• No results found

tweewielige tractor : een onderzoek naar de motieven en resultaten van het aanschaffen van een tweewielige tractor in het groente- en fruitbedrijf; Schatting van het jaarlijkse verbruik van de voornaamste groentesoorten door grootverbruikers in Suriname

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "tweewielige tractor : een onderzoek naar de motieven en resultaten van het aanschaffen van een tweewielige tractor in het groente- en fruitbedrijf; Schatting van het jaarlijkse verbruik van de voornaamste groentesoorten door grootverbruikers in Suriname"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE TWEEWIELIGE TRACTOR

EEN ONDERZOEK NAAR DE MOTIEVEN EN RESULTATEN VAN HET AANSCHAFEEN VAN EEN TWEEWIELIGE TRACTOR IN HET

GROEN-TE EN FRUITBEDRIJP

(onderzoekproject 110. 72/13)

R.A. Schipper

Verslag van een onderzoek verricht onder leiding van Ir. C.B. Houtman

(2)
(3)

I N H O U D biz. 1. Samenvatting • • . « . . . 5 2. Voorwoord . . 6 3. Motivatie 6 4. Doel 6 5. Methodiek 6 6. Uitvoering . • . . * 7 6.1. Do adressen 7 6.2. Vragenlijst, proefenquête, definitieve

vragenlijst • • . . . 7

6.3« De methodiek in de praktijk 7 7. Resultaten en Analyse . . 8

7.1. De bezitters van een tweewielige tractor . 9 7.1.1» Indeling naar streek . . . 9 7.1.2. Indeling naar leeftijd . 9 7.1.3. Indeling naar schoolopleiding . . . 10 7.1.4» Indeling naar etnische groepering' . 10 7.1.5i Indeling naar het wel of niet hebben

van v/erk tuiten de landbouw . . . . 11

7.2. De tweewielige tractoren 12 7.2.1. Indeling naar merk 12 7.2.2. Indeling naar aantal hulpstukken . . 12

7.3. Landbouwkundige aspecten 13 7.3.1» Methoden van grondbewerking . . . . 13

7.3.1«1» Het verwijderen van de

begroeiing . . . 13 7.3»1.2. De eigenlijke grondbewerking 14 7.3.1«3. Het onderhoud van de

aan-plant 14 7.3.2. De gewassen en de gewassenkeus . . . 14

7.4. De kennismaking met en de aankoop van de

tweewielige tractor . . . . 15 7.4.1. De kennismaking 15

7.4.2, De aankoop 15 7.4.3, De rol van de firma's 16

7.4.4, De wijze van betaling 17 7.4.5. Voorkeur voor andere

afbetalings-• - regeling . . . 17

7.4.6. Service 18 7»4.7. Klaohten 18

(4)

7«5» Motieven om tot de aanschaf van een

twee-wielige tractor over te gaan . 18 7.5.1. Overzicht van de motieven 18 7.5.2. Analyse van een aantal motieven . . . 20

7.6. Het doen van de grondbewerking bij andere

landbouwers . . . . . . . 25

7.6*1. De omvang on motieven 25 7.6.2. Analyse . . . i . . . 25

7.7» De voordelen voor eigen bedrijf . . . 28

7.7.1. Gezinsarbeid 29

7.7»2. Het lichter worden van de boerenarbeid 2")

1.1.3. Gehuurde arbeid 50

7.7.4. Onafhankelijkheid 30 7.7.5* Areaaluitbreiding 30 7*7*6. Fysieke opbrengst per vierkante

ketting * . . . . * . * « . . . . . 4 32

8. Kostenanalyse 32 9. Conclusies . * 48

10. Literatuuropgave 48 Bijlagen Voor dit onderzoek gebruikte

(5)

1* SAMENVATTING

Om een inzicht te krijgen in de motieven bij de land-bouwers om een tweewielige tractor aan te schaffen en in

de bereikte bedrijfseconomische resultaten met deze tractor werden 4-2 bezitters van tweewielige tractoren geënquêteerd.

Uit de enquête is gebleken dat het belangrijkste motief is dat het huren van arbeid om de grondbewerking te laten doen te duur wordt. Andere belangrijke.motieven zijn dat de grondbewerking door middel van omspitten te lang duurt en dat men het omspitten te zwaar werk vind£. Daarnaast worden als redenen genoemd de wens om het be-bouwde areaal uit te breiden en het feit dat arbeid moei-lijk te krijgen is. De antwoorden waren nogal gevarieerd en vaak niet bij de bovenstaande in te delen; Als andere redenen worden bijvoorbeeld genoemd: meer vrije tijd, on-afhankelijk zijn van arbeiders waardoor men zelf beter het tijdstip van de grondbewerking kan bepalen en de mogelijk-heid om de gewassen tussen de planten goedkoper en sneller te kunnen schoonmaken ("interrow-cultivation"). Bijna 30% van de ondervraagden werkt met de tweewielige tractor bij andere landbouwers maar dit is voor hen geen motief geweest om de tweewielige tractor aan te schaffen. De veronderstelling dat veel part-timers de tweewielige tractor zouden kopen kon niet bevestigd worden.

Het bleek niet goed mogelijk te zijn om uit deze

enquête een goed kwantitatief inzicht te krijgen in de be-reikte bedrijfseconomische resultaten; dit probleem is daarom langs theoretische weg benaderd. Hieruit blijkt dat de bedrijven met een bewerkbare oppervlakte van 3 ha, als men 2-3 uur over de grondbewerking van 1 k2 (vierkante

ketting*) doet, tot een kostprijs komen van de grondbewer-king van 1 kd tussen de Sf. 5,50 en Sf. 11,00, afhankelijk

van merk en uitvoering, wat redelijk lijkt. Een ander facet van de bedrijfseconomische resultaten is dat veel land-bouwers na de aanschaf van de tweewielige tractor tot

areaaluitbreiding zijn overgegaan omdat de grondbewerking veel sneller gaat met de tweewielige tractor dan met

om-spitten. Het was niet mogelijk om een kwantitatief inzicht in de mate van areaaluitbreiding te krijgen.

*) Omdat de gebruikelijke oppervlakte maat in Suriname de vierkante ketting is worden in dit verslag alle kosten van de grondbewerking per vierkante ketting uit-gerekend,

UL k2 » vierkante ketting = 0,04 ha = 400 m2;

(6)

2. VOORWOORD

Dit onderzoek dat plaatsvond in de maanden mei, juni, juli en augustus 1972 werd uitgevoerd in het kader van het bedrijfseconomische onderzoek van Ir. C.B. Houtman en stond ook onder zijn leiding. Hem wil ik gaarne voor zijn vele

adviezen en zijn opbouwende kritiek bedanken. De tolken, die mij steeds in het veld bijstonden, dank ik hier voor hun

prettige samenwerking en hun uitstekende vertalingen. Daar-naast komt het Ministerie van Landbouw en Visserij dank toe voor hun medewerking in verband met het ter beschikking stellen van twee tolken.

3. MOTIVATIE

Tijdens het bedrijfseconomisch onderzoek van Houtman (1971) op bedrijven waar groente en fruit geproduceerd

wordt, was de belangrijke plaats gebleken, die de tweewielige tractor kan innemen bij de grondbewerking in de groenteteelt. Voor een goede analyse van het groentebedrijf werd het daar-om van belang geacht daar-om achter de oorzaken en de mogelijk-heden van deze toenemende mechanisatie te komen, iets wat voor de planning van de productie van belang is.

4. DOEL

Het doel van dit onderzoek was een inzicht te verkrij-gen in de motieven bij de landbouwer om tot de aanschaf van een tweewielige tractor over te gaan en in de bereikte bedrijfseconomische resultaten met deze tractor.

5. METHODIEK

Van de ongeveer 70 hiervoor in aanmerking komende be-zitters van tweewielige tractoren werden er 45 geënquêteerd. Op de redenen hiervoor kom ik in hoofdstuk 6 terug. De vorm

van het interview was het "vrije" interview. Hierbij worden tijdens het onderhoud met de landbouwer de vragen van de enquête gesteld, waarbij noch de formulering noch de volg-orde van de vragen vaststaat. De antwovolg-orden wvolg-orden onthouden en na afloop van het interview ingevuld in de vragenlijst.*)

*) Voor uitgebreide informatie hierover wordt verwezen naar Gadourek, I., 1967. Sociologische Onderzoekstechnieken. Van Loghumm Slaterus, Arnhem, blz. 172-177.

(7)

Deze vorm van interviewen werd gekozen omdat de "bereidheid van de landbouwer om mee te werken aan het interview wordt belemmerd door het gebruik van een vragenlijst. Bij de

interviews werd in verband met taalmoeilijkheden steeds gebruik gemaakt van een tolk.

6. UITVOERING 6.1. DE ADRESSEN

De adressen van de bezitters van tweewielige tractoren werden van de vertegenwoordigende firma's gekregen. De firma's A en C werkten direct mee, terwijl firma B na een aanvankelijke weigering enige tijd later toch zijn mede-werking toezegde. Van de 100 adressen van de firma's A en C bleven er na een selectie op grond van twee criteria 50 over. Deze criteria waren:

1) De eigenaren moeten binnen een straal van ongeveer 50 km rondom Paramaribo wonen.

2) De tweewielige tractoren mogen niet in het bezit zijn van ministeries, instellingen of ondernemingen.

Deze zelfde criteria werden een maand later bij de 18 adressen van firma B ook aangelegd. Hiervan bleven er 9 over. Uiteindelijk zijn er van de 59 mogelijke adressen 4-5 geënquêteerd. Sommige adressen waren onvolledig en daardoor niet te vinden en bij andere was de bedrijfsleider ook na enkele keren proberen niet thuis. Bovendien moest in verband met de beschikbare tijd begin augustus met het enquêteren gestopt worden. Van de 45 geënquêteerden vielen er nog 5 af omdat deze landbouwers geen tweewielige trac-tor bleken te hebben maar een mini-vierwielige. Toch werden deze landbouwers geïnterviewd omdat de daardoor verkregen informatie relevant voor het onderzoek was.

6.2. VRAGENLIJST, PROEF-ENQUÊTE, DEFINITIEVE VRAGENLIJST Nadat een ontwerp-vragenlijst was opgesteld werd, na hiermee een proefenquête te hebben gehouden, een defi-nitieve vragenlijst opgesteld. Deze is als bijlage toege-voegd. In hoofdstuk 7 zal blijken dat er achteraf toch

enige vragen waren waarop een afdoend antwoord niet moge-lijk was.

6.3. DE METHODIEK IN DE PRAKTIJK

De gevolgde methodiek bleek in de praktijk goed te voldoen. Het werken zonder vragenlijst bij een interview is bijzonder prettig. De landbouwer zelf is over het algemeen erg enthousiast om van alles over zijn tweewielige tractor te vertellen. Zelf kan men zich ook veel beter op het

ge-sprek en de antwoorden van de landbouwer concentreren Hier-bij doel ik mede op de sfeer van het gesprek en de

(8)

tijdens het gesprek en vindt plaats d.m.v. houding, gebaar, gezichtsuitdrukking en intonatie. Het is belangrijk om hier-op te letten omdat er door de non-verbale communicatie bij-voorbeeld aanwijzingen te verkrijgen zijn over de mogelijk-heid van het al of niet verwerven van nadere informatie door verder te vragen. Ook de tolk neemt een zeer belangrijke plaats in in dit opmerken van en inhaken op signalen. Over het algemeen voldeden de vier tolken uitstekend. Zij bleken na één of twee interviews goed ingespeeld op de methodiek.

Het onthouden van de te stellen vragen en de gekregen antwoorden vormde na enige interviews mede doordat de tolk hierbij behulpzaam was geen probleem meer. Direct na afloop van het interview werden de antwoorden ingevuld in de

vragenlijst en het interview met de tolk doorgenomen. Het spreken van de taal van de landbouwers is erg

belangrijk voor een succesvol interview. Vooral bij oudere Javanen die het Surinaams slecht spreken verliep het ge-sprek moeizaam als er een tolk bij was die geen laag-Javaans sprak. De keren dat er een tolk bij was die deze taal wel

beheerst, verliep het gesprek veel beter. Natuurlijk is het gevaarlijk om deze situaties met elkaar te vergelijken omdat het niet dezelfde Javanen betrof.

Alle vragen zijn in de vorm van open vragen gesteld. De landbouwer moest dus zelf het antwoord bedenken. Was dit niet mogelijk dan werden verschillende antwoorden gesugge-reerd. De antwoorden werden achteraf bij de verschillende antwoordmogelijkheden ingedeeld.

Als voorbeeld de vraag: Waarom heeft U een tweewielige tractor gekocht? Kwam er als antwoord: "Het huren van

arbeid is zo duur en ik wil het beplante areaal uitbreiden want dan kun je meer verdienen", dan werd dit antwoord inge-deeld bij "Arbeidte duur" en "Wilde areaal uitbreiden".

(Verondersteld wordt hier dat beide redenen inderdaad even zwaar wegen.) Kon de landbouwer geen antwoord geven op de vraag, wat overigens zelden voorkwam, dan werden de mogelijke antwoorden genoemd. Een bezwaar is dan dat de landbouwer vaak op al de mogelijkheden JA zegt; alle redenen zijn voor hem aanvaardbaar. Dat is ook de reden waarom zo min mogelijk antwoorden gesuggereerd werden. Een ander gevolg van open vragen stellen is dat men voor de moeilijkheid zit van het

interpreteren van de verschillende antwoorden; de categorie "Andere redenen" is dan ook aanzienlijk.

7. RESULTATEN EN ANALYSE

Zoals uit hoofdstuk 6 is gebleken is de geïnterviewde groep landbouwers niet geheel representatief voor alle be-zitters van tweewielige tractoren. Hiervoor zijn 3 oorzaken aan te wijzen:

le. De aanvankelijke weigering van firma B om adressen te geven.

2e. De volgorde van de interviews.

3e. De noodzaak om begin augustus met enquêteren op te houden.

Met het bovenstaande moet bij het interpreteren van de resultaten steeds rekening worden gehouden.

(9)

7.1. DE BEZITTERS VAN EEN TWEEWIELIGE TRACTOR

Om een indruk te geven welke landbouwers een twee-wielige tractor hebben aangeschaft volgt hier een indeling van de geënquêteerde landbouwers naar verschillende

ge-zichtspunten.

7.1.1. Indeling naar streek

Tabel 1 geeft een indeling van de bezitters van twee-wielige tractoren naar streek. Duidelijk uitschieters zijn de Santo-, Borna- en Magenthapolder. Als mogelijke oorzaak hiervoor kan de bedrijfsgrootte (4 ha) in deze polders en de beschikbaarheid van arbeid en de kosten hiervan worden genoemd. Hierop wordt in 7*5.2, 7*7.4 en 8 nog terugge-komen.

Tabel 1. Indeling van de bezitters van tweewielige tractoren naar streek

S t r e e k n = 42 100% o> d • o •H O S Q O O 6 14,3 #* S o pq d .d - • p o Ö -P o d fao cd cd 03 S 17 40,5 o "P >i i H <D Hl 3 7 , 1 d 0) d •H •d •H <D 1-3 1 2,4 J4 T D •H ,M - p •H t> 3 7 , 1 cd -P -P cd £ « 3 7 , 1 •d cd ft CQ d CD o •H d u cd O 3 7 , 1 d cd a> O bO o d cd -H a d cd o fc h cd O co 6 14,3

7.1.2. Indeling naar leeftijd

uv iiiaej-xiig, vcui u.c uc^xuiörs van w e e w i e n g e tractoren

naar leeftijdsklasse geeft weinig bijzonders te zien. Elke leeftijdsklasse tussen de 20 en 70 jaar is vertegenwoordigd en geen enkele leeftijdsklasse springt eruit.

Tabel 2. Indeling van de bezitters van tweewielige tractoren naar leeftijdsklasse

l e e f t i j d v a n t o t n = 42 100% 20 20 2 5 3 7 , 1 25 30 1 2 , 4 30 35 10 2 3 , 8 35 40 6 1 4 , 3 40 4 5 4 9 , 5 4 5 50 4 9 , 5 50 55 4 9 , 5 55 60 5 1 1 , 9 60 6 5 4 9 , 5 6 5 70 1 2 , 4 70 75 _

-75

h o g e r _

(10)

7.1.3. Indeling naar schoolopleiding;

Tabel 3 geeft een indeling van de bezitters van

twee-wiel ige tractoren naar aantal jaren gevolgde lagere

school-opleiding. De conclusie dat mensen met een groter aantal jaren gevcjjgie lagere schoolopleiding vaker een tweewielige tractor kopen kan zeker niet getrokken worden.

Tabel 3» Indeling van de bezitters van tweewielige tractoren naar aantal à&ren. gevolgde lagere schoolopleiding

lagere school-opleiding n = 42 100% geen 14 33,3 1 d 2 4,8 2 d 1 2,4 3 d 6 14,3 4 d 4 9 , 5 5 d 2 4,8 6 d 7 16,7 > 6 d 6 14,3

7.1.4. Indeling naar etnische groepering

Tabel 4 geeft een indeling van de bezitters van twee-wielige tractoren naar etnische groepering.

Tabel 4. Indeling van de bezitters van tweewielige tractoren naar etnische groepering

e t n i s c h e groep n = 42 100%

s

ctf -P w o >d ö •H w 16 38,0 u •H 03 (D Ö O <d ö H 21 50,0 r-l O O O u o 4 9,5 ö o faû •H f-l <D t> O 1 2,4

Interessant is de vergelidking van deze getallen met de totale aantallen Indonesische en Hindostaanse landbouwers en de door hen bezeten grond. De Creoolse landbouwers zidn

niet betrokken in de vergelidking omdat een aantal van 4 tweewielige tractoren te klein is om deze zinvol te doen zijn. In tabel 5 zidn daarom de resp. aantallen tweewielige trac-toren gedeeld door het aantal bedridven en de oppervlakte per bevolkingsgroep zoals die in 1969 bid de Derde Surinaamse

Landbouwtelling.geregistreerd zidn. Verondersteld wordt hier-bij dat de cidférs van 1969 nog voor 1972 van toepassing

(11)

Tabel 5. Vergelijking van de aantallen tweewielige tractoren per bevolkingsgroep met resp. de aantallen Hindostaanse en Indonesische land-bouwers en de door hen bezeten grond (kolom

1, 2 en 3 zijn overgenomen uit de Derde

Surinaamse Landbouwtelling 1969, staat 5, blz.15)

Hindostaan I n d o n e s i ë r 1 ö <D b> £p H >Ö O £> H +3 Ö 8621 5505 2 /~\ A ^s o M CÖ H > fc CD ft ft O 42249 11451 3 o CD - P xSM r-i CÖ C D H t j t> t J fc •H CD 0 ft O ft M O 4,90 2,08 4 i o ö •H CD & f-t O O co -P £ o -P cö h H +3 CÖ +3 Q) Ö M CÖ-H CÖH 16 21 5 fc • <D 4 3 § • 2/-» £ O H • , o \ -P-Ö^t Ö H CÖ g CÖH O -P ' H Ö f H O CÖ CD ^ CÖ ftv^ 0,0019 0,0038 6 • p • • " N £ CU • \ •p 3-H CÖ Ö cö ,cj o •P H d fc o cd CD ,M cö ftv-^ 0,00039 0,00183

De verkregen getallen in de kolommen 5 en 6 mogen

niet geïnterpreteerd worden als absolute aantallen twee-wielige tractoren per resp. landbouwer en oppervlakte, maar dienen slechts om de bevolkingsgroepen te

verge-lijken. Uit tabel 5."blijkt dat er tweemaal zoveel twee-wielige tractoren zijn per Indonesiër als per Hindostaan

en dat er ongeveer vijf keer:zoveel tweewielige tractoren

zijn per Indonesische hectare als per Hindostaanse. Verdere conclusies zijn echter in verband met het gestelde over de representativiteit niet te trekken.

7.1.5« Indeling naar het wel of niet hebben van werk buiten de landbouw

Van de geënquêteerde landbouwers blijkt eenderde deel werk buiten de landbouw te hebben en tweederde deel niet. De aanvankelijke gedachte dat de tweewielige tractor veel zou worden aangeschaft door deze part-timers werd hiermee niet bevestigd.

Tabel 6, Indeling van de bezitters van tweewielige tractoren naar het wel of niet hebben van werk buiten de landbouw

(12)

7.2. DE TWEEWIELIGE TRACTOR 7.2.1. Indeling naar merk

Tabel 7 geeft een indeling van het aantal tweewielige tractoren naar merk.

Tabel 7« Indeling van het aantal tweewielige tractoren naar merk n = 42 100% merk A 32 76,2 merk B

7

16,7 merk C 2 4,8 merk D 1 2,4

Merk A springt er duidelijk uit en is ook het meest ver-kocht in Suriname. De samenstelling van de steekproef is echter beïnvloed door de aanvankelijke weigering van firma B en de volgorde van enquêteren.

7.2.2. Indeling naar aantal hulpstukken

De merken verschillen o.a. naar het aantal hulpstukken dat er bij wordt geleverd. Van merk A bestaat de standaard-uitrusting alleen uit een rotavator (frees), terwijl bij merk B de standaarduitrusting bestaat uit een rotavator,

aanaardploeg, spiraalploeg, cirkelmaaier en kooiwielen. Een indruk van het gebruik van hulpstukken kan tabel 8 geven,

waarin het aantal tweewielige tractoren wordt ingedeeld naar het aantal hulpstukken wat erbij gekocht wordt. Tabel 8. Indeling aantal tweewielige tractoren naar

het aantal hulpstukken

aantal hulp-stukken n = 42 100% 1 8 19,0 2 12 28,6

3

3

7,1

4

9

21,4

5

9

21,4

>5

1 2,4

(13)

Tabel 9 geeft een indruk: van de aantallen afzonder-lijlcG hulpstukken. Tabel 9» De hulpstukken rotavator aanaardploeg kooiwielen cirkelmaaier spiraalploeg waterpomp diepploeg dynamo totaal 42

27

17

15

10 10 4

3

128

Over het gebruik van de hulpstukken kan weinig

verteld worden. De aanaardploeg wordt vaak niet gebruikt, omdat dit niet gemakkelijk gaat op kleigrond. Eveneens ligt de cirkelmaaier er vaak werkloos bij omdat de grond niet egaal genoeg is, hij blijft dan steeds in de grond

steken. De spiraalploeg wordt weinig gebruikt omdat men veelal de toepassingsmogelijkheden, bijvoorbeeld de ver-bouw van gewassen op ruggen, niet kent.

7.3. LANDBOUWKUNDIGE ASPECTEN 7.3.1. Methode van grondbewerking

7.3.1.1. Het verwijderen van de begroeiing

In de enquête was een vraag opgenomen of men, voordat men de grondbewerking met de tweewielige tractor doet, eerst nog wiedt. De antwoorden zijn uiteenlopend. Een aan-tal boeren wiedt altijd tot laag bij de grond; de meesten wieden als de begroeiing te hoog is, waarmee over het

al-gemeen wordt bedoeld"meer dan 30-40 centimeter hoog, anderen wieden helemaal niet. Het gegeven antwoord hangt sterk af van de omstandigheden van de landbouwer. Op natte zware kleigronden za"_ men eerder tot wieden overgaan dan op droge lichte zandgronden. Over het algemeen wordt de begroeiing onder de grond gewerkt en dient dan als mest. Enkele land-bouwers verbranden of verwijderen de begroeiing nadat ze

(14)

7.3.1.2. De eigenlijke grondbewerking

In het geval dat er niet gewied wordt valt de eigen-lijke grondbewerking gedeeltelijk samen met het wieden. Nadat men de eerste keer met de rotavator de begroeiing

geheel of gedeeltelijk heeft ondergewerkt, gaat men nog een tweede keer met de rotavator over de grond. Deze tweede keer is meestal één tôt twee weken later om de begroeiing weer te laten opkomen. Is de grond na de tweede keer goed dan gaat men planten; anders gaat men er voor de derde keer overheen. Heeft men eerst gewied dan hoeft men soms maar één keer met de rotavator over het land, maar soms ook twee keer. Bij het merendeel van de landbouwers gebeurt de grond-bewerking uitsluitend met de rotavator. De diepploeg wordt weinig gebruikt (zie tabel 9 ) , wel laten een aantal land-bouwers de grond eerst mot een grote tractor omploegen. Hierna maken ze dan met de rotavator de grond egaal. Ook de spiraalploeg, geschikt om ruggen te maken, wordt nog weinig gebruikt. De oorzaak hiervan is mijns inziens zowel een niet bekend zijn met de mogelijkheden van de spiraal-ploeg als het ontbreken van de bekwaamheid om hem te gebrui-ken. Kooiwielen worden gebruikt voor grondbewerking bij de rijstverbouw en in de regentijd op zware kleigronden. De aanaardploeg wordt gebruikt voor het maken van kleine trenzen.

7.3.1.3. Het onderhoud van de aanplant

Het gebruik van de tweewielige tractor voor het onder-houd van de aanplant komt nog weinig voor. Vijf landbouwers gebruikten de tweewielige tractor hiervoor en hadden de plantafstand aanger^st. De gewassen waren pinda, kouseband en bonen, en tomaten. Het argument voor het onderhoud met de tweewielige tractor is economisch van aard; het spaart arbeid uit. De fysieke opbrengst loopt weliswaar iets terug maar de netto-opbrengst, in geld uitgedrukt, neemt toe.

7.3.2. De gewassen en de gewassenkeus

Na de introductie van de tweewielige tractor is een aanpassing van de gekozen gewassen aan de mogelijkheden van de tweewielige tractor te verwachten. Dit vooral in ver-band met de mogelijkheden voor het onderhoud van de aan-plant. Hierbij wordt vooral gedacht aan gewassen die op een rij verbouwd kunnen worden, bijvoorbeeld bonen, kouseband, tomaten en pinda. Van een veranderde gewassenkeus is echter nog weinig te merken. Wel hebben 8 van de 4-0 landbouwers,

op wie het bovenstaande van toepassing zou kunnen zijn,

andere gewassen gekozen, maar dat had veelal andere oorzaken, bijvoorbeeld de overgang van bacove op groenten en cassave in de Santo- en Bomapolder in verband met de prijsverhouding tussen bacove en groenten, of de overgang van rijst op

(15)

7.4, DE KENNISMAKING MET EN DE AANKOOP VAN DE TWEEWIELIGE ' TRACTOR

7.-4.1, De kennismaking

Tabel 10 geeft een indeling van de bedrijfsleiders naar de wijze waarop ze met de tweewielige tractor hebben kennis gemaakt. De landbouwers geven vaak meerdere wijzen op. Hun antwoord werd dan onder de veronderstelling dat de

verschillende antwoorden even belangrijk zijn verdeeld over de antwoordmogelijkheden. De gemaakte veronderstelling is aanvechtbaar - want waarom zou dat zo zijn - maar is de

enig mogelijke bij het ontbreken van een nader inzicht in de mate van belangrijkheid van de gegeven antwoorden. Tabel 10. Hoe is de bedrijfsleider met de tweewielige

tractor in aanmerking gekomen?

a. b. c. d. e. f. g. h. i.

er werd over gepraat via familie

L.V.V. folders

demonstratie

vertegenwoordiger ergens anders gezien andere manier advertentie op radio n = 42 1/3 1/3 3 1/3 -13 5/6 5/6 12 5/6 5 2/3 5 5/6 % 0,8 0,8 8,0 0,0 32,9 2,0 30,5 13,5 13,9

De reden "demonstratie" en "ergens anders gezien" springen eruit; samen is dat 63,5%« Ergens anders gezien houdt

meestal in dat men de tweewielige tractor bij een landbou-wer in de buurt heeft zien landbou-werken. Demonstraties zijn regel-matig door de firma's gegeven. Blijkbaar is het zien werken van een tweewielige tractor en daardoor de mogelijkheden hiervan een belangrijke reden om contact te zoeken met de firma's en eventueel"tot de aanschaf van de tweewielige tractor over te gaan.

7.4.2. De aankoop

Tabel 11 geeft een inzicht in hoe vaak men contact heeft met de firma voordat men de tweewielige tractor koopt. In de meeste gevallen is dit twee keer. Men gaat naar de winkel of er komt een vertegenwoordiger thuis. Daarna overlegt men met de vrouw en/of familie en koopt dan bij de 2e keer de tweewielige tractor.

(16)

Tabel 11. Het aantal keren dat men contact heeft met de

vertegenwoordigende firma, voordat men de twee-wielige tractor koopt

eerste tweede derde vierde contact it it tt aantal n = 4-1 landbouwers 12 26

3

0

7»4.3. De rol van de firma's

Het is moeilijk om een inzicht te krijgen in de ver-koopmethoden van de verschillende firma's. Tabel 12 laat

zien in hoeveel gevallen een vertegenwoordiger vóór de aankoop bij de landbouwer thuis is geweest. Dat is bij 34,1% van de ondervraagde landbouwers het geval geweest. Tabel 12. Het aantal malen dat een vertegenwoordiger vóór

de aankoop van de tweewielige tractor bij de koper thuis is geweest

n = 4-1 100% wel 14

34,1

niet

27

65,9

Interessant is het om na te gaan of een bezoek van een ver-tegenwoordiger invloed heeft op het aantal keren dat men contact heeft met de firma voordat men de tweewielige tractor koopt. Daarvoor is tabel 13 samengesteld, een combinatie van de tabellen 11 en 12. Er blijkt geen verband te bestaan.

Tabel 13. Verband tussen een bezoek thuis en de snelheid van aankoop aankoop bij: eerste contact tweede " derde " vierde " vertegenwoordiger voor aankoop aan huis geweest

wel

3

10 1 0 14-niet

9

16 2 0

27

12 26

3

n = 41

(17)

Er wordt door de firma's, wanneer een landbouwer naar een tweewielige tractor komt kijken, weinig geïnformeerd naar het bedrijf van de landbouwer om enigszins te kunnen beoordelen of het bedrijf wel geschikt is. Men vindt dat de landbouwer dit zelf maar moet bepalen. Elke tractor meer verkocht is meegenomen. Er is een geval bekend van een land-bouwer met een totale bewerkbare oppervlakte van 2 vierkante ketting (800 mß), zodat hij maar op zijn hoogst 4 x 3 uur

per jaar met de tweewielige tractor op zijn eigen bedrijf kan werken. Voor het werken bij andere landbouwers heeft hij geen tijd, omdat hij 6 dagen per week buiten de landbouw

werkt. Deze "landbouwer" heeft enorme spijt van zijn aankoop. 7.4,4. De wijze van betaling

Van de ondervraagde landbouwers heeft ruim de helft de tweewielige tractoren kontant gekocht, en bijna de helft op afbetaling. Tabel 14 geeft hiervan een overzicht. De beide groepen zijn weer onderverdeeld al naar gelang ze de kontante betaling of het kontante gedeelte geleend hebben. Tabel 14. Aantal kontant of niet-kontant gekochte

tweewielige tractoren n = 42 100% kontant: 22 (52,3%) geleend 6 14-, 3 niet geleend 16 38,1 niet kontant: 20 (47,7%) geleend 3 7,1 niet geleend 17 40,5

Van de zes kontante betalers die dit geld geleend hebben, hebben vijf dit bij de Volks Crediet Bank gedaan en één bij familie. De drie landbouwers die het kontante gedeelte ge-leend hebben, hebben dit van familie gege-leend.

De afbetalingsregeling is meestal als volgt. De aan-koopsom wordt als risicodekking met Sf. 50,- verhoogd. Het minimum voorschot bedraagt Sf. 1000,-. De rest moet in één

jaar in 12 gelijke termijnen worden afbetaald. Boven deze gelijke termijnen komt \% rente per maand over het nog uit-staande bedrag.

7.4.5. Voorkeur voor een andere afbetalingsregeling

De vraag aan de landbouwers die de tweewielige tractor niet kontant hebben gekocht of zij liever een andere afbe-talingsregeling hadden antwoorden slechts 3 ja en 14 nee .

(op 3 landbouwers v/as deze vraag niet van toepassing). Men vond het wel goed om iedere maand evenveel te betalen. De

3 die een andere regeling wensten, wilden of een langere afbetalingstijd of een andere verdeling over het jaar (na oogsten veel betalen, daar tussen door weinig). De firma's willen hier niet aan beginnen omdat zij het risico te groot vinden.

(18)

7.4.6. Service

Tabel 15 geeft aan hoe men over de service denkt van de firma waar men de tweewielige tractor heeft gekocht. Tabel 15. Tevredenheid over service

firma A " B n C " D tevreden?: ja 21 5 0 1 27 67,7 neen 10 1 2 0 13 32,3 31 6 2 1 n = 40 100%

Uit tabel 15 blijkt dat ongeveer tweederde deel van de ondervraagden wel tevreden is over de service en éénderde niet. De getallen lopen nogal uiteen voor de verschillende firma's, maar voor de firma's B, C en D mag in verband met

de geringe aantallen geen enkele conclusie worden getrokken. Ontevreden over de service is men meestal omdat de firma

servicebeurten belooft, maar deze belofte niet nakomt. De firma zegt hierop dat de landbouwers denken dat de verstrekte smeerolie ook gratis is, wat niet het geval is. Sommige land-bouwers worden dan boos en zijn daarna ontevreden over de service.

7.4.7. Klachten

Klachten over de tweewielige tractor zijn er erg weinig en dan nog op ondergeschikte punten. Te noemen valt hierbij: 1) het regelmatig breken van de V-riemen (fanbelts); 2) het breken van de tanden van de frees op houten

stronken in de grond;

3) het ongeschikt zijn van de cirkelmaaier op oneffen grond.

7.5. MOTIEVEN OM TOT DE AANSCHAF VAN EEN TWEEWIELIGE TRACTOR OVER TE GAAN

7.5.1. Overzicht van de motieven

Tabel 16 geeft een overzicht van de antwoorden van de landbouwers op de vraag "ïïaarom heeft U een tweewielige

tractor gekocht?" Gaf een landbouwer verschillende redenen als antwoord op, dan werd zijn antwoord ook bij de verschil-lende antwoorden ingedeeld. Verondersteld wordt hierbij dat

(19)

als een landbouwer meerdere redenen opgeeft, deze redenen even belangrijk voor hem zijn. Hiervoor geldt hetzelfde als het gestelde in par. 7.4-.1, maar zolang we geen inzicht

hebben in hoeveel belangrijker de ene reden is boven de andere, is dit bij meerdere antwoorden van een persoon de enige oplossing. Het indelen is op twee manieren gebeurd. Ie. Alle genoemde redenen krijgen een punt, een landbouwer

met bijvoorbeeld 3 redenen krijgt dus drie punten, deze 3 punten worden verdeeld.

2e. Het antwoord van een landbouwer krijgt in zijn totali-teit één punt, bij bijvoorbeeld 3 redenen krijgt iedere reden 1/3 punt.

De resultaten van beide methoden verschillen wat, maar niet veel. De tweede methode'is het elegantst, maar voor de eenvoud zullen de resultaten van de eerste methode voor de verdere analyse gebruikt worden.

Tabel 16. Waarom heeft U een tweewielige tractor gekocht methode :

(1) Het huren van arbeid (ook het huren van een tractor) te duur (2) Arbeid moeilijk te

krijgen

(3) Met gehuurde en/of eigen arbeid duurt de grond-bewerking al spittend te lang

(4) U wilde Uw areaal uit-breiden

(5) Grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar (6) Andere reden - — I M 25 6 16 8 13 15 m= 83 j % 30,1 7,2 19,3 9,6 15,7 18,1 100% . _ _ o . II N 12 1/12 2 1/3 6 1/3 4 ' 8 3/4 8 1/2 n = 42 % 28,8 5,5 15,0 9,5 20,8 20,2 100% Bij de gemaakte veronderstelling komen we met beide

reken-wijzen tot de volgende eerste conclusie:

De belangrijkste reden om een tweewielige tractor te kopen is dat (1) het huren van arbeid te duur wordt (onge-veer 30%), dan volgen drie redenen die onge(onge-veer even vaak

genoemd zijn (15-20%) nl., (3) met gehuurde en/of eigen arbeid duurt de grondbewerking al spittend te lang, (5) grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar werk, en (6) andere reden. De redenen die het minst genoemd worden zijn (2) arbeid moeilijk te krijgen, en (4) U wilde Uw

areaal uitbreiden. Op de verbanden tussen de genoemde rede-nen en datgene wat zich na de aanschaf van de tweewielige tractor heeft voorgedaan zal in de volgende paragraaf (7«5«2) nog nader worden ingegaan.

(20)

De categorie "andere reden" is om redenen genoemd in hoofdstuk 6.3.1 (open vs. gesloten vragen) vrij groot. De verschillende redenen worden hier vermeld om een indruk te

geven van de vele aspecten die aan de aanschaf van een twee-wielige tractor vastzitten.

1) Landbouwer met één arm. Hij kan niet spitten, wel kan hij met een tweewielige tractor om gaan. Dit is dan ook voor hem de enige mogelijkheid om aan landbouw te doen. 2) In Santo Borna wordt de overgang van bacove op groente

en cassave, waardoor er veel meer aan grondbewerking moet worden gedaan, als reden genoemd.

3) De kinderen willen of kunnen niet meer helpen met de grondbewerking.

4-) De grondbewerking gaat met een tweewielige tractor beter dan met een grote vierwielige.

5) Met een tweewielige tractor heb je meer vrije tijd en meer tijd voor vrouw en kinderen.

6) Als men ouder wordt kan men niet meer zoveel werken en met een tweewielige tractor heb je minder werk te doen.

7) De overgang van het verbouwen van rijst op groente waarvoor je de grondbewerking beter zelf met een

tweewielige tractor kan doen.

8) Je kan de grondbewerking doen wanneer je zelf wilt en bent dus niet afhankelijk van arbeiders of loon-werkers.

9) Na de grondbewerking met een grote tractor moest de grond nog met een tjap egaal worden gemaakt, dit kost veel arbeid terwijl het met de tweewielige tractor

in één moeite doorgaat.

10) a. Bedden, die met grote tractor gemaakt zijn, glad maken,

b. Onderhoud van het gewas (interrow-cultivation). 11) a. Grondbewerking gaat in natte tijd beter met

twee-wielige tractor dan met viertwee-wielige, die teveel weg zakt in de modder,

b. Onderhoud van het gewas. 7.5.2. Analyse

Interessant bij een analyse van de motieven om een twee-wielige tractor aan te schaffen, zijn de volgende vragen: 1. Zijn landbouwers die als reden opgeven "het huren van

arbeid is te duur", na de aanschaf van de tweewielige tractor inderdaad minder arbeiders gaan huren?

2. Hebben landbouwers met als reden "areaal uitbreiden", dit inderdaad gedaan?

3. Hebben landbouwers die als reden opgaven "met gehuurde en/of eigen arbeid duurt de grondbewerking al spittend te lang", hun areaal uitgebreid?

4) Zijn landbouwers die als reden opgeven "grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar", de ouderen?

(21)

Op deze vragen zal getracht worden met behulp van de een-zijdige toets van"aanpassing voor een 2 x 2 tabel een antwoord te geven. 2 x 2 tabel: n-,-, n,p n21 - n22 n.l n.2 nl . n2 . n X =

Onder de nulhypothese dat de rijen en kolommen stochastisch onafhankelijk zijn is de toetsingsgrootheid

S n -

P l

-

n

- i

n

nl . n.l n2 . n.2

n2(n-l)

isomoor met j ^ (chi), voor matig grote waarden van n. Er wordt rechtszijdig getoetst als we willen weten of er een positief verband is tussen de rijen en kolommen; we toetsen dan of n-jn significant groter is dan de verwachting van n-Q onder d~ nulhypothese. Er wordt linkszijdig

ge-toetst als we willen weten of er een negatief verband is tussen de rijen en kolommen; we toetsen dan of n, -, signi-ficant kleiner is dan de verwachting van n-,-. ontCer de nul-hypothese .

De benadering door X wordt verbeterd door toepassing van de continuïteitscorrectie. De benadering van x door j£ is toegestaan indien de verwachtingen van de N./^,5 zijn. Bij de volgende toetsen is de nulhypothese dus steeds dat er geen verband is tussen de rijen en kolommen (o.a.

CORSTEN, 1967). Vraag 1

In tabel 17 is de relatie weergegeven tussen het aantal landbouwers dat als reden "het huren van arbeid" te duur opgeeft en het antwoord op de vraag-^ef zij meer, minder of evenveel arbeid huren dan resp. als'voor de aanschaf van de tweewielige tractor.

(22)

Tabel 1?. Relatie tussen het aantal landbouwers dat als reden "bet huren van arbeiders te duur" en het aantal landbouwers dat minder, evenveel of meer arbeiders is gaan huren

minder arbeiders evenveel " meer "

Als reden het huren van arbeid te duur ja 20 3 1 24 neen 3 14 0 17 23 17 l n = 41

Omdat het bij de toets gaat om het onderscheid tussen minder dan wel evenveel of meer zijn in tabel 18 de rijen 2 en 3 van tabel 17 samengevoegdi

Tabel 18. Relatie tussen het aantal landbouwers dat als reden "het huren van arbeiders te duur" en het aantal landbouwers dat minder dan wel evenveel of meer arbeiders gaan huren

minder arbeiders evenveel of meer

arbeiders

,

Als reden het huren van arbei-ders te duur ja 20 4 24 neen 3 14 17 23 17 n = 41

Hypothese H ^ : Landbouwers die als reden hebben opgegeven "het huren van arbeiders te duur", zijn vaker minder ar-beiders gaan huren dan zij die deze reden niet hebben opge-geven.

De alternatieve hypothese duidt op een positief verband; wij toetsen dus rechtszijdig. Uitkomst toetsingsgrootheid x = 3,80. Overschrijdingskans: TQC_>3,80) <0,0002.

De beslistregel over het al of niet verwerpen van de nulhy-pothese luidt nu:

(23)

1) Nulhypothese verwerpen als de overschrijdingskans kleiner dan of gelijk is aan de gekozen onbetrouwbaar-heidsdrempel.

2) Nulhypothese niet verwerpen als de overschrijdingskans groter is dan de gekozen onbetrouwbaarheidsdrempel. Zelfs bij een onbetrouwbaarheid van 0,0005 ( 5 ) moeten

10000 we de nulhypothese verwerpen. Er is dus een positief ver-band, de reden "het huren van arbeiders te duur" gaat samen met minder arbeiders huren na de aanschaf van de tweewielige

tractor. Vraag 2

In tabel 19 is de relatie weergegeven tussen het aantal landbouwerä dat als reden opgeeft "U wilde Uw areaal uit-breiden" en het aantal landbouwers dat na de aanschaf van een tweewielige tractor het areaal heeft uitgebreid» Tabel 19» Relatie tussen het aantal landbouwers dat als

reden opgeeft "U wilde Uw areaal uitbreiden" en het aantal landbouwers dat na de aanschaf van een tweewielige tractor het areaal heeft uitgebreid areaal uitgebreid Als reden areaal uitbreiden neen ja

7

1 8 neen 14 20 34 21 21 n = 42

Hypothese H.p: Landbouwers die als reden hebben opgegeven

"U wilde Uw areaal uitbreiden" hebben vaker het areaal uit-gebreid dan de landbouwers die dit niet als reden hebben opgegeven. De alternatieve hypothese duidt op een positief verband, we toetsen dus rechtszijdig. In dit geval mógen we

echter de toetsingsgrootheid onder H0 niet met de normale

verdeling benaderen omdat de verwachtingen van de nji niet alle _^ 5 zijn. Er bestaat een exacte toets voor onafhanke-lijkheid, waarbij de kansen van de waarde die n,, kan aan-nemen ieder afzonderlijk worden berekend. We vinden hiermee dat de overschrijdingskans P(n-Q.^-7) = 0,845 (n,., kan de waarden 0 t/m 8 aannemen). Bij onbetrouwbaarheid 0,05 (5%) kunnen we de nulhypothese niet verwerpen, bij een onbetrouw-baarheid van 0,10 (10%) wel. De keuze van de onbetrouwbaar-heid en daarmee hêt trekken van een conclusie wordt aan de lezer overgelaten.

(24)

Vraag ?

In tabel 20 is de relatie weergegeven tussen het aantal

landbouwers dat als reden opgeeft "Met gehuurde en/of eigen arbeid duurt de grondbewerking al spittend te lang" en het aantal landbouwers dat het areaal hebben uitgebreid. Tabel 20. Relatie tussen het aantal landbouwers dat als

reden opgeeft "Met gehuurde en/of eigen arbeid duurt de grondbewerking al spittend te lang"

(spitten duurt te lang; en het aantal landbouwers dat het areaal heeft uitgebreid

areaal uitgebreid'

Als reden spitten duurt te lang

Ja neen da 11 5 16 neen 10 16 26 21 21 n = 42

Hypothese H^^J Landbouwers die als reden opgeven "Met ge-huurde en/of eigen arbeid duurt de grondbewerking al spittend

te lang" hebben vaker hun areaal uitgebreid dan landbouwers die deze reden niet hebben opgegeven. Deze hypothese is van belang omdat verondersteld kan worden dat de landbouwers die deze reden opgeven meer tijd beschikbaar hebben gekregen,

die zij bijvoorbeeld kunnen aanwenden voor areaaluitbreiding. De alternatieve hypothese duidt op een positief verband, we

toetsen dus rechtszijdig. Uitkomst toetsingsgrootheid x = 1,57. Overschrijdingskans P (T^ 1,57; = 0,0559. Bij

onbetrouwbaarheid 0,05 (5%) kan de nulhypothese niet verwor-pen worden, bij een onbetrouwbaarheid van 0,06 (6%) wel.

Ik nijg er toe om de nulhypothese te verwerpen op grond van de algehele indruk van de gesprekken met de landbouwers waar-uit toch wel blijkt dat het sneller gaan van de

grondbe-werking als een groot voordeel wordt gezien en men vaak in areaaluitbreiding de enige mogelijkheid ziet om nog genoeg te kunnen verdienen.

"Vraag 4

In tabel 21 wordt de relatie weergegeven tussen de aantallen landbouwers in de verschillende leeftijdsklassen en het al dan niet opgegeven hebben van de reden "de grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar".

(25)

Tabel 21. Relatie tussen de aantallen landbouwers in de verschillende leeftijdsklassen en het aantal

landbouwers dat al dan niet als reden opgeeft "de grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar als reden: grondbewer-king te zwaar 1 e e f t i -van t/m ja neen 0 20 20 25 3 3 25 30 1 1 30 35 3 7 10 35 40 6 6 40 45 4 4 d s k l a s s e n 45 50 2 2 4 50 55 4 4 55 60 3 1 4 60 65 4 1 5 65 70 1

i

70 75 75 13 29 n = 42

Hypothese H.^: Oudere landbouwers geven vaker als reden "grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar" dan jongere. Het is niet goed mogelijk om deze hypothese te

toetsen omdat de verwachting van de aantallen in de verschil-lende leeftijdsgroepen bijna alle ^ 5 zijn. Wel is geble-ken uit de enquête dat er een aantal oudere landbouwers zijn die als enige reden voor de aanschaf van een tweewielige tractor hebben opgegeven dat ze het omspitten te zwaar vinden.

7.6. HET D O M VAU DE GRONDBEWERKING BIJ ANDERE LANDBOUWERS 7.6.1. Motieven en de omvang

Uit de enquête is gebleken dat niemand de tweewielige tractor speciaal heeft gekocht om er mee bij andere land-bouwers te werken. Primair heeft men de tweewielige tractor gekocht voor eigen bedrijf om de redenen genoemd in 7.5.1. De 12 van de 42 landbouwers die wel met de tweewielige trac-tor bij andere landbouwers werken doen dit om de afbetalings-schuld af te lossen, een extra inkomen te hebben of om

andere redenen, bijvoorbeeld om de buurman te helpen. 7.6.2. Analyse

De centrale vraag in deze paragraaf is: "Welke bouwers werken met een tweewielige tractor bij andere land-bouwers?"

Er zijn ter beantwoording van deze vraag 3 hypothesen opgesteld.

i) Hypothese H ^ : Landbouwers die de tweewielige tractor niet contant hebben gekocht werken vaker bij andere land-bouwers dan zij die dat wel gedaan hebben. (M.a.w. zij moeten geld verdienen om te kunnen aflossen.)

(26)

2) Hypothese H.,-: Niet-part-timers werken vaker bij andere landbouwers dan part-timers (zij zouden daar meer tijd voor hebben).

3) Hypothese H.r,: Landbouwers met kleine bedrijven werken vaker bij andere landbouwers dan landbouwers met grote bedrijven.

Als grens voor het toetsen van hypothese K^rp is 3 ha geko-zen in verband met de kostenanalyse van hoofdstuk 8; bij een bedrijf van meer dan 3 ha komt men tot een redelijke

kostprijs van de grondbewerking per k^. Landbouwers met een kleiner bedrijf zouden meer tijd hebben om bij andere land-bouwers te werken en dit bovendien als een grotere econo-mische noodzaak zien. De nulhypothese bij hypothese H^e, H.g en H.7 is weer dat er geen relatie is tussen de rijen

en Se kolommen.

Voor het toetsen van hypothese H.e is tabel 22 opge-steld, waarin de relatie tussen de contant en niet-contante betalers en het al dan niet bij andere landbouwers werken is weergegeven.

Tabel 22. Relatie tussen het niet-contant en contant

betalen en het al dan niet bij andere landbouwers met de tweewielige tractor werken

werken bij andere landbouwers wel niet niet-contant 7 13 20 contant 5 17 22 totaal 12 30 n = 42

Daar de verwachtingen van de n. . weer alle ^>5 zijn mogen we de toetsingsgrootheid x met V benaderen onder de

nulhypothese. We toetsen weer rechts zio^-ig. Uitkomst

toet-singsgrootheid x = 0,82. De overschrijdingskans PQ( ^> 0,82) = 0,2016. We kunnen de nulhypothese zelfs bij een onbetrouw-baarheid van 0,10 (10%) dus niet verwerpen. Er blijkt geen verband te bestaan tussen het niet-contant betalen en het werken bij andere landbouwers.

In tabel 23 is de relatie weergegeven tussen het aan-tal niet-part-timers en het aanaan-tal landbouwers dat bij andere landbouwers met de tweewielige tractor werkt.

(27)

Tabel 23. Relatie tussen het aantal niet-part-timers en het aantal landbouwers dat bij andere

landbouwers met de tweewielige tractor werkt

werken bij andere landbouwers wel niet niet part-timers 4 24 28 part-timers 8 6 14 12 30 n = 42

We mogen de toetsingsgrootheid onder HQ niet met x

benaderen aangezien niet alle verwachtingen van n-±$^5 z^jn.

We passen de exacte toets toe. Als we voor n ^ een

rechts-zijdig kritiek gebied opstellen van bijvoorbeeld (11, 12), onbetrouwbaarheid 0,0299 of van (10, 11, 12), onbetrouwbaar-heid 0,1378 dan kunnen we de nulhypothese niet verwerpen

(toetsingsgrootheid n^i = 4 ligt niet in het kritieke ge-bied).

De conclusie dat niet-part-timers vaker bij andere land-bouwers werken kan niet getrokken worden. De omgekeerde

conclusie dat part-timers vaker bij andere landbouwers werken kan wel getrokken worden. We ontwerpen daartoe een linkszijdig kritiek gebied voor n1]L van (0, 1, 2, 3, 4) met

onbetrouwbaarheid 0,0235. De waarde van de toetsingsgroot-heid n^i = 4* Ü S * i*1 ^i* kritiek gebied. De conclusie dat

part-timers vaker bij andere landbouwers werken dan niet-part-timers kan zelfs bij een onbetrouwbaarheidsdrempel van 0,025 (21%) getrokken worden. Een verklaring hiervoor is moeilijk te geven. Er blijkt bijvoorbeeld geen verband

tus-sen het part-timer zijn en de bedrijfsgrootte (zie tabel 24). Tabel 24. Relatie tussen de bedrijfsgrootte en het

al dan niet part-timer zijn

part-timer niet-part-timer bedrijfsgrootte < 3 ha 3 5 8 > 3 ha 11 23 34 14 28 n = 42

(28)

Er kan dus niet verondersteld worden dat part-timers omdat ze een klein bedrijf hebben part-timers zijn en hun verdiensten buiten de landbouw en van het eigen bedrijf samen nog niet genoeg zijn om rond te komen en daarom ook nog bij andere landbouwers te gaan v/erken.

Voor het toetsen van hypothese H^,-, is tabel 25 opge-steld, waarinde relatie tussen de bedrijfsgrootte en het al dan niet bij andere landbouwers werken is weergegeven. Tabel 25. Relatie tussen de bedrijfsgrootte en het al dan

niet bij andere landbouwers werken met de twee-wiel ige tractor

werken bij andere landbouwers wel niet bedrijfsgrootte <^3 ha 2 6 8 > 3 ha 10 24 34 12 30 n = 42

We mogen de toetsingsgrootheid onder H0 niet met j£

benaderen aangezien niet alle verwachtingen van n±j ^ 5 zijn; we passen de exacte toets toe. Als we voor n ^ een rechtszijdig kritiek gebied opstellen van bijvoorbeeld

(5» 6, 7» 8; met onbetrouwbaarheid 0,04 (4%) dan kunnen we

de nulhypothese niet verwerpen, want de toetsingsgrootheid n]_i = 2 ligt niet in het kritieke gebied. We mogen niet de

conclusie trekken dat landbouwers met een klein bedrijf vaker bij andere landbouwers werken dan landbouwers met een

groot bedrijf.

7.7. DE VOORDELEN VOOR EIGEN BEDRIJP

Het is bijzonder moeilijk om de voordelen van een twee-wielige tractor voor het eigen bedrijf te kwantificeren. Dit geldt zeker voor een onderzoek waarbij de landbouwer maar één keer wordt bezocht. Om de voordelen goed te kunnen

kwantificeren zou een volledig bedrijfseconomisch onderzoek nodig zijn. Het is jammer dat in het bedrijfseconomisch

onderzoek van Houtman zo weinig landbouwers met een twee-wielige tractor zitten anders hadden de resultaten van dit onderzoek kunnen worden vergeleken met zijn onderzoek. De voordelen zijn als volgt in te delen, met betrekking tot:

7.7.1 Gezinsarbeid

7.7.2 Het lichter worden van de boerenarbeid 7.7.3 Gehuurde arbeid

7.7.4 Onafhankelijkheid 7.7.5 Areaaluitbreiding

(29)

7«7»1« Gezinsarbeid

In de enquête werd gevraagd of men na de aanschaf van de tweewielige tractor meer, minder of evenveel gezins-arbeid aanwendde dan voor de aanschaf. 31 landbouwers ant-woorden evenveel, 10 minder, terwijl meer niet voorkomt. Hoeveel minder aangewend wordt, is niet te kwantificeren.

In het geval van evenveel gezinsarbeid, werd de vraag ge-steld waarvoor de arbeid, die vrijkwam nu wordt aangewend. Van allen is dan meestal het antwoord: men kan niet zeggen waar precies. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld een betere verzorging van het gewas of areaaluitbreiding. Een betere verzorging is niet na te gaan bij één bezoek. Of men de

vrijkomende arbeid is gaan gebruiken voor areaaluitbreiding kunnen we toetsen. Daartoe is tabel 26 opgesteld, welke

de relatie laat zien van het al dan niet areaal uitbreiden en het evenveel of minder gezinsarbeid aanwenden.

Tabel 26. Relatie tussen areaaluitbreiding en het al dan niet evenveel of minder gezinsarbeid aanwenden

evenveel gezinsarbeid minder gezinsarbeid areaaluitbreiding da 19 1 20 neen 12 9 21 31 10 n « 41

De hypothese H.g luidt nu: Landbouwers die evenveel gezins-arbeid aanwenden hebben vaker hun areaal uitgebreid dan landbouwers die minder gezinsarbeid zijn gaan gebruiken. De nulhypothese luidt weer dat er geen verband is tussen de

rijen en kolommen. We toetsen weer rechtszijdig. De toetsings-grootheid mag onder nulhypothese niet benaderd worden door 5£ omdat niet alle verwachtingen van n^* .>. 5 zijn. We gebrui-ken de exacte toets, kritiek gebied (19, 20) met onbetrouw-baarheid 0,005- Zelfs met zo'n lage onbetrouwonbetrouw-baarheid

(5/1000) mogen we H0 verwerpen.

We kunnen de hypothese aannemen dat landbouwers die evenveel

gezinsarbeid aanwenden? vaker areaal uitbreiden dan

land-bouwers die minder gezinsarbeid aanwenden. 7.7.2. Het lichter worden van de boerenarbeid

Over het algemeen vinden de landbouwers het bijzonder plezierig dat ze grondbewerking niet meer met de omspitvork

en/of tjap hoeven te doen. In het geval dat de vrouw mee-hielp met de grondbewerking (17 van de 40) vindt zij het ook een hele verlichting dat ze niet meer hoeft te spitten. Er is onderzocht of er mogelijk een verband bestaat tussen het feit dat de vrouw vroeger meehielp met omspitten en het

(30)

opgeven als reden om de tweewielige tractor aan te schaffen maar dat blijkt niet zo te zijn. Zie hiertoe tabel 30.

Tabel 30. Relatie tussen het opgeven als reden "De grond-bewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar" en het feit dat de vrouw al dan niet spitte

Spitte de vrouw vroeger? ja neen Als reden de grondbewerking te zwaar ja 6

7

13 neen 11 16 27 17 23 n = 4-0

De hypothese H^Q luidt: Landbouwers van wie de vrouw vroeger omspitte, geven vaker als reden op "De grondbewerking met omspitvork en/of tjap te zwaar"? om een tweewielige tractor

te kopen, dan landbouwers van wie de vrouw niet omspitte.

Alle verwachtingen van Si-? ^ 5 « Uitkomst toetsingsgrootheid: x = 0,02. Overschrijdingskans is 0,50080. Nulhypothese niet verwerpen, er blijkt geen verband te bestaan.

7.7*3. Gehuurde arbeiders

Het kunnen besparen op het huren van arbeid is, in een land waar de arbeidslonen relatief vrij hoog liggen een groot voordeel voor de individuele landbouwer. Voor een nadere analyse hiervan wordt verwezen naar 7»5«2 en 8.

7«7.4. Onafhankelijkheid

Veel landbouwers vinden het een voordeel dat ze niet meer afhankelijk zijn van landarbeiders of loonwerkers voor de grondbewerking. Ze kunnen nu zelf bepalen wanneer en hoe snel ze de grondbewerking willen doen, wat in verband met het seizoen of werkzaamheden aan andere gewassen van veel belang kan zijn.

7»7»5« Areaaluitbreiding

Tabel 27 geeft een overzicht van de bedrijven ingedeeld naar bedrijfsgrootte in relatie tot het al dan niet uitbrei-den van het areaal.

(31)

Tabel 27« Relatie tussen de bedrijfsgrootte en het al dan niet uitbreiden van het areaal

van •». t/m ... ha areaal uitgebreid niet uitgebreid van plan 0-1 1 2 0 3 b e d r i j 1-2 1 2 0 3 2-3 0 2 0 2 3-4 8 7 1 16 f s g r o o t t 4-5 3 1 1 5 5-10 4 3 0 7 10-15 1 1 0 2 e (ha) 15-20 0 0 0 0 20 3 1 0 4 21 19 2 n = 4 2

In tabel 27 is te zien dat in alle klassen landbouwers areaal hebben uitgebreid, In elke klasse is dat ongeveer de helft. Over de mate van areaaluitbreiding valt weinig te zeggen. Navraag bij landbouwers geeft weinig resultaat; men weet wel dat men meer is gaan verbouwen maar niet hoe-veel meer. In tabel 28 zijn de grootteklassen samengevoegd tot de indeling naar grootteklassen die bij de Surinaamse landbouwtelling gebruikt is, wat de vergelijking met andere gegevens eventueel kan vergemakkelijken.

Tabel 28. Relatie tussen de bedrijfsgrootte (indeling volgens Surinaamse landbouwtelling) en het al dan niet uitbreiden van het areaal

areaaluit-breiding ja neen van plan ..- -b e d r i j f ^ 0 , 4 8 0 1 0 1 0,48-5 13 13 2 28 s g r 5-20 5 4 0 ..9 0 0 t > 2 0 3 1 0 4 t e (ha) 21 19 2 n - 42

Wat opvalt uit de indeling naar grootteklasse is het grote aantal bedrijven van 3 tot 4 ha. Dit gegeven sluit goed aan bij kostenanalyse van hoofdstuk 8, waaruit blijkt dat voor bedrijven van 3-4 ha, gelegen in een streek waar bijvoorbeeld de kosten om de grondbewerking te laten doen Sf. 10,- tot Sf. 15»- per vierkante ketting bedraagt een tweewielige tractor beslist rendabel is. Dit kan er op duiden dat de meeste landbouwers zich hiervan bewust zijn.

(32)

7«7«6. Fysieke opbrengst per vierkante ketting

Van de vraag: "Vindt U dat U per vierkante ketting een hogere opbrengst heeft sinds U de grondbewerking doet met een tweewielige tractor" vindt men het antwoord in tabel 29.

Tabel 29« Vindt U dat U een hogere opbrengst per vierkante ketting heeft sinds U de grondbewerking doet met een tweewielige tractor?

n = 38 a n t w o o r d da 6 neen 18 weet niet 9 hangt ervan af 5

Het antwoord "Ja" wordt meestal gegeven als men

vroeger de grondbewerking met een grote -tractor liet doen. Men vindt dat de grond met de tweewielige tractor niet zo wordt samengedrukt. De "weet-nieters" zijn de landbouwers

die zeggen dat ze op deze vraag geen antwoord kunnen geven omdat de opbrengst van zoveel factoren afhangt (het weer, kunstmest, ziekte enz,), dat ze niet kunnen zeggen waaraan een eventuele verandering in opbrengst te wijten is. "Het hangt ervan af" wordt gezegd als men vindt dat het in de droge tijd beter, maar in de natte tijd slechter gaat dan de grondbewerking met een omspitvork of dat men vindt dat

sommige gewassen beter zijn voor de grondbewerking met een tweewielige tractor (oker, tomaten, kool, amsooi) dan andere.

8. KOSTENANALYSE VAN DE TWEEWIELIGE TRACTOR

De bedoelingen van deze kostenanalyse is om na te gaan wat de kosten van de grondbewerking per vierkante ketting

(400 m2) of per ha (10000 m2) met een tweewielige tractor zijn aan de hand van het aantal bedrijfsuren van de twee-wielige tractor per jaar en de tijd die nodig is voor de

grondbewerking van éen vierkante ketting. Tractorkosten zijn samengesteld uit vaste en variabele kosten. Vaste kosten omvatten afschrijving, reparatiekosten, stallingskosten, belastingen, verzekeringskosten en rentekosten. Deze kosten moeten berekend worden onafhankelijk van het feit of de

tractor wel of niet wordt gebruikt. Variabele kosten bestaan uit brandstof, olieverversingen, lonen en andere uitgaven die variëren met het gebruik van de tractor. Het berekenen van de vaste kosten is een nogal ingewikkelde en complexe zaak en daarom hebben we dankbaar gebruik gemaakt van een paper van Dr. Haruo Ezaki gepresenteerd op het FAO congres

over mechanisatie in de rijstcultuur van 27 september tot 21 oktober in Paramaribo. Voor een goed begrip is een ge-deelte hieruit overgenomen:

(33)

"(2) Calculation of machine cost

Machine costs are composed of two major categories, fixed costs and variable costs. Fixed costs are made up of such items as depreciation^ repair cost, housing, taxes, insu-rance and interest which are payable whether or not the machine is used or operating at full capacity. Variable costs consist of fuel cost, lubrication oil costs, labor wages and expendables, which vary with the activity of the machine. Some of these are formularized in the following:

(a) Annual average depreciation = Original cost - Residual value Service life = Original cost x a% (6-20%). (b) Annual repair cost = Original cost x repair coefficient

Service life = Original cost x b% (1-7%). (c) Housing cost = Original cost x Housing coefficient

= Original cost x c% (0*5 - 4%)4

(d) Annual interest charge =

(Original cost + Residual value)x p a t e Q f i n t e r e s t

= Original cost x d% (0.6 - 0.7%).

(e) Tax = Original cost x rate of tax = Original cost x e%

(0.5%). (f) Annual insurance = Original cost x rate of insurance

= Original cost x f% (0.25%). Table 2. Annual fixed cost

Machinery

Walking type tractor Riding type tractor Rotary tiller device Cultipacker

Puddling machine

Transplanting machine Pest control machine Fertilizer drill

Harvesting and threshing machine Trailer

Truck

Fixed cost percentage (A) 29.1 21.0 22.9 14.1 25.2 29.7 20.5 17 19 16 -29.4 % 21 18 20 20

(34)

These costs are characterized as fixed costs. In case the machine is obtained, these show almost constant loss in value annually, regardless of management and operating time. It is rather complex to calculate the above items one by one.

However in order to avoid such complex calculation, the follo-wing equation can be safely used. The values A (annual fixed cost percentage) are listed in table 2» These values have been obtained from long-term experiments of conventional operations.

Annual machinery cost = Original cost x (a+b+c+d+e+f)

= Original cost x A% ". Voor de tweewieligc tractor ("walking type tractor")

komt Ezaki tot een percentage van 29,1 van de aanschafprijs als vaste kosten per jaar ongeacht management en het aantal bedrijfsuren per jaar.

De variabele kosten zijn in de eerste 50 bedrijfsuren ongeveer 35 et per uur, omdat de tractor dan geheel doorge-smeerd moet worden. Daarna liggen de variabele kosten rond 24 et per uur. Rekent men over de eerste x bedrijfsuren dan zullen de kosten tussen de 35 et en 24 et liggen. Niet

be-rekend bij deze variabele kosten zijn de eventuele loonkos-ten, maar dat speelt voor de berekening van de grondbewer-kingskosten op het eigen bedrijf en de vergelijking met de kosten van de grondbewerking op een andere manier niet zo'n rol, omdat dit laatste vaak in taakloon wordt gedaan, en de boer zijn kosten vergelijkt met de kosten van het laten doen en in de vergelijking meestal niet betrekt wat de mogelijke alternatieve aanwendingen van zijn arbeid zijn.

Wij hebben tabellen gemaakt voor de kosten van de grond-bewerking voor 2 uitvoeringen van de tweewielige tractoren. Het betreft de tweewielige tractor met alleen een frees

>merk A tabel 31 t/m 33) en de uitvoering met 5 hulpstukken

frees, aanaardploeg, cirkelmaaier, spiraalploeg, kooiwielen) ,merk A en B, tabel 34 t/m 36). De prijzen van de laatste

uitvoering van de verschillende merken ontlopen elkaar niet veel.

Voor deze kostenanalyse zijn 3 percentages rond de gevonden waarde van Ezaki genomen, namelijk 20, 25 en 30%. Het percentage van 20% (tabel 31 en 34) is gekozen omdat de

reparatiekosten van de tweewielige tractor erg mee vallen in de drie jaar dat er hier in Suriname ervaring mee op is

ge-daan (uit de enquête bleek eigenlijk geen enkele grote repa-ratie) en omdat de verwachting is dat de vaste kosten hier in Suriname lager zullen liggen dan in Japan aangezien de

om-standigheden waaronder deze tractoren hier hoofdzakelijk « » gebruikt worden (in^de...groenteteeli^wat, lichter, zijn dan_in ( . Japan (meer in de rijstcul-eûur7T25% en 30% zijn gekozen om

de lezer te kunnen laten zien hoe kosten van de grondbewer-king omhoog gaan indien met hogere percentages als jaarlijkse vaste kosten moet worden gerekend (tabel 32 en 35. resp. 33 en 36). Voor iedere uitvoering zijn 3 tabellen opgesteld. In de tabellen is verder rekening gehouden met de verschil-lende tijden die men nodig heeft voor de grondbewerking van één vierkante ketting.

(35)

De tabellen zijn als volgt opgebouwd: Kolom 1 : aantal bedrijfsuren per jaar

" 2 : vaste kosten per jaar

A/100 x aanschafprijs aantal uren " 3 : variabele kosten: 0,55 x 50 + (X-50)0,24 *\

X = aantal bedrijfsuren " 4- : som van kolom 2 en kolom 3

" 5 : kosten van de grondbewerking per ketting2 als

in totaal één uur over de grondbewerking van een ketting2 wordt gedaan

" 6A : aantal bewerkte vierkante ketting per jaar " 6B : idem omgerekend naar ba

11 7 : zie kolom 5, maar met 2 uur per k2

" 8A : zie kolom 6A

11 8B : zie kolom 6B

" 9 : zie kolom 5» maar met 3 uur per k2

" 10A: zie kolom 6A " 10B: zie kolom 6B

11 11 : zie kolom 5> maar met 4- uur per k2

" 12A: zie kolom 6A " 12B: zie kolom 6B

In de tabellen is door middel van lijnen, die een bepaald niveau van de kosten van de grondbewerking op een

alternatieve manier weergeven, aangegeven wanneer het pri-vaat-economisch gezien verantwoord is om een tweewielige tractor aan te schaffen en wanneer niet. Boven deze lijnen is dit niet het geval, beneden deze lijnen wel (bij de ge-maakte veronderstelling, inclusief het niet berekenen van

loonkosten). Van^elk der tabellen is voor de duidelijkheid een grafiek (fig. 1 t/m 6) gemaakt waarin men dezelfde

resultaten kan zien. De verschillende niveau's van de kosten om de^grondbewerking te laten doen zijn gekozen in overeenstemming met de prijzen zoals de landbouwers ze in de enquête noemden. Deze prijzen lopen uiteen van Sf.20,-tot Sf. 25,- in de Santo- en Bomapolder, in het Leidingen-gebied, in Uitkijk, in Kwatta en langs het Garnizoenspad en van Sf. 7,50 tot Sf. 15,- in Commewijne, Lelydorp en Saramacca. Sf. 5»- wordt weleens genoemd als kosten van grondbewerking met een grote tractor terwijl ook hogere

(Sf. 10,-) en lagere kosten hiervoor worden genoemd. Globaal is uit de tabellen te lezen wie wel en wie niet een tweewielige tractor moet aanschaffen, toch blijft het gevaarlijk om hieruit in individuele gevallen conclusies te trekken aangezien de cijfers gebaseerd zijn op gemiddelden van jarenlange proefnemingen en het is altijd gevaarlijk om conclusies over individuele gevallen te trekken uit ge-middelde cijfers.

*) Voor nadere verklaring van de in de formule gebruikte getallen, zie blz. 34» 2© alinea.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij nam aan dat er 35 miljoen Azerbeidzjaniërs leefden in Iran maar, volgens zijn schattingen, niet meer dan 10 miljoen Azerbeidzjaanse Turken opkwamen voor hun Turkse identiteit..

The percentage of weight loss for total rice straw, cellulose, hemicellulose and lignin in the presence of mannitol (RS + mannitol), thiourea (RS + thiourea), ethanol (RS +

De grafiek is vrijwel een rechte lijn en de verticale schaalverdeling lijkt wel logaritmisch.. Omdat de exponentiële functies groter zijn

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Volgens Ariën Verwey van New Holland zou het theoretisch mogelijk zijn dat er meer waterstof wordt gemengd in de diesel, maar daarvoor moet de technologie verder worden

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

“Ontwerp zo mogelijk twee concepten die gebaseerd zijn op het huidige model van de Multi Tool Trac, die voldoen aan de eisen en wensen van de geïnteresseerde boeren en die binnen