• No results found

Het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag : een meta-analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag : een meta-analyse"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband tussen Zelfbewuste Emoties en Agressief Gedrag: een Meta-analyse

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam S. E. (Sarina) Termeulen, 11406011 L. M. L. (Luca) Walburg, 11093013 Begeleider: mw. dr. A. (Anouk) Spruit Tweede beoordelaar: dhr. prof. dr. G. J. J. M. (Geert-Jan) Stams Amsterdam, juli, 2018

(2)

Abstract

As shown by various studies and research, self-conscious emotions are related to aggressive behaviour. In order to clarify the strength of these relations, two multilevel meta-analyses have been conducted. One was performed on the relation between shame and aggression, the other one on guilt and aggression. 47 studies were included, 35 for the meta-analyses for shame, including 23,221 respondents, and 199 effect sizes. To research the relation of guilt to

aggression, 33 studies were included with 15,146 respondents. In this meta-analysis, 152 effect sizes were included. Results showed a modest and positive correlation between shame and aggression (r = .107). This means that a higher degree of shame is related to a higher degree of aggression. On the contrary, a small and negative correlation is shown between guilt and aggression (r = .137), meaning that a higher degree of guilt is related to a lower degree of aggression. This indicates that there is a association between self-conscious emotions and aggressive behaviour. Because of the heterogeneous effect sizes, moderator analyses were also performed. The results of this analysation show that the characteristics of the constructs, in this case guilt or shame, and aggression can reinforce the link between self-conscious emotions and aggressive behaviour. The study characteristics continent, the method of measurement and the informant, proved to be significant moderators. Also sample characteristics, such as gender, age and type of target group, could influence the strength of the connection. An implication would be that treatments for aggression problems can focus on the experience of self-conscious emotions.

Key words; Aggression, Shame, Guilt, Self-conscious emotions, Multilevel meta-analysis

(3)

Abstract

Uit diverse onderzoeken is duidelijk geworden dat zelfbewuste emoties gerelateerd zijn aan agressief gedrag. Om de sterkte van deze relatie te verduidelijken zijn twee multilevel meta-analyses uitgevoerd; één naar de relatie tussen schaamte en agressie en de ander naar schuld en agressie. Er zijn 47 studies geïncludeerd. In totaal 35 studies met 199 effectgroottes en 23,222 respondenten voor de meta-analyse omtrent schaamte. Voor schuld zijn 33 studies geïncludeerd met een respondentenaantal van 15,146. In dit onderzoek zijn 152 effectgroottes meegenomen. Resultaten lieten een bescheiden, positieve correlatie zien tussen agressie en schaamte (r = .107), wat betekent dat een hogere mate van schaamte samenhangt met meer agressie. Daarentegen werd een bescheiden, negatieve correlatie gevonden

tussen schuld en agressie (r = -.137), wat betekent dat meer schuldgevoelens gepaard gaan met minder agressie. Dit indiceert dat er een verband is tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag. Gezien de heterogene effectgroottes is tevens een moderatoranalyse uitgevoerd. Deze resultaten lieten zien dat kenmerken op het gebied van de gemeten constructen zoals type schuld of schaamte en type agressie het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag kunnen modereren. Op het gebied van de studiekenmerken bleek het continent, de meetwijze en informant een significante moderator. Ook steekproefkenmerken als het geslacht, de leeftijd en het type doelgroep bleken invloed uit te oefenen op de sterkte van het verband. De

implicatie voor de praktijk is dat behandelingen voor agressieproblemen zich kunnen focussen op het ervaren van zelfbewuste emoties.

(4)

Het Verband tussen Zelfbewuste Emoties en Agressief Gedrag: een Meta-analyse

1. Introductie

Een veelvoorkomend probleem onder de forensische doelgroep zijn agressieproblemen (Van Baardewijk, Stegge, Bushman, & Vermeiren, 2009; Fluttert, 2012). Doordat agressie negatieve gevolgen heeft voor zowel de agressor als degene die geschaad wordt, is het van belang factoren die van invloed zijn op het ontstaan en in stand houden van agressie te

onderzoeken. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat zelfbewuste emoties, zoals schuld en schaamte, agressief gedrag beïnvloeden (Elison, Garofalo, & Velotti, 2014; Wallace & Taylor, 2009). Bestaande onderzoeken laten tegengestelde resultaten zien (Ang & Khoo, 2004; Stuewig, Tangney, Heigel, Harty, & McCloskey, 2010). Hierdoor is de grootte van het verband en eventuele moderatoren niet duidelijk. Niet eerder is een meta-analyse gedaan over dit onderwerp. De huidige meta-analyse schept duidelijkheid over wat het verband is tussen zelfbewuste emoties en agressie. Tevens zal dit onderzoek informatie geven over mogelijke moderatoren van dit verband. Begrip van de relatie tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag helpt om in behandelingen tegen agressie te focussen op deze veranderbare factoren. Dit met het oog op het vergroten van de slagingskans van de behandeling en om het recidiverisico te verkleinen voor geweldplegers.

Diverse onderzoekers hebben zich gebogen over de definitie van agressie. Er zijn zeer uiteenlopende opvattingen. Zo beschrijft Bandura (1973) agressie als schadelijk gedrag dat tegen de sociale normen van individuen indruist. Daarentegen ziet Berkowitz (1993) agressie als doelgericht gedrag om andere te schaden. Overkoepelend kan gesteld worden dat agressie gedrag omvat dat iemand schade toebrengt (Kempes, Matthys, de Vries, & van Engeland, 2005). Volgens Suris, Lind, Emmett, Borman, Kashner, en Barratt (2004) hangen andere begrippen zoals boosheid, vijandigheid en geweld nauw samen met agressie. Echter, is er een groot verschil tussen deze constructen. Boosheid is een emotie, waarbij negatieve gevoelens

(5)

zoals irritaties en ongenoegen een rol spelen (Spielberger, Jacobs, Russell, & Crane, 1983). Boosheid kan als motivatie dienen om agressief gedrag te vertonen, maar het construct duidt alleen op het emotionele aspect. Vijandigheid refereert naar negatieve evaluaties van situaties en personen (Buss, 1961). Vijandigheid kan leiden tot agressie, maar in essentie gaat het om negatieve evaluaties. De constructen lijken overlap met elkaar te hebben, maar er is wel degelijk onderscheid te maken. In tegenstelling tot vijandigheid en boosheid draait agressie echt enkel om gedrag en de intentie om iemand schade toe te brengen (Orobio de Castro, Veerman, Koops, Bosch, & Monshouwer, 2002). Dit huidig onderzoek richt zich enkel op het gedragsmatige- en intentionele aspect; agressie.

Agressie kan op diverse manieren gecategoriseerd worden. Zo kan agressie verdeeld worden in verbaal en fysiek. Een andere verdeling van agressie betreft openlijk of bedekt. Openlijke agressie is veelal duidelijk zichtbaar en/of hoorbaar. Daarentegen heeft bedekte agressie betrekking op gedrag/intenties die niet direct zichtbaar en/of hoorbaar zijn, maar wel de bedoeling hebben om anderen schade toe te brengen (Van der Ploeg, 2014). Ook kan agressie gecategoriseerd worden in reactief en proactief. Reactieve agressie vindt zijn oorsprong in het agressiemodel van Berkowitz (1993). Dit model beschrijft dat frustratie de oorzaak is van agressie (Krahé, 2001). Door toenemende frustraties kan agressie worden gebruikt tegen de veroorzaker van de frustraties om op deze manier de bron van irritaties af te zwakken. Bij reactieve agressie staat centraal dat het wordt gebruikt om een bron van angst, frustraties of eventuele dreiging uit te schakelen of te verminderen. Bij proactieve agressie wordt de agressie doelbewust ingezet. Er is geen uitlokkende bron van frustraties, maar de persoon zelf zet de agressie in om een doel te bereiken. Beide vormen van agressie hebben negatieve gevolgen voor de persoon die geschaad wordt en in sommige situaties ook voor de agressor zelf (Van der Ploeg, 2014).

(6)

Diverse factoren beïnvloeden agressief gedrag, waaronder moraliteit. De rol van moraliteit in het ontstaan van agressie is volgens Trivedie-Bateman (2015) in het verleden op grote schaal ontkend. Tegenwoordig wordt moraliteit vaker in verband gebracht met negatieve handelingen zoals criminaliteit en agressie (Stams, Brugman, Dekovic, van Rosmalen, & van der Laan, 2006). Een lager moreel redenatie niveau kan resulteren in agressief gedrag (Tangney & Fischer, 1995; Trivedie-Bateman, 2015). Bij moreel redeneren spelen morele emoties, zoals schuld en schaamte een rol. De mate van het voelen van schuld en schaamte beïnvloedt de manier waarop negatief handelen wordt geëvalueerd. De manier waarop iemand deze gevoelens ervaart maakt of een individu de negatieve handelingen herhaaldelijk zal uitvoeren (Wikström & Treiber, 2009). Hieruit is te constateren dat zowel schuld- en schaamtegevoelens de

ontwikkeling van agressie beïnvloeden.

Schuld- en schaamtegevoelens behoren tot zelfbewuste emoties. Ze spelen een fundamentele rol in de motivatie en regulatie van onze gedachten, gevoelens en gedragingen (Tracy & Robins, 2004). Deze emoties kunnen als sociale emoties worden bestempeld en hebben betrekking op het bewustzijn van onszelf en het bewustzijn van de reacties van anderen (Dunn, 2002). Zelfbewuste emoties kunnen worden onderscheiden in twee subcategorieën (Niedenthal, Krauth-Gruber, & Ric, 2006). De eerste categorie omvat de sociale vergelijkings-emoties als jaloezie en afgunst, waarbij men eigen bezittingen en kwaliteiten met die van anderen vergelijkt. De tweede categorie bevat de zelf-evaluatieve emoties als schuld, schaamte, trots en overmoed. Voor deze emoties geldt dat er een vergelijking wordt gemaakt tussen het zelf en persoonlijke of maatschappelijke normen, waarden en doelstellingen. Deze studie richt zich op de zelf-evaluatieve emoties schuld en schaamte.

De zelfbewuste emoties spelen een rol in het evalueren van gedachten en acties vanuit persoonlijke morele normen en waarden. Als de zelfevaluatie in strijd is met onze normen en waarden kunnen negatieve zelfbewuste emoties, als schaamte en schuld, worden opgeroepen

(7)

(Schalkwijk, 2015; Tangney & Dearing, 2002; Tangney, Stuewig, & Mashek, 2007). Deze emoties worden ervaren als onprettig. Men probeert situaties, die deze onprettige emoties veroorzaken, te voorkomen en te mijden. Deze emoties kunnen verschillende handelingen teweegbrengen. Zo kan de schuld op andere worden afgeschoven of schaamtevolle situaties worden gebagatelliseerd. De emoties kunnen zelfs zo onprettig aanvoelen dat het boosheid veroorzaakt en fungeren als trigger voor agressief gedrag (Roberton, Daffern, & Bucks, 2012). Dit is een coping strategie om negatieve zelfbewuste emoties als schaamte en schuld te

voorkomen en het zelf te beschermen (Fonagy, 2004).

Schaamte lijkt positief gerelateerd aan agressie (Stuewig et al., 2010; Tangney, Niedenthal, Covert, & Barlow, 1998; Thomaes, Bushman, Stegge, & Olthof, 2008). Zo geldt dat wanneer er sprake is van hoge mate van schaamte, er ook vaker agressief gedrag vertoond wordt. Schaamte is een onaangename aversieve psychosociale emotie die voorkomt wanneer er sprake is van een discrepantie tussen de overtuigingen van het zelf en overtuigingen over hoe de ideale zelf zou zijn (Tangney et al., 1998). Het kan omschreven worden als een affect dat enerzijds wordt veroorzaakt door het devalueren of veroordelen van het zelf en/of anderzijds uit angst hoe anderen jou evalueren (Elison, 2005; Fessler, 2007; Gilbert, 2007; Gilligan, 2003; Nelissen, Breugelmans, & Zeelenberg, 2013; Scheff, 1987; Scheff, 2009). Daarnaast lijkt schuld als beschermer voor agressie te fungeren (Beyers, Loeber, Wikström, & Stouthamer-Loeber, 2001; Krettenauer, Campbell, & Hertz, 2013; Tibbetts, 2003). Middels schuld wordt veelal verwezen naar spijt over wangedrag. Men voelt zich verantwoordelijk voor het gedrag dat geïnternaliseerde standaarden heeft geschonden of leed bij de ander heeft veroorzaakt. Zo is men geneigd het zelf goed te maken of zichzelf te straffen. Bij schuld gaat het vaak over de bezorgdheid over de gevoelens van anderen (Malti & Krettenauer, 2013). Schuld is minder pijnlijk dan schaamte. Bij schuldgevoelens is sprake van spanning, wroeging en spijt. Dit heeft overigens geen invloed op andermans identiteit. Bij schaamte gaat het voornamelijk om het

(8)

ongedaan maken van aspecten van het zelf. Bij schuld gaat het juist om het ongedaan maken van aspecten van het gedrag (Niedenthal, Tangney, & Gavanski, 1994).

In het huidige onderzoek zal gekeken worden naar de sterkte van het verband tussen negatieve zelfbewuste emoties (schuld en schaamte) en agressief gedrag. Op grond van eerder onderzoek wordt verwacht dat schaamte positief gerelateerd is aan agressie en schuld negatief (e.g., Beyers et al., 2001; Stuewig et al., 2010). Er worden twee meta-analyses uitgevoerd, omdat uit onderzoek blijkt dat schuld en schaamte twee verschillende constructen zijn (Lindsay-Hartz, 1984; Malti & Krettenauer, 2013; Tangney et al., 1998). Er bestaan vele onderzoeken die uitspraken doen over de relatie tussen schaamte- en schuldgevoelens en agressief gedrag, waardoor genoeg data beschikbaar is om twee meta-analyse uit te voeren.

Daarnaast zal ook gekeken worden naar diverse moderatoren die van invloed zijn op deze relatie. Uit verschillende onderzoeken lijken moderatoren, zoals leeftijd en geslacht, van invloed te zijn op het te onderzoeken verband. Het uiten van agressie en de intensiteit lijkt afhankelijk van de leeftijd (Toldos, 2005; Tsorbatzoudis, Travlos, & Rodafinos, 2013). Naarmate men ouder wordt, lijkt men bewuster te worden van de consequenties van agressief gedrag. Naast dat leeftijd een verschil maakt in de manier waarop agressie wordt geëvalueerd, lijken ook de beweegredenen voor agressief gedrag leeftijdsafhankelijk. Een andere mogelijke moderator is geslacht. In diverse onderzoeken komt naar voren dat mannen en vrouwen emoties anders beleven (Shields, 2002). Dit geldt eveneens voor het ervaren van schuld en/of schaamte (Else-Quest, Higgins, Allison, & Morton, 2012). Daarnaast is er ook een verschil gevonden in hoe mannen en vrouwen agressief gedrag vertonen (Harris, 1996; Tsorbatzoudis et al., 2013). Tevens lijkt etniciteit invloed te hebben op de manier waarop agressie wordt vormgegeven (Harris, 1996). Binnen diverse culturen bestaan verschillende beweegredenen om agressief gedrag te vertonen. Deze cultuurverschillen maken dat agressief gedrag anders geëvalueerd kan worden. Concluderend kan gesteld worden dat moderatoren als leeftijd, geslacht en etniciteit

(9)

steekproefkenmerken zijn die het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag kunnen beïnvloeden.

Naast steekproefkenmerken worden ook kenmerken van de gemeten constructen als moderator onderzocht, zoals de manier waarop agressief gedrag is gemeten. Dit kan de

resultaten beïnvloeden (Suris et al., 2004). Al eerder is gebleken dat diverse constructen nauw samenhangen met agressie. Echter, richt deze meta-analyse zich alleen op het gedragsmatige en intentionele aspect. Iemand die zich boos voelt, maar verder geen handeling geeft aan deze emoties, wordt niet als agressief beschouwd. Binnen diverse onderzoeken is terug te zien dat agressie op veel manieren gemeten kan worden. Er zijn zelfrapportage vragenlijsten die agressie meten, maar ook experimenten. Bij experimenten worden respondenten blootgesteld aan situaties die mogelijk agressief gedrag triggeren. Agressie gemeten door middel van experimenten heeft als nadeel dat de externe validiteit laag is (Bryman, 2016). De resultaten van de experimenten zijn niet generaliseerbaar naar andere situaties, omdat de data is verzameld in een gemanipuleerde setting. De manier waarop agressie gemeten wordt, is van invloed op zowel het verband als de sterkte van het verband. Op grond hiervan zal tevens de meetwijze van de te onderzoeken constructen als moderator worden meegenomen in dit onderzoek.

2. Methode

2.1 Inclusie- en exclusiecriteria

Voor deze meta-analyses zijn uitsluitend wetenschappelijke studies geselecteerd die onderzoek hebben verricht naar de relatie tussen zelfbewuste emoties en agressie. De

zelfbewuste emoties in de huidige studie hebben betrekking op schuld- en schaamtegevoelens. Dit onderzoek richt zich enkel op gedrag en de intentie om agressie te vertonen. Hierbij gaat het om zowel bewust als onbewust iets of anderen lichamelijk en/of psychisch te kwetsen, te beschadigen en/of kapot te maken (Krahé, 2013; Suris et al., 2004). ‘Violent/violence’, oftewel

(10)

het gebruiken van fysiek geweld, wordt veelal als synoniem gebruikt voor agressie/agressief gedrag. Dit geldt eveneens voor ‘hostile/hostility’, waarbij het gaat om het vertonen van vijandelijk gedrag (Suris et al., 2004). Andere variabelen die samenhangen met agressief gedrag, zoals emoties of persoonlijkheidskenmerken, worden niet gemeten in dit onderzoek.

In de huidige twee meta-analyses zijn 47 studies geïncludeerd. Van de 47 studies hebben 21 studies zowel het construct schaamte als schuld gemeten. In totaal zijn er 35 onderzoeken geïncludeerd voor schaamte en 33 voor schuld. Hiervan zijn zes studies proefschriften, doctorale dissertaties en/of manuscripten. Deze zijn niet gepubliceerd in tijdschriften, maar wel via databases vrijgegeven. De meta-analyse van schaamte en agressief gedrag bevat in totaal 63 steekproeven. Voor de meta-analyse van schuld heeft dit een totaal van 49 steekproeven opgeleverd. Alle geïncludeerde studies zijn opgenomen in tabel 1. Hierbij zijn diverse kenmerken, zoals impactfactor van het tijdschrift, onderzoeksdesign en het

percentage mensen met Kaukasische afkomst in de sample weergegeven. De geïncludeerde studies zijn opgenomen in de referentielijst van dit onderzoek.

Tabel 1

Studie kenmerken van geïncludeerde studies

Auteur (jaar) N IV Peer

re-view

IF Design Info Con-

tinent Type doel-groep % man % cauc Lft

Allison (2000) 48 Beide Nee - Cross Zelf NA NK .00 - <18

Ang and Khoo (2004) 331 Schaamte Ja 0.68 Cross Zelf Azië KL .52 .04 <18

Aslund, Starrin, Leppert, and Nilsson (2009)

5396 Schaamte Ja 2.76 Cross Zelf EU NK .52 .86 <18

Chaux, Arboleda, and Rincon (2012)

1235 Schuld Ja 0.23 Cross Zelf ZA NK .59 - <18

Colasante, Zuffianò, and Malti (2015)

242 Schuld Ja 1.97 Cross Zelf NA NK .50 .46 <18

Colasante, Zuffianò, Malti, and Zuffianò (2016)

80 Schuld Ja 3.68 Cross Zelf NA NK .47 .48 <18

Colasante and Malti (2017) 110 Schuld Ja 2.67 Cross Zelf NA NK .54 .44 <18

(11)

Crocker, Haller, Norman, and Angkaw (2016)

127 Beide Ja 1.76 Cross Zelf NA KL .95 .25 >18

Cohen, Wolf, and Insko (2011)

450 Schaamte Ja 4.23 Cross Zelf NA NK .47 - <18

Ellenbogen, Trocmé, Wekerle, and McLeod (2015)

163 Beide Ja 0.55 Long Zelf NA KL .36 .26 <18

FinziDottan, Bilu, and Golubchik (2011)

119 Schuld Ja 1.23 Cross Zelf Azië NK .53 .41 <18

Gilbert and Miles (2000) 155 Beide Ja 1.82 Cross Zelf EU NK .21 - -

Gold, Sullivan, and Lewis (2011)

112 Schaamte Ja 1.89 Cross Zelf NA NK .80 .38 Beide

Hedgepeth (2006) 97 Schaamte Nee - Cross Zelf NA NK .36 .16 >18

Hundt and Holohan (2012) 264 Beide Ja 5.45 Cross Zelf NA KL 1.00 .76 >18

Huxel (2016) 30 Beide Nee - Cross Zelf NA KL 1.00 .30 >18

Jakupcak, Tull, and Roemer (2005)

204 Schaamte Ja 2.78 Cross Zelf EU NK 1.00 .03 >18

Kivisto, Kivisto, Moore, & Rhatigan (2011)

423 Beide Ja 1.24 Cross Zelf NA NK 1.00 .87 >18

Leisring (2009) 60 Schuld Ja 1.11 Cross Zelf NA NK 0.00 .03 Beide

Marcotte (2018) 101 Beide Nee - Cross Zelf NA NK .28 .64 >18

Mescher and Rudman (2014) 212

358 126 101 65

Schaamte Ja 2.50 Cross Zelf NA NK 1.00

0.00 1.00 0.00 1.00 .50 .50 .49 .49 .50 >18

Mosher and Anderson (1986) 118 Beide Ja 2.92 Cross Zelf NA NK 1.00 - >18

Novin and Rieffe (2015) 219 Beide Ja 2.00 Cross Beide EU NK .53 - <18

Olthof (2012) 363 Beide Ja 1.43 Cross Beide EU NK .52 - <18

Paulhus, Robins, Trzesniewski, and Tracy (2004)

283 4111

Beide Ja 1.30 Cross Zelf NA NK .42

.34

- >18

Rainey Gibson and Gooden (2001)

97 Schaamte Ja - Cross Zelf NA NK .52 .07 <18

Roos, Hodges, and Salmivalli (2014)

395 Beide Ja 3.23 Cross Zelf EU NK .43 - <18

Roos, Salmivalli, and Hodges (2011)

378 Beide Ja 2.31 Cross Zelf EU NK .43 - <18

Roos, Salmivalli, and Hodges (2015)

(12)

Saltz and Epstein (1963) 37 Schuld Ja 5.72 Cross Zelf NA NK 1.00 - >18

Schibik (2002) 278 Schaamte Nee - Cross Zelf NA KL 1.00 .86 >18

Schill (1972) 64 Schuld Ja 4.59 Cross Zelf NA NK 0.00 - -

Schill and Schneider (1970) 130 Schuld Ja 0.83 Cross Zelf NA NK .45 - <18

Schill and Schneider (1970) 70 Schuld Ja 0.83 Cross Zelf NA NK 0.00 - <18

Schoenleber, Sippel, Jakupcak, and Tull (2015)

103 Beide Ja 1.58 Cross Zelf NA KL 1.00 .66 >18

Shapiro, Dorman, Burkey, Welker, and Clough (1997)

1619 Schaamte Ja 3.79 Cross Zelf NA NK .58 .51 <18

Silfver-Kuhalampi, Figueiredo, Sortheix, and Fontaine (2015)

101 354 292 160

Beide Ja 0.65 Cross Zelf ZA

EU EU EU NK .15 .24 .21 .05 - >18 Beide >18 Beide

Sippel and Marshall (2011) 47 Schaamte Ja 3.11 Cross Zelf NA KL .23 .85 >18

Snir, Itzhaky, and Solomon (2017)

230 Schuld Ja 1.90 Long Zelf Azië KL 1.00 - >18

Stanger, Kavussanu, and Ring (2012)

71 Schuld Ja 2.45 Cross Zelf EU NK .52 - Beide

Stuewig, Tangney, Heigel, Harty, and McCloskey (2010)

250 234 507 250

Beide Ja 2.42 Cross Beide NA NK

NK NK KL .26 .43 .70 .48 .51 .64 .36 - >18 <18 >18 <18 Tangney, Wagner,

Hill-Barlow, Marschall, and Gramzow (1996)

302 427 176 194

Beide Ja 5.02 Cross Zelf NA NK .50

.48 .24 .54 .47 .47 .70 .87 <18 >18 >18 >18 Tangney, Wagner, Fletcher,

and Gramszow (1992)

252 Beide Ja 5.02 Cross Zelf NA NK .29 .77 >18

Thomaes, Bushman, Stegge, and Olthof (2008)

163 Schaamte Ja 4.20 Cross Zelf NA NK .54 .96 <18

Velotti, Garofalo, Bottazzi, and Caretti (2017)

380 Schaamte Ja 1.64 Cross Zelf EU NK .34 1.00 >18

Wiginton, Rhea, and Oomen (2004)

239 Beide Ja 0.95 Cross Zelf NA NK .38 .39 >18

Note. N = totale sample aantal; IV = onderzochte construct schuld, schaamte of beide; Peer review = gepubliceerd

in een peer-reviewed artikel; IF = impactfactor tijdschrift; Design = cross-sectioneel of longitudinaal; Cross = cross-sectioneel; Long = longitudinaal; Info = zelfrapportage of anderen; Zelf = zelfrapportage; Continent = locatie van studie; NA = Noord-Amerika; EU = Europa; Type doelgroep = klinische of niet klinische; KL = klinisch; NK = niet klinisch; %man = percentage mannen in sample; %cauc = percentage Kaukasische afkomst; Lft = leeftijd boven of onder de 18 jaar.

(13)

2.2 Geselecteerde studies

Voor deze studie is een meta-analyse uitgevoerd waarbij de relatie tussen zelfbewuste emoties en agressie nader is onderzocht. Voor dit onderzoek zijn alle studies, gericht op het onderzochte verband, geselecteerd die tot en met 2018 zijn gepubliceerd. Om de studies te selecteren is gebruik gemaakt van de databanken EBSCOhost, Google Scholar, PsychINFO en Science Direct. Hierbij zijn de volgende zoektermen gebruikt: ‘aggression’, ‘aggressive’, ‘violent’, ‘violence’, ‘hostile’, of ‘hostility’ in combinatie met ‘shame’, ‘guilt’, of ‘self-conscious emotions’. Er is gebruikt gemaakt van Engelse zoektermen om zoveel mogelijk artikelen te selecteren die het verband tussen zelfbewuste emoties en agressie meten. Naast gepubliceerde artikelen in de databanken is contact opgenomen met belangrijke auteurs, zodat ook (nog) ongepubliceerde artikelen en proefschriften omtrent het onderzochte verband in het huidige onderzoek zijn meegenomen. In Figuur 1 zijn de stappen van de zoektocht naar artikelen weergegeven in een stroomschema.

2.3 Moderatoren

Voor deze meta-analyse is de sterkte van het verband tussen zelfbewuste emoties en agressie nader onderzocht. De zelfbewuste emoties zijn de onafhankelijke variabele en agressie de afhankelijke variabele. Hiernaast is ook onderzoek gedaan naar moderatoren die het verband kunnen versterken. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn diverse variabelen van de geselecteerde studies gecodeerd in een codeboek. De codering had betrekking op

constructkenmerken, steekproefkenmerken en studiekenmerken. In totaal zijn er 38

moderatoren gemeten. Allereerst zijn variabelen over de zelfbewuste emoties gecodeerd. Er is genoteerd of de zelfbewuste emoties een persoonskenmerk (trait) of een stemming (state) waren. Schaamte is gecodeerd volgens de classificatie van Kim, Thibodeau, en Jorgensen (2011). Middels deze classificatie is gecodeerd of het meetinstrument interne of externe schaamte onderzocht. Interne schaamte gaat om schaamte omtrent de manier waarop iemand zichzelf beoordeelt. Daarentegen draait externe schaamte om schaamte die wordt ervaren,

(14)

doordat de omgeving bepaalde gedragingen negatief evalueert. Ook is gecodeerd of het om context gelegitimeerde of gegeneraliseerde schaamte gaat. Context gelegitimeerde schaamte staat voor situatiegebonden schaamte en generalized voor schaamte die wordt ervaren in het algemeen. Voor schuld is ook onderscheid gemaakt tussen persoonskenmerk (trait) en stemming (state). Daarnaast is schuld gecodeerd in drie categorieën; context gelegitimeerde, gegeneraliseerde en maladaptieve schuld (schuld die wordt ervaren zonder schuldig te zijn) (Kim et al., 2011). Deze laatste categorie werd in de geïncludeerde studies niet gemeten. Om deze reden is de moderatoranalyse alleen gedaan met context gelegitimeerde en

gegeneraliseerde schuld.

Figuur 1

(15)

Het type agressie is gecodeerd door middel van drie categorieën, namelijk agressie type één (algemeen, verbaal en fysiek), type twee (algemeen, openlijk of bedekt) en type drie (algemeen, reactief of proactief). Alle drie de categorieën bevatten een code met agressie algemeen. Agressie algemeen is gecodeerd als niet duidelijk in de studie naar voren kwam om wat voor een soort agressie het ging. Bij agressie type twee wordt met openlijke agressie gerefereerd naar psychische en/of fysieke agressie. Bedekte agressie staat voor liegen en aanhoudend tegendraads gedrag. Agressie type drie bevatte de code reactieve agressie, wat duidt op agressie die is ontstaan als reactie op frustrerende of dreigende situaties. Proactieve agressie verwijst naar het type agressie dat ingezet wordt om doelen te bereiken (Geen & Donnerstein, 1998). Tevens is gecodeerd of het soort agressie intentioneel of gedragsmatig is. Waarbij intentionele agressie draait om de neigingen/gedachten iemand schade te berokkenen. Het gedragsmatige aspect heeft daarentegen weer betrekking op het gedrag om iemand schade toe te brengen. Tot slot werd partnergeweld ook als mogelijke moderator onderzocht.

Ten slotte zijn ook steekproefkenmerken en studiekenmerken gecodeerd. De volgende steekproefkenmerken zijn gecodeerd: geslacht, leeftijd (boven of onder de 18 jaar), etniciteit en type doelgroep (klinisch, niet klinisch of veroordeeld). Ook zijn verschillende studiekenmerken gecodeerd, zoals het publicatiejaar, design (longitudinaal of cross-sectioneel), naam van de auteurs en of het artikel peer reviewed is (ja of nee). Als een artikel peer reviewed is betekent dit dat het artikel door andere vakgenoten is getoetst op kwaliteit. De vakgenoten geven

feedback op het artikel om de kwaliteit te verbeteren en dan pas wordt het artikel gepubliceerd. De volgende studiekenmerken zijn ook toegevoegd aan de moderatoranalyse: impactfactor van het tijdschrift, de effectgrootte en de steekproefgrootte. Ook kenmerken zoals continent

(Noord-Amerika of niet Noord-Amerika) en informant agressie (zelf, anderen of beide) zijn gecodeerd. Verder is genoteerd op welke manier de constructen zijn gemeten (vragenlijst of anders). Al deze gegevens zijn verwerkt in het programma SPSS.

(16)

2.4 Analyseplan

Voor deze meta-analyse zijn twee afzonderlijke meta-analyses uitgevoerd; één over het verband tussen agressie en schaamte, en de ander over het verband tussen agressie en schuld. Middels de richtlijnen van Lipsey en Wilson (2001) is voor iedere effectgrootte per studie de correlatiecoëfficiënt r uitgerekend. Zo is het mogelijk te bepalen of de onderzochte variabelen met elkaar samenhangen. Een r van .10 is klein, .25 is gemiddeld en .40 is groot (Lipsey & Wilson, 2001). Hierbij geldt dat hoe groter de correlatie wordt, hoe sterker het verband is. De richting van het verband kan echter wel verschillen. Zo kan r zowel negatief als positief zijn en tussen de -1 (perfecte negatieve correlatie) en +1 (perfecte positieve correlatie) vallen. Wanneer

r positief is betekent dit dat hogere niveaus van zelfbewuste emoties gerelateerd zijn aan meer

agressief gedrag en vice versa. Bij een negatieve correlatie zijn hogere niveaus van zelfbewuste emoties gerelateerd aan minder agressief gedrag of andersom. Bij een correlatie van 0 geldt dat er geen sprake van een samenhang is (Lipsey & Wilson, 2001).

Voor de geselecteerde studies geldt dat er diverse soorten agressie zijn gerapporteerd. Deze gegevens zijn op verschillende wijze gemeten (vragenlijst, interviews, observaties of experiment). Ook geldt dat diverse middelen zijn ingezet om zelfbewuste emoties te meten. Op grond hiervan zijn per studie meerdere effectgroottes gevonden. Om rekening te houden met de afhankelijkheid van de data is een multilevel meta-analyse uitgevoerd volgens de methode van Wibbelink en Assink (2015). Een multilevel meta-analyse wordt uitgevoerd op drie levels. In dit onderzoek wordt op level drie de variantie onderzocht van de effectgroottes tussen studies. Op level twee wordt gekeken naar de variantie tussen effectgroottes binnen dezelfde studies. Level één kijkt naar de steekproefvariantie. De steekproefvariantie laat zien hoeveel variantie er is binnen een onderzoeksgroep (Wibbelink & Assink, 2015). Per studie zijn meerdere effectgroottes toegevoegd, dit maakte het mogelijk om uitgebreide moderatoranalyses uit te voeren (Van den Noortgate & Onghena, 2003).

(17)

De analyses zijn gedaan in het statistiek programma R. Om de analyses te kunnen doen zijn eerst van alle categorische en dichotome variabelen, dummy-variabelen gemaakt. Daarna is er gekeken naar outliers in effectgroottes. Een effectgrootte die 3.29 standaarddeviaties boven het gemiddelde ligt is een outlier (Tabachnik & Fidell, 2007). In beide meta-analyses zijn outliers gevonden. Deze outliers zijn handmatig teruggebracht naar een waarde die op 3.29 standaarddeviaties van het gemiddelde ligt. Daarna zijn continue variabelen gecentreerd en is een nieuwe variabelen gemaakt door het gemiddelde af te trekken van alle specifieke waardes. Vervolgens zijn alle correlaties omgerekend naar Fisher Z en is de standaard error berekend middels de formule van Lipsey en Wilson (2001). Als laatste voorbereiding op de analyses is de variantie berekend.

Als alle effectgroottes zijn geconverteerd naar r moet vastgesteld worden of de

verdeling van de effectgroottes homogeen of heterogeen zijn. Dit is van belang aangezien het overall effect geen goede representatie is van het daadwerkelijke effect wanneer deze

heterogeen is (Born & Mol, 2006). Daarnaast is het ook van belang om een heterogeniteit analyse te doen, omdat dan duidelijk wordt of moderatoren het verband tussen agressie en schuld of schaamte beïnvloeden. Als de data homogeen is, zijn er weinig andere factoren van invloed op het verband. Dit betekent dat het uitvoeren van een moderatoranalyse geen

toegevoegde waarde heeft. Middels statistiek programma R is een log-likelihood-ratio-toets uitgevoerd om de homogeniteit van de data te meten en na te gaan of het gevonden verband een juiste representatie is van het echte verband (Wibbelink & Assink, 2015). Hunter en Schmidt (2004) hebben voor deze toets een 75 procent regel bedacht. Deze regel houdt in dat als minder dan 75 procent van de totale variantie toegeschreven kan worden aan sampling variantie, er sprake is van heterogeniteit. Door middel van deze heterogeniteit toets kan getest worden of moderatoren van invloed zijn op het verband.

(18)

De overall effectgrootte is berekend met behulp van statistiek programma R. In dit programma is gebruik gemaakt van de metafor package. Deze metafor package werkt met de maximum-likelihood-schatter en de Knapp-Hartung methode (Viechtbauer, 2010; Weisz et al., 2013; Wibbelink & Assink, 2015). Tevens is de omnibustoets uitgevoerd om na te gaan of specifieke moderatoren invloed uitoefenen op het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag (Wibbelink & Assink, 2015).

2.5 File drawer bias

Er bestaat een kans dat niet alle artikelen die het onderzochte verband onderzoeken gepubliceerd zijn. In dit onderzoek is rekening gehouden met deze publicatiebias door niet alleen gepubliceerde studies te includeren, maar ook ongepubliceerde studies. Door deze dissertaties mee te nemen binnen deze meta-analyses wordt er een completer beeld gegeven van de bestaande literatuur en onderzoeken omtrent het verband tussen zelfbewuste emoties en agressie (Cook, Guyatt, Ryan, Clifton, Buckingham, Willan, & Oxman, 1993). Om rekening te houden met een publicatiebias zou de trim and fill methode toegepast kunnen worden (Duval & Tweedie, 2000). Echter, is een bekend nadeel van deze methode dat deze slecht presteert bij heterogene effectgroottes (Peters, Sutton, Jones, Abrams, & Rushton, 2007; Terrin, Schmid, Lau, & Olkin, 2003). Om deze reden is de trim and fill methode niet toegepast.

3. Resultaten

Voor dit onderzoek zijn twee aparte meta-analyses gedaan; een over de relatie tussen schaamte en agressie en een over de relatie tussen schuld en agressie. De resultaten worden per meta-analyse uitgelegd. Eerst wordt de relatie tussen schaamte en agressie beschreven aan de hand van de overall effectgrootte en de moderatoranalyse. Daarna wordt hetzelfde gedaan voor de relatie tussen schuld en agressie. In tabel 2 staan de resultaten van de overall effectgroottes per meta-analyse. Tabellen 3 en 4 geven de effecten van de moderatoren per relatie weer.

(19)

Deze meta-analyse bevatte 63 (k) studies met daarin 199 (#ES) effectgroottes, afkomstig uit de jaren 1986 tot en met 2018. De totale steekproef bestond uit 23,222 participanten met een gemiddelde leeftijd van 23.76 (leeftijd range = 9.42 - 43.10). Hiervan was 54.64 procent man. Het percentage respondenten van Kaukasische afkomst betrof 53.10 procent. Belangrijk te vermelden is dat in 20 studies de gemiddelde leeftijd ontbrak en bij 27 studies het percentage Kaukasische afkomst.

Uit deze meta-analyse is een klein, positief verband gevonden tussen agressie en schaamte, r = 0.107; 95% BI = 0.051 - 0.164; p < .001. Het positieve significante verband betekent dat als iemand meer schaamtegevoelens ervaart, hij/zij meer agressief gedrag kan vertonen. Omgekeerd kan het betekenen dat wanneer iemand meer agressief gedrag vertoont er ook meer schaamtegevoelens kunnen worden waargenomen.

Voor deze meta-analyse is gekeken naar de variantie op level twee en drie. Op beide levels is een significante variantie gevonden. Op level twee betekent dit dat er een variantie is tussen effectgroottes van de geïncludeerde studies. Op level drie wijst dit op een variantie tussen de studies. Deze twee significante varianties indiceren dat er sprake is van heterogene data. Andere moderatoren, zoals geslacht en leeftijd, kunnen dus van invloed zijn geweest op het onderzochte verband. Om deze reden is een moderatoranalyse uitgevoerd.

Naast de variantie op level twee en drie is ook gekeken naar de verklaarde variantie op drie niveaus. Niveau één geeft een weergave van de verklaarde variantie van effectgroottes binnen de populatie. Op dit niveau is een kleine variantie gevonden, namelijk 4.77 procent. De variantie op dit niveau is een schatting, omdat deze afhankelijk is van de grootte van de

steekproef van de studies (Wibbelink & Assink, 2015). Op niveau twee is een grotere

verklaarde variantie te zien (17.10 procent). Dit betekent dat er meer variantie verklaard wordt door effectgroottes binnen dezelfde studie. De meeste variantie tussen de effectgroottes wordt verklaard door verschillen tussen studies (niveau drie), namelijk 78.13 procent.

(20)

Tabel 2

Effect relatie tussen agressie en zelfbewuste emoties

Uitkomst- Maat

K #ES Mean r 95% BI P Q2

level2 Q2level3 % Var.

Level 1 % Var. Level 2 % Var. Level 3 Schaamte 63 199 .107 [.051, .164] <.001*** 621.6471*** 111.6512*** 4.77 17.10 78.13 Schuld 49 152 -.137 [-.198, -.078] <.001*** 60.0603*** 97.3548*** 8.44 12.32 79.25

Note. k = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; Mean r = gemiddelde effectgrootte; BI =

betrouwbaarheidsinterval; p = p-waarde; Q2

level2 = variantie tussen effectgroottes binnen een studie; Q2level3 =

variantie tussen studies; % Var. = percentage verklaarde variantie. + = p < .10. * = p < .05. ** = p < .01. *** = p < .001.

3.2. De moderatoranalyse van de relatie tussen schaamte en agressie

In tabel 3 staan de resultaten van de moderatoranalyse. Deze tabel laat zien dat verschillende moderatoren van invloed zijn geweest op de sterkte van het verband tussen schaamte en agressie.

Kenmerken gemeten constructen

De eerste categorisering van type agressie (algemeen, verbaal of fysiek) had een significant modererend effect op de relatie tussen agressie en schaamte. Er werden sterkere verbanden gevonden wanneer algemene agressie werd gemeten, in vergelijking tot verbale of fysieke agressie. Alle overige kenmerken van de gemeten constructen bleken geen significante moderator, betreffende de drie categorieën van schaamte (persoonstrek of stemming; algemeen of context gelegitimeerd; interne of externe), de tweede (algemeen, openlijk of latent) en derde (algemeen, proactief of reactief) categorie van agressie, de uiting van agressie (intentioneel of gedragsmatig) en partnergeweld (ja of nee).

Studiekenmerken

Het publicatiejaar van de geïncludeerde studies is een significante moderator gebleken. Dit betekent dat recentere studies zwakkere effectgroottes lieten zien dan oudere studies. Eveneens was het continent (Noord-Amerika of niet Noord-Amerika) waar de studies zijn

(21)

uitgevoerd ook significant van aard. Er werden sterkere verbanden gevonden voor studies die zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten ten opzichte van andere continenten. Ook de informant om de agressiemaat (zelfrapportage of anderen) te meten bleek significant. Het zelf rapporteren van agressief gedrag of intenties leek een sterkere moderator dan wanneer anderen dit over de respondent hadden gerapporteerd. Alle overige studiekenmerken, gepubliceerd (ja of nee), impactfactor, peer reviewed (ja of nee) en meetwijze agressie (vragenlijst of anders), bleken geen significante moderator voor de relatie tussen agressie en schaamte.

Steekproefkenmerken

Binnen de steekproefkenmerken zijn geen significante moderatoren gevonden, betreffende percentage Kaukasische afkomst, geslacht (man, vrouw of beide), percentage mannen, leeftijd (kind <18, volwassenen >18 of beide en type doelgroep (klinisch, niet klinisch of veroordeelden).

Tabel 3

Moderator effecten van de relatie tussen schaamte en agressie

Moderator variabelen k #ES β0 Mean

R

t0 β1 t1 F(df1, df2)

Kenmerken gemeten constructen

Type schaamte 63 199 F(,1,197) = 0.466 Trait (RC) 46 140 0.119 0.118 3.529*** State 17 59 0.075 0.075 1.356 -0.044 -0.683 Type schaamte 1 65 199 F(,1,197) = 0.195 Gegeneraliseerd (RC) 22 72 0.121 0.120 2.813** Context gelegitimeerd 43 127 0.100 0.100 3.024** -0.021 -0.441 Type schaamte 2 63 199 F(,1,197) = 2.206 Intern (RC) 56 174 0.119 0.118 4.079*** Extern 7 25 0.009 0.009 0.120 -0.111 -1.485 Intentie of gedrag 66 199 F(,1,197) = 2.223 Intentie (RC) 10 16 0.179 0.177 3.194** Gedrag 56 183 0.099 0.099 3.410*** -0.080 -1.491 Type agressie 1 88 199 F(,2,196) = 6.034** Algemeen (RC) 33 97 0.144 0.143 4.649*** Verbaal 24 42 0.074 0.074 2.133* -0.070 -2.717**

(22)

Fysiek 31 60 0.057 0.057 1.681+ -0.087 -3.206** Type agressie 2 63 199 F(,2,196) = 2.763+ Algemeen (RC) 29 73 0.147 0.146 4.332*** Openlijk 25 124 0.096 0.096 3.117** -0.051 -1.969+ Latent 9 2 -0.111 -0.111 -0.643 -0.257 -1.465 Type agressie 3 64 199 F(,2,196) = 0.149 Algemeen (RC) 49 180 0.103 0.103 3.267** Proactief 8 16 0.128 0.127 1.519 0.025 0.279 Reactief 7 3 0.213 0.210 0.936 0.111 0.481 Partnergeweld 63 199 F(,1,197) = 1.376 Ja (RC) 5 13 0.221 0.217 2.187* Nee 58 186 0.097 0.097 3.261** -0.124 -1.173 Studiekenmerken Gepubliceerd 63 199 F(,1,197) = 1.310 Ja (RC) 54 166 0.094 0.094 3.069** Nee 9 33 0.191 0.189 2.427* 0.097 1.145 Publicatiejaar 63 199 28.138 1.000 4.040*** -0.014 -4.025*** F(,1,197) 1.198*** Impact factor 54 166 -0.003 -0.003 -0.043 0.041 1.731+ F(,1,164) = 2.995+ Peer reviewed 63 199 F(,1,197) = 1.310 Ja(RC) 54 166 0.094 0.094 3.069** Nee 9 33 0.191 0.189 2.427* 0.097 1.145 Continent 62 199 F(,1,197) = 7.082** Noord-Amerika (RC) 39 136 0.165 0.164 4.716*** Niet Noord-Amerika 23 63 0.015 0.015 0.337 -0.150 -2.661** Informant agressie 66 199 F(,1,197) = 9.119** Zelfrapportage (RC) 59 178 0.121 0.120 4.432*** Anderen 7 21 -0.021 -0.021 -0.423 -0.142 -3.020** Meetwijze agressie 65 199 F(,1,197) = 0.729 Vragenlijst (RC) 58 175 0.111 0.111 3.826*** Anders 7 24 0.062 0.062 1.023 -0.049 -0.854 Steekproefkenmerken Sekse 63 199 F(,2,196) = 2.716+ Man (RC) 18 59 0.171 0.169 3.519*** Vrouw 10 25 0.173 0.171 2.944** 0.002 0.032 Beide 35 115 0.066 0.066 1.884+ -0.104 -1.958+ Percentage caucasian 36 130 0.208 0.205 2.400* -0.017 -0.117 F(,1,128) = 0.014 Percentage mannen 63 199 0.093 0.093 2.130* 0.027 0.421 F(,1,197) = 0.177 Leeftijd 61 197 F(,2,194) = 0.406 Kind (<18) (RC) 23 67 0.075 0.075 1.539 Volwassenen (>18) 31 99 0.121 0.120 2.969** 0.046 0.719

(23)

Beide 7 31 0.152 0.151 1.773+ 0.077 0.776

Type doelgroep 63 199 F(,2,196) = 0.841

Klinisch (RC) 7 22 0.214 0.211 2.458*

Niet klinisch 53 152 0.094 0.094 2.967** -0.120 -1.294

Veroordeelden 3 25 0.097 0.097 0.774 -0.116 -0.759

Note: k = het aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; β0 = intercept/gemiddelde effectgrootte (Fisher’s z);

Mean r = gemiddelde effectgrootte (correlatie); t0 = verschil gemiddelde r met nul; β1 = geschatte

regressiecoëfficiënt; t1 = verschil tussen gemiddelde r en referentiecategorie; F(df1, df2) = omnibus test; (RC) =

referentiecategorie. + = p < .10. * = p < .05. ** = p < .01. *** = p < .001. 3.3. De relatie tussen schuld en agressie

Om de sterkte van het verband tussen agressie en schuld nader te onderzoeken is een meta-analyse uitgevoerd bestaande uit 49 (k) studies, uitgevoerd tussen 1963 en 2018, met daarin 152 (#ES) effectgroottes. De totale steekproef bestond uit 15,146 participanten met een gemiddelde leeftijd van 22.84 jaar (leeftijd range = 10.17 - 53.60). Hiervan was 53.5 procent man. Het percentage respondenten van Kaukasische afkomst betrof 51.42 procent. In 16 studies ontbrak de gemiddelde leeftijd en in 28 studies de percentage Kaukasische afkomst.

Een klein negatief significant verband werd gevonden tussen agressie en schuld, r = -0.137; 95% BI = -.19 - -.078; p < .001. Hiermee kan geïndiceerd worden dat wanneer men gevoelens van schuld ervaart, hij/zij minder agressief gedrag vertoont. Omgekeerd houdt dit in dat wanneer er sprake is van agressief gedrag, er minder schuldgevoelens ervaart worden.

Gekeken naar de heterogeniteit van de effectgroottes wordt op zowel level twee als drie een significant verband gevonden. Zo is op level twee sprake van een variantie tussen de 152 effectgroottes. Op level drie geldt dat er een variantie is tussen de 49 studies. Gezien de significante varianties is voor deze meta-analyse zowel sprake van heterogene data en kunnen moderatoren een specifieke rol spelen op de sterkte van de relatie tussen agressie en schuld. Op grond hiervan is een moderatoranalyse uitgevoerd.

Naast de variantie op level twee en drie is tevens gekeken naar de verklaarde variantie op drie niveaus. Het eerste niveau geeft een weergave van de verklaarde variantie van

(24)

effectgroottes binnen de populatie. De variantie op dit niveau is een schatting, omdat deze afhankelijk is van de grootte van de steekproef van de studies (Wibbelink & Assink, 2015). Op het eerste niveau is een variantie gevonden van 8.44 procent. Op het tweede niveau is een grotere verklaarde variantie te zien, namelijk 12.32 procent. Dit wijst op dat meer variantie verklaard wordt door effectgroottes binnen dezelfde studies. De meeste variantie tussen de effectgroottes wordt verklaard op niveau drie door verschillen tussen studies, namelijk 79.25 procent.

3.4. De moderatoranalyse van de relatie tussen schuld en agressie

In tabel 4 staan de resultaten van de moderatoranalyse. Hieruit is gebleken dat diverse moderatoren bepalend zijn geweest voor de sterkte van het verband tussen agressie en schuld.

Kenmerken gemeten constructen

Allereerst was het type schuld (persoonstrek of stemming en algemeen of context gelegitimeerd) een significante moderator van de sterkte tussen de relatie van agressie en schuld. Grotere effectgroottes werden gevonden voor persoonstrek in vergelijking tot schuld als stemming, wat impliceert dat schuldgevoelens als een persoonskenmerk sterker geassocieerd lijken met agressie. Tevens werden sterkere verbanden gevonden met agressie voor context gelegitimeerde schuldgevoelens dan schuldgevoelens in het algemeen. Hiernaast bleek het soort agressie (intentioneel of gedragsmatig) een significante moderator. Het daadwerkelijk vertonen van agressief gedrag (gedragsmatig) bleek sterker geassocieerd met schuld dan het hebben van agressieve neigingen/gedachten (intentioneel). Ook bleek de eerste (algemeen, verbaal of fysiek) categorisering van type agressie een significante moderator. Er werden hierbij sterkere verbanden met schuld gevonden voor fysieke agressie dan verbale of algemene agressie. De tweede (algemeen, openlijk of latent) categorisering van agressie bleek tevens een significante moderator. Hierbij waren de verbanden omtrent openlijke agressie sterker dan voor

(25)

algemene of latente agressie. De overige kenmerken van de gemeten constructen waren niet significant: type agressie drie (algemeen, proactief of reactief) en partnergeweld (ja of nee).

Studiekenmerken

De informant (zelfrapportage of anderen) van het onderzochte construct agressie bleek een significante moderator. Het verband bleek sterker als het gaat om zelfrapportage dan wanneer anderen over de respondent hadden gerapporteerd. Ook de wijze waarop de agressiemaat (vragenlijst of anders) is gemeten bleek significant van aard. Het gebruik van vragenlijsten bleek een sterkere moderator dan interviews, experimenten of observaties. Alle overige studiekenmerken bleken niet significant, namelijk gepubliceerd (ja of nee),

publicatiejaar, de impactfactor en continent (Europa, Noord-Amerika of niet-westers).

Steekproefkenmerken

Het geslacht (man, vrouw of beide) bleek een significante moderator te zijn voor de sterkte van de relatie tussen agressie en schuld. Wanneer beide geslachten in de steekproef werden meegenomen leek dit het sterkst te modereren dan alleen mannen of vrouwen. Los hiervan bleek het vrouwelijke geslacht wel een sterkere significante moderator te zijn in vergelijking tot mannen. Ook bleek de leeftijd een significante moderator. Er werden sterkere verbanden gevonden voor respondenten jonger dan 18 jaar. Tevens was het percentage mannen significant van aard, evenals de type doelgroep (klinisch of niet klinisch). Eén

steekproefkenmerk, namelijk percentage Kaukasische afkomst, bleek geen significante moderator.

Tabel 4

Moderator effecten van de relatie tussen schuld en agressie

Moderator variabelen k #ES β0 Mean r t0 β1 t1 F(,df1, df2)

Kenmerken gemeten constructen

Type schuld 50 152 F(,1,150)=5.393*

Trait (RC) 28 95 -0.198 -0.195 -4.866***

State 22 57 -0.059 -0.059 -1.284 0.139 2.322*

(26)

Gegeneraliseerd (RC) 12 35 0.030 0.030 0.489 Context gelegitimeerd 37 117 -0.186 -0.184 -5.410*** -0.224 -3.270** Intentie of gedrag 49 152 F(,1,150)=7.071** Intentie (RC) 10 11 -0.036 -0.036 -0.732 Gedrag 39 141 -0.147 -0.146 -4.679*** -0.111 -2.659** Type agressie 1 75 152 F(,2,149)=14.001*** Algemeen (RC) 43 80 -0.110 -0.110 -3.619*** Verbaal 16 33 -0.158 -0.157 -4.467*** -0.048 -1.951+ Fysiek 16 39 -0.237 -0.233 -6.753*** -0.127 -5.195*** Type agressie 2 61 152 F(,2,149)=5.235** Algemeen (RC) 26 50 -0.071 -0.071 -1.900+ Openlijk 31 98 -0.163 -0.162 -4.743*** -0.092 -3.048** Latent 4 4 -0.256 -0.251 -2.269* -0.185 -1.554 Type agressie 3 51 152 F(,2,149)=0.238 Algemeen (RC) 47 145 -0.138 -0.137 -4.313*** Proactief 2 5 -0.176 -0.174 -1.324 -0.038 -0.281 Reactief 2 2 -0.101 -0.101 -0.735 0.037 0.262 Partnergeweld 49 152 F(,1,150)=0.017 Ja (RC) 5 11 -0.128 -0.127 -1.495 Nee 44 141 -0.139 -0.138 -4.398*** -0.011 -0.129 Studie kenmerken Gepubliceerd 49 152 F(,1,150)=2.658 Ja (RC) 46 131 -0.150 -0.149 -4.859*** Nee 3 21 0.055 0.055 0.448 0.205 1.630 Publicatiejaar 49 152 -7.783 -1.000 -1.644 0.004 1.615 F(,1,150)=2.609 Impact factor 46 131 -0.089 -0.089 -1.559 -0.026 -1.280 F(,1,129)=1.639 Peer reviewed 49 152 F(,1,150)=2.658 Ja (RC) 46 131 -0.150 -0.149 -4.859*** Nee 3 21 0.055 0.055 0.448 0.205 1.630 Continent 49 152 F(,2,149)=2.017 Europa (RC) 15 20 -0.163 -0.162 -2.971** Noord-Amerika 30 126 -0.152 -0.152 -4.010*** 0.012 0.176 Niet-westers 4 6 0.067 0.067 0.627 0.230 1.919+ Meetwijze agressie 51 152 F(1,150)=4.914* Vragenlijst (RC) 45 129 -0.147 -0.146 -4.700*** Anders 6 23 -0.040 -0.040 -0.745 0.107 2.217* Informant agressie 51 152 F(1,150)=16.006*** Zelfrapportage (RC) 43 136 -0.156 -0.155 -4.786*** Anderen 8 16 -0.013 -0.013 -0.295 0.143 4.001*** Respondenten kenmerken

(27)

Geslacht 49 152 F(,2,149)=7.446*** Man (RC) 9 34 0.066 0.066 1.100 Vrouw 6 14 -0.153 -0.152 -2.115* -0.218 -2.666** Beide 34 104 -0.183 -0.181 -5.858*** -0.249 -3.700*** Percentage caucasian 21 97 -0.034 -0.034 -0.341 -0.208 -1.177 F(,1,95)=1.385 Percentage mannen 49 152 -0.225 -0.221 -4.880*** 0.182 2.420* F(,1,150)=5.857* Leeftijd 46 143 F(,2,140)=8.631*** Kind (<18) (RC) 22 58 -0.215 -0.212 -5.288*** Volwassenen (>18) 16 54 0.027 0.027 0.565 0.242 3.855*** Beide 8 31 -0.228 -0.224 -3.393*** -0.013 -0.168 Type doelgroep 49 152 F(,1,150)=12.697*** Klinisch (RC) 7 44 0.084 0.084 1.234 Niet klinisch 42 108 -0.180 -0.178 -6.057*** -0.264 -3.563***

Note: k = het aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; β0 = intercept/gemiddelde effectgrootte (Fisher’s z);

Mean r = gemiddelde effectgrootte (correlatie); t0 = verschil gemiddelde r met nul; β1 = geschatte

regressiecoëfficiënt; t1 = verschil tussen gemiddelde r en referentiecategorie; F(df1, df2) = omnibus test; (RC) =

referentiecategorie. + = p < .10. * = p < .05. ** = p < .01. *** = p < .001. 4. Discussie

Het doel van de studie was om de sterkte van het verband tussen zelfbewuste emoties en agressief gedrag te verhelderen. Tevens was het doel om mogelijke moderatoren die van

invloed zijn op dit verband in kaart te brengen. Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden zijn twee multilevel meta-analyses uitgevoerd: één naar schuld en agressie en de ander naar schaamte en agressie. Tussen schuld en agressie werd een klein negatief verband (r = -.137) gevonden. Dit houdt in dat wanneer men meer schuldgevoelens ervaart hij/zij minder agressie zal vertonen, en vice versa. Dit verband is zoals verwacht in overeenstemming met de conclusie van studies van onder andere Beyers en collega’s (2001), Krettenauer en collega’s (2013) en Tibbetts (2003). Voor de relatie tussen schaamte en agressie werd een bescheiden positief verband (r = .107) gevonden. Dit betekent dat hogere levels van schaamtegevoelens samen gaan met meer agressie of andersom. Dit staat tevens in lijn met de conclusie uit voorgaand onderzoek van onder andere Stuewig en collega’s (2010), Tangney en collega’s (1998) en Thomaes en collega’s (2008). Schuld en schaamte lijken op basis van deze studie vrijwel even

(28)

sterk gerelateerd aan agressief gedrag, hoewel de richting van het verband met agressie verschilt.

Schuldgevoel gaat om de evaluatie van het eigen handelen en/of het gedrag. Bij gevoelens van schaamte lijkt het juist te gaan om de evaluatie van de identiteit.

Schuldgevoelens lijken hierdoor minder pijnlijke gevoelens teweeg te brengen dan schaamte en lijkt drang op te leveren om het eigen gedrag/handelen te verbeteren in plaats van het te

verergeren/bagatelliseren. Dit kan een verklaring bieden voor het niet inzetten van agressie als gevolg van gevoelens van schuld (Brody & Hall, 2008). Een andere verklaring voor de

negatieve relatie tussen agressie en schuld kan gevonden worden in het internaliseren van schuldgevoelens. Hoe hoger de mate van schuld, hoe minder men hun schuldgevoelens externaliseren. De oorzaak van schuldgevoelens wordt niet bij anderen gelegd, maar juist bij zichzelf. Hierdoor lijkt men de verantwoordelijkheid en controle te nemen over het eigen gedrag/handelen. Er is sprake van zelfreflectie, wat agressief gedrag lijkt tegen te gaan (Stuewig et al., 2010). Tevens kan het negatieve verband tussen schuld en agressie verklaard worden door het mediërende effect van empathie. Wanneer sprake is van schuldgevoelens lijkt dit de mate van empathie te versterken. Dit maakt dat men in staat is na te denken over wat ze hebben gedaan, wat de reden van hun gedrag/handelen is en wat het gevolg kan zijn voor anderen. De neiging niet alleen te reflecteren over de eigen gedachten en gevoelens maar ook over die van anderen kan een rol spelen bij het remmen van agressie (Leith & Baumeister, 1998; Stuewig et al., 2010).

Het verband tussen schaamte en agressie kan verklaard worden door de dynamische interactie tussen deze twee constructen (Lewis, 1971). De twee constructen beïnvloeden elkaar wederzijds. Bij beschamende gevoelens kan pijn komen kijken en bij herhaaldelijk het

zelfgevoel beschadigen, kunnen uitbarstingen ontstaan (Hegger, 2005). Door de woede-uitbarstingen kan iemand zich nog beschaamder voelen. Dit kan een wederkerig

(29)

beïnvloedingsproces teweegbrengen, waardoor schaamtegevoelens agressie veroorzaken, en vica versa. Een andere verklaring kan zijn dat schaamte zorgt voor een negatieve evaluatie van de identiteit (Brody & Hall, 2008; Nauta, 2009). Het gedrag en de intenties van de persoon worden als verkeerd geïnterpreteerd. Als verdediging tegen deze pijnlijke gevoelens wordt agressie gebruikt (Nauta, 2009). Hoe pijnlijker de gevoelens, hoe meer de persoon zichzelf moet verdedigen. Dit maakt dat meer schaamtegevoelens gepaard gaan met agressiever gedrag.

Vanuit de moderatoranalyse zijn diverse moderatoren gevonden die het verband tussen schuld en agressie lijken te versterken. Zo zijn modererende effecten gevonden voor de eerste categorisering van agressie (algemeen, fysiek of verbaal). Hierbij werden sterkere verbanden gevonden voor fysieke agressie dan voor algemene of verbale agressie. Dit betekent dat hogere levels van schuld met name samenhangen met het niet gebruiken van fysieke agressie. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het hoge normbesef dat men heeft wanneer ze zich schuldig voelen. Wanneer men schuldgevoelens ervaart gaat dit veelal tezamen met gevoelens van spanning, wroeging en/of spijt over het wangedrag dat geïnternaliseerde standaarden heeft geschonden of leed bij anderen heeft veroorzaakt. Deze gevoelens maken dat men geneigd is de consequenties van het gedrag in te zien en zich hier zorgen over maken (Tangney et al., 2007). Tevens lijken gevoelens van schuld het empathische vermogen te versterken. Dit maakt dat men zich ten opzichte van anderen verantwoordelijkheid voelt om normoverschrijdend gedrag te corrigeren. Wellicht biedt dit de verklaring dat men geen fysieke agressie zal vertonen. Naast dat deze vorm van agressie concreet zichtbaar/hoorbaar is, is het zo normoverschrijdend met de meest uiteenlopende consequenties als gevolg (Van der Ploeg, 2014). Verbale agressie wordt gekenmerkt door heftige emotionele expressie (Gavazzi, McKenry, Jacobson, Julian, & Lohman, 2000). Dit maakt dat verbale agressie als minder normoverschrijdend wordt ervaren. Dit kan een verklaring zijn waarom er sterkere verbanden zijn tussen fysieke agressie en schuld, dan bij verbale agressie.

(30)

Hiernaast bleek dat het type schuld bepalend is voor de sterkte van het verband tussen schuld en agressie. Er werden sterkere verbanden gevonden tussen context gelegitimeerde schuld en agressie dan gegeneraliseerde schuld. Dit kan verklaard worden doordat

schuldgevoelens als gevolg van een specifieke situatie gewetenswroeging teweeg kan brengen. Dit maakt dat sterkere emoties ervaren kunnen worden en dat men zich bewuster is van

zijn/haar schuldgevoelens per situatie dan wanneer deze in het algemeen voorkomen (Tangney, Marschall, Rosenberg, Barlow, & Wagner, 1994; Tangney, Miller, Flicker, & Barlow, 1996). Hiernaast bleken schuldgevoelens als een persoonstrek (trait) sterker geassocieerd met agressie dan schuldgevoelens verbonden aan een moment (state). Hoge levels van schuld als

persoonstrek hangen samen met de predispositie om meer verantwoordelijkheid te voelen voor negatieve situaties en het vermijden van negatieve ervaringen. Personen die een hoge mate van schuld als persoonstrek ervaren zijn geneigd te reageren met angst op dreigende

situaties/stimuli en willen deze neutraliseren (Melli, Gremigni, Elwood, Stopani, Bulli, & Carraresi, 2015). Dit maakt dat schuld als persoonstrek een beschermende factor is voor het gebruiken van agressie, omdat negatieve ervaringen worden vermeden. Dit kan een verklaring zijn waarom er sterkere verbanden zijn tussen schuld als persoonstrek en agressief gedrag, dan bij schuld als momentopname.

Het geslacht is eveneens een significante moderator gebleken voor het negatieve verband tussen schuld en agressie. Dit bleek voornamelijk te gelden voor vrouwelijke respondenten. De manier waarop vrouwen en mannen emoties ervaren en uiten kan zeer uiteenlopend zijn (Shields, 2002; Else-Quest et al., 2012). Vrouwen zijn over het algemeen in hun morele denken meer gefocust op het zorgen voor anderen (Gilligan, 1982). Ze zijn

emotioneler. Ook bestaan er aanwijzingen dat de mate van empathie voor hen anders werkt dan voor mannen (Eagly, 1987; Skoe & Diessner, 1994), waardoor zij zich sneller schuldig voelen.

(31)

Dit kan een verklaring bieden waarom er sterkere verbanden zijn gevonden voor vrouwen betreft de negatieve relatie tussen schuld en agressie (Cohen et al., 2011), dan voor mannen.

Eveneens bleek de leeftijd het negatieve verband tussen schuld en agressie te

modereren. Voor jeugdigen jonger dan 18 jaar werden sterkere verbanden gevonden dan voor volwassenen of beide leeftijdsgroepen. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het feit dat kinderen vatbaarder zijn voor negatieve ervaringen, onder andere door de vele veranderingen in capaciteiten die zij doormaken in korte tijd (Moretti & Higgins, 1990). Kinderen maken vaker onterechte negatieve dispositionele oordelen over zichzelf. Waar volwassenen schuldgevoelens kunnen koppelen aan specifiek gedrag, ervaren kinderen

schuldgevoelens als een negatieve evaluatie van hetzelf. Jeugdigen, jonger dan 18 jaar, ervaren schuld intenser en anders dan volwassenen (Fischer, Shaver, & Carnochan, 1990). Dit maakt dat leeftijd het verband tussen schuldgevoelens en agressie modereert.

Ook werden sterkere verbanden gevonden tussen schuld en agressie voor een niet klinische doelgroep ten opzichte van een klinische doelgroep. Op jonge leeftijd creëren jeugdigen een moreel besef. Een goed moreel besef houdt in dat men zich verantwoordelijk voelt over het eigen gedrag, weet wat goed en fout is en empathisch is. Dit maakt het mogelijk dat men schuldgevoelens ervaart bij het vertonen van normoverschrijdend gedrag. Dit gaat tezamen met de behoefte dit gedrag te herstellen wat in verband blijkt te staan met het minder vertonen van agressief gedrag (e.g. Tangney et al., 2007). Een klinische doelgroep lijkt het negatieve verband tussen schuld en agressie niet te versterken. Dit kan verklaard worden door een gebrek in de morele ontwikkeling wat maakt dat er sprake is van een oppervlakkig besef van schuldgevoelens (Ferguson, Brugman, White, & Eyre, 2007).

Voor schaamte zijn andere moderatoren van invloed geweest in de relatie met agressie. Opvallend was dat minder moderatoren significant waren. Het publicatiejaar modereert wel de sterkte van het verband tussen schaamte en agressie, waarbij in recentere studies minder sterke

(32)

verbanden zijn gevonden. Het construct schaamte is wereldwijd onderzocht en de betekenis is al jaren onderhevig aan verandering. De laatste 20 jaar zijn er ook veel meer onderzoeken gedaan naar schaamte (Kim et al., 2011). Zo is het meten van schaamte door de jaren heen ook veranderd. Cook (1991) suggereerde dat eigenwaarde een domein van schaamte is. Dit domein is dan ook opgenomen in ‘’The inventory of Internal Shame (Cook, 1989). Het opnemen van eigenwaarde als domein in schaamtevragenlijsten is volgens Tangney en Dearing (2002) niet handig, omdat de relatie tussen eigenwaarde en schaamte niet onderzocht kan worden. Door recentere studies wordt duidelijk welke domeinen wel en niet bij schaamte horen. De manier waarop schaamte uitvoeriger is onderzocht kan geleid hebben tot minder sterke effecten op het verband tussen schaamte en agressie in recentere studies. Dit in tegenstelling tot oudere studies.

Hiernaast zijn in Noord-Amerikaanse studies sterkere verbanden gevonden tussen schaamte en agressie dan in studies uit niet Noord-Amerikaanse landen. In eerdere studies is gebleken dat schaamte in individualistische- en collectivistische landen anders wordt ervaren (Wong & Tsai, 2007). Noord-Amerika is een individualistisch land, waarin waarde wordt gehecht aan onafhankelijkheid. In collectivistische landen, zoals Japan, is het groepsgevoel van belang en worden meningen van anderen als belangrijk geacht. De zelfbewuste emotie

schaamte wordt in individualistische landen als pijnlijker ervaren dan in collectivistische landen (Wong & Tsai, 2007), waardoor schaamte meer verstoring zal opleveren in

individualistische culturen (Wallbot & Scherer, 1995). Deze verstoring is in Noord-Amerika ook terug te zien in de mate waarop hoge levels van schaamte gepaard gaan met stress en geestelijke ziektes (Dickerson, Gruenewald, & Kemeny, 2004; Tracy & Robins, 2004). Uit deze gegevens is op te maken dat in Noord-Amerika schaamte als een zeer negatieve en pijnlijke emotie wordt ervaren, meer dan in collectivistische landen. Doordat Noord-Amerikanen schaamte als pijnlijker ervaren kan agressie worden ingezet als

(33)

waarom voor Noord-Amerikaanse studies het verband tussen schaamte en agressie sterker is dan studies die gedaan zijn in niet Noord-Amerikaanse landen.

Er zijn ook modererende effecten gevonden voor de eerste categorisering van agressie (algemeen, fysiek of verbaal). Algemene agressie liet sterkere verbanden zien tussen schaamte en agressie dan fysieke of verbale agressie. Een verklaring hiervoor kan te vinden zijn in Beck’s theorie (Beck & Fernandez, 1998), waarbij woede voortkomt uit een beschadigd zelfbeeld als gevolg van schaamte. Hierdoor kan een individu zich beschermen met

woede/agressie tegen nog verdere schaamte. Een reden waarom fysieke en verbale agressie minder sterkere associates laten zien met schaamte dan algemene agressie kan teruggevonden worden in twee kenmerken van schaamte; terugtrekking en vermijding (Eisenberg, 2000; Ferguson, Stegge, & Damhuis, 1991). Fysieke en verbale agressie zorgen juist dat de aandacht gevestigd wordt op de beschaamde persoon, terwijl zij deze aandacht niet willen (Stuewig et al., 2010). Algemene agressie draait daarentegen meer om woede, die ervaren kan worden na schaamte. De manier waarop agressie wordt geuit verschilt per individu, maar dat schaamte pijnlijke gevoelens teweegbrengen die op hun beurt weer agressie kunnen veroorzaken is duidelijk (Nauta, 2009). Dit kan een verklaring bieden waarom sterkere verbanden zijn gevonden tussen algemene agressie en schaamte, dan bij fysiek of verbale agressie.

Een overeenkomende moderator voor schuld en schaamte is het type instrument dat is gebruikt om agressie te meten, waarbij sterkere associaties zijn gevonden tussen schaamte- en schuldgevoelens en agressie als er gebruik gemaakt is van zelfrapportage vragenlijsten dan observaties en/of experimenten als meetinstrument. Een verklaring hiervoor kan zijn dat agressief gedrag en neigingen/gedachten in het dagelijks leven moeilijk te meten zijn

(O’Connor, Archer, & Wu, 2001). Vooral bij vrouwen is agressie moeilijker te observeren dan bij mannen, omdat vrouwen meer gebruik maken van indirecte agressie (Pepler, Craig, Yuile, & Connolly, 2004; Putallaz, Kupersmidt, Coie, McKnight, & Grimes, 2004). Niet alle soorten

(34)

agressie zijn zichtbaar voor observatoren, zoals bedekte agressie waar ook liegen en tegendraads gedrag toebehoren. Daarnaast is binnen beide meta-analyses niet alleen het gedragsmatige aspect van agressie onderzocht, maar ook het intentionele aspect. Bij het intentionele aspect spelen cognitieve processen een rol. Dit maakt dat alleen de persoon in kwestie zijn interne staat passend kan beschrijven en uiten. Bij observaties of experimenten kunnen observatoren agressief gedrag en agressieve neigingen verkeerd interpreteren (Suris et al., 2004), waardoor agressie niet sterk correleert met zelfbewuste emoties. Dit kan verklaren waarom er sterkere verbanden zijn gevonden tussen zelfbewuste emoties en agressie met behulp van zelfrapportage vragenlijsten, dan bij andere meetmethoden.

Een sterk punt van beide meta-analyses is dat veel onderzoeken geïncludeerd konden worden. Dit komt doordat de relatie tussen zelfbewuste emoties, schaamte en schuld, en agressie uitgebreid onderzocht is. Dit heeft geresulteerd in een hoog aantal geïncludeerde effectgroottes. Het grote aantal effectgroottes in beide meta-analyses heeft gezorgd voor een hogere statistische power, waardoor de kans groot is dat het gevonden effect ook daadwerkelijk bestaat (Cremers, Wager, & Yarkoni, 2017; Ellis, 2010).

Het onderzoek kent ook zijn beperkingen. In alle geïncludeerde studies bleven veel belangrijke gegevens onduidelijk. Het ontbreken van gegevens vergroot de mogelijkheid dat de resultaten niet vergelijkbaar zijn met de realiteit (Graham, 2009). Opvallend is dat vooral informatie ontbrak over de etnische achtergronden en de leeftijd. Respondenten zouden dit niet ingevuld kunnen hebben, omdat zij deze vragen als beledigend beschouwden of om andere redenen (Graham, 2009). In de geïncludeerde onderzoeken is niet duidelijk of de missing data voortkomt uit een non-response of dat de onderzoekers de data niet in het onderzoek hebben benoemd. De ontbrekende data zegt iets over de robuustheid van de resultaten (Ware,

Harrington, Hunter, & D'Agostino, 2012). Daarnaast kan er sprake zijn van een bias, waardoor correlaties of andere parameters overschat of zelfs onderschat worden (Newman, 2014). Dit

(35)

beïnvloed de kwaliteit van statistieken op een negatieve manier en het tast ook de externe validiteit van onderzoeken aan wat iets zegt over de generaliseerbaarheid. Voor deze meta-analyses betekent dit dat de gevonden effecten van de moderatoren en het overall effect met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.

Een ander punt van discussie betreft de manier waarop agressie en zelfbewuste emoties zijn gemeten. In de meeste studies was informatie verzameld op basis van zelfrapportage vragenlijsten. Deze meetwijze maakt het mogelijk om participanten met elkaar te vergelijken (Bryman, 2016). Zelfrapportage vragenlijsten kunnen ook worden ingezet om een risicotaxatie te doen die tot aanknopingspunten kunnen leiden voor eventuele behandeling. Echter, is het vaak zo dat onderzoek merendeel afhankelijk is van het oordeel en inzicht op iemands eigen functioneren. Dit kan zeker een vertekend beeld opleveren. Bij het meten van verbale en fysieke agressie zijn observationele methodes van belang (Graham & Wells, 2003). Niet

iedereen kan zijn/haar functioneren objectief en eerlijk beoordelen. Ook kan het voorkomen dat participanten hun functioneren niet objectief en eerlijk willen beoordelen. Om sociaal

geaccepteerd te worden kan men sociaal wenselijke antwoorden geven. Dit geldt mogelijk zeker wanneer ‘gevoelige’ en wellicht complexe emoties worden uitgevraagd omtrent agressieve handelingen of intenties en het ervaren van zelfbewuste emoties. Men zal in deze gevallen sneller neigen naar antwoorden die volgens hen ‘goed’ of ‘passend(er)’ zijn

(Hornsveld, Muris, & Kraaimaat, 2009; King & Bruner, 2000).

De resultaten zijn van belang voor de praktijk, omdat deze kennis bijdraagt aan het verbeteren van interventies gericht op het verminderen van agressie. In bepaalde therapieën om agressie te reduceren wordt schaamte aangewakkerd met het idee dat het agressief gedrag verminderd (Fung & Chen, 2001; Yang & Rosenblatt, 2001). Met oog op de resultaten van dit onderzoek zouden deze technieken niet meer toegepast moeten worden. Schaamte brengt pijnlijke gevoelens teweeg. Deze pijnlijke gevoelens kunnen agressief gedrag veroorzaken en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To answer this question I have used a comparative literature study to research the global power structures that influence food waste, how individuals and local

In relation to the second aim (refer Chapter 1.4.2), namely to ascertain whether training needs and identified shortcomings are addressed along the course of in-service among

Annune (2012) maintains that the use of information by fish farmers could enhance fishing productivity through providing information on climate change; modern

Een deelnemer het die volgende genoem: “As „n mens dit meer oop en bloot maak en met mense daaroor praat deur „n „society‟ of „club‟ te stig vir mense wat seksueel

These schemes offer a great contrast with the final scene, in which a wide shot shows Mido driving off towards the horizon on his jet ski in the open water, illustrating his

We'll [America will] continue to support the Syrian people through our pressure on the Assad regime, our commitment to the opposition, our care for the displaced, and our pursuit of

These theories include Butler's (1980) Life Cycle of Tourism; Multiple Stakeholder Theory; Environmental Politics; Displacement Theory. Interviews provided by both local and

Besides adapting source material written by Tolkien, Jackson connects his Hobbit films to his Lord of the Rings trilogy through reusing plot, visual and character tropes of