• No results found

Seksuele opvoeding in de kinderopvang : een onderzoek naar de seksuele opvoeding en de beleving hiervan door pm-ers van Allio kinderopvang.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksuele opvoeding in de kinderopvang : een onderzoek naar de seksuele opvoeding en de beleving hiervan door pm-ers van Allio kinderopvang."

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Seksuele opvoeding in de

kinderopvang

Een onderzoek naar de seksuele opvoeding en de

beleving hiervan door pm-ers van Allio kinderopvang

Amsterdam, juli 2012

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

J.K. Mattijssen - 5745209 Begeleiding: mw. dr. C. Zwiep

(2)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 1 /77

Voorwoord

Seksualiteit bij kinderen is nog steeds een beladen onderwerp voor veel volwassenen. Echter, alle kinderen doorlopen een seksuele ontwikkeling en zij hebben er baat bij als deze op een positieve en open manier begeleid wordt. Het is daarom belangrijk dat er inzicht is in de manier waarop opvoeders de seksuele opvoeding uitvoeren. Dit inzicht bieden we de leidinggevenden van Allio kinderopvang door middel van dit onderzoek. Daarnaast krijgen zij kennis over de manier waarop zij hun pedagogisch medewerkers kunnen ondersteunen bij deze seksuele opvoeding, zodat deze de seksuele ontwikkeling van de kinderen uit de kinderopvang optimaal kunnen begeleiden.

Er zijn een aantal mensen die ik graag wil bedanken voor hun betrokkenheid bij dit onderzoeksproces. Allereerst wil ik de respondenten bedanken voor hun deelname aan dit onderzoek. Ik waardeer het dat jullie de moeite hebben genomen om de vragenlijst in te vullen of om mee te doen aan een interview. Dankzij jullie medewerking hebben we een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de beleidsvorming en kwaliteitsverbetering van Allio kinderopvang. Daarnaast wil ik Allio kinderopvang bedanken voor de gastvrijheid en voor de mogelijkheid om zo‘n boeiend onderzoek uit te voeren binnen jullie organisatie. Ik wil met name Jolanda en Trea bedanken voor hun begeleiding en betrokkenheid. Natuurlijk wil ik mijn begeleidster Channah Zwiep heel erg bedanken. Door je kritische blik en inhoudelijke steun heb je me steeds gestimuleerd om het beste uit dit onderzoek te halen. Ik heb veel van je geleerd. Niet alleen over het doen van een onderzoek, maar je hebt me ook een waardevolle les meegeven over de seksuele ontwikkeling van kinderen. Dat dit niet raar, bijzonder of gek is, maar dat het er gewoon bij hoort, ook bij kinderen. Dat inzicht ga ik meenemen.

Verder wil ik mijn dank uitspreken naar mijn lieve ouders die mij altijd hebben gesteund en van wie ik zo veel hou. Naar mijn opa en oma die altijd in me hebben geloofd. Naar Isabella Albers die mij leerde out of the box te denken. Naar mijn vrienden, broertjes, zusjes en huisgenootjes voor hun luisterende oor, de gekkigheid en de afleiding. En natuurlijk naar Julia, Sandy en de andere studiegenootjes voor een geweldig studiejaar. Bedankt voor de empowerment!

Ten slotte wil ik nog een ding kwijt. Tijdens het uitvoeren van dit onderzoek heb ik me wat af-geprint. Om dit een beetje te compenseren plant ik bij dezen twee bomen terug via het Jane Goodall Instituut Nederland en Plant je voort.

(3)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 2 /77

Abstract

This study explores in which way childcare workers of Allio childcare educate children about sexuality and whether they need help with this education. Sexual education has a great influence on the way children develop sexually. Nowadays many children spend a lot of hours in daycare centers. In order to support children properly in their sexual development it is important to have some knowledge about the way childcare workers fulfil the sexual education and how secure they feel in providing this education. Not much research has been done to this subject yet. For this study we used an online questionnaire which is filled in by 153 childcare workers. These childcare workers work with children in the age of zero to thirteen. Results show us that the caregivers have an open view about the sexual development of children. They think it‘s normal for children to be curious about sexuality. On the other hand these childcare workers see little sexual behaviour in the children, they place many restrictions on the sexual behaviour and they don‘t seem to talk as much with children about sexuality. There seems to be a contradiction here. The results also show us that there is a need by childcare workers for a team meeting with their colleagues and for a policy of Allio childcare about the sexual development and education of children.

(4)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 3 /77

Inhoud

Voorwoord ... 1

Abstract ... 2

Hoofdstuk 1 - Inleiding ... 5

Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader ... 8

2.1 - De seksuele ontwikkeling ... 8

2.1.1 - De invloed van de sociale omgeving ... 9

2.3 - De seksuele opvoeding ...11

2.3.1 - Een autoritatieve seksuele opvoeding...11

2.3.2 - Communicatie ...12

2.3.3 - Bewust en onbewust opvoeden ...12

2.4 - De beleving van de seksuele opvoeding door pm-ers uit de kinderopvang ...13

2.5 - Opvoedingsondersteuning ...14

Hoofdstuk 3 - Onderzoeksmethode ...15

3.1 - Onderzoeksinstrumenten en dataverzameling ...15

3.1.1 - Interview ...16

3.1.2 - Vragenlijst ...17

3.1.3 - Opstelling van de vragenlijst ...18

Open vragen ...18

Gesloten vragen ...18

Casussen ...19

Vragen met antwoorden op een vijf-punts likert schaal ...19

Gecombineerde vragen ...19

3.2 - Werving en response rate ...20

3.3 - Samenstelling van de onderzoeksgroep ...21

3.4 - Data analyse ...22

3.5 - Ethische aspecten ...23

Hoofdstuk 4 - Resultaten ...24

4.1 - De seksuele ontwikkeling ...24

4.1.1 - Seksueel gedrag ...25

4.1.2 - Seksueel getinte vragen ...26

4.1.3 - Attitudes ...27

4.2 -De seksuele opvoeding ...28

4.2.1 - Taakverdeling ...28

4.2.2 - Waarden en normen ...29

(5)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 4 /77

4.2.4 - Grenzen stellen ...32

4.3 - Behoefte aan opvoedingsondersteuning ...34

4.3.1 - Vragen ...34

4.3.2 - Beleving van de seksuele opvoeding ...35

4.3.3 - Behoefte aan opvoedingsondersteuning...36

Hoofdstuk 5 - Discussie ...39

5.1 - Visies op de seksuele ontwikkeling ...39

5.2 - Toepassen van de seksuele opvoeding ...40

5.2.1 - Taak ...40

5.2.2 - Opmerken van seksueel gedrag ...40

5.2.3 - Communiceren over seksualiteit ...41

5.2.4 - Waarden en normen ...42

5.2.5 - Corrigeren van seksueel gedrag ...43

5.3 - Conclusie ...43

5.4 - Belang en beperkingen van dit onderzoek ...45

Hoofdstuk 6 - Conclusie ...46 Hoofdstuk 7 - Aanbevelingen ...47 Hoofdstuk 8 - Samenvatting ...49 Referenties ...50 Bijlagen ...55 A. Vragenlijst ...55 B. Interview ...71

C. Informed consent formulier ...75

D. Instellingsverslag – Allio kinderopvang ...76

(6)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 5 /77

Hoofdstuk 1 - Inleiding

De afgelopen tijd verschenen onder andere de volgende krantenkoppen in het nieuws: ‗6-jarig jochie misbruikt klasgenoten (SPITS)‘ en ‗Kleuter (4) betast leerlingen basisschool (NU.nl)‘. Dit soort krantenkoppen laten zien dat het voor volwassenen nog niet vanzelfsprekend is dat kinderen seksueel gedrag vertonen en een seksuele ontwikkeling doormaken. Voor een deel heeft dat te maken met de manier waarop volwassenen seksualiteit bekijken, hoe ze hier over denken en hoe ze hier betekenis aan geven. De volwassen benadering van seksualiteit staat haaks op het beeld van het ‗onschuldige‘ kind dat wij in onze maatschappij hebben (Graaf & Rademakers, 2007). In de meeste onderzoeken naar seksualiteit bij kinderen ligt de focus dan ook op seksueel misbruik en niet op de algemene seksuele ontwikkeling (Sandfort & Cohen-Kettenis, 2000). Dit heeft geleid tot een behoefte aan beschrijvende onderzoeken naar seksualiteit bij kinderen om de kennis over de normale, niet problematische, seksuele ontwikkeling en opvoeding te vergroten (Larsson & Svedin 2002a).

Alle kinderen doorlopen een seksuele ontwikkeling in hun leven. Deze begint al vanaf het moment dat ze geboren worden (Doef, 1994, 2010). Met de seksuele ontwikkeling bedoelen we: het proces dat leidt tot en vorm geeft aan de latere volwassen seksualiteit (Graaf & Rademakers, 2003). Kinderen leren tijdens deze ontwikkeling lichamelijkheid1, intimiteit en seksualiteit kennen en integreren in hun leven (Bancroft, 1994; Zwiep, 2008). Zij zijn nieuwsgierig naar hun eigen lichaam en seksualiteit (Sanderson, 2004). Ze ontdekken hun eigen lichaam (Larsson & Svedin, 2002a), stellen vragen over seksualiteit (Larsson & Svedin, 2002b) en spelen seksueel getinte spelletjes als doktertje spelen met andere kinderen (Sandnabba, Santtila, Wannäs & Krook, 2003).

Kinderen geven zelf vorm aan hun seksuele ontwikkeling maar worden daarbij ook beïnvloedt door hun omgeving (Bandura, 1977; Bronfenbrenner, 1979, 1993; Sameroff, 2009). In interactie met de omgeving leren kinderen wat de sociale regels omtrent seksualiteit zijn en hoe ze zich moeten gedragen. Ze leren van hun leeftijdsgenootjes (Friedrich, Fisher, Broughton, Houston & Shafran, 1998) en lokken reacties uit van hun opvoeders door vragen te stellen of seksueel gedrag te vertonen.

1 Bancroft spreekt in zijn artikel over geslachtelijkheid. Voor de begrijpelijkheid is in dit

(7)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 6 /77 De seksuele ontwikkeling vraagt dan ook om een seksuele opvoeding. De seksuele opvoeding is het begeleiden en ondersteunen van kinderen bij hun seksuele ontwikkeling (Zwiep, 2008, 2010). De manier waarop opvoeders dit doen heeft een grote invloed op de seksuele ontwikkeling (Bancroft, 1994; Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman & Meeus, 2009).

Een open communicatie tussen opvoeders en kinderen over seksualiteit, waarbij opvoeders de kinderen voorzien van bij hun leeftijd passende informatie en waarbij de kinderen eerlijk antwoord krijgen op hun seksueel getinte vragen, heeft een positieve invloed op de seksuele ontwikkeling (Mckee, et al., 2010).

Tegenwoordig gaan steeds meer kinderen naar de kinderopvang (Brancheorganisatie Kinderopvang, 2011). Veel kinderen gaan er één of meerdere keren per week naartoe. In sommige gevallen spenderen pm-ers2 wellicht meer uren overdag met de kinderen dan dat de ouders/verzorgers van deze kinderen doen (Harvey Arnold, McWilliams & Harvey Arnold, 1998). De ouders zijn hierdoor niet meer de enigen die te maken krijgen met de seksuele ontwikkeling van hun kind, maar zullen de begeleiding hiervan moeten delen met de opvoeders uit de kinderdagopvang.

Voor deze opvoeders, de pm-ers, kan dit lastig zijn. Zij hebben immers hun eigen opvattingen over de seksuele opvoeding maar hebben ook te maken met de opinies van hun leidinggevenden en van de ouders van de kinderen. De twijfels en vragen die pm-ers hebben bij de seksuele opvoeding kunnen leiden tot een behoefte aan opvoedingsondersteuning. Met opvoedingsondersteuning bedoelen we: opvoeders (in de kinderopvang) helpen opvoeden om het welbevinden van de opvoeders en de kinderen te verbeteren (Colpin, 2001 in Vermeire 2005; Hermanns, 1992).

Om kinderen goed te kunnen ondersteunen in hun seksuele ontwikkeling is het belangrijk dat er kennis is over hoe opvoeders uit de kinderopvang met deze ontwikkeling omgaan en hoe zij de seksuele opvoeding ervaren. Helaas is hier nog niet veel onderzoek naar verricht (Zwiep, 2007, 2008; Zwiep & Colegem, 2009). Wanneer er meer inzicht komt in de knelpunten die pm-ers ervaren bij de seksuele opvoeding kan hen eventueel opvoedingsondersteuning aangeboden worden, zodat de kwaliteit van de opvoeding verbetert. Dit heeft indirect een positieve invloed op de seksuele ontwikkeling van de kinderen (Blokland, Prinsen, Kok & Wijngaarden, 2003). Om deze reden is er een onderzoek gestart in opdracht van Allio kinderopvang3 naar de seksuele opvoeding die hun pm-ers toepassen. Hen wordt hiermee inzicht geboden in de mate waarin hun

2 Voor de leesbaarheid van dit onderzoeksverslag vervangen we de term pedagogisch medewerker

voortaan door de term pm-er

3 Voor de leesbaarheid van dit onderzoeksverslag vervangen we Allio kinderopvang voortaan door Allio. Voor het instellingsverslag van Allio zie bijlage D.

(8)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 7 /77 pm-ers behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning en in welke vorm zij deze aan hen kunnen aanbieden.

In dit onderzoek wordt beoogt een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag:

In welke mate is er sprake van een seksuele opvoeding door pedagogisch medewerkers van Allio kinderopvang en in hoeverre ervaren zij hierbij knelpunten en hebben zij behoefte aan opvoedingsondersteuning?

De onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen:

A. De seksuele ontwikkeling

1. In welke mate is seksueel (getint) gedrag bij kinderen zichtbaar voor pm-ers? 2. Welke vragen rond seksualiteit krijgen pm-ers van kinderen?

3. Wat zijn de attitudes van pm-ers over de seksuele ontwikkeling van kinderen? B. De seksuele opvoeding

1. In hoeverre zien pm-ers de seksuele opvoeding als hun taak?

2. Welke waarden en normen omtrent seksualiteit willen pm-ers meegeven aan kinderen?

3. In welke mate praten pm-ers over seksualiteit met kinderen?

4. In welke mate en op welke manier stellen pm-ers grenzen aan het seksuele gedrag van kinderen?

C. De beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning 1. Welke vragen hebben pm-ers over de seksuele ontwikkeling en opvoeding? 2. Hoe beleven pm-ers de seksuele ontwikkeling en opvoeding?

3. Hebben pm-ers behoefte aan opvoedingsondersteuning?

(9)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 8 /77

Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader

2.1 - De seksuele ontwikkeling

Alle kinderen doorlopen een seksuele ontwikkeling in hun leven. Deze begint al vanaf het moment dat ze geboren worden en gaat hun hele leven lang door (Doef, 1994, 2010; Mckee, et al., 2010). De seksuele ontwikkeling maakt deel uit van hun algemene ontwikkeling (Zwiep, 2007). Met de seksuele ontwikkeling bedoelen we: het proces dat leidt tot en vorm geeft aan de latere volwassen seksualiteit (Graaf & Rademakers, 2003). De combinatie kinderen en seksualiteit roept nog steeds weerstand op bij volwassenen (Graaf & Rademakers, 2007). Echter, seksualiteit bij kinderen is iets wat bij hun ontwikkeling hoort, het is normaal en gezond (Kilpatrick, 1992; Larsson & Svedin, 2002a; Okami, Olmstead, Abramson, & Pendelton,1998) en de meeste kinderen laten dan ook seksueel gedrag zien tijdens hun kindertijd (Johnson & Feldmeth, 1993). Kinderen zijn nieuwsgierig naar seksualiteit (Sanderson, 2004). Ze ontdekken hun eigen lichaam (Larsson & Svedin, 2002a), stellen vragen over seksualiteit (Larsson & Svedin, 2002b) en spelen seksueel getinte spelletjes als doktertje spelen met andere kinderen (Sandnabba, et al., 2003).

Tijdens hun seksuele ontwikkeling leren kinderen lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit kennen en integreren in hun leven (Bancroft, 1994; Zwiep, 2008). Kinderen ontwikkelen een zogeheten seksueel script (Gagnon & Simon, 1970). Aan de hand van hun seksuele script interpreteren zij welk gedrag, met wie en in welke situatie dit passend is en wat voor gevolgen dit gedrag heeft. Kinderen hebben veel te leren tijdens hun seksuele ontwikkeling. Bijvoorbeeld hoe hun lichaam functioneert op seksueel gebied (Mckee, et al., 2010). Het is belangrijk dat zij een positief beeld van hun lichaam (Okami et al., 1998) en hun seksuele identiteit (Impett, Schooler & Tolman, 2006) ontwikkelen. Ook het leren aangeven van grenzen en respect hebben voor de grenzen van anderen (Impett, et al., 2006) is onderdeel van het leerproces. Het is verder van belang dat kinderen leren hoe zij veilig om kunnen gaan met seks (Allen, 2005) en dat ze ook mogen genieten van seks (World Health Organisation, 2002). Daarnaast leren kinderen tijdens hun seksuele ontwikkeling over de waarden en normen die gelden bij hun opvoeders en hun sociale omgeving (WHO, 2002).

(10)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 9 /77 De seksuele ervaringen van kinderen in de jeugd bepalen voor een groot deel hoe zij seksualiteit ervaren (Delfos, 2002). Een positieve seksuele ontwikkeling leidt tot een gezonde seksuele basis (o.a. Graaf & Rademakers, 2003). Dat houdt in dat een kind seksualiteit op een open en respectvolle manier kan beleven. Het kind heeft voldoende kennis en besef van de behoeften en gevoelens van zichzelf en van die van anderen. Daarbij komt dat kinderen die voldoende kennis hebben over seksualiteit later beginnen met seksueel gedrag en ook beter kunnen anticiperen op de risico‘s van seks, zoals soa‘s en ongewenste zwangerschappen (Graaf, Meijer, Poelman & Vanwesenbeeck, 2005; Mckee, et al., 2010).

2.1.1 - De invloed van de sociale omgeving

Kinderen geven zelf vorm aan hun seksuele ontwikkeling maar worden daarbij ook beïnvloedt door hun omgeving (Verhofstadt-Denéve, Geert & Vuyt, 2003 in Zwiep, 2008). In interactie met de omgeving leren kinderen wat de sociale regels omtrent seksualiteit zijn en hoe ze zich moeten gedragen. Ze leren van hun leeftijdsgenootjes (Friedrich, et al., 1998; Lamb & Coakley, 1993) en lokken reacties uit van hun opvoeders door vragen te stellen of seksueel gedrag te vertonen.

De manier waarop de omgeving van kinderen invloed uitoefent op hun ontwikkeling kan verklaard worden aan de hand van twee overkoepelende ontwikkelingsmodellen. Het eerste ontwikkelingsmodel dat voor dit onderzoek als kader wordt gebruikt is het bio-ecologische model van Bronfenbrenner (1979, 1993). Bronfenbrenner (1979, 1993) gaat in zijn model uit van vier systemen waarbinnen mensen zichzelf ontwikkelen, namelijk het micro-, meso-, exo- en macrosysteem. Binnen deze systemen oefenen het kind en de omgeving constant invloed op elkaar uit. Voor dit onderzoek zijn het micro- en mesosysteem interessant aangezien zij kunnen verklaren hoe (seksuele) opvoeding en opvoedingsondersteuning (voor opvoeders) invloed uitoefenen op de (seksuele) ontwikkeling van kinderen. Het microsysteem is de directe omgeving van het kind waar het kind zelf actief aan deelneemt door te interacteren met anderen. Voorbeelden van microsystemen zijn de school, het kinderdagverblijf of het gezin. Voor het huidige onderzoek wordt gekeken naar de seksuele ontwikkeling en opvoeding van kinderen binnen het microsysteem kinderopvang. Binnen de kinderopvang worden kinderen beïnvloedt door hun vriendjes en vriendinnetjes en (de opvoeding van) hun pm-ers (Boogaard, Fukkink, Hoex, & Schreuder, 2009; Friedrich, et al., 1998; Lamb & Coakley, 1993; Singer & Kleerekoper, 2009). Mesosystemen zijn de interacties tussen de verschillende microsystemen. Het kind neemt zelf geen deel aan deze interacties maar

(11)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 10 /77 deze zijn wel van invloed op de ontwikkeling van het kind. Opvoedingsondersteuning kan bijvoorbeeld worden gezien als een omgevingsfactor in het mesosysteem omdat het indirect bijdraagt aan een gezonde (seksuele) ontwikkeling van kinderen door de kwaliteit van het microsysteem (seksuele) opvoeding te verhogen. De ondersteuning heeft namelijk als doel de competenties en vaardigheden van opvoeders te versterken wat weer een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen (Blokland, et al., 2003)

De invloed van de omgeving op de ontwikkeling van kinderen is niet statisch maar dynamisch. Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun omgeving en nemen hier een actieve rol in aan. Iets wat Bronfenbrenner (1979, 1993) al duidelijk probeerde te maken met zijn bio-ecologisch model. Het tweede overkoepelde ontwikkelingsmodel dat hierop inspeelt is het transactionele model van Sameroff (2009). Sameroff ziet de ontwikkeling van kinderen als een dynamisch interactief proces waarbinnen kinderen, opvoeders en de omgeving elkaar constant wederzijds beïnvloeden. Deze theorie is voor dit onderzoek belangrijk omdat het aangeeft hoe de seksuele ontwikkeling en de seksuele opvoeding steeds in elkaar doorwerken. Opvoeders reageren op een bepaalde manier op kinderen en kinderen reageren op opvoeders. Deze interacties hebben een sterke wederzijdse sturing (Hermanns, 2007). Dit kunnen we toespitsen op de seksuele ontwikkeling van kinderen: kinderen vertonen seksueel gedrag in het bijzijn van hun opvoeders en de opvoeders reageren vervolgens op dit gedrag. Van deze reactie die de kinderen krijgen leren ze

Naast de theorieën van Bronfenbrenner (1979, 1993) en Sameroff (2009) biedt de sociaal leren theorie van Bandura (1977) kader voor dit onderzoek. Volgens Bandura leren kinderen zich sociaal te ontwikkelen door het gedrag van anderen en de uitkomst van dat gedrag, te observeren en te imiteren. Kinderen worden niet geboren met een besef van wat mag en wat niet mag. Door anderen te observeren leren kinderen zich allerlei sociale regels eigen te maken. Ook op seksueel gebied (Zwiep, 2010a; Vermeire, 2005). De seksuele ontwikkeling van kinderen wordt volgens deze theorie bepaald door het voorbeeld dat kinderen krijgen van hun opvoeders en leeftijdsgenootjes en door de sociale interactie tussen hen. Hierbij kunnen zij zowel gepaste als ongepaste gedragingen aanleren van volwassenen of van elkaar (Bandura, 1969, 1977).

De hiervoor beschreven ontwikkelingsmodellen kunnen ook worden toegepast op de seksuele ontwikkeling van kinderen aangezien deze onderdeel vormt van de algemene ontwikkeling (Zwiep, 2007).

(12)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 11 /77 Kinderen ontwikkelen zich dus constant op seksueel gebied en worden daarbij beïnvloedt door hun omgeving. Kinderen mogen veel leren tijdens hun seksuele ontwikkeling. Dit vraagt om sturing en begeleiding van de opvoeders uit hun omgeving.

2.3 - De seksuele opvoeding

2.3.1 - Een autoritatieve seksuele opvoeding

In de literatuur worden twee opvoedingsdimensies onderscheiden, namelijk: steun en controle (Graaf et al., 2009; Maccoby & Martin, 1983). Steun omvat volgens Graaf et al. (2009) de begrippen affectie, liefde, waardering, beschikbaarheid, verbondenheid, warmte en responsiviteit. Controle heeft te maken met de hoeveelheid regels die opvoeders stellen, de mate waarin ze hun kinderen bij belangrijke beslissingen betrekken en de mate waarop opvoeders toezicht houden (Graaf et al., 2009). Hierbij is het belangrijk dat opvoeders heldere en duidelijke regels hanteren (autoritatieve controle) in plaats van de gehoorzaamheid van kinderen lukraak te eisen (Maccoby & Martin, 1983; Silk, Morris, Kanaya & Steinberg, 2003; Skinner, Johnson & Snyder, 2005). Bij autoritatieve controle moeten kinderen zich aan bepaalde regels houden maar krijgen daarbij ook een bepaalde vrijheid van de opvoeders.

Een hoge mate van steun en het toepassen van autoritatieve controle zijn onder te brengen in de autoritatieve opvoedingsstijl (Baumrind, 1966; 1996). Met de autoritatieve opvoeding bedoelen we: het opvoeden met duidelijke regels in combinatie met veel communicatie en warmte (Hermanns, 2007). In de autoritatieve opvoeding laten opvoeders het kind een zekere vrijheid toe maar leggen het ook de nodige restricties op (Baumrind, 1966). Aangezien de seksuele ontwikkeling een onderdeel vormt van de algemene ontwikkeling (Zwiep, 2007) kunnen pm-ers ook hierbij een autoritatieve opvoedingsstijl hanteren. Uit onderzoek is gebleken dat deze manier van opvoeden een positieve invloed heeft op de seksuele ontwikkeling van kinderen (Graaf et al., 2009; Klai, 2005; Strengers, 2006; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008).

De seksuele opvoeding wordt omschreven als het begeleiden en ondersteunen van kinderen bij de seksuele ontwikkeling (Zwiep, 2008, 2010a). De manier waarop opvoeders deze opvoeding toepassen heeft een grote invloed op de seksuele ontwikkeling van kinderen (Bancroft, 1994; Graaf, et al., 2009). Wanneer opvoeders een autoritatieve opvoedingsstijl toepassen is de kans groter dat hun kinderen later aan seks

(13)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 12 /77 beginnen, dat zij hier voorzichtiger mee omgaan en dat zij leren dat seksualiteit iets fijns en plezierigs kan zijn (Graaf et al., 2009).

2.3.2 - Communicatie

Communicatie is tevens een belangrijk onderdeel van de autoritatieve opvoeding (Hermanns, 2007). Dit geldt ook in de seksuele opvoeding. Mckee et al. (2010) geven aan dat een open communicatie tussen volwassenen en kinderen noodzakelijk is voor een gezonde seksuele ontwikkeling van de kinderen. Zo is het onder andere van belang dat kinderen eerlijk antwoord krijgen op hun seksueel getinte vragen (Chrisman & Couchenor, 2002). Een open communicatie tussen volwassenen en kinderen zorgt ervoor dat kinderen naar volwassenen toe durven te stappen met hun problemen, zorgen en vragen omtrent hun seksuele ontwikkeling (Graaf & Rademakers, 2003; Mckee et al., 2010). Wanneer kinderen eenmaal seksueel actief worden blijkt het een belangrijke factor in het voorkomen van seksueel misbruik (Krafchick & Biringen, 2002; Sanderson, 2004), soa‘s en ongewenste zwangerschappen (Lindberg, Sonfield & Gemmill, 2008). Daarbij helpt het kinderen om een positief beeld te ontwikkelen van hun lichaam en hun seksualiteit (Chrisman & Couchener, 2002; Impett, et al., 2006).

2.3.3 - Bewust en onbewust opvoeden

De manier waarop opvoeders communiceren met kinderen en de wijze waarop zij omgaan met de (seksuele) opvoeding heeft klaarblijkelijk invloed op de (seksuele) ontwikkeling van kinderen. Dit proces verloopt echter lang niet altijd bewust. Het is daarom zinvol om een onderscheid te maken tussen bewust en onbewust opvoeden (Schoorl, 1993 in Eldering 2006; Zwiep 2008). Bewust opvoeden is een proces waarin opvoeders sturend optreden, bijvoorbeeld door straf of beloning. Daarbij reflecteren zij op hun eigen opvoedgedrag. Onbewust opvoeden heeft betrekking op de dagelijkse omgang met kinderen en de vanzelfsprekende manier waarop opvoeders op het gedrag van kinderen reageren.

(14)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 13 /77 Zonder dat zij het door hebben geven opvoeders allerlei waarden en normen mee aan kinderen. Ook op seksueel gebied. De manier waarop opvoeders over seksualiteit denken bepaald hoe kinderen tegen seksualiteit aan kijken (Vermeire, 2005). Hierbij hebben niet alleen ouders, maar ook pm-ers uit de kinderopvang een voorbeeldfunctie op het gebied van seksualiteit (Bos & Ruijter, 2009; Singer & Kleerekoper, 2009). Een voorbeeld van onbewust seksueel opvoeden is bijvoorbeeld de manier waarop ouders thuis omgaan met naaktheid. Lopen ouders bijvoorbeeld weleens naakt door het huis of doen zij de deur van de badkamer altijd op slot. Daarmee geven zij (onbewust) signalen omtrent seksualiteit. De waarden en normen die mensen hebben rondom seksualiteit kunnen sterk uiteen lopen (Higonnet, 1998; Jenkins, 1998; Okami et al., 1998; WHO, 2002). Deze kunnen zowel verbaal (ouders vertellen hun kind bijvoorbeeld hoe ze over seksualiteit denken) als non-verbaal (bijvoorbeeld de manier waarop ouders met naaktheid omgaan) door opvoeders worden geuit (Graaf, 2007). Binnen de verbale vorm is daarbij een indirecte vorm (bijvoorbeeld, ouders vertellen iets over hun eigen ervaringen) en een directe vorm (bijvoorbeeld, commentaar geven op het seksuele gedrag van het kind) te onderscheiden.

2.4 - De beleving van de seksuele opvoeding door pm-ers uit de

kinderopvang

Tegenwoordig gaan steeds meer kinderen naar de kinderopvang (Brancheorganisatie Kinderopvang, 2011). De ouders zijn hierdoor niet meer de enigen die met de seksuele ontwikkeling van hun kinderen in aanraking komen en zullen de begeleiding hiervan moeten delen met de opvoeders uit de kinderopvang.

Het toepassen van de seksuele opvoeding kan lastig zijn voor opvoeders (Graaf & Rademakers, 2007). Graaf en Rademakers stellen dat er nog geen algemene consensus bestaat over welk seksueel gedrag problematisch is en welk gedrag niet. Ouders en opvoeders gaan hierdoor vaak af op hun eigen gedachten en gevoelens met betrekking tot seksualiteit bij kinderen. Deze opvattingen kunnen sterk uiteen lopen. Dit kan met name lastig zijn voor pm-ers aangezien zij niet alleen te maken hebben met hun eigen waarden en normen, maar ook met die van hun leidinggevenden en met die van de ouders van de kinderen.

Er is nog niet veel onderzoek verricht naar de beleving van de seksuele opvoeding door ers. Uit een onderzoek van Zwiep en Colegem (2009) komt naar voren dat pm-ers geen grote problemen ervaren bij de seksuele opvoeding. Wel hebben zij zorgen over hun persoonlijke houding als opvoeder (reageren ze wel ‗goed‘ op seksueel gedrag van

(15)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 14 /77 kinderen) en de seksuele ontwikkeling van kinderen. Daarnaast twijfelen ze of ze wel met collega‘s op één lijn zitten wat de seksuele opvoeding betreft. Ze denken dat grote verschillen in opvoedtechnieken de kinderen onvoldoende houvast en duidelijkheid biedt.

2.5 - Opvoedingsondersteuning

De twijfels en vragen die pm-ers hebben over de seksuele opvoeding kunnen leiden tot een behoefte aan opvoedingsondersteuning. Met opvoedingsondersteuning wordt in dit onderzoek het volgende bedoeld: opvoeders (in de kinderopvang) helpen opvoeden om het welbevinden van de opvoeders en de kinderen te verbeteren (Colpin, 2001 in Vermeire 2005; Hermanns, 1992). Zoals eerder beschreven heeft opvoedingsondersteuning invloed op de opvoeding en daarmee indirect ook op de (seksuele) ontwikkeling van kinderen (Blokland, et al., 2003). Het is daarbij van groot belang dat de opvoedingsondersteuning afgestemd is op de vragen en behoeften van de opvoeders (Blokland et al., 2003). Omdat steeds meer kinderen in de kinderopvang verblijven is het noodzakelijk om te bekijken of en hoe pm-ers ondersteund willen worden bij hun seksuele opvoeding om de kwaliteit van deze opvoeding te waarborgen.

Uit het onderzoek van Zwiep en Colegem (2009) komt naar voren dat er onder pm-ers in de kinderopvang wel degelijk een behoefte aan opvoedingsondersteuning bestaat. De aanleiding voor de behoefte blijken de eerder genoemde zorgen te zijn. De pm-ers uit het onderzoek geven aan behoefte te hebben aan informatie over de seksuele ontwikkeling en de begeleiding daarvan. Tevens blijken zij behoefte te hebben aan een werkoverleg, aan workshops en aan duidelijke handvatten om als kinderopvangorganisatie eenduidig om te gaan met de seksuele ontwikkeling.

In dit onderzoek wordt onderzocht in welke mate de pm-ers van Allio kinderopvang de seksuele opvoeding toepassen. Daarbij wordt bekeken in welke mate en vorm zij hierbij behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning.

(16)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 15 /77

Hoofdstuk 3 - Onderzoeksmethode

Dit onderzoek is beschrijvend en praktijkgericht omdat het de seksuele opvoeding door pm-ers van Allio in kaart brengt. We hopen met dit onderzoek een bijdrage te leveren aan de nog schaarse kennis over de seksuele opvoeding in de kinderopvang. Daarbij is het onderzoek opgezet met het idee om aanbevelingen te doen voor de praktijk. Aan de leidinggevenden van Allio wordt inzicht gegeven in de mate waarin hun pm-ers een seksuele opvoeding toepassen, welke knelpunten zij hierbij ervaren en hoe Allio hen hierbij kan ondersteunen.

3.1 - Onderzoeksinstrumenten en dataverzameling

Dit onderzoek is gehouden onder pm-ers van Allio kinderopvang van zowel de kinderdagverblijven (KDV), de buitenschoolse opvang (BSO) als de peuterspeelzalen (PSZ). Hiervoor is gekozen omdat zo alle pm-ers meegenomen konden worden in het onderzoek. Zo krijgt Allio inzicht in de manier van seksueel opvoeden en de behoefte aan opvoedingsondersteuning van al hun pm-ers. Zij kunnen dan aan de hand van de onderzoeksresultaten één beleid opstellen voor hun hele organisatie.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden. Er is gekozen voor een online vragenlijst en een semi-gestructureerd interview om het onderzoek een beschrijvend karakter te geven. Allereerst zijn er interviews (N=5) gehouden om inspiratie op te doen voor het opstellen van de vragen voor de vragenlijst. Daarnaast worden er citaten uit de interviews verwerkt in dit onderzoeksverslag om de kwantitatieve data verkregen uit de vragenlijsten aan te vullen met voorbeelden uit de praktijk. Na de afname van de interviews is de vragenlijst (N=153) ontwikkeld. Er is ook nog geprobeerd een focusgroep op te zetten om met een aantal pm-ers te praten over het taboe rond seksualiteit bij kinderen. Helaas was hier niet genoeg animo voor.

(17)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 16 /77

3.1.1 - Interview

We zijn het onderzoek gestart met het opstellen van een semigestructureerd interview met een topic lijst. Deze lijst is gebaseerd op de lijst van Zwiep (2008) en is aangevuld met nieuwe vragen die zijn toegespitst op de onderzoeksvragen van dit onderzoek. Er zijn twee proefinterviews gehouden met de lijst om de werkbaarheid ervan testen. De lijst is na deze interviews nog iets aangescherpt.

De topic lijst bestaat uit de volgende onderwerpen: het bemerken van seksueel gedrag bij kinderen; attitude van pm-ers over seksualiteit bij kinderen; visies op en het toepassen van de seksuele opvoeding; beleving van de seksuele opvoeding en behoefte aan opvoedingsondersteuning. Het interview bestaat uit zogenaamde open vragen. We hebben steeds gevraagd naar concrete voorbeelden uit de opvoedingspraktijk. Daarnaast hebben we tijdens het interview gebruik gemaakt van een lijstje met veel voorkomende seksuele gedragingen en vragen van kinderen. Hierdoor konden pm-ers vaak nog meer voorbeelden noemen, dan dat er in eerste instantie bij hen opkwamen. De open vragen zijn gebruikt om de onderzoeker houvast te bieden tijdens het interview zodat er geen vragen vergeten of overgeslagen werden. De volgorde waarop de vragen in lijst staan vermeld werd echter niet strikt aangehouden zodat er een spontaan gesprek kon ontstaan en er ruimte was voor eigen inbreng van de pm-er (Bryman, 2008).

De interviews zijn onder werktijd op locatie afgenomen en vonden plaats in een rustige ruimte waarin geen collega‘s of kinderen aanwezig waren. Ze hebben ongeveer een uur geduurd en zijn opgenomen met een voice recorder die is geleend bij de audiovisuele dienst van de Universiteit van Amsterdam. De sfeer tijdens de interviews was wisselend. De meeste pm-ers vertelden openlijk over hun visies op de seksuele ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Maar er waren ook enkele pm-ers die wat terughoudend reageerden. Uiteindelijk is door middel van doorvragen toch de benodigde informatie verkregen.

Het houden van interviews kent een aantal voordelen en een aantal nadelen. Een nadeel van het doen van interviews is dat de respondenten beïnvloed kunnen worden door de aanwezigheid van de interviewer. De kans bestaat dan dat de respondenten sociaal wenselijk gaan antwoorden (Landsheer, Hart, Goede & Dijk, 2003). Daarbij kost een interview de respondent meer tijd en is het minder anoniem. Voor dit onderzoek zijn de interviews echter zeer waardevol aangezien de kwantitatieve data van de vragenlijst ermee verrijkt worden. Daarnaast was het tijdens de interviews mogelijk om door te vragen naar meer informatie. Iets wat bij de online vragenlijst niet mogelijk was.

(18)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 17 /77

3.1.2 -

Vragenlijst

De online vragenlijst is geïnspireerd op diverse bestaande lijsten en literatuur en op de eerder gehouden interviews (o.a. Blaisse, 2011; Drenth, 2011; Graaf & Rademakers, 2003; Graaf, et al., 2009; Strengers, 2006; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008, 2010a, 2010b). De keuze voor de vragen is gemaakt op grond van de onderzoeksvragen. Er is een schema gemaakt van welke vragenlijstvragen welke onderzoeksvraag konden beantwoorden.

De vragenlijst bestaat uit 79 vragen en is opgedeeld in vijf delen. De lijst begint met een introductie waarin het onderzoek wordt uitgelegd. Daarnaast worden er instructies gegeven voor het invullen van de vragenlijst. Het eerste gedeelte gaat in op de achtergrondgegevens van de pm-ers. Aan de hand van deze gegevens kan de onderzoeksgroep beschreven worden. Het tweede gedeelte heeft betrekking op de seksuele ontwikkeling van kinderen. De bedoeling van deze vragen is om inzicht te geven in het seksuele gedrag dat pm-ers waarnemen bij kinderen en de seksueel getinte vragen die zij van hen krijgen. Daarnaast wordt onderzocht hoe pm-ers aankijken tegen seksualiteit bij kinderen. Het derde gedeelte gaat over de seksuele opvoeding van pm-ers. Met de antwoorden op deze vragen wordt in kaart gebracht hoe de pm-ers invulling geven aan de seksuele opvoeding. Daarnaast wordt onderzocht of zij deze seksuele opvoeding als hun taak zien. Ten slotte wordt er aandacht besteed aan de waarden en normen omtrent seksualiteit die pm-ers mee willen geven aan de kinderen. Het vierde deel gaat in op de behoefte aan opvoedingsondersteuning van pm-ers. Onderzocht wordt hoe zij de seksuele opvoeding beleven en of zij hierbij opvoedingsondersteuning willen ontvangen. Daarbij wordt uiteengezet in welke vorm zij deze opvoedingsondersteuning willen ontvangen en wie deze opvoedingsondersteuning volgens hen het beste kan geven. Het laatste gedeelte van de lijst bestaat uit twee evaluatievragen. Hier kunnen pm-ers aangeven wat zij van de vragenlijst vinden. Bijvoorbeeld of ze vinden dat de vragen wel duidelijk genoeg gesteld zijn. Als blijkt dat pm-ers een vraag niet hebben begrepen, dan hebben zij wellicht ook een antwoord gegeven dat niet bij hen past. Daar moet dan ook rekening mee worden gehouden bij de interpretatie van die antwoorden.

De vragenlijst is voor aanvang van de afname door een pm-er getest op werkbaarheid en invultijd. Deze bleken prima in orde. Hierna is de vragenlijst online gezet met het online programma Qualtrics. Via een link die per mail werd verstuurd naar de vestigingsmanagers en op het intranet en in de nieuwsbrief van Allio werd geplaatst, kwamen de pm-ers terecht op de website van Qualtrics. Een voordeel van het werken met een online vragenlijst is de anonimiteit, wat wellicht uitkomst biedt bij de gevoeligheid van het onderwerp. Daarnaast kunnen de respondenten de lijst op een voor

(19)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 18 /77 hen geschikt moment invullen, liggen de kosten van het onderzoek lager, kunnen er meer mensen tegelijk worden bereikt en is de kans op invoerfouten kleiner. Een nadeel kan zijn dat er voor gekozen is om de pm-ers geen emailadressen in te laten vullen Hierdoor werd hun anonimiteit weliswaar vergroot, maar konden we niet achterhalen wie de lijst nog niet hadden ingevuld en waardoor we ook de personen die de lijst al hadden ingevuld herhalingsmails hebben moeten sturen.

3.1.3 - Opstelling van de vragenlijst

De vragenlijst bestaat uit verschillende soorten vraagstellingen, namelijk:

Open vragen

De open vragen zijn voornamelijk geïntegreerd in de antwoordcategorieën van een vraag. Hiermee kunnen pm-ers een antwoord geven dat zij niet terug vinden tussen de bestaande antwoordcategorieën. Een voorbeeld van zo‘n antwoordcategorie is: Anders, namelijk: …. Daarnaast zijn er een aantal open vragen die gebruikt worden als verdiepende vragen. Voorbeeld: ―Welke vragen heb je over de seksuele ontwikkeling en opvoeding van kinderen van de groep?‖ De evaluatievragen zijn ook beiden open.

Gesloten vragen

Gesloten vragen waarop meerdere antwoorden gegeven kunnen worden Op sommige vragen is voor de respondenten wellicht geen eenduidig antwoord te geven. Daarom is ervoor gekozen dat zij op deze vragen meerdere antwoorden kunnen invullen. Bijvoorbeeld bij de volgende vraag: ―In welke vorm zou je deze ondersteuning willen ontvangen?‖.

Gesloten vragen waarop slechts één antwoord gegeven kan worden Op sommige vragen is slechts één antwoord te geven. Een voorbeeld hiervan is de volgende vraag: ―Hoe corrigeer je seksueel (getint) gedrag van een kind dat volgens jou te ver gaat. Kies de antwoordmogelijkheid waar jij het meeste gebruik van maakt (of wat je zou gebruiken, als je nog nooit in aanraking bent gekomen met seksueel (getint) gedrag van kinderen)‖. Hier willen we weten welke manier van corrigeren de pm-ers het meest gebruiken.

(20)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 19 /77

Casussen

Naast de gesloten vragen zijn er ook een aantal casussen in de vragenlijst verwerkt om te meten hoe pm-ers reageren op seksueel gedrag van kinderen. Dit is gedaan omdat pm-ers wellicht anders reageren op een casus dan op een gesloten vraag. Hiermee wordt de consistentie van de antwoorden van de pm-ers getest. Een voorbeeld van zo‘n casus is: ―Josje (2 jaar) begint te masturberen (met zichzelf te vrijen) als jullie aan tafel zitten te eten. Jij zegt:‖. De antwoordmogelijkheden bestaan uit verschillende reacties die pm-ers zouden kunnen geven op deze situaties.

Vragen met antwoorden op een vijf-punts likert schaal

Deze vragen zijn opgesteld als stellingen. Respondenten kunnen het antwoord aanklikken dat het beste bij hun mening past. De stellingen worden gebruikt om de attitudes van pm-ers omtrent seksualiteit te meten. Zij kunnen daarbij kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden: helemaal mee eens, redelijk mee eens, neutraal, redelijk mee eens en helemaal mee eens. De respondenten is gevraagd om de categorie neutraal zo veel mogelijk te vermijden. Een voorbeeld van zo‘n stelling is ―De seksualiteit van kinderen komt voort uit hun eigen nieuwsgierigheid‖.

Gecombineerde vragen

Deze vragen zijn gebruikt om het seksuele gedrag en de seksueel getinte vragen van kinderen in kaart te brengen. In het eerste gedeelte van de vraag wordt de frequentie waarin pm-ers bepaald seksueel gedrag waarnemen bij kinderen onderzocht. De frequenties zijn opgedeeld in nooit, maandelijks, wekelijks en dagelijks. Respondenten kunnen één antwoord aankruisen. Het tweede gedeelte van de vraag onderzoekt de leeftijd van de kinderen die dit gedrag vertonen. Het bestaat uit de volgende antwoordcategorieën: 0-2 jaar, 2-4 jaar, 4-8 jaar en 8-13 jaar. De respondenten kunnen hier meerdere antwoorden aankruisen omdat zij het gedrag bij kinderen van verschillende leeftijden kunnen waarnemen. De leeftijdscategorieën zijn gebaseerd op de indeling in leeftijd in de (kinderopvang)groepen van Allio.

Er is gekozen voor het gebruik van meerdere soorten vraagstellingen om de lijst boeiend en afwisselend te houden zodat de pm-ers hem volledig zouden doorlopen.

(21)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 20 /77 Daarnaast gaf dit de gelegenheid om zo veel mogelijk informatie te verzamelen zonder dat de lijst te lang werd. In de lijst worden soms ogenschijnlijk meerdere vragen over hetzelfde onderwerp gesteld. Deze vragen zijn echter telkens op een andere manier verwoord om de eenduidigheid van antwoorden van de pm-ers te testen. Bijvoorbeeld: ‗Elkaars lichaam onderzoeken hoort niet‘ versus ‗Je mag elkaars lichaam ontdekken (als beide kinderen dit prettig vinden)‘.

3.2 - Werving en response rate

De werving van de pm-ers verliep voor het grootste deel via de vestigingsmanagers. Een groot deel van hen is door de onderzoeker persoonlijk benaderd via de telefoon en er zijn twee mails naar hen verstuurd. Eén met een oproep aan de pm-ers om deel te nemen aan een interview en één voor het invullen van de online vragenlijst. De vestigingsmanagers is gevraagd deze mails door te sturen aan hun pm-ers en deze mails uit te printen en op de vestiging neer te leggen.

Op de oproep voor het deelnemen aan de interviews kwam direct voldoende respons. In overleg met de pm-ers zijn de interviews ingepland. Voor het invullen van de vragenlijst is nog een herinneringsmail gestuurd aan de vestigingsmanagers. Daarnaast maakten de pm-ers die aan het onderzoek deelnamen kans op het winnen van een boek voor hun vestiging. Een week voor de deadline van het invullen van de vragenlijst hebben we een mail gestuurd met een tussenstand van de winnaars van de boeken. Hierna hebben we nog een flinke eindspurt gemaakt met het aantal pm-ers dat de vragenlijst heeft ingevuld.

De response rate van deze vragenlijst is lastig te berekenen aangezien niet te achterhalen is hoe veel pm-ers de link naar de vragenlijst daadwerkelijk hebben ontvangen van hun vestigingsmanager. Maar van de 187 pm-ers die de vragenlijst via deze link hebben geopend hebben 153 respondenten de vragenlijst (voor het grootste gedeelte) ingevuld. Dit geeft een response rate van 81 procent. Maar als we er van uitgaan dat er ongeveer 800 pm-ers werkzaam zijn bij Allio en dat zij allemaal te horen hebben gekregen dat de vragenlijst online stond, dan zou daar een response rate uit komen van 19 procent (153 van 800). Dat de response rate zo laag is en dat niet alle pm-ers die zijn begonnen aan het invullen van de lijst deze ook daadwerkelijk hebben afgemaakt kan komen doordat zij er moeite mee hadden dat de vragen gaan over seksualiteit bij kinderen. De combinatie van die twee roept nog steeds weerstand op bij volwassenen (Graaf & Rademakers, 2007).

(22)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 21 /77

3.3 - Samenstelling van de onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep van het online onderzoek bestaat uit 153 pm-ers van Allio kinderopvang. De onderzoeksgroep is een tamelijk homogene groep. Het bevat voornamelijk vrouwen, met de Nederlandse nationaliteit die een MBO opleiding hebben afgerond en die werkzaam zijn in een KDV. Deze groep is vergelijkbaar met eerder onderzoek onder pm-ers in de kinderopvang (Fukkink, Tavecchio, de Kruif, Vermeer & van Zeijl, 2005; Zwiep, 2008). Punten waarop de pm-ers duidelijk van elkaar verschillen zijn leeftijd, aantal jaren werkervaring en of zij in hun privéleven ook voor kinderen zorgen.

De groep bestaat vrijwel alleen uit vrouwelijke pm-ers (N=151). Er deden twee mannen mee aan het onderzoek. De leeftijden van de pm-ers lopen uiteen van 20 jaar tot 60 jaar met een gemiddelde leeftijd van 33 jaar. De ruime meerderheid van de pm-ers heeft een relatie (N= 132) waarvan er 73 getrouwd zijn. De rest van de pm-pm-ers is alleenstaand (N=21). Vierenvijftig procent van de respondenten zorgt in zijn of haar privéleven ook voor kinderen. De leeftijden van hun kinderen variëren van 0 tot 29 jaar met een gemiddelde leeftijd van 8 jaar. Het grootste gedeelte van de groep respondenten heeft middelbaar beroepsonderwijs afgerond (79 procent).

Op twee respondenten na hebben alle pm-ers de Nederlandse nationaliteit. Eén respondent is Duits en de ander is Peruaans. Daarnaast heeft meer dan de helft van de respondenten geen geloofsovertuiging (65 procent). Van degenen die dat wel hebben is het overgrote deel overwegend protestants.

De pm-ers zijn voornamelijk werkzaam in kinderdagverblijven (71 procent). Daarnaast werkt 29 procent in de buitenschoolse opvang (BSO) en werkt er één pm-ers in een peuterspeelzaal. Meer dan de helft (67procent) van de pm-ers werkt met kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar en in de leeftijd van nul tot twee jaar (63 procent). Ongeveer één derde (30 procent) werkt met kinderen in de leeftijd van vier tot acht jaar en 22 procent van de pm-ers werkt met kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar. De grootste groep pm-ers (41 procent) heeft één tot vijf jaar werkervaring in de kinderopvang. Dertig procent heeft vijf tot tien jaar werkervaring en 27 procent van de pm-ers werkt al meer dan tien jaar in de kinderopvang. Slechts 2 procent werkt minder dan één jaar in de kinderopvang.

(23)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 22 /77

3.4 - Data analyse

De interviews zijn opgenomen met een voicerecorder van de Universiteit van Amsterdam en volledig uitgetypt. Vervolgens zijn de uitgetypte interviews nog een keer beluisterd om de algemene sfeer tijdens het interview in te kunnen schatten. Hierdoor werd duidelijk hoe bepaalde stukken tekst geïnterpreteerd moesten worden waarna de citaten uit de tekst zijn gehaald. Deze zijn vervolgens in dit onderzoeksverslag verwerkt. De data die zijn verzameld met de vragenlijst zijn geanalyseerd met behulp van het statistische programma SPSS. Omdat dit onderzoek een beschrijvend karakter heeft is er voornamelijk gebruik gemaakt van beschrijvende statistieken in de vorm van frequenties. Aan de hand hiervan worden de onderzoeksresultaten beschreven in de vorm van procenten. Dit is in het hele onderzoeksverslag aangehouden om het geheel overzichtelijk te houden voor de lezer. Er is in dit onderzoek weinig gebruik gemaakt van statistische toetsen met SPSS omdat de onderzoeksvraag zich daar niet voor leende.

Waar mogelijk hebben we toch geprobeerd verbanden te berekenen tussen de verschillende variabelen. Hiervoor is de Pearson‘s Chi-kwadraat gebruikt. Wanneer er cellen waren die minder dan de verwachtte waarde van 5 bevatte hebben we de exact functie geselecteerd. Met de Chi-kwadraat is gekeken of de mate waarin pm-ers seksueel gedrag bij kinderen waarnemen significant verschilt voor de variabelen werkervaring, leeftijd en het in hun privéleven zorgen voor kinderen. Deze variabelen zijn ook afgezet tegen de behoefte aan opvoedingsondersteuning. De variabelen waren als volgt verdeeld: aantal jaren werkervaring, 0-1 jaar, 1-5 jaar, 5-10 jaar en langer dan 10 jaar; leeftijd, jonger dan dertig jaar en dertig jaar of ouder; voor kinderen zorgen in het privéleven, ja of nee. De leeftijdsgrens van 30 is gebruikt omdat de gemiddelde leeftijd van de ers 33 jaar is. Daarnaast is er voor deze drie variabelen gekozen omdat pm-ers daarop zichtbaar van elkaar vpm-erschilden. Voor de rest van de variabelen was de onderzoeksgroep overwegend homogeen.

De vraagstelling omtrent de seksuele opvoeding was te divers om statistische toetsen mee uit te voeren. Er konden daarbij geen zinvolle schalen worden gemaakt omdat de antwoordcategorieën van de verschillende vragen te veel uiteen liepen. Daarom is hier uitsluitend gebruik gemaakt van beschrijvende statistieken.

(24)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 23 /77

3.5 - Ethische aspecten

Bij de werving werd gewerkt met een active informed consent: de pm-ers kregen van tevoren alle informatie over het onderzoek die zij nodig hadden om de beslissing te kunnen nemen om wel of niet deel te nemen aan het onderzoek (Bryman, 2008). Dit betekent ook dat zij vrijwillig deelnamen aan het onderzoek. Hen werd aangeraden om de vragenlijst geheel te doorlopen, maar zij werden hier niet toe verplicht. Ze konden de beantwoording van bepaalde vragen weigeren en hun medewerking aan het onderzoek ten allen tijde staken. Het informed consent werd bij de vragenlijsten verkregen door de volgende vraag: Bent u bereid mee te doen aan dit onderzoek? Keuzemogelijkheid: ja of nee. Wanneer de vraag met ja werd beantwoord, ging de pm-er er mee akkoord dat zijn of haar gegevens werden gebruikt voor dit onderzoek. Bij de interviews was een informed consent formulier aanwezig dat de pm-er kon ondertekenen (bijlage C). Alle vijf de pm-ers hebben dit formulier ondertekend en daarnaast stemden zij er allen mee in dat het interview werd opgenomen.

(25)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 24 /77

Hoofdstuk 4 - Resultaten

In dit hoofdstuk wordt beschreven in welke mate pm-ers in aanraking komen met de seksuele ontwikkeling van kinderen. In het eerste deel wordt beschreven welk seksueel gedrag zij bij hen waarnemen. In het tweede deel wordt onderzocht welke seksueel getinte vragen kinderen aan pm-ers stellen. In het derde en laatste deel wordt beschreven wat pm-ers er van vinden dat kinderen dit seksuele gedrag vertonen en deze seksueel getinte vragen stellen.

4.1 - De seksuele ontwikkeling

Voordat we het seksuele gedrag en de seksueel getinte vragen van kinderen beschrijven zijn we benieuwd of pm-ers denken dat kinderen al bezig zijn met seksualiteit. Het blijkt dat zij het niet eens maar ook niet oneens zijn met de stelling dat kinderen van de BSO, de KDV en de PSZ nog niet bezig zijn met seksualiteit4.

Daarnaast is onderzocht welke factoren volgens pm-ers van invloed zijn op de seksuele ontwikkeling van kinderen. Dit blijken volgens hen verschillende factoren te zijn. Zo is 87 procent van de pm-ers het eens met de stelling dat de belangstelling voor seksualiteit voort komt uit de nieuwsgierigheid van kinderen. Iets meer dan de helft van de pm-ers (51 procent) denkt dat kinderen seksueel gedrag vertonen omdat zij dit afkijken bij leeftijdsgenootjes en het vervolgens nadoen. Een pm-er die met kinderen tussen de vier en acht jaar werkt zegt hierover het volgende:

Als het ene kind vieze woorden begint te roepen en de andere kinderen merken dat dat reactie oproept, dan doen de anderen dat ook al snel.

Welk gedrag kinderen dan vertonen en welke vragen zij stellen wordt in de volgende paragraaf beschreven.

4 Helemaal mee oneens 18%, redelijk mee oneens 24%, neutraal 18%, redelijk mee eens 24%,

(26)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 25 /77

4.1.1 - Seksueel gedrag

Er zijn drie gedragingen die overwegend maandelijks worden waargenomen door pm-ers. Een daarvan is interesse in de eigen geslachtsdelen of in die van andere kinderen. Dit wordt door 52 procent van de ers maandelijks waargenomen. Een pm-er die wpm-erkt met kindpm-eren tussen de vipm-er en acht jaar geeft hipm-ervan het volgende voorbeeld:

Een paar jongetjes gingen naar de wc en bleven een tijdje weg. Dan ga je maar eens kijken waar ze blijven en dan zie je dat ze elkaar piemel aan het bekijken zijn. Ja, dat gebeurd.

Daarnaast wordt nieuwsgierigheid naar het lichaam van volwassenen door 49 procent van de pm-er maandelijks waargenomen en het spelen van seksueel getinte spelletjes door 48 procent van de pm-ers. Geen van de gedragingen wordt voornamelijk wekelijks of dagelijks waargenomen.

Vervolgens hebben we gevraagd aan de pm-ers hoe oud de kinderen zijn die het seksuele gedrag vertonen. Het meeste seksuele gedrag wordt waargenomen bij kinderen tussen de twee en vier jaar oud. De drie meest waargenomen gedragingen, die zojuist zijn beschreven, komen ook het meest voor bij kinderen van die leeftijd (zie tabel 1.1). Er zijn slechts twee gedragingen die het meest worden gesignaleerd bij kinderen tussen de acht en dertien jaar oud. Namelijk: interesse in boeken over de seksuele voorlichting (70 procent van N=10) en het gebruiken van schuttingtaal (45 procent van N=67)5. Deze gedragingen worden over het algemeen echter niet vaak waargenomen.

Tabel 1.1: Seksuele gedragingen die het meest worden waargenomen door pm-ers en de meest voorkomende leeftijd van de kinderen die dit gedrag vertonen

Soort gedrag Maandelijks

(N=153)

Leeftijd kinderen 1 Interesse in de eigen geslachtsdelen of in

die van andere kinderen

52% 2-4 jaar

56%/N=163 2 Nieuwsgierigheid naar het lichaam van

volwassenen

49% 2-4 jaar

56%/N=117 3 Het spelen van seksueel getinte spelletjes

met elkaar

48% 2-4 jaar

71%/N=117 Uitleg van de bovenstaande notatie: Interesse in de eigen geslachtsdelen wordt maandelijks

(27)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 26 /77 door 52 % van de 153 pm-ers waargenomen. Dit gedrag werd door hen 163 keer waargenomen bij kinderen tussen de nul en dertien jaar oud. Bij 56% procent van deze 163 waarnemingen betrof het kinderen in de leeftijdscategorie van twee tot vier jaar.

De zojuist genoemde gedragingen worden het vaakst waargenomen door pm-ers. De meeste gedragingen (6 van de 9) die staan vermeld in de lijst (bijlage A) worden over het algemeen echter nooit waargenomen. Interesse in boeken over seksuele voorlichting is daar één van. Negentig procent van de pm-ers geeft aan dat zij dit gedrag nooit waarnemen bij kinderen. Andere gedragingen die grotendeels nooit worden waargenomen zijn: masturberen (84 procent) en het bloot lopen of spelen van kinderen (71 procent).

We hebben ook onderzocht of de mate waarin pm-ers seksueel gedrag waarnemen samenhangt met hun aantal jaren werkervaring, hun leeftijd en met of zij in hun privéleven ook voor kinderen zorgen. Hier werden geen significante verbanden gevonden.

4.1.2 - Seksueel getinte vragen

Kinderen vertonen tijdens hun seksuele ontwikkeling niet alleen seksueel gedrag ze stellen ook allerlei vragen. Negenenvijftig procent van de pm-ers is van mening dat wanneer kinderen een vraag stellen over seksualiteit zij toe zijn aan die informatie. Een pm-er die werkt met kinderen tussen de vier en acht jaar geeft dit als volgt weer:

Ik vind een kind niet te jong om eerlijk antwoord te krijgen op zijn of haar vragen over seksualiteit omdat een kind vraagt waar het aan toe is. Een kind kan toch niet te jong zijn? Anders zou zo’n vraag toch niet in hem of haar opkomen?

Er zijn twee vragen die pm-ers ongeveer een keer per maand krijgen van kinderen. Deze vragen gaan over zwangerschap en geboorte (62 procent) en over de lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen (54 procent). Een pm-er die werkt met kinderen tussen de vier en acht jaar beaamt dit:

Nu ik zwanger ben krijg ik heel veel vragen van hoe de baby er dan in is gekomen. En over hoe die er weer uit komt.

Geen van de vragen wordt voornamelijk wekelijks of dagelijks aan de pm-ers gesteld. Pm-ers krijgen het vaakst vragen van kinderen tussen de twee en vier jaar oud. De twee meest gestelde vragen, die zojuist zijn beschreven, worden ook het vaakst

(28)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 27 /77 gesteld door kinderen van die leeftijd (zie tabel 1.2). Er zijn een aantal vragen die het meest door acht tot dertien jarigen worden gesteld. Zoals vragen over de risico‘s van seks (100 procent van N=4), geslachtsgemeenschap (75 procent van N=12), de lichamelijke ontwikkeling van het kind (67 procent van N=15) en verliefdheid (38 procent van N=72). Vragen over verliefdheid worden ook door 38 procent van de vier tot acht jarigen gesteld. De vragen die vier tot acht jarigen en acht tot dertien jarigen stellen worden echter over het algemeen niet vaak gesteld.

Tabel 1.2: Meest gestelde seksueel getinte vragen en meest voorkomende leeftijd van de kinderen die deze vragen stellen

Soort vragen Maandelijks

(N=153)

Leeftijd kinderen 1 Vragen over zwangerschap en geboorte 62% 2-4 jaar

60%/N=129 2 Vragen over de lichamelijke verschillen

tussen mannen en vrouwen

54% 2-4 jaar

68%/N=121 Uitleg van de bovenstaande notatie: Vragen over zwangerschap en geboorte worden maandelijks aan 62% van de 153 pm-ers gesteld. Deze vragen zijn 129 keer gesteld door kinderen tussen de nul en dertien jaar oud. Zestig procent van deze 129 keer betrof het kinderen in de leeftijdscategorie van twee tot vier jaar.

De zojuist beschreven vragen van kinderen worden het meest gesteld aan pm-ers. Echter, de grootste groep pm-ers geeft aan geen vragen te krijgen over seksualiteit. Zo zijn er een aantal onderwerpen waar kinderen volgens hen overwegend nooit een vraag over stellen. Zoals het onderwerp masturbatie, 96 procent van de pm-ers zegt hier nooit een vraag over te krijgen. Vierennegentig procent van de pm-ers geeft aan nooit vragen te krijgen over de risico‘s van seks en 90 procent krijgt nooit vragen over geslachtsgemeenschap.

4.1.3 - Attitudes

Driekwart van de pm-ers (N=153) vindt dat het vertonen van seksueel gedrag en het stellen van vragen over seksualiteit bij de algemene ontwikkeling van kinderen hoort. Zestig procent zegt het normaal te vinden dat kinderen nieuwsgierig zijn naar seksualiteit en 36 procent vindt dit geen probleem. Slechts 14 procent van de pm-ers vindt dat kinderen te jong zijn voor deze belangstelling naar seksualiteit en maar 3 procent vindt het zorgelijk.

(29)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 28 /77 De seksuele ontwikkeling van kinderen vraagt om een seksuele opvoeding. Hoe pm-ers hier vorm aan geven wordt beschreven in de volgende paragraaf.

4.2 -De seksuele opvoeding

Dit hoofdstuk beschrijft de mate waarin de pm-ers de seksuele opvoeding toepassen. Hoe gaan zij om met seksualiteit bij kinderen en wat vinden zij belangrijk in hun seksuele opvoeding. Het eerste deel van dit hoofdstuk brengt in kaart in hoeverre pm-ers de seksuele opvoeding als hun taak zien. Het tweede deel gaat over de waarden en normen die pm-ers belangrijk vinden in hun seksuele opvoeding. Het derde en laatste deel gaat in op twee aspecten van de seksuele opvoeding, namelijk praten met kinderen en het stellen van grenzen.

4.2.1 - Taakverdeling

Op de vraag wie er volgens de pm-ers (N=153) verantwoordelijk is voor de seksuele opvoeding van de kinderen gaven bijna alle pm-ers (95 procent) aan dat dat de ouders/verzorgers van de kinderen zijn. Op de tweede plaats komt de school (de basisschool met 63 procent en de middelbare school met 55 procent). Bijna geen een pm-er (2 procent) vindt dat hij/zij alleen verantwoordelijk is. Wel vindt het grootste deel van de pm-ers (69 procent van de 153) dat ouders, pm-ers en school een gedeelde taak hebben in de begeleiding van de seksuele ontwikkeling van kinderen. Een pm-er van de BSO verwoordt dit als volgt:

Ik vind dat de seksuele opvoeding mijn taak is op het moment dat de kinderen hier zijn en er zich dingen afspelen. Het zou het mooiste zijn als de ouders thuis alles met de kinderen bespreken. Maar dat gebeurt lang niet overal. En soms zien wij de kinderen wel meer dan de ouders. Dus ik vind het belangrijk om ook deel uit te maken van de seksuele opvoeding.

Daarnaast ziet 26 procent van de pm-ers de seksuele opvoeding grotendeels niet als hun taak.

Wanneer kinderen seksueel getinte vragen hebben wil iets meer dan een derde van de ers (38 procent) dat zij deze aan hun ouders stellen in plaats van aan de

(30)

pm-Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 29 /77 er. Een pm-er die werkt met kinderen tussen de nul en tien jaar geeft hiervan een voorbeeld:

Ik vind dat het beantwoorden van de vraag hoe kinderen ontstaan wel een taak is van de ouders. Ik zou kinderen zelf niet vertellen dat je kinderen krijgt door seks te hebben en hoe dat dan gaat.

Nog eens ongeveer een derde (39 procent) is het hier niet mee eens en vindt dat de kinderen deze vragen niet persé aan hun ouders hoeven te stellen. Een pm-er die met kinderen tussen de vier en twaalf jaar oud werkt zegt hierover:

Over het algemeen probeer ik wel antwoord te geven op de vragen van kinderen. Waarom zouden ze het aan hun ouders vragen als ik het ook kan zeggen. Alleen als ik twijfel of de ouder het wel goed vindt zeg ik dat ze het beter thuis even kunnen vragen.

Wanneer kinderen een vraag stellen aan de pm-ers zegt 61 procent van hen hier eerlijk antwoord op te geven.

4.2.2 - Waarden en normen

De helft van de pm-ers (N=153) is van mening dat zij enige invloed uitoefenen op de manier waarop kinderen denken over seksualiteit. Zij (49 procent) vinden daarnaast dat de opvoeding die zij zelf hebben gehad van invloed is op de manier waarop zij de kinderen op de groep begeleiden bij hun seksuele ontwikkeling.

Er zijn een aantal waarden en normen die een groot deel van de pm-ers belangrijk vindt om mee te geven aan kinderen. Bijvoorbeeld dat kinderen zich niet hoeven te schamen voor hun eigen lichaam (79 procent). Een pm-er die werkt met kinderen van nul tot acht jaar verwoordt dit als volgt:

Ik vind het heel belangrijk dat kinderen hun eigen lichaam leren te waarderen. Dat ze gewoon goed zijn zoals ze zijn.

Pm-ers vinden het daarnaast belangrijk dat kinderen hun grenzen aangeven op seksueel gebied (77 procent) en dat zij ook respect hebben voor de grenzen van anderen (71 procent). Een pm-er die werkt met kinderen tussen de vier en acht jaar zegt hierover:

(31)

Seksuele opvoeding in de kinderopvang Pagina 30 /77 Ik vind het heel belangrijk dat kinderen grenzen leren aangeven zodat ze later nooit ergens toe gedwongen worden en dat ze de grenzen van andere kinderen leren respecteren.

Een andere pm-er van de BSO geeft hierbij het volgende voorbeeld uit de opvoedingspraktijk:

We hebben hier twee jongetjes gehad, de een die hield een meisje vast en de ander trok haar broek naar beneden. Toen ben ik heel boos geweest. Toen iedereen daarna tijdens het eten aan tafel zat heb ik de jongetjes gezegd dat ze allebei hun broek naar beneden moesten doen voor de rest. Dat wilden ze niet en toen moesten ze huilen. Toen heb ik ze uitgelegd dat ze precies hetzelfde bij dat meisje hebben gedaan. Ze hoefden het uiteindelijk ook niet te doen, maar ik heb ze wel even laten voelen van dat is niet leuk. En dat het dus belangrijk is dat je iets niet moet doen als iemand dat niet leuk vindt.

Drieenzestig procent van de pm-ers vindt dat kinderen zichzelf mogen zijn op seksueel gebied. Een pm-er van de BSO geeft hiervan het volgende voorbeeld:

We hebben een jongetje op de groep dat altijd jurkjes aan wil. Als hij dat zo leuk vindt, dan vind ik het niet zo’n probleem. Ik laat hem dat gewoon dragen. Anders vind ik dat je het kind de indruk geeft dat hij niet mag zijn zoals hij wil zijn of zoals hij is op dit moment. Voor hetzelfde geldt wordt het een stoere man met een leuke vrouw, maar nu is ie geïnteresseerd in dat soort dingen.

Een andere pm-er die werkt met kinderen tussen de vier en acht jaar zegt:

Ik wil kinderen meegeven dat ze goed zijn zoals ze zijn. Ook in hun seksuele oriëntatie. Het maakt bijvoorbeeld niks uit of je op jongens of meisjes verliefd wordt.

Eenenveertig procent vindt het vervolgens belangrijk dat kinderen weten dat seksualiteit iets is dat zij mogen ontdekken. Kinderen moeten volgens een derde van de pm-ers (32 procent) leren dat seksueel gedrag in het openbaar niet gepast is. Nog eens 32 procent wil kinderen meegeven dat seks samengaat met liefde. Achttien procent vindt daarnaast dat seksualiteit ook iets is om van te genieten. Twaalf procent vindt dat kinderen elkaars lichaam mogen ontdekken als beide kinderen dit prettig vinden. Een klein deel (9 procent) van de pm-ers vindt dat zij kinderen moeten leren dat seks ook risicovol is. Acht procent van de pm-ers wil kinderen meegeven dat seksualiteit niet bij kinderen hoort. Kinderen moeten volgens 5 procent van de pm-ers leren dat elkaars

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gerecht had zich in het arrest beroepen op de rechtsoverweging uit het Gibraltar arrest waarin het Hof had gesteld dat een algemene belastingmaatregel selectief kan zijn indien

In dit onderzoek binnen de gezondheidszorg wordt er gekeken naar het boundary work tussen verschillende beroepsgroepen zoals de zorgmanagers, laboratoriummanagers

As we have just seen, proponents of the naturalistic approach like Olshausen and Field (2005) claim that experiments with synthetic and impoverished stimuli fail to reveal

We bring together insights from signaling theory and the employer image literature to argue that entrepreneurial job advertisements signal distinct, and often unobserved,

In the main part, the tutorial took a closer look at four different settings to discuss important aspects in the huge space of compositional verification: (1.) Maximal models for

We illustrate the Dynamic Adaptive Policy Pathways approach by producing an adaptive plan for long-term water management of the Rhine Delta in the Netherlands that takes into

Uit het onderzoek naar seksualisering blijkt bijvoorbeeld dat jongeren die vaker naar seksueel getinte mediabeelden kijken, er vaker stereotiepe opvattingen over man-

Om ouders tegemoet te komen in de kosten die zij gemaakt hebben, terwijl zij geen gebruik konden maken van kinderopvang, ontvangen ouders een vergoeding voor hun eigen bijdrage