University of Groningen
Uitfasering pensioen in eigen beheer Burgerhart, W.
Published in: Estate Tip Review
DOI:
10.5553/ET/157254212018015028001
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2018
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Burgerhart, W. (2018). Uitfasering pensioen in eigen beheer: een neverending story?! Estate Tip Review, 2018(28). https://doi.org/10.5553/ET/157254212018015028001
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Boom juridisch Postbus 85576 2508 CG Den Haag T (070) 330 70 33 E HUinfo@bju.nlH I HUwww.boomjuridisch.nlU
Estate
Tip
Re vi e w Afl. 2018-28 19 september 2018Uitfasering pensioen in eigen beheer;
een neverending story?!
In EstateTip Review 2018-23 schreef ik dat de daarin besproken handreiking van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) waarschijnlijk niet de laatste zou zijn. Op het moment dat u deze tekst leest, blijkt dat vermoeden bewaarheid te zijn, zo laat de website van de Belastingdienst (www.belastingdienstpensioensite.nl) zien. Al met al houdt de uitfasering van de pensioenen in eigen beheer velen bezig en is het een belangrijk onderdeel van de estate planning geworden. De uitfaseringsregeling zelf is verre van eenvoudig en roept bovendien vragen van zowel fiscale als civielrechtelijke aard op. Deze keer wil ik stilstaan bij de ‘Vragen & Antwoorden van de Kennisgroep
Verzekeringsproducten en Assurantiebelasting over fiscale behandeling compensatie bij afkoop of omzetten in oudedagsverplichting van pensioen in eigen beheer (versie 18 juli 2018)’.
In het kader van de uitfasering van het pensioen in eigen beheer kan de opgebouwde pensioenaanspraak volledig worden afgekocht of worden omgezet in een
oudedagsverplichting (ODV). Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV zal de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de bij het eigenbeheerlichaam tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van prijsgeven. Kortom, de pensioenafspraak wordt afgestempeld en afgekocht of omgezet, met als gevolg dat de pensioenrechten als zodanig zijn verdwenen.
Indien de dga een partner in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet heeft, is prijsgeven alleen toegestaan na schriftelijke instemming van de (gewezen) partner. Partner in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet is: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst. Een eventuele gewezen partner van de dga moet schriftelijk instemmen met het prijsgeven indien deze gewezen partner een (afgeleid) recht heeft op een deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenrechten.
Als gevolg van de uitfasering van het pensioen in eigen beheer kan de (gewezen) partner het mogelijke vooruitzicht op ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen verliezen,
hetgeen al tijdens de parlementaire behandeling van de uitfaseringswetgeving de vraag opriep of compensatie van dit verlies niet geboden was. Afgezien van het nut en/of de noodzaak om te voorzien in een oudedagsvoorziening zou het ontbreken van een
compensatie kunnen duiden op een gift van de betreffende partner aan de dga, met alle civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen van dien.
In de thans aan de orde zijnde ‘Vragen & Antwoorden’ gaat het over een mogelijk fiscaal gevolg van de overeengekomen compensatie, te weten of een dergelijke compensatie aan de (gewezen) partner leidt tot een belastbare aangewezen periodieke uitkering op
grond van de artikelen 3.101 en 3.102 Wet IB 2001 en of dit leidt tot een aftrekbaar bedrag op grond van artikel 6.3 Wet IB 2001. Let wel, het gaat dus niet om de vraag of een compensatie, of het ontbreken ervan, een gift kan zijn, met eventuele heffing van schenkbelasting tot gevolg.
In de ‘Vragen & Antwoorden’ wordt onderscheid gemaakt tussen een directe en een voorwaardelijke compensatie in een huwelijk of geregistreerd partnerschap dan wel in de situatie van ex-partners die al gescheiden zijn en de compensatie onderdeel uitmaakt van een echtscheidingsconvenant of rechterlijke uitspraak in het kader van een
scheidingsprocedure. Men doelt met een voorwaardelijke compensatie op ‘een
compensatie bij scheiding die plaatsvindt volgens de methode “alsof de Wet verevening pensioenrechten bij scheiden (Wet VPS) nog van toepassing zou zijn”’. Kennelijk is ook deze voorwaardelijke compensatie in de uitfaseringspraktijk in zwang. Het zou mij niet verbazen als deze vorm van compensatie ‘interessante’ discussies tussen
scheidingsadvocaten gaat opleveren! Alleen al om die reden verdient een directe compensatie de voorkeur.
Maar goed, men concludeert dat een directe compensatie als gevolg van het omzetten van een pensioen in eigen beheer in een oudedagsverplichting of als gevolg van de afkoop van een pensioen in eigen beheer tijdens het huwelijk of geregistreerd
partnerschap niet is belast (geen aangewezen belastbare periodieke uitkering in de zin van art. 3.101 en 3.102 Wet IB 2001) en niet leidt tot een aftrekbaar bedrag in de zin van artikel 6.3 Wet IB 2001. Een dergelijke compensatie vindt plaats in de vermogenssfeer. De Kennisgroep gaat ook in op een voorwaardelijke compensatie die pas bij scheiding door de partner van de pensioengerechtigde wordt ontvangen, en neemt het standpunt in dat de compensatie die bij scheiding wordt ontvangen ziet op het verdelen van het
vermogen bij echtscheiding. Er is, zo lees ik, geen sprake van een verdeling van pensioenrechten bij scheiding of afkoop daarvan.
En verder, ik citeer:
‘Bij het omzetten van een pensioen in eigen beheer in een oudedagsverplichting of afkoop van een pensioen in eigen beheer zijn de pensioenrechten te gelde
gemaakt. Het zijn daarna geen pensioenrechten meer in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiden (Wet VPS). De gelden zijn op dat moment “normale” vermogensrechten geworden, waarvoor bij scheiding een compensatie wordt gegeven in het kader van voorkomen van overbedeling van vermogen. Een dergelijke compensatie is niet belast in de inkomstenbelasting.’ Geen heffing over de ontvangsten en evenmin aftrekbaarheid van de betaalde
compensatie.
Het wordt anders (met heffing over de ontvangsten als een periodieke uitkering op grond van art. 3.102, eerste lid, Wet IB 2001 dan wel art. 3.102, derde lid, Wet IB 2001 en aftrekbaarheid van de compensatie als onderhoudsverplichting onder art. 6.3 Wet IB 2001) als de compensatie in het kader van een scheiding door de partner van de
pensioengerechtigde wordt ontvangen, waarbij het omzetten of afkopen van een pensioen in eigen beheer deel uitmaakt van het (echtscheidings)convenant. Hetzelfde (heffing en aftrekbaarheid) geldt voor de compensatie die wordt ontvangen door/betaald aan de ex-partner, die reeds voor de uitfasering recht had op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen, als gevolg van het omzetten van een pensioen in eigen beheer in een oudedagsverplichting of afkoop van een pensioen in eigen beheer.
Zo op het eerste gezicht kan men in de praktijk met deze antwoorden wel uit de voeten. Bij close reading van de ingenomen standpunten blijken echter de nodige kanttekeningen te kunnen en moeten worden geplaatst. Hiervoor heb ik al gewezen op het mogelijke
giftkarakter van de uitfaseringsafspraken en de wenselijkheid van een voorwaardelijke compensatie. De onderhavige compensatie kan worden ingezet om aan de
uitfaseringsafspraken het giftkarakter te ontnemen, maar zou (indien uit vrijgevigheid verstrekt) ook de ‘oorzaak’ van de gift kunnen zijn. Een gift van de pensioengerechtigde aan diens partner welteverstaan. Bij dit alles is het huwelijksvermogensregime van de betrokkenen mijns inziens zeer relevant, maar daarover geen woord in de ‘Vragen & Antwoorden’. Nu kan men betogen dat dit voor de heffing van en aftrekbaarheid voor de inkomstenbelasting in dit geval in principe niet relevant is, maar dan was een opmerking over het al dan niet voortdurende fiscale partnerschap tijdens huwelijk en na scheiding wel op zijn plaats geweest.
Tot volgende week!
Prof. mr. dr. W. Burgerhart
www.scholsburgerhartschols.nlwww.boomjuridisch.nl
© 2018 Boom juridisch | ScholsBurgerhartSchols
Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van EstateTip Review aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.