• No results found

Productieve koeien op biologische bedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Productieve koeien op biologische bedrijven"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V-focus december 2008

22

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus december 2008

23

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

3.000 5.000 7.000 9.000 11.000 13.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Aantal lactaties M elk, k g 250 300 350 400 450 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Aantal lactatie Da g 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 gem. Levensproductie, kg/melk Levensproductie, kg/melk 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 gem. 3.000 5.000 7.000 9.000 11.000 13.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Aantal lactaties M elk, k g 250 300 350 400 450 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Aantal lactatie Da g 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 gem. Levensproductie, kg/melk Levensproductie, kg/melk 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 gem.

80-tonners voor zijn rekening neemt. Op dat bedrijf bereikt 23 procent van alle koeien die productie. Een productie van 100.000 kg melk wordt door 0,3 procent van de biologische koeien gehaald.

Koeien met een hoge levensproductie worden oud. Gemiddeld maakt deze groep koeien acht lactaties door en zijn de dieren bijna twaalf jaar oud. Voor producties van 90.000 kg en meer zijn tien tot veertien lactaties nodig. Deze koeien zijn gemiddeld bijna veertien jaar.

Top melkproductie in vijfde lactatie

Bij het probleemloos produceren ligt de produc-tie van een oudere koe gemiddeld hoger dan die van een vaars en kunnen de opfokkosten over meer kg melk uitgesmeerd worden. In figuur 1 is de gemiddelde productie van koeien met een levensproductie van 60.000 kg of meer weer-gegeven. Behalve het gemiddelde voor alle koeien zijn ook de lijnen voor de verschillende productieklassen gegeven.

De gemiddelde productie is het hoogst in de derde tot en met de zesde lactatie. Daarna neemt de productie af, en in de achtste lactatie is die weer gelijk aan de vaarzenproductie. De koeien met een productie van 80.000 kg of meer houden het hoge niveau ook in de zevende en achtste lactatie nog vol. In de latere lactaties wordt ook het grote verschil gemaakt tussen een goede levensproductie en een excellente productie: uit figuur 1 blijkt in de latere lactaties een verschil van 3.000 kg per lactatie te ontstaan ten opzichte van de gemiddelde productieve koe. De productie-daling in de latere lactatie wordt veroorzaakt door

het afbreken van de lactatie doordat de koe wegens ziekte of gebreken opgeruimd wordt zonder de lactatie af te maken. Bij het niet drach-tig worden van een koe, wordt de lactatie meestal nog voltooid, maar bij acute klauwgebreken of mastitis/uiergebreken is dat vaak niet het geval en wordt in veel gevallen een korte lactatie gemaakt. De productie van de vaarzen is voor de verschillende groepen ongeveer hetzelfde. Alleen de 100-tonners produceren ook als vaars al aanmerkelijk beter dan gemiddeld.

Hoogproductieve koeien, lange lactatie

In figuur 2 is duidelijk te zien dat er grote ver-schillen zijn in de lengte van de lactatie tussen de groepen. Vooral bij de koeien met de relatief lage productie neemt het aantal lactatiedagen al vanaf de zesde lactatie sterk af: een deel van die koeien wordt dan al tijdens de lactatie afgevoerd. Bij de koeien met een hoge productie is dat min-der het geval: bij deze koeien zijn gezondheid en welzijn (en productie) zo goed dat er geen reden is voor vroegtijdige afvoer. Het is overigens opvallend dat het aantal lactatiedagen van deze productieve koeien vrij hoog is: gemiddeld over alle lactaties en koeien is dat 345 dagen. Bijna de helft van de lactaties is langer dan 350 dagen. Zou minder vaak afkalven dan toch gezonder zijn? Bekend is dat een groot deel van de ziekten bij koeien optreden rondom het afkalven. Het is de vraag of daarmee door de veehouders bewust rekening gehouden is of dat de hoogproductieve koe wat later geïnsemineerd wordt om de melk-productie op peil te houden en de koe niet te zwaar te belasten.

Gidi Smolders

(ASG – Animal Sciences Group van Wageningen UR)

Jan Paul Wagenaar

(LBI – Louis Bolk Instituut)

Productieve koeien

op bio logische bedrijven

Op biologische melkveebedrijven is het aantal 100.000 kg-koeien tot nu toe niet erg groot. De productie

van de gemiddelde biologische koe ligt circa 900 kg per jaar lager dan die van de gemiddelde gangbare

koe. Dat wordt deels veroorzaakt door een niet zo zeer op melkproductie gericht fokbeleid en deels door

de iets mindere kwaliteit ruwvoer en een wat hoger aandeel ruwvoer in het rantsoen.

MiNDER TijD

PER koE

Ook voor de biologische sector geldt dat hoge levens-producties alleen gehaald worden met koeien die probleemloos functioneren.

Foto: ASG

o

p 10 tot 15 procent van de bedrij-ven drinken de kalveren geduren-de langere of kortere periogeduren-de bij de koe waardoor de productie in de melkproductieregistratie (MPR) lager lijkt dan die in werkelijkheid is. Om ‘op papier’ toch de 100.000 kg melk te halen, zal de biologische koe dus aanzienlijk ouder moeten worden dan de gangbare koe: ze doet er langer over. Dat is meteen de volgende oorzaak: een groot deel van de biologische bedrijven heeft nog maar kort een licentie om biologisch te produ-ceren. Een deel van de 100.000 kg-koeien op de biologische bedrijven valt daarmee af, doordat ze niet het merendeel van de melk onder een bio-logisch regime geproduceerd hebben. Om te zien waar de koeien met een hoge levensproductie gehouden worden en hoe ze aan die productie komen, is een selectie gemaakt uit de productie-gegevens van honderd biologische bedrijven en is de grens gelegd bij koeien met ten minste 60.000 kg melk.

13 procent geeft meer dan 60.000 kg

Er zijn van honderd biologische bedrijven

MPR-gegevens beschikbaar tot begin 2008. Om de koeien met een productie van 60.000 liter of meer te kunnen selecteren, zijn twee voorwaarden gesteld: de productie na de tweede keer afkalven moet geheel biologisch geweest zijn en de koeien moeten voor de eerste keer gekalfd hebben voor 1 januari 2001. Die koeien hebben dan nog mini-maal zeven jaar de kans om te produceren. In totaal hebben 1.888 koeien van 74 bedrijven bij die criteria ten minste één lactatieproductie. De andere bedrijven (en koeien) vallen af omdat ze op 1 januari 2001 nog geen biologische licentie hadden. Ruim 60 procent van de koeien is voor begin 2008 afgevoerd en voor die koeien is dus de echte levensproductie bereikt. De andere 40 procent van de koeien is nog volop in productie en de levensproductie daarvan neemt dus nog toe. Gemiddeld heeft 13 procent van de biologische koeien een melkproductie van meer dan 60.000 kg. Op 47 bedrijven zijn een of meerdere koeien die dat niveau halen. Op zestien bedrijven (ruim 20 procent) zijn koeien die meer dan 80.000 kg melk geproduceerd hebben – slechts 1,9 procent van de koeien haalt die productie. Opmerkelijk is dat één bedrijf ongeveer een derde van deze

Figuur 1

Productiecurve van biologische koeien met meer dan 60.000 kg melk.

Figuur 2

Gemiddelde lactatielengte bij verschillende levensproducties.

CoNClUsiE

Ook op biologische melkvee-bedrijven kunnen koeien een hoge levensproductie berei-ken. Hoge levensproducties kunnen alleen gehaald worden met koeien die probleemloos produceren. De veehouder speelt daarbij een belangrijke rol: hij/zij moet de koe de kans geven en zorgen voor goede omstandigheden. Weerstand en gezondheid zijn dan zó goed dat de koe in de koppel weinig extra aandacht nodig heeft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

e. God’s administration or carrying out of his plan. Strategy –subjective sense, something which is entirely within the mind of God himself.-Paul was responsible for the development

Devolatilisation efficiency and pyrolysis product formation is a function of both the parent coal properties (coal rank, mineral matter composition and catalytic species

Study the current organization culture towards quality management systems and compare against quality management system requirements as provided in the literature study.. Compile a

In die middel bo: ORANJEVRUSTAAT (een woord). Die Staatswapen neem die middelste gedeelte van die noot in beslag en rus op twee gekruisde vIae van die

Although exposure to PBL did indicate improvement in the self regulating strategies employed by student groups in the learning process no change in the self-regulating strategies

I hereby declare that the study submitted for the Philosophiae Doctor degree, in the field of Higher Education Studies in the Faculty of Education titled ‘A Skills Training