• No results found

La vida es como un rompecabezas : het leven is als een puzzel : de zoektocht naar symbolic closure van de gestolen kinderen van Argentinië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "La vida es como un rompecabezas : het leven is als een puzzel : de zoektocht naar symbolic closure van de gestolen kinderen van Argentinië"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

La vida es como

un rompecabezas

Het leven is als een puzzel

De zoektocht naar symbolic closure

van de gestolen kinderen van Argentinië

Masterscriptie: Culturele Antropologie

Datum: Januari 2013

Student: Merel Remkes

Studentnr.: 5683629

E-mail: post@merelremkes.nl

Begeleider: Mattijs van de Port

Tweede lezer: Milena Veenis

(2)

2

Al die tegenstrijdigheden. Soms kijk je achterom, naar jezelf, je eigen verleden, en dan lijkt die helemaal niet van jezelf. Het is vreemd. Mijn leven is als een permanent déjà vu. Dit herken ik, maar wanneer

heb ik dit geleefd, als wie?

(Interview Esteban, 15/6/2012)

Foto voorpagina:

(3)

3

Inhoudsopgave

1 Introductie………...5

1.1 Historische achtergrond.………...……...…...5

1.1.1 De militaire dictatuur...5

1.1.2 Las Abuelas de Plaza de Mayo……….7

1.1.3 Voorzichtige democratie………..8

1.2 Onderzoeksvragen………...………....9

1.3 Verantwoording onderwerp...10

1.4 Verantwoording onderzoeksgroep...10

1.5 Werkwijze, methoden en technieken...11

1.6 Ethiek...12

1.7 De rol van de onderzoeker...13

1.8 Terminologie...13

1.9 Opzet scriptie...14

2 Verwachtingen van een verhalende zelf...15

2.1 De symbolische orde...16

2.2 Points de capiton...17

2.3 Het reële...18

2.4 Belang van een zelf...19

2.5 De nietos...24

3 De verstoring...25

3.1 Adoptieouders...25

3.2 Biologische familie...27

3.3 Eigen identiteit...28

4 De constructie van nieuwe waarheden...30

4.1 DNA-test...30

4.1.1 DNA-test als point de capiton...30

4.1.2 Belastend materiaal...31

4.1.3 Verandering van levensstijl...32

4.1.4 Blijven weigeren...33

4.2 Verandering relaties...34

4.2.1 Adoptieouders...34

4.2.2 Biologische familie...37

4.2.3 Biologische ouders...39

4.3 Verandering eigen identiteit...41

(4)

4

4.5 Activiteiten...45

4.5.1 Voorlichting geven...45

4.5.2 Media...46

4.5.4 Tentoonstelling...47

4.6 Noodzaak de waarheid te kennen...48

5 Positie bepalen in een maatschappelijke context...50

5.1 Historische en maatschappelijke context...50

5.2 Beperkt door de maatschappij...52

5.3 Vertoog Abuelas en kritiek...53

6 Symbolic closure?...56

6.1 Wat klopt er weer?...56

6.2 Waar blijft het schuren?...57

6.2.1 Adoptieouders...57

6.2.2 Biologische familie...58

6.2.3 Eigen identiteit...59

6.3 De onmogelijkheid van symbolic closure...60

7 Conclusie...61

7.1 Het zelf is niet onproblematisch...61

7.2 Zoektocht naar symbolic closure...61

7.3 Maatschappelijke vertogen...62

7.4 De falende symbolische orde...62

Bronnen...64

(5)

5

HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE

Elena leidt het bezoek rond in cultureel centrum Sonidos del Alma in het noorden van Buenos Aires. Haar tentoonstelling is een bonte verzameling van verschillende stijlen, materialen en technieken: tekeningen, schilderijen, zeefdrukken, collages. Haar werk reflecteert de zoektocht naar haar identiteit, geeft Elena aan. Haar kunst is soms gesigneerd met ‘Silvia’, soms met ‘Elena’. Ze wijst naar een tekening die ze maakte van een foto van haarzelf, als kind. Het was het eerste werk dat ze ondertekende met ‘Elena’, de naam die haar biologische ouders haar hadden gegeven:

Ik was foto´s na aan het tekenen en realiseerde me dat mijn mama op dat moment naar me aan het kijken was en dat ik naar haar keek. Toen kon ik mijn werk niet meer ondertekenen met Silvia. [...] Het was als een koude douche. Toen kwam ik er achter wat er al die tijd miste. Mijn naam. Het erkennen van mijn identiteit. (Interview Elena, 26/4/2012) Haar moeder verdween toen Elena drie jaar oud was, haar vader was al eerder omgekomen tijdens een

confrontatie met het leger, begin jaren zeventig. Ze waren actief voor de linkse, gewapende verzetsgroep ERP. Ook al was Elena niet zoals veel andere gestolen kinderen bij een militair gezin geplaatst, haar nieuwe ouders waren wel sympathisanten van het Videla-regime. Zij veranderden haar naam in Silvia. Omdat Elena al relatief oud was toen ze bij hen kwam wonen, heeft ze altijd geweten dat ze geadopteerd was, dat ze kind van desaparecidos was. Haar adoptieouders schetsten een beeld van haar biologische ouders als criminelen die bomaanslagen pleegden. Ze moest haar nieuwe ouders dankbaar zijn dat ze haar hadden gered. Het drukte een grote stempel op haar jeugd:

Ik had het gevoel dat ik mijn achtergrond moest compenseren: me altijd netjes gedragen, de perfecte student zijn. Dan zouden ze hopelijk van me blijven houden. (Interview Elena, 26/4/2012)

De afgelopen jaren is het besef gegroeid dat ze haar bestaan niet steeds hoeft te rechtvaardigen. Ze geeft aan dat het een lang proces is, om zichzelf te accepteren zoals ze is, om niet meer een beeld van zichzelf te creëren om anderen ter wille te zijn. In 2009 overleed haar adoptiemoeder en voelde ze eindelijk de vrijheid om haar naam terug te veranderen:

Toen kon ik met opgeheven hoofd zeggen: ´Ik ben Elena´. Het voelde als een enorme opluchting. (Interview Elena, 26/4/2012)

De verandering is terug te zien in haar werk. Eerst gebruikte ze voornamelijk zachte kleuren. Ze vertelt dat iemand haar eens vroeg: Waarom verberg je je? Het werk dat ze de laatste jaren maakte, is veel kleuriger, uitbundiger.

1.1 Historische achtergrond

1.1.1 De militaire dictatuur

(6)

6

van Jorge Videla, benadrukten dat het land in oorlog was. De samenleving was ziek, zo redeneerde het regime, linkse staatsvijanden probeerden de westerse, christelijke waarden in Argentinië te ondermijnen, de soevereiniteit van de staat was in gevaar, de politiek was vergiftigd en de economie ingestort (Robben 2005: 211). Om de sociale orde te beschermen werd iedereen opgepakt die zich uitsprak tegen het regime of daarvan verdacht werd. Honderdduizenden mensen verdwenen van de ene dag op de andere, velen kwamen nooit terug. Deze oorlog moest niet alleen gewonnen worden op straat, maar ook in het hoofd van mensen, geeft Robben aan. Het was niet voldoende om slechts alle ‘subversievelingen’ te vermoorden, het regime wilde de bereidheid om te vechten breken bij deze mensen, door hun geest binnen te sluipen en hun ideologische overtuigingen en emoties over te nemen (Robben 2005: 189). Dat betekende dat niet alleen actieve guerrilla’s werden opgepakt, maar ook potentiële aanhangers van hun ideeën. Het grootste gedeelte van de slachtoffers van het regime waren dan ook gewone burgers. Naast leden van de linkse guerrillagroepen Montoneros en ERP werden er vakbondsleden gearresteerd, stakende arbeiders, kritische journalisten, advocaten en leraren. Mensen die in sloppenwijken analfabeten leerden lezen en schrijven werden opgepakt. Ze wekten achterdocht door hun (vrijwilligers)werk. De meesten van hen zijn nooit officieel van een specifiek misdrijf beschuldigd. Al deze mensen werden ontvoerd, gemarteld en uiteindelijk vrijgelaten of vermoord (Robben 2005: 198, 205). Er werd nauwelijks informatie over de gevangenen losgelaten aan de families, velen weten tot op de dag van vandaag niet wat er is gebeurd met hun geliefden. Ze zijn desaparecidos – ‘verdwenenen’. Robben refereert aan Feldman, die de gevangenneming van verdachten in Noord-Ierland interpreteert als een ‘sociale dood’ (Feldman 1991, in Robben 2005: 209). De gevangene werd op gewelddadige wijze geïsoleerd van de bescherming van familie, vrienden en gemeenschap. In de Argentijnse situatie is het bovendien extra traumatiserend dat dit bij de mensen thuis plaatsvond, vindt Robben (2005: 209). Hij ziet het als een aanval op de ‘socialiteit’ van mensen, de ontvoering en de vernedering van

familieleden doet immers inbreuk op de fysieke, psychologische en symbolische veiligheid van je eigen huis (ibid). Het Argentijnse regime probeerde de vijand uit te roeien en tegenstanders zo te traumatiseren dat deze nooit meer in opstand zouden komen. Doordat niet helemaal duidelijk was waarom mensen werden ontvoerd en gemarteld, waarom ze verdwenen, creëerde het regime een permanente staat van angst en onzekerheid, die verlammend werkte (Robben 2005: 211).

Onder de gevangenen bevonden zich ook zwangere vrouwen. Degenen die geen miskraam kregen door de martelingen, bevielen in een van de drie centra – ESMA, Campo de Mayo en Pozo de Bánfield – die daarvoor de faciliteiten hadden (Arditti 1999: 24). Aan de moeders werd verteld dat hun baby naar familie gebracht zou worden (ibid). Vervolgens werden de vrouwen doodgeschoten of gedrogeerd uit vliegtuigen gegooid in de Río de la Plata of de Atlantische Oceaan. De kinderen werden onder een valse identiteit geadopteerd, voornamelijk door kinderloze militairen, politieagenten of burgers die het regime van Videla aanhingen. De grootouders werden ongeschikt bevonden om hun kleinkinderen op te voeden; hun kinderen waren immers staatsvijanden geworden en er moest alles aan gedaan worden om te voorkomen dat de kleinkinderen in de voetsporen van hun ouders zouden treden (Robben 2005: 296-297). Dat de kinderen niet werden teruggegeven aan de familie is op zich niet verwonderlijk,

(7)

7

stelt Robben. Hij citeert generaal Vaquero:

We have a big problem with the children of the subversives, and we have to find a way that the children of the

subversives are not educated with hatred towards the military institutions.(Robben 2005: 295)

Arditti geeft aan dat het stelen van kinderen vaker gebeurt in oorlogstijd, bijvoorbeeld in Duitsland in de nazi-tijd. De machthebbers stalen duizenden kinderen uit Polen, Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Rusland om ze te

‘verduitsen’ (Arditti 1999: 125). De bedoeling was om de kinderen op die manier hun achtergrond te laten vergeten, ze er zelfs een afkeer van zouden krijgen en de nazi’s dankbaar zouden zijn dat ze hen gered hadden (Hillel & Henry 1976, in Arditti 1999: 125).De ontvoerde baby’s kunnen zowel op een symbolische als op een economische manier gezien worden als oorlogsbuit, beargumenteert journalist en dichter Matilde Herrera in een interview met Robben (Robben 2005: 296). Zij verloor drie kinderen én twee kleinkinderen aan het militaire regime. Robben stelt dat de toeeigening van het meest dierbare bezit van je vijand, hun kinderen, een manifestatie is van de macht van de ‘overwinnaar’. De symboliek van de kinderroof is dat het regime vanaf nu altijd aan de macht zal blijven; ze hebben immers de reproductie van hun vijand onderbroken (ibid). In het Marine Ziekenhuis konden getrouwde kinderloze marine officieren baby’s kiezen door de foto’s en achtergrondinformatie te bekijken van hun biologische families (ibid).

1.1.2 Las Abuelas de Plaza de Mayo

Een aantal van de grootmoeders van deze ‘gestolen kinderen’ verenigde zich in 1977 in de Abuelas de Plaza de

Mayo en beet zich vast in de zoektocht naar hun nakomelingen. Door bezit te nemen van het Plaza de Mayo

claimden ze (symbolische) ruimte op voor zichzelf, nadat er zoveel van ze was afgepakt, geeft Robben aan (2005: 301). Met grote foto’s van hun verdwenen kinderen liepen ze rond en zorgden zo voor de eerste open manifestatie van een sociaal trauma dat honderdduizenden had geraakt (ibid). Robben beschrijft het als volgt:

By reliving their most anguished moments during their conversations, sharing their dreams and frustrations, facing together the blank walls of military bureaucracy, and scoring small victories with the placement of an ad or the presentation of a petition, the women coped with their social trauma and created a growing narrative which made

some sense of the incomprehensible disappearances. (Robben 2005: 306)

De grootmoeders bleven hopen dat ze hun kleinkinderen zouden vinden: sommigen hadden van vrijgelaten gevangenen gehoord dat hun dochter bevallen was (Robben 2005: 294). Het kindje moest nog ergens zijn; dat revolutionaire ouders vermoord werden, was vrij snel duidelijk, maar een vrouw laten bevallen en vervolgens het kindje doden was onlogisch, zo redeneerden de grootmoeders (ibid).

Robben bespreekt het verantwoordelijkheidsgevoel van de grootmoeders naar hun waarschijnlijk nog levende kleinkinderen. Hij gebruikt Nancy Chodorow’s interpretatie van moederschap om te verklaren waarom de grootmoeders zo tot het uiterste gingen om hun kleinkinderen terug te vinden, vooral de baby’s van verdwenen dochters. Volgens Chodorow (1978) voeden moeders hun dochters op als een verlengstuk van zichzelf, terwijl

(8)

8

zonen gestimuleerd worden om zelfstandig te zijn. Het gevoel van eenheid wordt vooral erg sterk als de dochter zwanger is. Chodorow ziet vier redenen voor de gedreven zoektocht van de Abuelas. Ten eerste zetten de baby’s de bloedlijn en identiteit van de familie voort. Ten tweede is het kleinkind het kind van hun eigen kind en staat die voor het overgeven van moederschap en alle gevoelens van liefde en intimiteit die daarmee te maken hebben. Op het moment dat de dochter verdwenen is, voelt de grootmoeder de verantwoordelijkheid om voor het kind te zorgen. Ten derde projecteert de grootmoeder de relatie met haar eigen dochter op de relatie tussen die dochter en het kleinkind. Ten vierde stond de grootmoeder machteloos bij de verdwijning van haar kind. Net zoals de dochter machteloos was bij de verdwijning van háár kind. De grootmoeder zou zich onbewust schuldig voelen over het feit dat ze niets kon doen voor haar eigen dochter en ervoor willen zorgen dat hun kleinkind niet hetzelfde noodlot treft als haar dochter. Het was als het ware een tweede kans op moederschap. De zoektocht opgeven zou impliceren dat ze hun kleinkinderen zouden opgeven, net zoals ze afstand moesten doen van hun eigen kinderen (Chodorow 1999 [1978], in Robben 2005: 293-294).

Vanaf 1995 worden de Abuelas bijgestaan door de organisatie HIJOS (HIJOS e Hijas por la Identidad y la Justicia

contra el Olvido y el Silencio, Kinderen voor Identiteit, Rechtvaardigheid, tegen Vergetelheid en Zwijgen). De

organisatie bestaat uit inmiddels volwassen kinderen van verdwenen ouders, kinderen die wél bij hun biologische familie zijn opgegroeid. Een onderdeel van HIJOS is de commissie Hermanos, die grootmoeders en geadopteerde kleinkinderen helpen om met elkaar in contact te komen. Nog tijdens de dictatuur werden twee gestolen kinderen gevonden over de grens in Chili, vertelt Robben (2005: 353). Daarna bleef de zoektocht jarenlang vruchteloos. Pas later kwam stukje bij beetje informatie binnen. Robben beschrijft hoe een grootmoeder tijdens de wekelijkse protestmars op de Plaza de Mayo een stukje papier met een adres in haar hand gedrukt kreeg, dat ergens een anoniem telefoontje binnenkwam over een moeder die plotseling een baby had gekregen zonder ooit zwanger te zijn geweest, dat een verpleegkundige wist van vervalste geboortebewijzen en dat een voormalige gevangene officieren had horen praten over adoptie. Toen in 1980 weer een aantal kinderen werden teruggevonden, wisten de grootmoeders het zeker: hun kinderen waren vermoord en hun kleinkinderen ontvoerd en geadopteerd (ibid).

1.1.3 Voorzichtige democratie

De verloren strijd om de Falklandeilanden (‘Malvinas’) met de Britten zorgde er in 1983 voor dat de militaire junta zich gedwongen voelde op te stappen. Na zeven jaar militaire dictatuur won Raúl Alfonsin de verkiezingen. Hij stelde de Comisión Nacional sobre la Desaparición de Personas (Nationale Commissie over de Verdwijning van Mensen, CONADEP) in om onderzoek te doen naar de mensenrechtenschendingen in de jaren daarvoor. In 1984 verscheen het rapport Nunca Más (Nooit Meer), waarin de gang van zaken in de clandestiene martelcentra en de de verdwijning van 8.961 mensen uit de doeken werd gedaan (Arditti 1999: 43). Al snel werd duidelijk dat dit aantal maar een fractie was van het totale aantal desaparecidos. Het jaar daarop werden de eerste voormalige juntaleden veroordeeld voor mensenrechtenschendingen (Arditti 1999: 45). Maar onder druk van het leger werd de aandacht verlegd: Ley Punto Final (Wet Eindpunt) uit 1986 dicteerde het einde van onderzoek naar en veroordeling van

(9)

9

verdachten (Arditti 1999: 47). Alfonsíns opvolger Carlos Menem (1989-1999) zette deze gedachte voort. Zijn credo was ‘vergeten en vergeven’ en met een presidentieel pardon liet hij voormalig juntaleden vrij (Arditti 1999: 49). Bepaalde misdaden vielen niet onder zijn credo: onder andere het ontvreemden van de kinderen (ibid). In 1992 werd de Comisión Nacional para el Derecho a la Identidad (Nationale Commissie voor het Recht op Identiteit, CONADI) ingesteld om de dwangadopties te onderzoeken door middel van een genetische databank. In de databank werden bloedmonsters ondergebracht van familieleden van desaparecidos. Wie twijfel heeft over zijn identiteit kan daar vandaag de dag nog steeds zijn bloed laten testen. Er werd in de jaren negentig echter niet veel haast gemaakt met het berechten van de verantwoordelijken achter de grootschalige ontvreemding van baby´s. De staat stond niet te springen om de kinderen massaal op te sporen en terug te brengen bij hun biologische familie. De nieuwe machthebbers waren in eerste instantie gebaat bij rust. Psycholoog Giberti (1987) gaf aan dat er grote sociale onrust zou ontstaan als alle honderden kinderen tegelijk te voorschijn zouden komen en hun verhaal zouden vertellen. Dit zou negatief kunnen uitpakken voor de staat (Arditti 1999: 140).

Pas toen in 2003 Nestor Kirchner (en in 2007 zijn vrouw Cristina) aan de macht kwam, werden mensenrechten weer echt op de agenda gezet. Verschillende rechtszaken werden in gang gezet en mensenrechtenorganisaties als de Abuelas de Plaza de Mayo kregen structurele subsidies. 2012 was een recordjaar; bijna 400 verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen werden aangeklaagd, 86 daarvan zijn veroordeeld1. In juli werd juntaleider Jorge

Videla veroordeeld tot vijftig jaar cel voor betrokkenheid bij de ontvreemding van baby´s tijdens de dictatuur.

1.2 Onderzoeksvragen

Dacht men eerst dat het om zo’n tweehonderd kinderen zou gaan, inmiddels wordt geschat dat het er vijfhonderd zijn en misschien wel meer. Begin oktober 2012 werd het 107e kind gelokaliseerd. Deze ‘kinderen’ zijn ondertussen volwassen geworden en tussen de 30 en 40 jaar oud. Een gedeelte is zelf gaan twijfelen over zijn/haar achtergrond, een gedeelte is benaderd door de grootmoeders of door HIJOS en een gedeelte leeft nog in onwetendheid.

Sommigen hebben contact met hun biologische familie, anderen willen dat niet. Er zijn veel aspecten waar deze

nietos recuperados (teruggevonden kleinkinderen) mee worstelen: de relatie met de ouders die hun ouders niet

blijken te zijn, maar die hen ‘gestolen’ hebben en die vaak ook nog (indirect) verantwoordelijk zijn voor de dood van hun biologische ouders, de kennismaking met de biologische familie, hun eigen positie in dit geheel. De nietos houden de herinnering aan de dictatuur levend én vragen dertig jaar na dato nog om actie. Zij zijn het levende bewijs van de misdaden die dertig jaar geleden plaatsvonden. Ik vraag mij af: Hoe gaan de nietos om met het nieuwe verhaal over hun achtergrond? Op basis van banden en conflicten: hoe balanceren ze in dit verhaal en hoe maken ze dit weer leefbaar? Hoe zijn bestaande maatschappelijk vertogen te herkennen in de manier waarop ze hiermee omgaan? En tot slot: kun je de strijd van deze mensen zien als een zoektocht naar symbolic closure?

1

(10)

10

1.3 Verantwoording onderwerp

De lezer vraagt zich wellicht af: waarom wil iemand onderzoek doen naar zo’n dramatisch onderwerp? De rauwe, onaangename kant van het leven heeft echter minstens zoveel recht om onderzocht te worden. En juist in die ellende, in die lelijkheid vallen de mooie dingen zo op. Ik heb altijd al een interesse gehad in hoe mensen omgaan met de duistere kant van het leven, met ellende, ziekte en dood. De laatste jaren interviewde ik voor mijn werk veel mensen die met kanker geconfronteerd zijn geweest. Dat is een individuele worsteling, die plaatsvindt in een kleine kring aan geliefden. Wat de nietos is overkomen is deels een publieke worsteling. De maatschappij heeft ze in een bepaalde positie gedwongen en nu proberen ze een manier te vinden om daarmee om te gaan. Ook daarin speelt diezelfde maatschappij weer een grote rol. Ik vind het fascinerend om te zien hoe mensen omgaan met zo’n fundamentele breuk in hun leven. Een gebeurtenis die je voorstellingsvermogen te boven gaat, waarvan anderen zeggen: Dat kan toch niet? Hoe kún je daarmee omgaan? Deze mensen moeten wel, want het is hun realiteit. Ze vinden een manier om ermee om te gaan. Hóe ze dat doen intrigeert mij. De manieren waarop ze zich zo’n waanzinnige gebeurtenis eigen maken, hoe ze het naar zich toe trekken en bewerken, kneden, reconstrueren tot iets waar ze wel wat mee kunnen, waar ze wel mee kunnen leven. Het vereist een bepaald soort bewustzijn van mensen, reflexiviteit op de situatie en op zichzelf. Het dwingt mensen om buiten vaststaande kaders te denken, en op zoek te gaan naar nieuwe kaders. Dat proces, die ontwikkeling vind ik heel erg mooi om te zien. De twijfels en nieuwe zekerheden, de inventiviteit en de veerkracht inspireren mij zelf in het leven.

1.4 Verantwoording onderzoeksgroep

Van de geschatte 500 gestolen kinderen zijn er op dit moment (januari 2013) 107 gelokaliseerd. Vijftien van deze kinderen heb ik gesproken. Ze zijn geboren in gevangenschap, met hun ouders ontvoerd of snel achtergelaten bij de buren toen de militairen de ouders kwamen halen. Dertien van hen sprak ik in Buenos Aires, één in Córdoba en één in Rosario. Vijf van hen sprak ik een tweede keer en één een derde keer. Het is belangrijk te benadrukken dat de mensen die ik heb gesproken ‘zichtbaar’ zijn, zich als nietos recuperados profileren – in de media, op de website van Las Abuelas de Plaza de Mayo en vaak ook in sociale media zoals Facebook. Het is een groep mensen die met hun verhaal naar voren wil komen. Deze groep is dus niet representatief voor de totale groep kinderen.

De gesprekken leverden een gevarieerd palet aan verhalen op. De nietos zijn nu tussen de 31 en 39, Fabio werd als eerste van deze groep gelokaliseerd (op zijn vierde) en Felipe het laatste (op zijn 29e). Zeven van de vijftien nietos

waren minderjarig toen ze achter de waarheid over hun achtergrond kwamen. Zeven van de vijftien groeiden op in een militair gezien, de overigen in een burgergezin. Hun jeugd hebben ze allemaal anders ervaren: de één had een fijne kindertijd, de ander werd mishandeld. Voor de één is dit verhaal van grote invloed op zijn leven, voor de ander minder. Sommigen hebben behoefte hun situatie intensief te analyseren of hun gevoelens om te zetten in een

(11)

11

tentoonstelling of een theaterstuk, anderen praten in meer abstracte termen over dit thema. Gedurende de gesprekken kwamen ze (vrijwel) allemaal open en eerlijk over, over het algemeen kalm en op een manier die liet zien dat ze al jaren (intensief) met dit thema bezig zijn; met volzinnen en analyses over hun verwerkingsproces, hun twijfels en pijn en hoe ze daarmee om proberen te gaan. Ze hebben vrijwel allemaal psychotherapie gehad en konden redelijk tot heel goed reflecteren op hun gevoelens.

Vooral voor de nietos die als kind zijn gelokaliseerd en teruggebracht naar hun biologische familie lijkt het een fundamentele breuk te zijn in hun leven, omdat het direct invloed heeft gehad op hun dagelijks leven. Ze moesten in een wildvreemd gezin gaan wonen. Ondanks het feit dat alle informanten een eigen, uniek verhaal hadden, konden hun ervaringen ingedeeld worden in dezelfde drie fasen: identificatie, restitutie en reconstructie van de identiteit. De eerste twee aspecten zijn momenten die vaststaan in de tijd: de identificatie is het moment waarop iemand hoort wat zijn daadwerkelijke identiteit is en de restitutie wordt door de Abuelas beschreven als het proces waarbij de kinderen herenigd worden met hun biologische familie, het proces waarin ze hen leren kennen (Arditti 1999: 103). De reconstructie is echter een levenslang proces en de manier waarop ze dat nu ervaren is een momentopname.

Ik heb alle namen van betrokken personen veranderd, evenals een aantal plaatsnamen en andere details, met uitzondering van Victoria Donda. Zij schreef een boek over haar verhaal, waaraan ik refereer. Niemand heeft me gevraagd om onder een andere naam opgevoerd te worden. Daar heb ik toch voor gekozen, omdat de gesprekken persoonlijk waren en er soms kritisch werd gesproken over andere personen of organisaties. Ik wil voorkomen dat mijn informanten op enige wijze benadeeld worden door mijn onderzoek.

1.5 Werkwijze, methoden en technieken

Voor mijn onderzoek ben ik drie maanden in Argentinië geweest, voornamelijk in Buenos Aires. Al voorafgaand aan die periode heb ik contact gelegd met de organisatie Las Abuelas de Plaza de Mayo en een aantal nietos, via de mail en via Facebook. Dat contact was verkennend van aard en nog weinig concreet. Eenmaal daar heb ik mijn

uiteindelijke vijftien respondenten via de Abuelas (drie), via andere nietos (drie) en vooral via Facebook (negen) benaderd en bij hen vervolgens één of meerdere interviews afgenomen. Voor de interviews heb ik een aantal aandachtspunten en beginvragen geformuleerd (zie bijlage I), verder waren ze open en vrij informeel. De interviews duurden één à twee uur en zijn op een voicerecorder opgenomen. Ze vonden plaats bij de nietos thuis (Fernando, Elena, Camila), in een cultureel centrum (Elena), in cafés (Raúl, Felipe, Fabio, Gabriela, León, Ana, Rafael) en op kantoor van de Abuelas (Roberto en Rocío). Een van hen (Adriana) heeft per email vragen beantwoord, omdat ze aangaf er niet aan toe te zijn om er in real life over te praten. Met vrijwel allemaal sprak ik Spaans, omdat ik het belangrijk vond dat ze zich konden uiten in hun moedertaal. Tijdens mijn verblijf heb ik bij de

voorbereidingen en transcriptie van de interviews af en toe de hulp ingeroepen van een Argentijn die Spaanse les geeft. Hij hielp me met het juist formuleren van mijn vragen en de vertaling van bepaalde gedeeltes van interviews

(12)

12

waarin respondenten sneller of in ingewikkelder termen spraken. Met één van mijn informanten heb ik het interview in het Engels gehouden, omdat ze dat erg goed sprak. Het zijn vrijwel allemaal interviews geweest, bij slechts één van hen (Elena) heb ik ook op een andere manier ‘input’ gekregen: ze gaf me een rondleiding bij haar tentoonstelling, ik heb haar zien en horen spreken op een door haar georganiseerde avond met film, muziek en theater over ‘identiteit’ en ik heb een week later met haar geluncht bij haar thuis en informeler verder gepraat. Het bleek niet goed mogelijk om andere methoden en technieken toe te passen, omdat er weinig activiteiten waren waarbij ik kon observeren of participeren. Bijna alle nietos die ik heb gesproken hebben bijvoorbeeld weleens voorlichting gegeven op scholen of bij overheidsorganisaties over de dictatuur en de onrechtmatige toeeigening van baby’s. Helaas stond in de periode dat ik in Argentinië was niets gepland. Eenmaal terug in Nederland heb ik de interviews vrijwel allemaal volledig getranscribeerd, theoretische begrippen toegepast op het

onderzoeksmateriaal en aan de hand daarvan mijn materiaal geanalyseerd.

1.6 Ethiek

Onderzoek doen in post-conflict situaties, onder een wellicht getraumatiseerde groep mensen, is een delicate zaak. Verschillende mensen vroegen zich van te voren dan ook af of het wel ethisch verantwoord was om mijn

masteronderzoek te doen naar de nietos recuperados van Argentinië. Ging ik niet een beerput aan ellende openen? Aapjes kijken en dan weer snel terug naar Nederland? Dat heb ik niet zo ervaren. De mensen die er niet over wilden praten, voor wie het nog te pijnlijk was, reageerden over het algemeen niet op mijn verzoek om een afspraak, of gaven aan daar niet aan toe te zijn. De mensen die ik heb geïnterviewd zijn stuk voor stuk intensief bezig geweest met het verwerken van hun trauma, bijvoorbeeld door middel van psychotherapie. Ze konden hun gevoelens goed verwoorden, waren inmiddels gewend om erover te praten. Verder hebben alle mensen die ik heb gesproken er op een of andere manier voor gekozen om met hun verhaal in de publieke ruimte te treden, door middel van een expositie, door hun politiek activisme, door voor de Abuelas te gaan werken, of door voorlichting te geven. Ik ben dus niet de eerste aan wie ze hun verhaal vertellen. Daarnaast viel me op dat gesprekken met mij werden gewaardeerd. Ik kwam niet alleen wat ‘halen’ maar ook iets ‘brengen’: aandacht. Bijna iedereen vindt het prettig als iemand anders oprechte interesse toont in zijn of haar verhaal, juist als dat zo heftig is. Er zijn:

[...] two basic reasons underlying success in all field work: most people love to talk about themselves and rarely have

enough opportunities to do so; and they are flattered at having their opinion taken seriously. (Powdermaker 1966: 216)

Zo stelde Elena het enorm op prijs dat ik langskwam bij de door haar georganiseerde avond. Ze was erg

geëmotioneerd toen ik afscheid nam en bleef me bedanken – por todo. Bij alle mensen die ik heb gesproken had ik het gevoel dat het ze goed deed om erover te praten en dat ik op een bepaalde manier onderdeel was van mijn eigen onderzoek. Waar ik mij afvraag wat deze mensen doen om het nieuws over hun nieuwe identiteit een plek te geven in hun leven is één van de antwoorden: met mij praten. Ik heb het dus verre van ethisch onverantwoord gezien.

(13)

13

1.7 De rol van de onderzoeker

Tijdens het doen van veldwerk hebben factoren als cultuur, gender en leeftijd van de onderzoeker invloed op de interactie met de informanten en zodoende de resultaten van het onderzoek. Ik ben me bewust van het feit dat ik het verhaal van de nietos in meer of mindere wijze beïnvloed heb, onder andere door het feit dat ik een jonge, blonde, Nederlandse vrouw ben die niet vloeiend Spaans spreekt. Zo bleef ik de woorden ‘padres adoptivos’ (adoptieouders) gebruiken bij Fernando, omdat ik hem erg moeilijk kon verstaan, terwijl (bleek later toen ik het interview terugluisterde) hij steeds feller daarop reageerde: “Nee dat zijn niet mijn ouders, dat zijn mijn

apropiadores! Ze hebben me niet geadopteerd, maar gestolen!” Het is niet per se verkeerd om een heftige reactie

als deze op te roepen in interviews, dan merk je hoe belangrijk iets is voor iemand, maar door al te grote

communicatiestoornissen kun je mensen tegen je in het harnas jagen en kwetsen, wat natuurlijk niet wenselijk is. Verder was het zoeken naar een balans tussen mensen achter hun broek aanzitten en ze de ruimte geven om niet mee te doen als ze dat niet wilden. Als je in Nederland een afspraak hebt, dan staat die over het algemeen vast. In Argentinië niet. Van de circa veertig interviewafspraken die ik heb gemaakt ging meer dan de helft niet door, vaak omdat respondenten niet kwamen opdagen. Ik heb me ‘opdringeriger’ moeten opstellen dan ik hier gewend ben, zo ben ik na een aantal keer voor niets wachten respondenten vlak voor onze afspraak gaan opbellen om de ontmoeting te bevestigen. Dat werkte goed. Mijn buitenlands-zijn had ook voordelen. Twee van mijn informanten gaven aan dat ze niet met me hadden willen praten als ik Argentijns was geweest. Mijn neutrale positie en oprechte interesse in het onderwerp maakten dat ze voor mij wel tijd wilden maken.

1.8 Terminologie

Ik noem de groep waarnaar ik onderzoek heb gedaan nietos (kleinkinderen), en soms nietos recuperados (teruggevonden kleinkinderen). Dat is de terminologie die de Abuelas de Plaza de Mayo gebruiken. Voor deze grootmoeders zijn het ook kleinkinderen, deels hun eigen kleinkinderen. Ook in de media wordt vaak in deze termen over ze geschreven.

Lastiger was het om een term te kiezen voor de mensen die deze kinderen hebben opgevoed. Sommige nietos refereren aan deze mensen als hun padres de adopción (adoptieouders), padres de crianza (ouders die ze hebben opgevoed) of apropiadores (mensen die zich hen onrechtmatig toegeëigend hebben). Het is moeilijk om een politiek neutrale term te vinden hiervoor. In veel gevallen is de adoptie van de kinderen niet legaal geweest. In andere gevallen wel, of heeft de buurvrouw een kind met liefde opgevangen. In zo'n geval is apropiador een te negatieve term, al kan dat voor de nieto in kwestie wel de lading dekken, omdat dezelfde lieve buurvrouw hem nooit de waarheid heeft verteld. Padres de crianza dekt wellicht het beste de lading, maar dat bleek in de praktijk niet goed werkbaar. Ik heb gekozen om over het algemeen toch de term adoptieouders te gebruiken. Ik wil

(14)

14

benadrukken dat adoptie in dit geval niets juridisch of ideologisch inhoudt. Ik versta onder adoptie het aannemen van een kind als je eigen. Verder laat ik de term apropiación (toeeigening) onvertaald als iemand er op deze manier over sprak en dat mij functioneel leek.

Ik spreek over Abuelas als ik refereer aan de mensen die werken bij de organisatie Las Abuelas de Plaza de Mayo. Dat zijn de grootmoeders die op zoek zijn naar hun verdwenen kleinkinderen. In de praktijk werken er inmiddels ook een heleboel mensen die geen grootmoeder zijn. Dus Abuelas betekent ook deze medewerkers.

1.9 Opzet scriptie

Na deze introductie schets ik in hoofdstuk 2 een theoretisch kader, met daarin ideeën van Lacan over de symbolische en reële orde en dominante ideeën over het ‘zelf’ die spelen in deze tijd. In hoofdstuk 3 laat ik zien hoe de nietos die ik heb gesproken in eerste instantie omgingen met de ‘verstoring’ van het beeld over zichzelf en hun ‘adoptieouders’. In hoofdstuk 4 bespreek ik hoe het nieuws over hun achtergrond de relatie met hun

adoptieouders beïnvloedde, hoe ze de relatie met hun biologische familie opbouwden, wat in dat proces belangrijke momenten waren en wat dat alles voor invloed had op hun sense of self. In hoofdstuk 5 schets ik de manieren waarop ze daarin gevormd, geholpen of gehinderd worden door maatschappelijk vertogen. In hoofdstuk 6 kijk ik of de nietos het gevoel hebben ‘dat hun verhaal weer klopt’. Hoofdstuk 7 is de conclusie.

(15)

15

HOOFDSTUK 2: VERWACHTINGEN VAN EEN VERHALENDE ZELF

20 april 1977. Esteban was drie maanden oud toen een aantal militairen aanklopte bij een appartement in de wijk San Isidro, in het noorden van Buenos Aires. Zijn vader was net thuisgekomen. Zijn ouders schijnen afgevoerd te zijn met zakken over hun hoofd. Esteban weet het niet precies. Hij weet wel dat hij snel door zijn moeder

ondergebracht werd bij de buren. Zijn ouders zijn nooit meer teruggekeerd. Zijn biologische familie had geen idee waar hun neefje en kleinzoon was gebleven, maar vonden hem met behulp van Las Abuelas de Plaza de Mayo na zeven jaar jaar terug onder de naam Manuel, in de stad Santa Fe. Ze besloten dat hij bij deze familie bleef wonen. Later, ooit, zouden ze hem wel eens de waarheid vertellen over zijn achtergrond. Vanuit hun woonplaats Mendoza kwamen ze hem zo af en toe opzoeken, zogenaamd als vrienden van zijn ouders. Allemaal leugens, zegt Esteban nu. Hij zit in zijn kantoor van de politieke beweging waarvoor hij actief is. De kalende, welbespraakte dertiger loopt heen en weer tussen zijn bureau en een grote kaart van Argentinië aan de muur, om zijn verhaal te illustreren met de plaatsen die hij bezocht om zijn geschiedenis te reconstrueren. Een biologische nicht vertelde hem op zijn 22e

dat hij eigenlijk kind was van desaparecidos. Het was een enorme schok:

Moet je je voorstellen, iemand van 22 jaar is een persoon, een volwassene, heeft projecten, ideeën, is al echt iemand. Ik moest opeens op zoek naar mijn echte identiteit, een geschiedenis construeren die verdwenen is, omdat mijn ouders er niet meer zijn. (Interview Esteban, 15/6/2012)

Fernando was 23 toen hij de waarheid over zijn achtergrond hoorde. Ook hij ervoer de waarheid over zijn achtergrond als een fundamentele breuk:

De waarheid horen voelt alsof er gaten in je hart worden geslagen. Horen wat je oorsprong is, ontdekken dat je ouders desaparecidos zijn, dat ze dood zijn, en dat deze mensen niet je ouders zijn maar de mensen die je gestolen hebben. Dat zijn de gaten in je hart. Dat zijn de dingen die je ziek achterlaten, half verzwakt. (Interview Fernando, 28/4/2012)

Rafael werd op zijn elfde gelokaliseerd door de Abuelas. Hij heeft het gevoel dat dit verhaal hem voor zijn leven getekend heeft:

Ik ben een wantrouwig persoon. Het heeft mijn binnenwereld veranderd. [...] Er is een grote angst die ik in mij draag. Want... zeg maar... je familie is in werkelijkheid het meest belangrijk. Leven zonder je ouders te kennen... Het heeft een holte in mijn zijn achtergelaten, in mijn ziel. Mijn familie leren kennen, me toch weer gelukkig voelen, dat heeft het gat wel gedeeltelijk opgevuld. Maar weg zal het nooit gaan, want ik zal mijn ouders nooit kennen. Het enige wat ik kan doen is stukjes van hun geschiedenis verzamelen. Om een beeld van hen te vormen, wie ze waren. Ik denk dat dat mij het meest veranderd heeft in mijn leven: proberen dat gat te dichten. (Interview Rafael, 8/6/2012)

Adriana ging op haar veertiende bij haar biologische oma wonen. Zij voelde het nieuwe verhaal als breuk van haar normale leven:

(16)

16

werd geconfronteerd met iets wat betrekking had op dit verhaal, op die onvermijdelijke momenten, dan wees ik het af, deed ik alsof het geen betrekking had op mij. Omdat dat zou betekenen dat ik de normale koers van mijn leven zou moeten veranderen, wat me niet erg blij maakte. (Interview Adriana, 30/5/2012)

Esteban geeft aan dat je een bepaalde verwachting van het leven hebt en dat dat opeens niet meer klopt. Hij geeft aan dat dat een pijn oplevert die hij nog dagelijks voelt:

Als je klein bent, heb je een bepaald beeld van wie je gaat worden als je groot bent. Ik stelde me dan voor dat ik naar de crèche ging, of naar school, of voetbal speelde. Als ik een foto zie van die tijd, dan doet dat me pijn. Dan zeg ik:

Puta, was ik maar niet geboren. Dan pak ik mezelf bijeen, haal diep adem. (Interview Esteban, 15/6/2012)

2.1 De symbolische orde

Rafael benoemde de holte in zijn ziel, Esteban had het over verwachtingen van het leven. Een interessante manier om naar het verhaal van de nietos recuperados te kijken is vanuit het idee dat ons beeld van de wereld en de harde werkelijkheid niet matchen. Een aantal filosofen en cultuurwetenschappers die zich in hun denken geïnspireerd weten door het werk van de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan hebben dit thema doordacht. Wat we als objectieve realiteit zien is eigenlijk een sociale constructie, geeft Stavrakakis aan (1999: 54). Dat houdt niet per sé in dat er geen externe, objectieve realiteit is, maar dat we dit nooit zullen kunnen vatten in z´n essentie, in z´n pre-symbolische vorm (Stavrakakis, 1999: 153). We kunnen de wereld en onze ervaringen alleen maar begrijpen in betekenisgevende kaders als taal, in logische verhalen, zo zegt ook Giddens:

Virtually all human experience is mediated – through socialistion and in particular the acquisition of language. (Giddens

1991: 23)

Het totaal van deze ‘verhalen’ noemen de Lacanianen de symbolische orde of ‘the symbolic’. Deze verhalen kunnen banaal of van levensbelang lijken, allemaal zijn ze onderdeel van eenzelfde project: houvast bieden in het leven, een leidraad geven voor denken en doen, een kader bieden voor oordeelvorming: wat is goed, wat slecht, wie zijn wij en waar horen we bij, wat kunnen we verwachten? Al van kinds af aan worden we omringd door

betekenisgevende verhalen, in eerste instantie vormgegeven door onze ouders en familie. We hebben een bepaalde naam, een bepaalde plaats in de maatschappij. We pogen in uitingsvormen als taal een adequate representatie te vinden van de wereld:

The symbolic provides a form into which the subject is inserted at the level of its being. It´s on this basis that the subject

recognises himself as being this or that. (Lacan, seminar 1955-1956, in Stavrakakis 2004: 25)

Mensen gaan vervolgens heel ver om deze verhalen overeind te houden:

Liever blind zijn voor de incestueuze neigingen van je man dan je beeld over hem herzien; liever je zus overhoop steken dat de schande van haar amoureuze escapades te moeten dragen; liever dood dan dement; liever nee tegen

(17)

17

minaretten dan aanvaarden dat je verhaal over het Hollandse Huis door de werkelijkheid is ingehaald. (Van de Port 2010: 4)

2.2 Points de capiton

Duiding en betekenisgeving in deze verhalen kan eindeloos zijn. Het wordt echter een halt toe geroepen door bepaalde prominente signifiers (Stavrakakis 1999: 59-60). Een signifier is een teken dat verwijst naar een ding, zoals het woord ‘hond’ verwijst naar het beeld van een kwispelende, trouwe viervoeter. Bourdieu:

The signifier is not only that which expresses and represents the signified group: it is that which signifies to it that it

exists, that which has the power to call into visible existence, by mobilizing it, the group that it signifies. (Bourdieu 1991:

207, in Stavrakakis 1999: 26)

Lacan gaat nog een stukje verder. Volgens hem wijst de signifier helemaal niet naar een siginified object, maar naar andere siginifiers (Stavrakakis 1999: 26). De relatie tussen signifiers is vastgesteld door middel van bepaalde points

de capiton (Stavrakakis 1999:60). De term point de capiton refereert naar de knopen in ouderwetse stoelen en

banken die de vulling op z’n plaats houden:

Everything radiates out from and is organized around this signifier, similar to these little lines of force that an upholstery button forms on the surface of material. It’s the point of convergence that enables everything that happens

in this discourse to be situated retroactively and retrospectively. (Lacan 1955-56: 268, in Stavrakakis 1999: 60)

Een point de capiton heeft geen intrinsieke waarde of betekenis, het enige wat het doet is een siginifier aan andere

signifiers linken, een zogenaamde signifying knot (Stavrakakis 1999: 60). Het creërt een ketting aan

referentiepunten, waar vervolgens een bepaalde betekenis aan verbonden kan worden. Deze betekenis is wel relatief en tijdelijk, benadrukt Stavrakakis (1999: 60). Binnen de choas van de realiteit bieden deze

referentiepunten de belofte aan een waarheid, een onomstotelijk feit die bepaalde consequenties heeft. Ze zorgen voor een ‘logisch verhaal’, geeft Žižek aan:

Here we are dealing with an act of ‘creation’ in its strictest sense: the act which turns chaos into a ‘new harmony’ and

suddenly makes ‘comprehensible’ what was up to then only a senseless and even terrifying disturbance. (Žižek 2005: 116)

Stavrakakis vult aan:

Without reference to this structural position all meaning would be impossible and discourse would disintegrate into

chaotic rumbling. (Stavrakakis 2004: 27)

Als voorbeeld geeft Stavrakakis de constructie van lengte- en breedtegraden (Stavrakakis 1999: 61). Zonder de vaststelling van een eerste referentiepunt – een 0-punt – was het voor schippers onmogelijk om precies te bepalen waar op de aardbol ze voeren. Tijdens de International Meridian Conference in Washington in 1884 werd bepaald dat Greenwich het punt was (ibid). Het werd meteen gebruikt om internationale tijdzones vast te stellen. Het 0-punt is sociaal geconstrueerd, het is niet natuurlijk en heeft geen intrinsieke betekenis. Desondanks is het een heel

(18)

18

belangrijk referentiepunt in ons leven geworden, waar allerlei andere ideeën en activiteiten op gebaseerd zijn.

2.3 Het reële

Onze denkkaders en de taal die we gebruiken zijn echter een beperkt middel om alle aspecten van de werkelijkheid te vatten. Onze ervaringen laten zich niet zomaar altijd in betekenisgevende verhalen duwen. Soms gebeurt er iets wat niet past in ons zorgvuldig vastgestelde plaatje, waar de symbolische orde niet meer toereikend is. Dat noemt Lacan ‘het reële´:

Both at the subjective and at the objective level there is always a real which escapes our attempts to master it, to

represent it, to symbolise it. (Stavrakakis 2005: 25-26)

Het reële blijft zich op allerhande momenten en manieren aan ons opdringen:

[T]he Real is a shock of a contingent encounter which disrupts the automatic circulation of the symbolic mechanism; a grain of sand preventing its smooth functioning; a traumatic encounter which ruins the balance of the symbolic universe of the subject. But [...] precisely as an eruption of a total contingency, the traumatic event is nowhere given in

its positivity; only afterwards can it be logically constructed as a point which escapes symbolization. (Žižek 1989: 171)

Het reële openbaart zich in onverwachte gebeurtenissen: in trauma’s, rampspoed en tegenslag, ziekte en dood. In het nieuws dat je ouders niet je ouders zijn, maar je op onrechtmatige wijze hebben toegeeigend. Dat je echte ouders vermoord zijn tijdens een dictatuur. Dat je zelf niet bent wie je dacht te zijn. Maar het reële openbaart zich ook in plotselinge miraculeuze genezing, in liefde op het eerste gezicht. Gebeurtenissen die laten zien dat het leven niet zo voorspelbaar is als gedacht, dat de verhalen over Hoe Het Is niet meer kloppen. Dat het bestaan zich niet laat voegen in verhalen is beangstigend, want het geeft aan dat de betekenissen die we aan de wereld toekennen niet objectieve waarheden zijn, maar willekeurige constructies. In een poging om te gaan met traumatische gebeurtenissen zoeken we naar symbolic closure: heling door middel van nieuwe verhalen. Van de Port beschrijft

symbolic closure als “the total capture of experience in a structure of meaning” (Van de Port 2011: 256). De

zoektocht naar symbolic closure laat het verlangen zien naar een onproblematische staat van zijn, om

gebeurtenissen uit het verleden en de vervreemding die die met zich meebrachten teniet te doen, naar een solide, vruchtbare grond waarop we weer onze nieuwe verhalen kunnen opbouwen (Van de Port 2011: 176, 219). Maar ook die nieuwe verhalen blijven de werkelijkheid maar gedeeltelijk omvatten, de ongerijmdheden blijven zich aandienen. De symbolisatie is gedoemd te mislukken, geeft Van de Port aan:

Time and again, [Lacanian philosophers] have pointed out that the structures of meaning that allow us to come to terms with the world do violence to the experience of being; that sense-making only goes that far; that ‘symbolic closure’ [...] is an impossibility; that the symbolic constructions we have at our disposal are lacking; that at the bottom

(19)

19

We zitten vast in een levenslang spel: de werkelijkheid proberen te vatten in betekenisgevende verhalen, het falen van deze symbolische orde, en vervolgens het (krampachtig) verzinnen van nieuwe verhalen om de nieuwe werkelijkheid weer logisch en kloppend te maken, door middel van nieuwe points de capiton.

2.4 Belang van een ‘zelf’

Een van de belangrijkste (on)zekerheden van ons leven is ons gevoel over onszelf, wie we zelf zijn. De laatste tientallen jaren is er ware obsessie voor het individuele ‘zelf’, in oosterse filosofieën en westerse zelfhulpboeken. Ook in Argentinië gaan ze mee in deze zelf-obsessie: zo is het aantal mensen dat psychotherapie volgt in het Zuid-Amerikaanse land torenhoog. In elke boekhandel kijken de zelfhulpgoeroes je vanaf de cover van hun boek toe. Op de Argentijnse Marktplaats (MercadoLibre) worden er ruim 21.000 libros de autoayuda (zelfhulpboeken)

aangeboden, vertalingen van buitenlandse werken of geschreven door landgenoten2. In zijn boek Being authentic

(2004) zet Charles Guignon op heldere wijze uiteen hoe de mens al eeuwenlang geïntrigeerd is door het concept ‘authenticiteit’. Er zijn talloze denkwijzen. De algemene gedachte is dat we allemaal een unieke, homogene, onproblematische, ‘ware zelf’ hebben. Om een optimaal en gelukkig leven te leiden is het de kunst om daar ‘dichtbij te komen’, om te worden wie je al bent:

[...] Deepak Chopra draws on Indian philosophy to show his readers that ‘each of us is here to discover the true Self’

and that each of us has a ‘unique talent and a unique way of expressing it’. (Guignon 2004: 5)

De Amerikaanse talkshow host Dr. Phil geeft in zijn boek Self matters: Creating Your Life from the Inside Out aan dat hij een ‘sellout’ was in zijn jonge jaren, iemand die zich vooral richtte op sociale verwachtingen en geld, terwijl hij zijn eigen “voice, needs and passion” negeerde (Guignon 2004: 1). Sinds hij zich dat realiseerde is hij zijn leven anders gaan leven, heeft hij afstand gedaan van die delen van zijn leven “that were not ‘me’” (McGraw 2004: 6-7, in Guignon 2004: 2). Hij moest weer in contact komen met zijn authentieke zelf:

The authentic self is the you that can be found at your absolute core. It is the part of you that is not defined by your job, or your function, or your role. It is the composite of all your unique gifts, skills, abilities, interests, talents, insights, and wisdom. It is all your strengths and values that are uniquely yours and need expression, versus what you have been

programmed to believe that you are ‘supposed to be and do’. (McGraw 2004: 30, in Guignon 2004: 2)

Deepak Chopra en Dr. Phil, en vele andere zelfhulp-goeroes, benadrukken allemaal het belang van authenticiteit voor een echt geslaagd leven, geeft Guignon aan (2004: 5). Authentiek ben je als je in contact staat met de stem diep in je, die laat leiden in de keuzes die je maakt en de relaties die je aangaat met anderen, je talenten ontplooit en opbloeit als een creatief individu (Guignon 2004: 79). Dat is nog niet eenvoudig, maar de goeroe´s zijn de beroerdsten niet; in hun boeken bieden ze een vijf/zeven/twaalf-stappenplan aan zodat de lezer in contact kan

(20)

20

komen met zijn of haar authentieke kern en deze vervolgens ook kan uiten. Guignon ziet dat het ideaal van authenticiteit twee componenten heeft:

First, the project of becoming authentic asks us to get in touch with the real self we have within, a task that is achieved primarily through introspection, self-reflection or meditation. Only if we can candidly appraise ourselves and achieve genuine self-knowledge can we begin to realize our capacity for authentic existence. Second, this ideal calls on us to express that unique constellation of inner traits in our actions in the external world – to actually be what we are in our ways of being present in our relationships, careers, and practical activities. The assumption is that it is only by

expressing our true selves that we can achieve self-realization and self-fulfillment as authentic human beings. (ibid)

Het belang jezelf te uiten vindt zijn oorsprong in de Romantiek. Guignon geeft aan dat de Zwitsers-Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau de basis legde voor uiting als middel om tot je diepste kern te komen (Guignon 2004: 66). Rousseau was van mening dat je een diepe zelfkennis niet kunt bereiken door alleen jezelf te bestuderen, het moet ook geuit en door anderen erkend worden (ibid). Hij deed dat zelf in zijn autobiografische werken, Les Confessions (1771), Les Dialogues (1776) en Les Rêveries du promeneur solitaire (1792). Daarin zien we:

...a powerful compulsion to tell all, a compulsion that reflects a conception of human nature that M.H. Abrams calls expressive view and Charles Tayler expressivism. The expressivist view starts out from the idea that inner experience

invariably is driven to externalize itself in a concrete form in the world. Experience, by its very nature, ex-presses itself –

it presses itself outward – striving to give itself shape in gestures, language and enduring creations. (Guignon 2004: 66-67)

De erkenning van anderen is daarin ook belangrijk, het is de voorwaarde is voor het bestaan van een bepaalde ‘rol’ van jezelf:

There is the idea here that you can truly be such-and-such a person only if others see you as being that person. The look

of the other is needed to confirm and stabilize one´s identity. (Guignon 2004: 66)

Juist in een democratie is het uiten van je mening en ‘jezelf mogen zijn’ extra belangrijk, volgens Guignon (2006: 160). Dat geldt nog sterker na een dictatoriale periode van onderdrukking en zwijgen. De interactie tussen democratie en authenticiteit gaat twee kanten op, geeft Guignon aan. Een democratie maakt vrijheid van meningsuiting mogelijk, geeft mensen gelijke kansen en heeft tegelijkertijd oog voor verschillen, voor individueel talent, ook als dit tegen de populaire ideeën in de maatschappij indruist (Guignon 2004: 162). Een democratie maakte dit mogelijk, maar heeft dit alles ook nodig. Als niemand zegt wat hij echt vindt, hoe kan er dan een representatieve regering aan de macht komen? Als de mensen met afwijkende meningen hun mond houden, wat is dan het verschil met een dictatuur? Op die manier wordt het uiten van je diepste zielenroerselen een sociale noodzaak, ben je dat verplicht aan de democratie.

Bepaalde postmoderne denkers wilden het idee weerleggen dat het zelf een ding of object, en zagen het als ‘an

(21)

21

What determines personal identity on this view, then, is not the static self-sameness of a pregiven thing through time, but the continuous, ongoing, open-ended activity of living out a story over the course of time. It is this narrative unity

and continuity that defines the ‘I’. (Guignon 2004: 127)

We geven samenhang aan ons leven doordat we met onze acties een levensverhaal creëren. Dit heeft belangrijke consequenties, geeft Guignon aan (ibid). De eerste consequentie is dat het zelf iets is wat we doen. Authenticiteit is niet een kwestie van teruggaan naar je vooraf vastgestelde ‘ware ik’. Je wordt gedefinieerd door wat belangrijk voor je is, waarmee je je identificeert en hoe je dat uit in je acties (Guignon 2004: 139). Je idealen en de projecten die je aangaat maken je wie je bent (ibid). Iedereen is een artiest, de artiest van zijn eigen leven, zijn eigen zijn (Guignon 2004: 70). Dat ziet Giddens ook zo. Mensen voelen hun ‘zijn’ in de activiteiten die ze ontplooien:

In ‘doing’ everyday life, all human beings ‘answer’ the question of being; they do it by the nature of the activities they

carry out. (Giddens 1991: 48)

De tweede consequentie van het leven als narrative zoals Guignon dat schetst, is dat we onze culturele context gebruiken bij het creëren van een persoonlijke identiteit (Guignon 2004: 127). Zoals een verhaal in een boek gebruik maakt van de woorden die voorhanden zijn in een bepaalde taal, zo gebruiken wij de interpretaties en reactiepatronen waarmee we zijn opgegroeid (Guignon 2004: 127-128). De conditionerende werking van de samenleving is niet zozeer een beperking, maar juist een mogelijkheid om iets innovatiefs en creatiefs te maken, op basis van ervaringen uit het verleden en ideeën over de toekomst (Guignon 2004: 128).

Giddens ziet mensen in de moderne maatschappij als reflexive projects (Giddens 1991: 32). Volgens hem zijn we in

principe altijd bewust van wat we aan het doen zijn en waarom, van de mogelijkheden en de keuzes die we maken in het construeren van onszelf (Giddens 1991: 35). Hij ziet een actieve rol voor onszelf:

We are, not what we are, but what we make of ourselves. (Giddens 1991: 75)

Vooral bij grote veranderingen in ons leven zijn we ons daar sterk bewust van:

In the settings of modernity [...] the altered self has to be explored and constructed as part of a reflexive process of

connecting personal and social change. (Giddens 1991: 33)

Er zijn momenten in ons leven waarin de keuzes die we maken een groot invloed hebben op de loop van het leven, zoals de keuze voor een studie of een huwelijkspartner. Zulke momenten noemt Giddens fateful moments (1991: 112). Fateful moments maken de zekerheid van ons bestaan even aan het wankelen, omdat ze het leven zoals we dat kenden dreigen te veranderen (Giddens 1991: 114).

Verschillende andere sociale wetenschappers benadrukken het sociale en geconstrueerde aspect van identiteit. Jenkins geeft aan dat er geen individuele identiteit is zonder de sociale context:

(22)

22

subsequent socialization, and in the ongoing processes of social interaction within which individuals define and redefine themselves and others throughout their lives [...] individual identity – embodied in selfhood – is not

meaningful in isolation from the social world of other people. (Jenkins 1996: 40)

Brubaker en Cooper hebben kritiek op het gebruik van de term ‘identiteit’ als statisch begrip en prefereren ‘identificeren’ (Brubaker en Cooper 2000: 14). Door er een werkwoord van te maken dwingt het ons om te specificeren wíe het identificeren doet, geven ze aan (ibid). Hoe men zich identificeert en hoe men wordt geïdentificeerd door anderen kan enorm verschillen (ibid). Zij geven aan dat de maatschappij een grote invloed heeft op het identificatieproces (Brubaker en Cooper 2000: 15). De staat en instituten als scholen en gevangenissen kunnen mensen een een bepaalde identiteit toewijzen, ze categoriseren op basis van gender, leeftijd, religie, etniciteit, gezondheid, etc., om te bepalen wie wie is en waar ze bij horen (ibid). Het is niet zo dat de staat onze identiteit creëert, maar het heeft de mogelijkheden om de identificatie en categorisatie te bepalen waar

ambtenaren vervolgens mee aan de slag gaan, en het echt wordt in z´n consequenties (Brubaker en Cooper 2000: 16).

Pratt Ewing bekritiseert in haar boek Arguing Sainthood (1997) het idee over hegemonie zoals beschreven door onder andere Gramsci. Hij stelde dat mensen in een maatschappij niet in staat zijn om een kritische afstand te bewaren tot de ideeën van de heersende macht, afgezien van enkele intellectuelen die kunnen reflecteren op de

omstandigheden van hun eigen vorming (Pratt Ewing 1997: 22).Binnen een maatschappij bestaan allerlei

concurrerende vertogen. Pratt Ewing beschrijft hoe mensen de behoefte hebben aan ‘heelheid’ hebben en dat op

verschillende manieren proberen te bereiken, afhankelijk van context en plaats (Pratt Ewing 1997: 28).Daarin

worden ze beïnvloed door ‘multiple others’: de staat, andere mensen, relaties, situaties, vertogen, geschiedenissen (Pratt Ewing 1997: 35 ). Er zijn verschillende ideeën en ideologieën die waarheid en heelheid beloven. Mensen zijn niet per se consistent in hun keuzes, ze kiezen voor wat het beste past in een bepaalde context (ibid). Pratt Ewing noemt dit ‘shifting selves’ (ibid). Haar ‘heelheid’ kan ook geïnterpreteerd worden als Lacans ‘symbolic closure’.

Binnen de ideeën over het zelf spelen de kindertijd en de ouders vaak een belangrijke rol. (Westerse) kinderen worden gestimuleerd zich te ontplooien tot een zelfstandig en uniek individu. De mensen die ze daarbij het meest helpen en als voorbeeld dienen zijn de ouders. Zij bepalen voor een belangrijk deel de ontwikkeling van kinderen, ze geven richting, bieden een kader van normen en waarden. Maar ze zijn ook feitelijk onderdeel van de herkomst van de kinderen. In het ontwikkelen van een sense of self is de notie daarvan heel belangrijk: om te weten wie je bent, moet je weten waar je vandaan komt, is het idee. Wie waren je voorouders, wie zijn je ouders, waar hoor je bij? De unieke ‘ik’ is gegrond in familiebanden. Guignon geeft aan dat kinderen vaak gezien worden als oprecht, spontaan en authentiek:

[...] it is now commonly assumed that the child represents human nature in its purest, most essential form. The

condition of childhood is the primal source from which all else arises and unfolds. [...] The glorified conception of childhood is coupled with the belief that we are most ourselves when we are in touch with the pre-reflective,

(23)

23

spontaneous feelings and responses we experience prior to our indoctrination into adult society. (Guignon 2004: 84)

De verheerlijking van de kindertijd is volgens Guignon vrij opmerkelijk, gezien het feit dat tot driehonderd jaar geleden het concept ‘kindertijd’ helemaal niet bestond (Guignon 2004: 83). Kinderen waren slechts kleine volwassenen. Guignon refereert aan Giddens, die aangeeft dat er een nauwe connectie is tussen de opkomst van psychotherapie en de toenemende focus op de ontwikkeling van kinderen in de wetenschap (Guignon 2004: 87). Vanaf dat moment wordt het een populaire gedachtegang dat de oorzaak van volwassen ellende gezocht kan worden in de kindertijd, in het falen van ouders om het kind te geven wat die nodig heeft (ibid). De reden dat ouders zo belangrijk zijn, volgens onder andere de Zwitserse psychoanalyticus Alice Miller, is dat het ontdekken van je eigen zelf in eerste instantie door middel van de spiegelende relatie met je opvoeders gaat (Guignon 2004: 88). Het gaat mis als de ouders niet in staat zijn om het kind te accepteren zoals het is (ibid).

Ook Howell geeft aan dat in het westen het dominante idee is dat kennis over de eigen biologische oorsprong noodzakelijk is voor de ontwikkeling en de sense of self van mensen (Howell 2007: 19). Zij deed onderzoek naar adoptie in Noorwegen en de VS. Het idee is dat je eigenlijk thuishoort op de plek waar je geboren bent. Dit is ook te zien aan het recht van onder andere Nederlandse kinderen die geboren zijn door middel van een spermadonor, om te weten wie hun donorvader is. Iedereen heeft het recht te weten wie zijn of haar ‘echte’ ouders zijn, want dat zegt iets over wie je ‘echt’ bent (Howell 2009: 157). Howell noemt twee aspecten in Westers denken die aan dit idee vooraf gaan (Howell 2007: 22). Ten eerste de aanname: ‘blood is thicker than water’. Je band met je

biologische familie zou altijd sterker zijn dan met anderen, zoals vrienden. Ten tweede de belangrijke rol die in het westen wordt toegedicht aan het ‘autonome individu’, als we het hebben over identiteit en personhood. Sinds Kant zijn ideeën tentoonspreidde over de mens als autonoom en zelfregulerend wezen is dat een invloedrijke gedachte in het westen (Svendsen 2004, in Howell 2007: 22). Het heeft een groot effect gehad op:

…how we think of what it means to be a human being, a child, a gendered person, and what significance we attribute

to biogenetic factors (nature) on the one hand and to social environmental ones (nurture) on the other. (ibid)

De nadruk op autonoom zijn lijkt in contrast met het idee dat mensen vanaf hun geboorte in en in sociaal zijn (Howell 2007: 24). Howell geeft aan dat door je alleen te richten op de individuele, biologische oorsprong en niet op de intersubjectiviteit en socialisatie daarna, uit het oog wordt verloren hoe belangrijk het proces van ‘kinning’ is (Howell 2003, in Howell 2007: 24). Met die term bedoelt ze:

[…] the process by which a foetus or newborn child (or any previously unconnected person, such as those connected through marriage) is brought into a significant and permanent relationship with a group of people where the connection is expressed in an idiom of kinship. What kinning does is to transform the autonomous, non-social

individual to a relational person. (Howell 2007: 25)

Toch speelt de grote nadruk op de biologische achtergrond bij geadopteerden zelf niet altijd een grote rol. Het verschilt per land; Howell geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat Amerikaanse geadopteerden meer waarde hechten

(24)

24

aan hun oorsprong dan Noorse geadopteerden (2007: 20). Volgens haar zouden daar verschillende oorzaken voor kunnen zijn. Onderwerpen als achtergrond en ‘ras’ worden in de VS veel meer besproken in het publieke debat, waardoor mensen zich meer bewust zouden zijn van hun eigen ras en etniciteit, onderstreept Howell. Ze geeft daarvoor als reden dat de VS voor een groot deel bestaat uit immigranten uit landen waar ook kinderen uit geadopteerd worden, zoals Korea en Colombia. In Noorwegen worden tripjes naar het land van herkomst vaak niet door de kinderen, maar door hun adoptiefouders geïnitieerd, geeft Howell aan. Voor deze kinderen is hun

oorsprong niet altijd belangrijk (ibid).

De relatie die we hebben met onze ouders/opvoeders biedt ons ontologische zekerheid, geeft Giddens aan (Giddens 1991: 36). Ze kaderen af wat er wel is en wat er niet is, en wat dat betekent (ibid):

They provide modes of orientation which, on the level of practice, ‘answer’ the questions which could be raised about the framework of existence. [...] the ‘anchoring’ aspects of such ‘answers’ are emotional rather than simply cognitive.

(Giddens 1991: 37-38)

2.5 De nietos

De twee belangrijke aspecten voor hun identiteitsvorming – wie ben je zelf en waar kom je vandaan/waar hoor je thuis? – zijn nu juist problematisch bij de nietos. De verhalen blijken niet te kloppen: het verhaal over hun herkomst blijkt anders – hun ouders zijn namelijk helemaal niet hun biologische ouders – en ze blijken zelf een andere naam te dragen, een andere geboorteplek te hebben, een ander persoon te zijn. De nietos worden geconfronteerd met het gegeven dat hun ‘zelf’ niet homogeen, duidelijk en onproblematisch blijkt te zijn, zoals dat in hun kindertijd beloofd was. Ook kan de familie en de herkomst die ze voor ogen hadden niet meer worden aangesproken als oriëntatiepunt voor het (re)produceren van een zelf. Dat kan zeer traumatisch zijn. Iedereen worstelt in zijn of haar leven met het feit dat het zelf niet onproblematisch is, maar bij de nietos dringt dit zich in één klap pijnlijk aan hen op. Dit fateful moment, om in de term van Giddens te spreken, is een punt van transitie dat grote gevolgen heeft voor de toekomst: in welke kringen ze zich bewegen en het beeld dat ze over zichzelf hebben.

(25)

25

HOOFDSTUK 3: DE VERSTORING

3.1 Adoptieouders

April 1978. De commandant en zijn vrouw konden uit twee baby'tjes kiezen die in het detentiecentrum Campo de Mayo bij politieke gevangenen waren geboren. 'Fernando NN', die drie maanden met zijn moeder in

gevangenschap had geleefd, en een pasgeboren meisje bij wie nog een stukje navelstreng vastzat. Ze kozen voor de jongen. Als kind had Fernando nooit enige twijfel over zijn afkomst. Hij noemt zijn jeugd perfect, de relatie met de mensen van wie hij dacht dat het zijn ouders waren heel goed. Hij kreeg alles wat hij wilde, was volgens hemzelf een 'verwend kind'. Op zijn 24e reed hij een vrachtwagen door de provincie Buenos Aires. Zijn vader, die meereed, vroeg hem plotseling om de wagen langs de kant van de weg te zetten. Hij begon te huilen. Fernando had nog nooit tranen gezien bij zijn vader. Die vertelde hem dat hij geadopteerd was, dat hij eigenlijk kind van

desaparecidos was. Fernando troostte hem, zei dat het niet erg was, dat dat geen reden was om te huilen. Was het

niet lovenswaardig dat ze een kindje hadden opgevangen? Twee maanden later werden de oud-commandant en zijn vrouw opgepakt. Wegens politieke redenen, volgens henzelf. Ondertussen werd een onderzoek gestart naar de

apropiación (toeeigening) van Fernando. Via de media kwam Fernando er achter wat de werkelijke reden van hun

arrestatie was. Het nieuws dat hij kind van desaparecidos was en dat zijn ouders nu vastzaten, vond hij steeds moeilijker te verteren:

In eerste instantie gaf het me een gevoel van schaamte en schuld. Om mijn apropiadores daar te zien zitten, gevangen. Ik heb veel gepiekerd, ik kon er met mijn hoofd niet bij hoe dit allemaal had kunnen gebeuren. […] Ik wist niet wat een desaparecido was, […] ik kende de Grootmoeders en de Moeders van de Plaza de Mayo niet. […] Ze vertelden me alleen de negatieve dingen, dat mijn ouders guerrilleros waren. Daar schaamde ik me voor. (Interview Fernando, 28/4/2012)

Het merendeel van de vijftien nietos die ik heb gesproken hadden geen flauw idee van de leugen over hun achtergrond. Ze groeiden op bij hun adoptieouders, de één in een prettiger gezin dan de ander, en bouwden zoals alle andere kinderen een band op met hun ouders. Als ze vertellen over het moment dat de waarheid hoorden, is vooral opvallend dat veel van hen een grote verantwoordelijkheid voelden naar hun adoptieouders toe, en schuld en schaamte over hun achtergrond. Als eerste maakten ze zich zorgen om de mensen die ze al die tijd als ouders hebben gezien. Pas daarna drong het langzaam tot ze door dat het verhaal over hun eigen achtergrond niet klopt, dat ze een andere familie hebben, dat hun biologische ouders tijdens de dictatuur vermoord zijn.

Rafael is nauwelijks te verstaan tijdens het interview. Het verhaal lijkt hem nog steeds erg aan te grijpen. Hij komt verlegen over, kinderlijk bijna. Hij kan op het ene moment enthousiast vertellen over het privévliegtuig dat ze op zijn zevende namen van Iguazú in Argentinië naar Asunción in Paraguay waar ze gingen wonen, maar het volgende moment, als de vragen persoonlijker en intiemer worden, ‘schiet’ hij naar binnen, staart voornamelijk naar zijn onaangeroerde broodje en praat heel zacht, ongestructureerd. Hij groeide op bij een politiecommissaris in

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vaststelling dat socio-economische verschillen in de rol van ouders (en bijgevolg in de vrijetijdsbesteding van jongeren) niet zozeer te wijten zijn aan de doelen

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

Het vinden van positieve betekenis blijkt ook gerelateerd te zijn aan een grotere eenheid in lichaam en Zelf, maar de verwachtte samenhang tussen disease

This is consistent with results from clinical studies done by other authors who also found a decrease in plasma nitrite levels in depressed patients (Chrapko et al.,

Over het wel en wee van het Nederlands volk wordt nu immers niet beslist door de vertegenwoordigers, die in de zogenaamde demokratiese instellingen gekozen worden.. Niet door

5. werd een motie-Tommei aangenomen die verder ging: ook afwijzing van moder- nisering indien daardoor een bewape- ningsachterstand t.o.v. de Sovjet Unie zou

To test our hypothesis that CS induces necrotic cell death in lung neutrophils, we first evaluated the direct effects of CS exposure on sputum neutrophil counts.. In an open

Similarly, memoirs offer a glimpse into the lived experience of World War II captives, but here, as with oral history, the style and tone of the narrative have the potential