georganiseerd langs etnische scheidslijnen en versplinterden de vakbonden in kleinere op etniciteit gebaseerde verengingen. Hierdoor nam de etnische solidariteit onder Nigeriaanse bevolking af. Etnische groepen streden onderling om macht en politieke invloed waardoor de nationale politiek verder kon polariseren (Esman, 2004: 9, 18). Dit leidde in 1966 tot escalatie met geweld, toen leiders van de etnische groep Igbo zich wilde afscheiden van Nigeria voor het stichten van een eigen onafhankelijke staat: Biafra. De aanleiding hiervoor was dat de leiders van de Igbo ervan waren overtuigd dat ze het slachtoffer waren geworden van het vijandige beleid van de politici en legerleiding van Hausa-Fulani. De burgeroorlog die uitbrak duurde vier jaar en kosten aan bijna een miljoen mensen het leven (Esman, 2004: 45).

Het federale systeem werd na de burgeroorlog uitgebreid van drie, naar uiteindelijk zesendertig staten (Esman, 2004: 181). De macht van deze staten is echter beperkt. Hoewel de staten wel eigen politieke instituties hebben, controleert de centrale overheid de olieopbrengsten, die met 80% de voornaamste bron van overheidsinkomsten is. De uitbreiding had als doel de intensiteit van het etnische geweld te verminderen tussen de Hausa-Fulani, Igbo en Yoruba (Esman, 2004: 137, 181 en Stavenhagen, 1996: 162). Dit heeft echter het tegenovergestelde effect gehad. Na de uitbreiding bleven gewelddadige confrontaties met dodelijke slachtoffers aan de orde van de dag (Esman, 2004: 181). In de jaren tachtig escaleerde de situatie opnieuw door een gebrek aan vertrouwen tussen de groepen. Christelijke groepen waren ervan overtuigd dat ze het slachtoffer waren geworden van vijandige beleid. Ditmaal zou de politie wel moskeeën maar niet kerken beschermen tegen acties (Ukiwo, 2003: 130).

etnische groepen. Op de tweede kaart zijn de dodenaantallen per staat weergegeven. Op de derde kaart is armoede per regio weergegeven.

(19)

Lara Deckers 19 Bij dit conflict zijn verschillende actoren betrokken. Allereerst de Nigeriaanse staat, die onder te verdelen is in de politiemacht, militaire macht en de politiek. De Nigeriaanse politie staat bekend voor haar wijdverspreide en willekeurige gebruik van geweld (Cline, 2011: 285). Door willekeurige arrestaties en het mishandelen of doden van arrestanten is de bevolking erg wantrouwig ten aanzien van de politie. Daarbij komt dat de Nigeriaanse politie klein, inefficiënt, en niet goed opgeleid en corrupt is (Cline, 2011: 285). Hierdoor wordt vaak de hulp van het leger ingeroepen. Het leger is echter niet goed getraind om te handelen bij intern geweld. Dit is waarom er vaak buitensporig geweld wordt gebruikt (Cline, 2011: 285). De huidige president, Goodluck Jonathan, is christen uit het zuiden van Nigeria. Het beleid van zijn regering tegen de geweldplegingen van met name Boko Haram lijkt tegenstrijdig. Aan de ene kant worden er verschillende pogingen gedaan door de Nigeriaanse regering om te onderhandelen met Boko Haram. Maar aan de andere kant wordt er een beleid gevoerd van vuur met vuur bestrijden, waarbij een speciale eenheid van het leger, de politie en de afdeling staatsveiligheid samenwerken en hard optreden om het geweld te stoppen (Solomon, 2012: 7, 10 en Agbiboa, 2014, 13-14).

Er zijn verschillende islamitische groeperingen actief in Nigeria. Boko Haram is hiervan de bekendste. Boko Haram betekent onrein boek. In deze context wordt hiermee bedoeld dat de Westerse educatie onrein is (Solomon, 2012:6). Boko Haram is een sekte die wordt gedreven door een fanatieke islamitische ideologie. Het doel van de organisatie is het kwaad in de samenleving dat als gevolg van de westerse beschaving is ontstaan tegen te gaan en door de vernietiging van deze moderne instituties, een islamitische samenleving creëren (Aghedo en Osumah, 2012: 858 en Cline, 2011: 281-2). Boko Haram is in ongeveer 1995 ontstaan, zij het onder verschillende namen. De rol van de sekte, die vanaf 2002 onder leiding Mallam Ustaz Mohammed Yusuf kwam te staan van, nam toe. In 2004 ging de sekte over tot gewelddadige operaties. Deze operaties waren niet alleen gericht tegen christenen maar ook tegen moslims en de Nigeriaanse overheid (Cline, 2011: 281-2). De oorsprong van Boko Haram ligt in Noord-Nigeria (Agbiboa, 2013: 160). Een andere islamitische groepering is Maitatsine. Deze groep

verzet zich tegen de moderniteit en de soennitische bevolking in Nigeria. De Maitatsine waren

verantwoordelijk voor drie opstanden in de jaren tachtig. Anders dan de Maitatsine is Boko

Haram beter bewapend. Waar de Maitatsine voornamelijk gebruik maakten van pijl en boog,

machetes en primitieve vuurwapens, gebruiken de leden van is Boko Haram nieuwe wapens en

bommen (Cline, 2011: 281-2 en Solomon, 2012: 8, zie ook: Adesoji, 2011). De Maitatsine en Boko Haram zijn de twee gewelddadigste bewegingen, maar niet de enige islamitische groeperingen7.

Een groep die zich baseert op een christelijke gedachtegang is de MEND. Dit is de meest politieke en militante groep in de Niger Delta. Andere groepen zijn Niger Delta Vigilantes en de

(20)

Lara Deckers 20 Niger Delta Strike Force. De MEND is sinds 2004 actief en richt zich tegen de Nigeriaanse overheid en de olie-industrie. De acties van de MEND worden gedreven vanuit een etnisch nationalistisch sentiment dat zijn wortels heeft in de wens naar een onafhankelijke staat van de Igbo (Metumara, 2010:92 en Cline, 2011: 276-276). Daarnaast maakt de MEND bezwaar tegen de aantasting van het milieu door de oliewinning, de onderontwikkeling van de regio en het uitblijven van investeringen van inkomsten uit de olie die in de regio wordt geproduceerd. Ze hebben een gemeenschappelijk doel met andere militante groeperingen als Ijaw Youth Council en Niger Delta Vigilantes (Website CFR). Net als Boko Haram, is de MEND goed uitgerust met moderne wapens. Het geweld van de MEND bereikte in 2008 zijn hoogtepunt, maar is nog altijd actief (Cline, 2011: 276-276).

In deze scriptie wordt er alleen gekeken naar de rol van de Nigeriaanse staat, Boko Haram en de MEND. Hoewel hierdoor veel andere organisaties buiten beschouwing blijven, zorgt dit niet voor een scheef beeld van de situatie omdat Boko Haram en de MEND de twee grootste en meest actieve organisaties zijn en ze verschillende ideologieën aanhangen. Mijns inziens kunnen Boko Haram en de MEND als representatief worden beschouwd voor de situatie waarin Nigeria zich momenteel bevindt.

4.2 Burgeroorlog in Nigeria

In dit onderdeel staat de conceptualisering van de definitie van burgeroorlog aan de hand van de huidige situatie in Nigeria centraal. De definitie van burgeroorlog van UCDP:

“A contested incompatibility that concerns government and/or territory over which the use of armed force between the military forces of two parties, of which at least one is the government of a state, has resulted in at least 25 battle-related deaths each year” (UCDP), kan worden onderverdeeld in verschillende elementen. Deze elementen zijn in het theoretisch kader aanbod gekomen. Per element wordt nagegaan of dit op gaat voor Nigeria.

Ten eerste moet er sprake zijn van onverenigbare posities van groepen. In deze casus gaat het om de Nigeriaanse staat, Boko Haram en de MEND. De eis van Boko Haram dat Nigeria geheel islamiseert en de invoering van de sharia is onverenigbaar met wat de regering van president Jonathan wil. Daarnaast eist Boko Haram dat president Jonathan of aftreedt of zich bekeert tot de islam (Agbiboa, 2014:7). Hoewel de regering pogingen onderneemt tot dialoog, gaat Boko Haram hier niet serieus op in. Door aftreden en islamisering te eisen, blijkt dat Boko Haram geen concessies wil doen. Er is dus sprake van een onverenigbare positie tussen de Nigeriaanse staat en Boko Haram over het type politiek systeem en de huidige regering. In het geval van de MEND, schrijft de overheid deze organisatie vaak af als crimineel en neemt het de politieke eisen niet serieus. De overheid weigert om in dialoog te treden (website CFR). De

(21)

Lara Deckers 21 Nigeriaanse overheid onderneemt geen stappen om de aantasting van het milieu tegen te gaan of de ontwikkeling van de regio te stimuleren. De Nigeriaanse staat en de MEND nemen hierdoor onverenigbare posities in, met name over de status van een gebied. Er kan geconcludeerd worden dat het eerste element van de definitie van burgeroorlog opgaat voor Nigeria.

Ten tweede moet er sprake zijn van het gebruik van wapens door de partijen om hun positie te versterken met minimaal 25 dodelijke slachtoffers per jaar als gevolg. Het eerste onderdeel van dit element gaat op voor deze casus: zowel de Nigeriaanse staat als Boko Haram

en de MEND gebruiken geweld. Bij de Nigeriaanse staat wordt er onder het mom ‘bestrijdt vuur

met vuur’ excessief geweld gebruikt door het leger, de politie en de afdeling staatsveiligheid. Strijders van Boko Haram en de MEND maken gebruik van moderne wapens. In de strijd tussen

de Nigeriaanse overheid, Boko Haram en de MEND zijn er sinds 2006 veel mensen omgekomen. Zowel van de verschillende partijen als burgerslachtoffers. Nigeria Watch noemt een aantal van ruim tienduizend sinds 2006. In 2006 waren dit er 47, in 2007: 88, in 2008: 746, in 2009: 1.575,

in 2010: 241, in 2011: 724, in 2012: 1.633 in 2013: 2.921 en in 2014: 2.4928 (website Nigeria

Watch). Hierbij gaat het niet om het totaal aantal slachtoffers van het conflict, maar om het

aantal slachtoffers dat door de drie partijen is gemaakt. Aangezien niet alle aanslagen altijd worden opgeëist, liggen de cijfers waarschijnlijk hoger; deze feiten zijn echter zeer moeilijk te

achterhalen. Het tweede onderdeel van dit element van de definitie van burgeroorlog gaat ook

op voor de casus: vanaf 2006 zijn er meer dan 25 dodelijke slachtoffers gevallen per jaar. Door het ontbreken van data over dodelijke slachtoffers vóór 2006 door de Nigeriaanse overheid,

Boko Haram en de MEND kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de periode

2002-2006.

Ten derde moeten verschillende partijen deelnemen aan het conflict. Een van deze

partijen moet een regering zijn met controle over het territorium, hetgeen in Nigeria het geval is.

Aan de andere kant moet er een oppositie zijn met een naam en politieke doelen die geweld gebruiken om deze te behalen. In Nigeria is er niet slechts sprake van een tweeledige strijd, maar zijn er verschillende actieve partijen die aan deze eisen voldoen. Zoals eerder aangegeven gaat de aandacht in deze scriptie uit naar de oppositiepartijen Boko Haram en de MEND. De doelen

die zij nastreven zijn beschreven in paragraaf 4.1. Het conflict voldoet hiermee dus ook aan het

derde element van de definitie van burgeroorlog.

Tenslotte moet het conflict zich afspelen in een staat. Hiermee wordt een land bedoeld waar een erkende soevereine regering controle uitoefent over een territorium. Ook dit element van de definitie van burgeroorlog gaat op voor Nigeria. Nigeria is namelijk sinds de

8 Nigeria Watch verzamelt en controleert de gerapporteerde sterftecijfers door geweld genoemd in

kranten en verkregen via desbetreffende organisaties. De bovengenoemde sterftecijfers zijn afkomstig uit de database en vormen het totaal van dodelijke slachtoffers door Boko Haram en de MEND en de reactie van de Nigeriaanse staat.

(22)

Lara Deckers 22 onafhankelijkheid in 1960 een erkende soevereine staat met een soevereine regering die controle uitoefent over het territorium.

4.3 Oorzaken conflict in Nigeria

In dit onderdeel wordt het tweede deel van de onderzoeksvraag beantwoord door het analyseren van de oorzaken die ten grondslag liggen aan de burgeroorlog in Nigeria. Per indicator, die vanuit de hypotheses zijn geconceptualiseerd, zal dit worden onderzocht. Hiervoor is gekozen omdat meerdere indicatoren (politieke ongelijkheid en economische ongelijkheid) gelden voor verschillende hypothesen. Wanneer we per hypothese zouden kijken naar de situatie in Nigeria, zou dit tot herhalingen leiden. Aan het eind van dit onderdeel wordt gekeken welke hypotheses verworpen of aangenomen kunnen worden.

4.3.1 Ongelijkheid

De indicator ongelijkheid wordt in verschillende verklaringen over de oorzaken van burgeroorlogen genoemd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen politieke, economische en sociale ongelijkheid. Tarrow vertaalt deze ongelijkheid naar grieven en stelt dat zowel politieke als economische en sociale grieven de kans op een burgeroorlog vergroten. Collier, Hoeffler, Fearon en Laitin zien dit anders, volgens hen is economische ongelijkheid datgene dat een burgeroorlog veroorzaakt. Kaufman, Sambanis en Kalyvas suggereren dat politieke ongelijkheid de kans op burgeroorlogen vergroot. In dit onderdeel wordt de indicator ongelijkheid opgedeeld in politieke, economische en sociale ongelijkheid en wordt er per onderdeel gekeken naar hun aandeel in de burgeroorlog in Nigeria.

4.3.1.1 Politieke ongelijkheid

Bij de indicator politieke ongelijkheid wordt het politieke systeem van Nigeria onderzocht, om een beeld te krijgen of verschillende groepen dezelfde politieke kansen hebben. Zoals in 2.2.3 en 4.1 is besproken, heeft de uitbreiding van het federale systeem van Nigeria volgens verschillende auteurs bijgedragen aan een verdere polarisatie tussen etnische groepen. De competitie verschoof zich van regionaal naar lokaal niveau. Waar eerst taalgroepen onderling met elkaar concurreerden om de macht, verschoof dit nu naar lokale overheden en gemeenschappen binnen dezelfde taalgroepen (Stavenhagen, 1996: 263 en Esman, 2004: 9, 18). Om te onderzoeken of er momenteel sprake is van politieke ongelijkheid, wordt er gekeken naar de politieke lading van de doelen van de MEND en Boko Haram.

De MEND is sinds 2004 actief en richt zich tegen de Nigeriaanse overheid en de olie-industrie, met als doel zeggenschap over de olie-inkomsten en meer zelfbeschikkingsrecht te krijgen. Hoewel de groep voornamelijk vanuit economische onvrede handelt, spelen er ook politieke kwesties. In een interview in december 2008 met Emma Amaize uitte General Bayloaf zijn onvrede over het politieke systeem. In het interview zei hij dat de politici die de belangen

(23)

Lara Deckers 23 van de Niger Delta vertegenwoordigen slechts marionetten zijn van de nationale overheid (Amaize, 2008). In 2009 kwam er een staakt-het-vuren, kregen verschillende leiders van de MEND amnestie en beloofde de nationale overheid de infrastructuur te verbeteren en de armoede in de Niger Delta tegen te gaan. Hierop volgde een relatief rustige periode, die tot 2011 zou duren. De beloofde inspanningen van de nationale overheid bleven uit en door de opkomst van Boko Haram verschoof de aandacht naar Noord-Nigeria. In een interview met David Francis voor Christian Science Monitor uit oktober 2011 vertelde twee andere generaals van MEND dat de MEND opnieuw het geweld zou oppakken om de ‘onacceptabele levenscondities weer onder de aandacht te brengen’. De aanvallen tegen de olie-industrie zouden slechts nevenschade zijn in de oorlog tegen de overheid (Francis, 2011). Binnen de MEND spelen er politieke kwesties, zoals het zelfbeschikkingsrecht, echter komen deze voornamelijk voort uit de economische onvrede van de groep. Uit de bereidheid van het staakt-het-vuren in 2009 blijkt namelijk dat wanneer de bevolking meer zeggenschap zou hebben over de olie-inkomsten en wanneer de armoede en werkloosheid zou dalen, de MEND de wapens neer zou leggen. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat de rol van politieke ongelijkheid voon de mobilisatie van de MEND zeer klein is.

Boko Haram ziet de seculiere autoriteiten als de vertegenwoordigers van corrupte, onwettelijke en door christenen gedomineerde regering. Door de moderne instituties te vernietigen en een islamitische samenleving te creëren, kan Nigeria weer een legitieme staat worden (Agbiboa, 2013: 161). Hoewel Boko Haram het oneens is met de huidige politiek en het politieke stelsel van Nigeria als zodanig wil veranderen, kan er niet worden gesproken van politieke ongelijkheid. Boko Haram heeft toegang tot de politiek en heeft dezelfde politieke kansen als andere groepen. In de noordelijke islamitische staten, waar Boko Haram actief is, is namelijk sinds 1999 de islamitische wetgeving (sharia) van kracht (Esman, 2004: 86).

4.3.1.2 Economische ongelijkheid

Om te bepalen in welke mate de MEND en Boko Haram zich mobiliseren vanuit economische ongelijkheid, kan er worden gekeken naar de herverdeling van de rijkdommen, de hoogte van het GDP per inwoner en de mate van armoede in Nigeria.

Nigeria is sinds eind 2013 de grootste economie van Afrika (BBC, 6 april 2014). Het bruto binnenlands product (BBP) is in relatief korte tijd sterk gegroeid: waar het in 2004 nog 87,8 mld. US dollar bedroeg, was dit in 2012 meer dan vervijfvoudigd naar 459,6 mld. US dollar Ondanks deze indrukwekkende groeicijfers leefde in 2010 zesenveertig procent van de bevolking onder de nationale armoedegrens. Wanneer de armoedegrens van de Wereldbank wordt gehanteerd (onder 1,25 US dollar) is dit zelfs achtenzestig procent (website Wereldbank). Daarnaast is de economische ongelijkheid in Nigeria aanzienlijk. Het inkomen van de rijkste tien procent was in 2010 38,3% van het BBP, terwijl het aandeel van de armste tien procent slechts 1,8% was (website Wereldbank a).

(24)

Lara Deckers 24 In de Niger Delta, waar de MEND actief is, heeft slechts zevenentwintig procent van de bevolking toegang tot schoon drink water en heeft zeventig procent van de huishoudens geen elektriciteit. Bovendien is de toegang tot de gezondheidszorg beperkt (Agbiboa, 2013: 164). De MEND verwoordt deze problemen in duidelijk economische doelen. Een generaal van de MEND zei hierover in een interview met de BBC in april 2006 dat de MEND “was fighting for ‘total control’ of the Niger Delta's oil wealth”. Volgens hem wordt de Niger Delta uitgebuit ten behoeve van andere delen in Nigeria en buitenlandse oliemaatschappijen en ziet de lokale bevolking niets terug van de rijkdommen uit hun regio (BBC, 2006). Een andere generaal gaat hier verder op in: "We want to live in an environment with good schools for our young ones, good piped-in water, good infrastructure, …We're living in shambles." (Francis, 2011). Zijn doel is niet de totale controle van de rijkdommen maar medezeggenschap over de olie-inkomsten om zo de armoede en werkloosheid in de regio te verminderen (Francis, 2011).

De economische condities in de noordelijke regio zijn ook relevant voor de opkomst van Boko Haram. Al decennia lang is er sprake van massale armoede, werkloosheid, beperkte toegang tot onderwijs en gezondheidszorg in de armste regio van Nigeria (Adesoji, 2010: 100 en Agbiboa, 2013: 164). Deze problemen leidden tot een grote groep kwetsbare mensen die makkelijke ten prooi vallen aan radicale acties (Adesoji, 2010: 100 en Aghedo en Osumah, 2012: 861). Senaatslid van de staat Yobe, Ahmad Ibrahim Lawan, stelt dat armoede de oorzaak is van de opkomst van Boko Haram en ziet het armoedebestrijding als enige optie om het geweld te stoppen (Voice of America, 2013). De strijd van Boko Haram tegen seculiere autoriteiten komt voort uit een onzekerheid over hun economische positie en de ‘verantwoordelijkheid’ van deze autoriteiten voor deze positie (Agbiboa, 2013: 164-5).

4.3.1.3 Sociale Ongelijkheid

Bij sociale ongelijkheid wordt er gekeken naar de grootte van de bevolking en de verspreiding van de bevolking en de welvaart. De grootte en de verspreiding van de bevolking worden onderzocht omdat de hebzucht-theorie van Collier en Hoeffler voor een deel hierop is gebaseerd. De verspreiding van welvaart komt enigszins overeen met de herverdeling van de rijkdommen. Wanneer een bepaalde bevolkingsgroep meer of minder profiteert van de rijkdommen in het land, beïnvloedt dit de maatschappelijke status.

Nigeria is met 168,8 miljoen inwoners het dichtstbevolkte land in Afrika. De staten Lagos in het zuidwesten, Kano in het noorden en Kanduna in het noordwesten zijn de dichtbevolktste staten, en Nasarawa in centraal Nigeria en Bayelsa in het zuiden het dunbevolktst. In deze dunbevolktste gebieden wonen alsnog tussen de een miljoen en de twee miljoen mensen (BBC, 2007). Men kan toch niet spreken van een bevolking die erg verspreid is over het grondgebied, omdat er in alle staten een aanzienlijk aantal mensen wonen.

(25)

Lara Deckers 25 De zuidelijke staten zijn wat welvarender dan de noordelijke staten De noordelijke staten kennen een armoedepercentage van respectievelijk 77,6 en 74,5%, in vergelijking met de 37,9 % in de Niger Delta (Sowumi et al., 2012: 66 en Kaart 3 in Appendix). Hoewel dit cijfer voor de Niger Delta een stuk lager is dan voor de noordelijke staten, is het nog steeds hoog. De MEND beklaagt zich hier dan ook over. Boko Haram neemt een slachtofferrol in en geeft de christelijke autoriteiten de schuld van de socio-economische omstandigheden in de noordelijke gebieden (Agbiboa, 2013: 164-5).

De verschillende elementen van de indicator ongelijkheid zijn geanalyseerd wat betreft hun rol in de burgeroorlog van Nigeria. Hoewel de politiek ongelijkheid zichtbaar is in Nigeria, is de mate waarin de MEND wordt gemobiliseerd door politieke ongelijkheid zeer beperkt en heeft het geen invloed voor de Boko Haram. Binnen het element economische ongelijkheid bleek dat de factor ‘beperkte economische groei’ van Collier en Hoeffler niet opging voor Nigeria. De Nigeriaanse economie maakt namelijk een grote groei door. Een factor van Collier en Hoeffler die wel opgaat voor Nigeria is de sterke afhankelijkheid van de export van primaire grondstoffen. De overheidsinkomsten van Nigeria komen namelijk voor tachtig procent van olie. De MEND heeft duidelijke economische beweegredenen. Door een onvrede over de besteding van de olie-inkomsten uit hun regio en de armoede en werkloosheid wordt deze groep gemobiliseerd. In de regio waar Boko Haram actief is, zijn de werkloosheid- en armoedecijfers erg hoog. Door deze uitzichtloze situatie slaagt de sekte erin nieuwe leden te mobiliseren.

Daarnaast zijn, volgens Boko Haram, de christelijke autoriteiten de oorzaak van economische omstandigheden. Beide partijen worden gedreven door economische grieven. Binnen het element sociale ongelijkheid bleek dat de factor ‘verspreide bevolking’ van Collier en Hoeffler niet opging voor Nigeria. Hoewel Nigeria het dichtbevolktste land is van Afrika, leeft de bevolking verspreid over alle staten en zijn er geen onderbevolkte streken. Een belangrijk argument voor de MEND is de achterstelling van de Niger Delta in de verdeling van welvaart. In het noorden zijn de armoedecijfers en werkloosheidcijfers aanzienlijk hoger dan in het zuiden. Boko Haram dicht dit verschil toe aan de christelijke autoriteiten. Geconcludeerd kan worden dat de socio-economische ongelijkheid een verklaring biedt voor de mobilisering van de MEND en Boko Haram en dientengevolge voor de burgeroorlog in Nigeria

4.3.2. Mogelijkheden in de situatie

Om de mate van politieke kansen of beperkingen te meten wordt er gekeken naar politieke, militaire, economische en sociale omstandigheden in Nigeria waaruit het geweld al dan niet ontstaat.

De slechte economische omstandigheden in Nigeria creëren de mogelijkheid om in verzet de komen, zo ook voor de MEND en Boko Haram. Wanneer de economische

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit themanummer van TPEdigitaal, dat als titel heeft ‘Van Kredietcrisis naar Recessie: oorzaken en oplossingen’, worden de diesrede van André Lucas, uitgesproken op

Even though the framing of the Holocaust as the defining catastrophe of the twentieth century was the result of a very specific political constellation in the US and Israel

The primary objective was to determine whether pregnant women visiting primary health care clinics (PHCs) were aware of the nutritional supplementation programmes:

5

Slachtofferschap van seksueel kindermisbruik wordt in de literatuur genoemd als een van de belangrijkste risicofactoren voor het plegen van seksueel kindermisbruik (Black et

5 Policy recommendations    

Ziekteverzuim heeft echter niet alleen met leeftijd en functieniveau te maken, maar wordt met name beïnvloed door andere factoren.. Daarom zijn die factoren ook noodzakelijk bij

Informatie- en commu­ nicatiekanalen in de onderneming (verticaal en/of horizontaal) blijken verstopt of gestoord te zijn, waardoor de signalen niet (tijdig) de ondernemingsleiding