• No results found

Medical media : een onderzoek naar de effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media vanuit het perspectief van adolescente vrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Medical media : een onderzoek naar de effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media vanuit het perspectief van adolescente vrouwen"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MEDICAL MEDIA

Sacha Leegwater 11034793 Sociologie

Faculteit der Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Christian Bröer Anna Aalten Woorden: 11625 Datum: 28 juni 2018 sosleegwater@gmail.com Een onderzoek naar de effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media vanuit het perspectief van adolescente vrouwen

(2)
(3)

Voorwoord

De medicaliseringstrend in onze huidige samenleving is mij als socioloog in spe niet ontgaan. Zoals Rose (2007) beargumenteert komt medicalisering niet slechts voor op het gebied van ziekten en aandoeningen, maar maakt het onderdeel uit op allerlei gebieden in ons dagelijks leven. Afgelopen maanden heb ik mij voor mijn bachelorsscriptie in het kader van de medicaliseringthese verdiept in de vraag hoe dit al dan niet naar voren komt op een gebied dat eveneens in toenemende mate een rol in ons dagelijks leven is gaan spelen, namelijk de sociale media. Hierbij heb ik mij gericht op de vraag hoe medicalisering terug te zien is in het gebruik van sociale media voor het verkrijgen van gezondheidsinformatie en bijkomende effecten van deze nieuwe dimensie van gezondheidszorg.

Afgelopen maanden heb ik als een onwijs leerzame en uitdagende periode beleefd, en ik presenteer dan ook met trots het eindresultaat. Dit alles was echter niet tot stand gekomen zonder de hulp van mijn begeleider, Christian Bröer, die met zijn enthousiasme en goede raad mij tijdens het onderzoek op de goede weg heeft geholpen en gehouden. Bij deze wil ik hem hier graag voor bedanken, evenals Anna Aalten, die met een tweede kritische blik zich over mijn werk wil buigen. Daarnaast wil ik mijn medestudenten bedanken, die met een kritische en hier en daar andere kijk zich, los van het feit dat zij hun handen vol hadden aan hun eigen onderzoek, toch over mijn data wilden buigen om kritische en nieuwe inzichten te geven en mij zo eveneens steunden tijdens dit proces. Als laatste wil ik graag mijn vrienden en familie bedanken voor de support maar ook de afleiding wanneer ik hierom vroeg tijdens deze intense maar leuke laatste fase van mijn bacheloropleiding Sociologie. Zonder al jullie medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien.

Ik wens u veel leesplezier toe. Sacha Leegwater

(4)
(5)

Inhoudsopgave Voorwoord 3 1.0 Inleiding 7 2.0 Horizontale gezondheidszorg 9 2.1 Activering en individualisering 9 2.2 Identiteit 10

2.2.1 Reflexieve zelf en moderniteit 11

2.2.2 Informed patient identity 12

2.2.3 Lichamelijke en sociale identiteit 12

2.3 Een nieuwe online dimensie van gezondheidszorg 13

2.3.1 Prosumers 13

2.3.2 Sociale media en gezondheidscommunicatie 14

2.4 Vraagstelling 15

2.4.1 Perspectief van adolescente vrouwen 15

3.0 Methode 16 3.1 Doel en strategie 16 3.2 Interviews 16 3.3 Respondenten 17 3.3.1 Aantal respondenten 17 3.3.2 Selectie respondenten 17 3.3.3 Overzicht respondenten 18 3.4 Verwerking en analyse 18 3.5 Operationalisering 19 3.5.1 Hoofdvraag 20 3.5.2 De eerste deelvraag 21 3.5.3 De tweede deelvraag 21 3.5.4 De derde deelvraag 22 4.0 Resultaten 23 4.1 Activering en individualisering 24

4.1.1 Een nieuwe dimensie 24

(6)

4.3 Normstelling 31

4.3.1 Fitgirls als belichaamde grens 31

4.3.2 Gezond, maar niet tè 33

4.3.3 Accounting en nuancering van gedrag 34

5.0 Conclusie 37

5.1 Categorieën van de effecten 37

5.2 Beantwoording van de hoofdvraag 39

5.3 Discussie 39

5.4 Aanbeveling 39

6.0 Literatuurlijst 41

7.0 Bijlagen 43

7.1 Topiclist interviews 43

(7)

1.0 Inleiding

De medicaliseringtrend is sinds de afgelopen jaren in toenemende mate aanwezig op allerlei gebieden in de samenleving. De medische wereld lijkt overal een stempel op te willen drukken en afwijkingen van de norm van onze verwachtingen wordt in onze maatschappij niet langer geaccepteerd. Wanneer dit wel het geval is wordt al snel geïnitieerd dat dit hoogstwaarschijnlijk een aandoening betreft die vervolgens vaak met een pilletje zal worden behandeld. Bij somberheid wordt al snel uitgegaan van een depressie en wanneer een kind moeite heeft met stilzitten krijgt het al snel de ADHD-stempel op zich gedrukt (Wouters, 2011). Medicalisering beperkt zich echter niet slechts tot ziekten of aandoeningen maar heeft invloed op allerlei vlakken in ons dagelijks bestaan. Zo beargumenteert Nikolas Rose (2007) het volgende ten aanzien van de huidige medicaliseringstrend:

We relate to ourselves and others, individually and collectively, through an ethic and in a form of life that is inextricably associated with medicine in all its incarnations. In this sense, medicine has done much more than define, diagnose, and treat disease—it has helped make us the kinds of living creatures that we have become at the start of the

21st century. (p. 701)

Dat medicalisering een ruime definitie betreft en in zekere zin bijna overal in een vorm is terug te vinden in onze maatschappij is duidelijk. Dit onderzoek richt zich dan ook op een relatief nieuw gebied waar medicalisering in zekere zin eveneens is terug te vinden, dat van de sociale media. Ook op dit platform wordt tegenwoordig steeds meer

gezondheidsinformatie gedeeld en verkregen door de gebruikers. Samenhangend met dit fenomeen is het feit dat de gezondheidszorg in vorm de afgelopen jaren een verandering heeft ondergaan. Sinds de invoering van de Participatiewet is het ideaal van zelfzorg en individualisering versterkt, gestimuleerd vanuit de overheid (Verhoeven en Tonkens, 2013, p. 423). Hierdoor hebben professionals aan zeggenschap ingeboet en deels plaatsgemaakt voor andere kanalen waar men gezondheidsinformatie vandaan haalt. Ondanks het feit dat zij nog altijd belangrijk en omstreden zijn, is dus een verschuiving te zien naar een nieuwe vorm van gezondheidszorg die niet langer uitsluitend rust op de informatie afkomstig van expertsystemen, maar tevens vanuit allerlei andere hoeken door de burger wordt verkregen.

(8)

Een van deze hoeken betreft de sociale media. Specifiek aan informatie op sociale media is het feit dat dit niet alleen afkomstig van experts kan zijn, maar eveneens gedeeld, geliket en verkregen kan worden door leken of gewone burgers als jij en ik. Dit maakt het een

sociologisch interessant fenomeen waar tot noch toe beperkt onderzoek naar is verricht. Aan de hand van deze studie is daarom getracht een beeld te schetsen rondom het gebruik en de effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media vanuit het

(9)

2.0 Horizontale gezondheidszorg

De afgelopen jaren is onze samenleving aan het individualiseren. Zo ook op het gebied van gezondheid. Waar het verkrijgen van informatie omtrent gezondheid voorheen een verticaal proces betrof, namelijk vanuit experts en instanties, heeft er een verschuiving plaatsgevonden naar een horizontaal proces van het verkrijgen en verschaffen van gezondheidsinformatie door zowel expert als leek. Dit delen van informatie vindt onder meer plaats via sociale media. Aangezien online zowel experts als gewone burgers toegang hebben tot het plaatsen of verkrijgen van informatie spelen zij een grote rol in de verschuiving naar deze nieuwe vorm van informatie. De scheidingslijn tussen producenten en consumenten van gezondheidsinformatie is vervaagd, waardoor een nieuw fenomeen is ontstaan, namelijk dat van de prosumer (Hemetsberger, 2003). Echter is er tot op de dag van vandaag nog maar weinig bekend over de gevolgen van deze nieuwe manier van gezondheidsinformatie delen en opdoen op onze ideeën en bestaande normen omtrent gezondheid. Allereerst zal aan de hand van de tekst van Verhoeven en Tonkens over individualisering en activering van de burger achtergrondinformatie worden verschaft omtrent hoe deze verschuiving mede tot stand is gekomen en zullen concepten die terugkomen tijdens de analyse uiteen worden gezet. Vervolgens zal aan de hand van de theorieën van Giddens, Henwood et al. en Lewallen en Behm-Morawitz dieper worden ingegaan op de veranderde identiteit van de geïndividualiseerde burger die er voor kiest zijn eigen informatie te verkrijgen en zich al dan niet te identificeren met wat online wordt neergezet op dit gebied. Ten derde zullen in dit onderdeel sociale mediatheorieën worden besproken die illustreren wat juist sociale media speciaal maakt voor dit onderzoek, op basis van de theorieën van Hemetsberger en Eysenbach. Als laatste zal voortkomend uit bovengenoemde theorieën en concepten de hoofdvraag van dit onderzoek worden gepresenteerd.

2.1 Activering en individualisering

Imrat Verhoeven en Evelien Tonkens analyseren en vergelijken in hun tekst ‘Talking Active

Citizenship: Framing Welfare State Reform in England and the Netherlands’ de verschillende

manieren van activering van de burger vanuit de overheid. Zij kijken hierbij naar de bestaande

framing en feeling rules in beide landen, en hoe zij aan de hand van emotiemanagement de

(10)

overheid komt er op neer dat zorg en sociale steun in eerste instantie en voornamelijk de persoonlijke verantwoordelijkheid van de burger is (Verhoeven en Tonkens, 2013, p. 418). Waar mogelijk stimuleren zij de Nederlandse burger zo veel mogelijk zelf te doen, los van de overheid en instanties. Zo stelt de Tweede Kamer dat het belangrijk is voor de geloofwaardigheid van het systeem dat er een gevoel in de samenleving heerst dat de burger zelf en in samenwerking met andere burgers moet doen wat hij zelf en tezamen met andere burgers kan doen (ibid., p. 420). Verhoeven en Tonkens concluderen dat de feeling rules tussen Engeland en Nederland duidelijk verschillen tussen ‘wij’ die gezamenlijk moeten zorgen voor ‘onze’ samenleving in Engeland tegenover ‘jij’ als individuele burger die een actieve bijdrage moet leveren in de samenleving (ibid., p. 423). Aan de hand van hun analyse stellen zij dus onder meer dat nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de burger in Nederland de individualisering van de burger bevordert.

Op basis van deze stimulering en activering van de burger en het gebruik van bepaalde

framing en feeling rules om zelfstandig en zelfredzaam te zijn, gepaard met de

individualiseringstrend en de algemene afname van afhankelijkheid van instanties, is gekeken naar het verschijnsel dat de burger ook op het gebied van het verkrijgen van gezondheidsinformatie, in dit geval via sociale mediakanalen, de touwtjes in eigen handen neemt. Echter, zoals eerder beschreven, beperkt dit verschijnsel zich niet slechts tot het verkrijgen van deze informatie, maar wordt eveneens zelf informatie geproduceerd en gedeeld. Theorieën omtrent deze reflexieve instelling van de burger zullen hieronder nader worden besproken.

2.2 Identiteit

Een belangrijk argument in het kader van de medicalisering beschreven door Nikolas Rose luidt als volgt: ‘’Thus, beyond medicalisation, medicine has shaped our ethical regimes, our

relations with ourselves, our judgments of the kinds of people we want to be, and the lives we want to lead’ (Rose, 2007, p. 702). Rose duidt hierbij op het feit dat medicalisering zich niet

slechts beperkt tot het gebied van ziekten en aandoeningen, maar veel verder gaat dan dat. Medicalisering heeft invloed op allerlei aspecten in ons dagelijks bestaan, zo ook op de vorming van onze identiteit en ideeën over wie we zijn en hoe we willen leven. In dit kader is hieronder een aantal theorieën van verschillende auteurs omtrent een veranderde identiteit

(11)

in samenhang met sociale mediaberichten en gezondheidsinformatie weergegeven, allen gevolgd door een toelichting van de relevantie voor dit onderzoek.

2.2.1 Reflexieve zelf en moderniteit

Anthony Giddens beschrijft aan de hand van zijn theorie over modernity and self-identity hoe we in een onzekere wereld onszelf en ons lichaam onder controle houden door reflexief te zijn (Lackey, 1992). Giddens beweert dat moderne samenlevingen een dubbel karakter hebben. Aan de ene kant fragmenteren, commodificeren, impersonaliseren en bedreigen ze het menselijk sociale bestaan door nieuwe technologie, instituties en kennissystemen. Aan de andere kant, zo beargumenteert hij, brengen juist de krachten die grote risico’s met zich meebrengen ons tegelijk het potentieel voor een meer humane, zorgzame en milieubewuste postmoderne orde (Lackey, 1992, p. 181). Het idee van deze reflexieve zelf heeft als doel eenheid te creëren in de fragmentatie en chaos, en zekerheid in de onzekerheid van de moderniteit. Dit doen we door nieuwe fragmenten van kennis en ervaring - welke eerder onteigend waren door kennis- en expertsystemen – op te doen en dit in verhalen over ons zelf, ons leven en onze wereld te verwerken. Deze verhalen communiceren we vervolgens met anderen en vormen de basis voor onder meer toekomstige zelfontwikkeling. Giddens beschrijft dit als een circulair proces wat ervoor zorgt dat we ons zelf en onze lichamen beter onder controle hebben (ibid., pp. 181-182).

Met deze nieuwe, reflexieve zelf in het achterhoofd is gekeken naar de manier waarop dit al dan niet terug is te zien in het gedrag dat men vertoont op sociale media met betrekking tot gezondheidsinformatie. We zouden kunnen stellen dat men tegenwoordig eenheid op het gebied van gezondheidsnormen tracht te creëren in een breed scala aan informatie die ons wordt toegediend op onder meer sociale media. Het opdoen van fragmenten van kennis en ervaring op dit gebied, en het delen van deze kennis door middel van verhalen is op bepaald niveau terug te zien in de vele gezondheidsblogs en Instragramprofielen over gezondheid, gezond eten en manieren van gezond leven. Dit kan een verklaring vormen voor de opkomst en populariteit van deze profielen en blogs, en voor het gebruik hiervan door adolescente vrouwen.

(12)

2.2.2 Informed patient identity

Henwood et al. (2003) hebben onderzoek gedaan naar het gebruik van internet voor het verkrijgen van gezondheidsinformatie. Zij analyseren de relatie tussen informatie en empowerment ten aanzien van gezondheidszorg en bespreken de rol van het internet in het bemiddelen binnen deze relatie. In de tekst bespreken zij de manieren waarop individuen online informatie verkrijgen met betrekking tot hun gezondheid, zoals het opzoeken van risico’s of de voordelen die bepaalde behandelingen zouden hebben, om zo een idee te vormen van hun gezondheidstoestand en mogelijkheden (Henwood et al., 2003, p 593). Dit sluit aan bij de gedachte van Verhoeven en Tonkens dat empowerment van de burger ook op gebied van gezondheidszorg veranderingen op dit gebied in het gedrag van de burger teweegbrengt, namelijk het zelfstandig op zoek gaan naar gezondheidsinformatie (Verhoeven en Tonkens, 2013). Henwood et al. spreken verder net als Giddens van een veranderde identiteit ten aanzien van gezondheid, wat zij aanduiden als de informed patient identity. Zij beargumenteren dat men steeds beter in staat is zelf gezondheidsinformatie te verkrijgen en dit dus ook steeds vaker doen (Ibid., p. 590). Ondanks het feit dat de theorie van Henwood et al. over het gebruik van internet in het algemeen voor het verkrijgen van deze informatie gaat, is dit in zekere zin vergelijkbaar met sociale media waar in dit onderzoek op is gefocust. Zo ook de problemen die zij bespreken die hier eventueel bij komen kijken, zoals het feit dat patiënten aangeven maar zelden de betrouwbaarheid van de informatiebron te controleren, wat kan leiden tot het verkrijgen van verkeerde informatie (Ibid., p. 593).

Op basis van bovengenoemde theorieën omtrent een veranderde, geïnformeerde, individuele en reflexieve identiteit van de burger is in dit onderzoek gekeken naar de manier waarop men dit al dan niet praktiseert op het gebied van sociale media en het verkrijgen en delen van gezondheidsinformatie. Zo is op basis van de data gekeken of men inderdaad zelfstandig sociale media raadpleegt voor het verkrijgen van gezondheidsinformatie, en waarom en hoe men dit al dan niet doet, om zo het idee van de reflexieve zelf te koppelen aan de uitkomsten verkregen uit de data.

2.2.3 Lichamelijke en sociale identiteit

Een ander effect van sociale media in het kader van identiteit waar in dit onderzoek naar is gekeken heeft betrekking op het heersende beeld omtrent lichamelijke of uiterlijke standaarden en (online) sociale vergelijking op dit gebied. Jennifer Lewallen en Elizabeth

(13)

Behm-Morawitz hebben onderzoek gedaan naar de manier waarop fitnessafbeeldingen op de sociale mediasite Pinterest bijdragen aan sociale vergelijking en de intentie om in extreme mate gewicht te verliezen (Lewallen en Behm-Morawitz, 2016, p. 1). Hieruit kwam naar voren dat personen die meer fitnessborden op Pinterest volgen eerder de intentie hebben extreem gewichtsverlies te willen vertonen. Daarnaast bleek dat wanneer onder de respondenten identificatie plaatsvond met het schoonheidsideaal van het vrouwelijk lichaam dat online wordt afgebeeld, dit positief samenhangt met sociale vergelijking op dit gebied en de intentie extreem gewichtsverlies te vertonen (Lewallen en Behm-Morawitz, 2016, pp. 5-6).

Ook op Instagram en Facebook worden dit soort berichten gedeeld omtrent lichaamsidealen en fitness. Daarom zal op basis van deze theorie gekeken worden naar deze sociale mediakanalen en de mate van identificatie en sociale vergelijking met dit soort afbeeldingen en bijbehorende effecten vanuit het perspectief van adolescente vrouwen. 2.3 Een nieuwe online dimensie van gezondheidszorg

Bovengenoemde theorieën verschaffen een beeld van de huidige situatie van individualisering, de veranderende identiteit en strategieën van de burger omtrent - het verkrijgen van - gezondheidsinformatie. De opkomst van het internet als informatiebron speelt een grote rol in deze verandering in het verkrijgen van informatie. Waar voorheen bijna uitsluitend instanties en experts gezondheidsinformatie aan ons oplegden, zijn we nu daarnaast steeds meer in staat zelf informatie op te zoeken, afkomstig uit een breed scala aan bronnen. Echter voegt sociale media, in tegenstelling tot klassieke media, hier nog een extra dimensie aan toe. Omdat via sociale media niet alleen informatie kan worden opgedaan maar we ook zelf informatie kunnen delen, verspreiden, liken en zelfs blokkeren, zorgt dit voor een geheel nieuwe manier van het communiceren van informatie. De volgende theorieën bieden informatie omtrent deze nieuwe dimensie en illustreren wat de focus op sociale media bijzonder maakt voor deze studie.

2.3.1 Prosumers

Andrea Hemetsberger spreekt in haar tekst eveneens over deze nieuwe vorm van informeren. Aangezien door het online zowel kunnen delen als verkrijgen van informatie de scheidingslijn tussen consument en producent is vervaagd, spreekt zij over het ontstaan van een nieuw fenomeen genaamd de prosumer. In haar onderzoek richt zij zich op de motieven van mensen

(14)

voor zowel het vrijwillig delen als consumeren van informatie via het internet. Zo laat empirisch bewijs zien dat sociale interactie tussen betrokken consumenten, evenals zowel het delen als opdoen van informatie, steeds meer plaatsvindt op gedeelde virtuele platformen, wat Hemetsberger ook wel ‘online gezamenlijke productie’ noemt (Hemetsberger, 2003, p. 3). Een van de verklaringen hiervoor betreft de implicatie van internet waar tot op heden weinig aandacht aan wordt besteed maar niet onbelangrijk is, namelijk het feit dat het consumenten motiveert meer actief te participeren op bepaalde gebieden in de maatschappij, waarvoor zij ‘de economie’ als voorbeeld noemt (ibid., p. 3). Een andere belangrijke bevinding gepresenteerd in het onderzoek betreffende de motivatie van consumenten om online informatief betrokken te zijn komt neer op het belang van het individu informatie te verstrekken naar andere gebruikers (ibid., p 25).

Aan de hand van het concept van de prosumer en de genoemde motieven van

prosumers om online actief zowel informatie te verstrekken als te consumeren, zoals willen

participeren en anderen willen informeren, is in dit onderzoek gekeken naar ditzelfde fenomeen op het gebied van gezondheidsinformatie op sociale media vanuit het perspectief van adolescente vrouwen. Wat voor eventuele motieven zij hebben om te ‘prosumen’ en of dit overeenkomt met de bevindingen van Hemetsberger wordt in de resultatensectie nader toegelicht.

2.3.2 Sociale media en gezondheidscommunicatie

Naast Hemetsberger spreekt ook Gunther Eysenbach (2013) over een nieuwe dimensie van gezondheidszorg, waarin hij het gebruik, voordelen en beperkingen van sociale media voor gezondheidsinformatie en communicatie uiteenzet. De voornaamste redenen voor gebruik van sociale media voor gezondheidscommunicatie betreffen onder meer de toename van interactie met anderen en het faciliteren, delen en verkrijgen van gezondheidsboodschappen. De zes overkoepelende voordelen geïdentificeerd door Eysenbach zijn: toenemende interactie met anderen; meer toegankelijke, toepasselijke en gedeelde informatie; bredere toegang tot gezondheidsinformatie; sociale en emotionele steun; volksgezondheidssurveillance en de potentie tot het beïnvloeden van gezondheidsbeleid (ibid., 2013). De nadelen omschreven door Eysenbach komen voornamelijk neer op eventueel gebrek aan kwaliteit, betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van de informatie.

(15)

Het standpunt van Eysenbach komt overeen met de tekst van Hemetsberger, wat duidelijk terug te zien is in de conclusie waarin hij het volgende stelt: ‘’Social media brings a new

dimension to health care as it offers a medium to be used by the public, patients, and health professionals to communicate about health issues with the possibility of potentially improving health outcomes (Eysenbach, 2013).’’ Op basis van de theorie omtrent een nieuwe dimensie

van gezondheidszorg en de door Eysenbach genoemde voor- en nadelen is in dit onderzoek gekeken naar de effecten van sociale mediaberichten en het perspectief dat adolescente vrouwen op deze eventuele voor- en nadelen hebben.

2.4 Vraagstelling

Op basis van bovengenoemde theorieën en bijbehorende concepten wordt door middel van de data verkregen in dit onderzoek getracht een antwoord te verkrijgen op de volgende hoofdvraag: Wat zijn de effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media

vanuit het perspectief van adolescente vrouwen? Hieronder wordt nader toegelicht waarom

specifiek voor deze doelgroep is gekozen, gevolgd door de methodesectie waarin de concepten gepresenteerd in de hoofdvraag nader zullen worden toegelicht.

2.4.1 Perspectief van adolescente vrouwen

De keuze voor het specifiek richten op het perspectief van jongvolwassen vrouwen is gebaseerd op de theorie van Wardle et al. (2004). Zij hebben onderzoek gedaan naar het verschil tussen mannen en vrouwen in gedrag omtrent gezondheid, gezond eten en een gezonde levensstijl, waaruit naar voren kwam dat vrouwen hier meer waarde aan hechten en bewuster mee bezig zijn dan mannen. Naar aanleiding hiervan is besloten de

onderzoeksgroep te beperken tot vrouwen, aangezien door hun bredere interesse in dit onderwerp de kans bestaat dat zij vrij regelmatig berichten lezen en bekijken op sociale media met betrekking tot gezondheid. Dit maakte dat het vinden van genoeg participanten makkelijker zou zijn wanneer dit op vrouwen was gericht. De leeftijd van de vrouwen ligt tussen de 18 en 25 jaar, aangezien op deze leeftijd de kans groot is dat velen gebruik maken van sociale media, bijvoorbeeld via de telefoon.

(16)

3.0 Methode

3.1 Doel en strategie

Het doel van dit onderzoek is het geven van inzicht in het perspectief van adolescente vrouwen op de effecten die gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media op hen hebben. Gezien het doel - het begrijpen van hun perspectief en niet het verklaren ervan - is gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode. Deze onderzoeksstrategie hanteert een epistemologische positie die omschreven kan worden als interpretatief, wat inhoudt dat het streeft naar het begrijpen van de sociale wereld door middel van het analyseren van de interpretatie van die wereld door haar deelnemers (Bryman, 2012, p. 380). 3.2 Interviews

De interviews zijn erop gericht om het perspectief, en dus de mening en ideeën van de respondenten omtrent de effecten van de gezondheidsberichtgeving op sociale media aan het licht te brengen. Voorafgaand aan de interviews zijn de respondenten kort ingelicht over het onderwerp van het onderzoek en is aangegeven dat de gegevens verzameld tijdens de interviews vertrouwelijk zullen worden behandeld. De interviews zijn gefilmd met een mobiele telefoon om zowel geluid- als beeldmateriaal te verzamelen en vervolgens terug te kunnen kijken en te transcriberen. Ook is het hierdoor mogelijk aan de hand van het beeldmateriaal nogmaals de handelingen van de respondent op de telefoon of laptop te analyseren om hier vervolgens een interpretatie aan te geven. Hierbij is met name gelet op bij welke afbeeldingen de respondent even stopte om beter te kunnen bekijken, ofwel welke afbeeldingen al dan niet de aandacht trokken. Maar ook andersom, bij welke afbeeldingen de respondent juist aangaf er niks mee te hebben of geen gebruik van te maken.

Verder is het veldwerk van dit onderzoek niet gebonden aan een specifieke plaats. De interviews hebben daarom in overleg met de respondenten op verschillende locaties plaatsgevonden, zowel in privésferen als in openbare ruimten.

De interviews zijn semigestructureerd, wat inhoudt dat ze aan de hand van een topiclist zijn afgenomen, maar het precieze verloop van het interview is verder opengehouden zodat, afhankelijk van het antwoord van de respondent, kan worden bepaald waar dieper op moet worden ingegaan en wat minder relevant is in de betreffende situatie. Op deze manier was er dus zoveel mogelijk ruimte voor eigen inbreng van de respondent. Om dit te

(17)

bewerkstelligen zijn open vragen gesteld als ‘wat doen deze berichten met jou?’, ‘hoe zie jij dit of hoe zou jij dit omschrijven?’ en ‘kun je dit nader toelichten?’, waarbij het doel is dat de interviewer zo min mogelijk sturing geeft in het antwoord van de respondent. De topiclist die globaal is aangehouden tijdens de interviews is te vinden in bijlage 7.1 op pagina 43 van dit verslag.

3.3 Respondenten

Zoals genoemd in de theoretische sectie is de keuze voor adolescente vrouwen tussen de 18 en 25 jaar gebaseerd op de theorie van Wardle et al. (2004). Verdere gegevens en informatie over de respondenten zullen hieronder nader worden toegelicht en verantwoord.

3.3.1 Aantal respondenten

Aangezien het onderzoek draait om kwalitatieve data uit observaties en interviews hangt het benodigd aantal respondenten af van het moment waarop theoretische saturatie bereikt zou zijn. Dit omdat het doel niet is om generalisaties over een populatie te maken of correlaties te ontdekken, maar om een beeld te schetsen van de effecten van de sociale mediaberichten vanuit het perspectief van de vrouwen. Op basis van de resultaten en bevindingen afkomstig van de interviews en observaties is dit aantal voor dit onderzoek uiteindelijk neergekomen op negen respondenten, omdat op dit punt voldoende variërende en bruikbare data is verzameld.

3.3.2 Selectie respondenten

De respondenten geselecteerd voor dit onderzoek hoeven niet afkomstig te zijn uit een bepaalde plaats of regio en zijn verzameld aan de hand van het eigen sociale netwerk en via via. Ook via sociale media is een aantal respondenten benaderd om een afspraak voor een interview te maken. De respondenten moesten in ieder geval voldoen aan drie criteria, namelijk van het vrouwelijk geslacht zijn, een leeftijd tussen de achttien en vijfentwintig jaar en tenminste beschikken over een Instagram- en/of Facebookaccount. Dit laatste omdat het onderzoek zich expliciet richt op berichten op deze online platformen, aangezien hierop vele ‘foodbloggers’ actief zijn en andere berichten met betrekking tot gezondheid in grote mate hierop naar voren komen. Er is gekozen voor een beperking tot deze twee platformen omdat het onderzoeksveld anders te groot zou zijn, en de berichten te divers. Op deze manier kon

(18)

duidelijk worden aangegeven om welke berichten het gaat. Verder is tijdens het onderzoek op basis van de tot dan toe verzamelde data gekozen voor het benaderen van een selectie enigszins populaire personen op Instagram die beschikken over een account waarop zij gezondheidsgerelateerde berichten plaatsen en die over een relatief groot aantal volgers beschikken. Ook zij zijn vervolgens geïnterviewd om zo meer variatie in de data te creëren en omdat hun perspectief een nuttige aanvulling is voor dit onderzoek, aangezien zij weer anders kijken naar het gebruik van hun account voor gezondheidsdoeleinden dan de andere respondenten.

3.3.3 Overzicht respondenten

Hieronder is in tabel 1 een overzicht weergegeven van de algemene gegevens van de respondenten die hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Onder de kolom ‘nummer respondent’ is weergegeven hoe in de resultatensectie naar de respondenten is gerefereerd, namelijk met een ‘R’ gevolgd door het nummer van de respondent.

Nummer respondent Leeftijd respondent Woonplaats respondent Opleidingsniveau respondent Aantal volgers op Instagram R1 21 Amsterdam WO-niveau 445 R2 23 Amsterdam Hbo-niveau 522 R3 24 Amsterdam WO-niveau 386 R4 23 Amsterdam Hbo-niveau 692 R5 22 Amsterdam WO-niveau 416 R6 25 Heiloo Hbo-niveau 4504 R7 25 Alkmaar Hbo-niveau 920 R8 19 Alkmaar Mbo-niveau 339 R9 23 Amsterdam WO-niveau 712

Tabel 1: Algemene gegevens respondenten 3.4 Verwerking en analyse

De data verzameld in dit onderzoek zijn geanalyseerd aan de hand van de gefundeerde theorie, ofwel de zogeheten Grounded Theory, ontwikkeld in de jaren zestig door Glaser en Strauss. Dit is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij op basis van systematische

(19)

codering en constante vergelijking getracht wordt een nieuwe theorie te vormen of een aanvulling of toelichting op het onderzoeksgebied te geven (Strauss en Corbin, 1990, pp. 23-34). Bij deze empirische benadering wordt in tegenstelling tot traditioneel onderzoek als eerste stap data verzameld uit verschillende bronnen, in dit geval interviews en observaties. Deze data zijn vervolgens geanalyseerd en gecodeerd, waarna deze codes weer zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. Op deze manier wordt getracht een nieuwe theorie te vormen of een aanvulling te geven op bestaande theorieën op een inductieve manier (Strauss en Corbin, 1990). De categorieën in dit onderzoek zijn dus tot stand gekomen middels constante vergelijking tussen data onderling, en vervolgens vergelijking met bestaande theorieën en data omtrent dit onderwerp.

Alvorens het afnemen van de interviews en observaties heb ik mij verdiept in bestaande theorieën omtrent de effecten van sociale mediaberichten en bestaande informatie betreffende in hoeverre sociale media gebruikt wordt voor het verkrijgen van gezondheidsinformatie, aangezien hier reeds enige voorkennis voor nodig was als aanleiding voor het verrichten van dit onderzoek. Omdat ik bekend was met sommige voorkomende effecten van de gezondheidsberichtgeving op sociale media heeft dit invloed gehad op de onderwerpen die besproken zijn tijdens de interviews, maar de topiclist die van tevoren is opgesteld bleek noodzakelijk voor het aankaarten van onderwerpen tijdens de interviews die anders niet per se ter sprake zouden zijn gekomen. Deze onderwerpen zijn echter wel als zeer relevant te beschouwen en dit maakt dat deze keuze een positief effect heeft gehad op de informatie verkregen tijdens dit onderzoek.

3.5 Operationalisering

De presentatie van de resultaten is opgesplitst in drie overkoepelende onderdelen, waarvan sommige weer zijn onderverdeeld in deelonderwerpen. Deze onderdelen zijn tot stand gekomen aan de hand van de categorieën opgesteld vanuit de databevindingen en in samenhang met de theorie, een methode zoals hiervoor omschreven als de Grounded Theory van Glaser en Strauss (Strauss en Corbin, 1990). Op basis van deze onderdelen zal in de resultatensectie per categorie de data met betrekking tot deze concepten worden gepresenteerd, inclusief verantwoording en terugkoppeling naar de literatuur. Allereerst wordt hieronder de hoofdvraag nogmaals weergegeven, gevolgd door de deelvragen opgesteld voor dit onderzoek, waarbij de belangrijkste concepten kort worden toegelicht.

(20)

3.5.1 Hoofdvraag

De hoofdvraag waar aan de hand van dit onderzoek getracht zal worden een antwoord op te verkrijgen luidt nogmaals als volgt: Wat zijn de effecten van gezondheidsgerelateerde

berichten op sociale media vanuit het perspectief van adolescente vrouwen?

Een belangrijk concept dat hierin naar voren komt betreft de ‘gezondheidsgerelateerde berichten’. Aangezien dit een brede definitie betreft is in dit onderzoek gekozen voor een afbakening van de verscheidenheid aan berichten rondom gezondheid te vinden op sociale media. Onder het concept gezondheidsgerelateerde berichten vallen in dit geval alle berichten op de online platformen Instagram en Facebook die betrekking hebben op gezonde voeding en een gezonde levensstijl. Hierbij kan gedacht worden aan recepten gedeeld via de sociale mediakanalen, evenals fitnesspagina’s of routines en berichten geplaatst door zogeheten fitgirls of (semi)bekende personen en pagina’s op Instagram en Facebook op het gebied van gezondheid. Om zeker te zijn of een bericht over gezondheid gaat, kan gekeken worden naar de zogenoemde hashtags onder een bericht, zoals

#healthyfood, #healthy of #fit, of naar de pagina waarvan de berichten afkomstig zijn, die

duidelijk gezondheidsgericht moet zijn. De berichten gebruikt voor dit onderzoek dienen voornamelijk aspecten ten aanzien van de onderwerpen ‘voeding’, ‘sport’ en ‘een gezonde levensstijl’ te bevatten. Tijdens de analyse van de data kwam dan ook naar voren dat voornamelijk concepten als recepten en sportschema’s geassocieerd worden met gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media, wat in de resultatensectie meerdere malen naar voren zal komen. Ook is tijdens de interviews aan de respondenten de hashtag

‘#healthylifestyle’ getoond om de respondenten zelf eveneens een duidelijk beeld te

verschaffen over de berichten waar het in dit onderzoek om gaat, om verwarring of het hebben van een verkeerd beeld bij de berichten te voorkomen. Ter verduidelijking zijn screenshots van deze berichten bijgevoegd in bijlage 7.2 op pagina 45 van dit verslag.

Een tweede belangrijk concept in deze vraag, en dus in dit onderzoek, betreft de ‘effecten’ die de berichten al dan niet teweegbrengen. Aan de hand van onderstaande deelvragen zijn deze eventuele effecten ingedeeld en zullen zij nader worden toegelicht.

(21)

3.5.2 De eerste deelvraag

Aangezien het begrip ‘effecten’ eveneens een brede definitie kent, is dit in dit onderzoek aan de hand van theoretische concepten opgesplitst in drie gebieden waarop de effecten zich zouden kunnen voordoen. Op basis van deze drie gebieden zijn de deelvragen tot stand gekomen. Het eerste gebied betreft de activering van de burger en alle bijbehorende aspecten en concepten, verkregen uit de theorie van Verhoeven en Tonkens over de participatiesamenleving (2013). De eerste deelvraag luidt dan ook als volgt: Wat zijn de

effecten van gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media op het gebied van activering vanuit het perspectief van adolescente vrouwen?

Activering van de burger, zoals beschreven door Verhoeven en Tonkens, gebeurt in Nederland vanuit de overheid door middel van emotiemanagement. De burger wordt persoonlijke verantwoordelijkheid op het gebied van zorg en sociale steun opgelegd en geactiveerd tot participatie in de samenleving (2013). Gepaard hiermee gaat het feit dat de samenleving individualiseert, waarbij de burger zelf de touwtjes in handen neemt. Effecten op dit gebied kunnen terug te vinden zijn rondom gezondheid, waarbij de burger zelf informatie op sociale media raadpleegt om zo een beeld te vormen op het gebied van heersende gezondheidsnormen of risico’s en ziekten. In het kader van deze deelvraag is dus gekeken naar de vraag of deze trend van individualisering van gezondheid ook terug te zien is in het sociale mediagebruik, bijvoorbeeld door middel van de vraag of respondenten al dan niet naast experts ook zelfstandig informatie op sociale media raadplegen voor gezondheidsdoeleinden. Dit zou eveneens wijzen op Hemetsberger’s (2003) en Eysenbach’s (2013) idee over het ontstaan van een nieuwe dimensie van gezondheidszorg. Verantwoording en toelichting voor de keuze van deze concepten en theorieën zijn terug te vinden in de theoretische sectie eerder in dit verslag.

3.5.3 De tweede deelvraag

De tweede deelvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Wat zijn de effecten van

gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media op het gebied van identiteit vanuit het perspectief van adolescente vrouwen?

Effecten van berichtgeving op sociale media op het gebied van identiteit worden zoals beschreven in de theoretische sectie onderzocht aan de hand van de concepten verkregen van Giddens (1992) en Henwood et al. (2003). Op basis van het verschijnsel van de reflexieve

(22)

zelf en de informed patient identity worden de data verkregen uit de interviews geanalyseerd en wordt er gekeken of onder de respondenten op vergelijkbare manier een identiteit naar voren komt die zelfgeïnformeerd en reflexief is. Daarnaast wordt aan de hand van de theorie van Lewallen en Behm-Morawitz omtrent de effecten van sociale mediaberichten op body

image en sociale vergelijking gekeken of dit eveneens een rol speelt onder de respondenten,

in samenhang met de vraag of al dan niet identificatie met de afbeeldingen plaatsvindt (2016). 3.5.4 De derde deelvraag

De derde deelvraag opgesteld voor dit onderzoek is de volgende: Wat zijn de effecten van

gezondheidsgerelateerde berichten op sociale media op normstelling ten aanzien van gezondheid vanuit het perspectief van adolescente vrouwen?

Zoals reeds beschreven aan de hand van de theorie van Verhoeven en Tonkens, maar eveneens beargumenteerd door Henwood et al. (2013), gaat de burger zelfstandig op zoek naar gezondheidsinformatie online. Op basis van deze informatie in combinatie met expertinformatie wordt een beeld gevormd omtrent gezondheid. Echter, zoals wederom beargumenteerd door Lewallen en Behm-Morawitz (2016), hebben beelden op sociale media eveneens impact op de normen rondom gezondheidsidealen door middel van sociale vergelijking en identificatie. Op basis van de data verkregen uit de interviews is naar voren gekomen dat er verschillende ideeën bestaan betreffende deze huidige norm. Naar aanleiding hiervan is gekozen voor het analyseren en achterhalen van de effecten die de mediaberichten hebben op de normstelling van de burger ten aanzien van gezondheid.

(23)

4.0 Resultaten

Zoals beschreven in de methodesectie is de presentatie van de resultaten onderverdeeld in subparagrafen gebaseerd op concepten verkregen uit de literatuur en bevindingen verkregen uit de data. Dat de berichtgeving op sociale media op het gebied van gezondheid, zowel bewust als onbewust, effect heeft volgens de respondenten kwam al snel naar voren. In het antwoord van respondent negen bijvoorbeeld, komt duidelijk en helder naar voren op wat voor manier de berichten op sociale media worden gebruikt en hoe zij effect hebben op haar eetgewoonten:

R9: Ik vind dat gewoon onwijs handig want er staan echt lekkere en gezonde dingen op die je dan weer inspireren om eens te proberen. Bijvoorbeeld bepaalde combi’s waar je zelf niet op zou komen. Nou, zoals die zoete aardappel met pindakaas en banaan bijvoorbeeld als ontbijt. Dat heb ik ook daar vandaan. Of wat voor toppings je op je yoghurt kan doen, of wanneer ik dus inderdaad een bepaald ontbijt weer zat ben dat ik daarop kijk en eens wat nieuws probeer. Zo kom je toch op lekkere dingen waar je anders niet zo snel aan zou denken.

Dit voorbeeld geeft een direct effect van de online berichtgeving weer, met name het gebruik ervan voor het opdoen van inspiratie voor eigen eet- en leefgewoonten, wat meerdere malen naar voren kwam in de data. Zo geeft de respondent aan ‘lekkere en gezonde dingen’ te proberen doordat zij dit op sociale media voorbij heeft zien komen. De ‘gezonde dingen’ duiden hier op het gezondheidsaspect dat wordt verbonden met eten. Belangrijk is te vermelden dat gezondheid door de respondenten veelal wordt geassocieerd met voeding, wat regelmatig terug te zien zal zijn in de gepresenteerde data in deze sectie. Daarnaast komt uit dit eerste citaat naar voren dat ‘inspiratie opdoen’ de manier is waarop zij de berichten gebruikt. Ook deze vorm van gebruik komt regelmatig terug bij verschillende respondenten.

Echter zijn effecten van de berichten niet altijd zo duidelijk zichtbaar en komen in de data daarnaast veel onderliggende effecten naar voren. Op basis van verschillende aspecten en gebieden waarop de effecten zichtbaar zijn is voor deze sectie een aantal categorieën opgesteld waaronder de belangrijkste bevindingen worden gepresenteerd. Deze categorieën en bijbehorende data zijn hieronder systematisch weergegeven als paragrafen en

(24)

subparagrafen, eveneens gebaseerd op concepten uit de literatuur gebruikt voor dit onderzoek.

4.1 Activering en individualisering

In deze paragraaf zal een beeld worden geschetst van het gebruik en de effecten van sociale media door de respondenten in het kader van participatie, activering en individualisering van gezondheid. Allereerst zal op basis van de data bevindingen met betrekking tot de theorieën omtrent ‘een nieuwe dimensie van gezondheidszorg’ en alle bijbehorende aspecten worden behandeld. Vervolgens zal dieper worden ingegaan op de bevindingen op het gebied van de individualiseringsthese en responsabilisering van de burger wat betreft gezondheid en gezondheidszorg.

4.1.1 Een nieuwe dimensie

Een belangrijk concept binnen de nieuwe dimensie van gezondheidszorg, zoals omschreven door Hemetsberger (2003), is dat van de prosumer. Het verschijnsel van het zowel produceren als consumeren van online gezondheidsinformatie komt naar voren in de volgende twee citaten, beide verkregen van dezelfde respondent. Van belang is te vermelden dat deze respondent diëtiek heeft gestudeerd en een eigen Instagramaccount beheert waarop zij informatie over gezonde voeding deelt. Op de vraag met welke intentie zij aan haar account is begonnen antwoordde zij het volgende:

R6: Nou, eigenlijk vooral omdat er steeds meer mensen bijkwamen die het ‘beter wisten’ dan diëtisten en onzinverhalen verspreidden, zoals gluten vermijden en kokosolie gebruiken en geen koolhydraten meer eten en dat soort dingen. Dus ja, en ook om te laten zien dat gezond eten echt niet moeilijk is, dus ook meer als inspiratie voor andere mensen. Ik vond het ook echt heel leuk om te doen en zo mee bezig te zijn, want ik vind koken en lekkere receptjes bedenken ook heel leuk. Dus het was deels ook niet echt met een doel, maar meer gewoon als hobby omdat ik dat leuk vond en er voldoening uit haalde op dat moment.

De respondent geeft hier aan het account te zijn gestart omdat zij met anderen haar expertise op het gebied van gezondheid wilde delen. Hierin neemt zij de rol van producent aan doordat zij op basis van haar expertise informatie online verschaft, gericht op de consument.

(25)

Aangezien zij afgestudeerd diëtiste is voelde zij naar eigen zeggen de verantwoordelijkheid de juiste kennis met anderen online te delen. Het feit dat zij dit uit vrije wil doet, zonder hiervoor iets terug te vragen, kan worden gekoppeld aan het idee van de participatiesamenleving, waarin burgers maar ook professionals worden gestimuleerd vrijwillig iets aan de samenleving bij te dragen (Verhoeven en Tonkens, 2013). Daarnaast is dit een voorbeeld van wat Eysenbach aanduidt als een nieuwe dimensie van gezondheidszorg, namelijk het feit dat dit zich op sociale media afspeelt, met als voornaamste gebruiksreden de toename van interactie met anderen en het faciliteren, delen en verkrijgen van gezondheidsboodschappen (2013). Waar zoals genoemd in dit citaat de respondent met name producent van informatie is, is daarnaast op basis van haar antwoord op de vraag waar zij haar eigen ideeën en inspiratie omtrent gezondheid en gezonde voeding vandaan haalt eveneens de rol van consument terug te zien.

R6: Hmm, ja gezonde recepten sowieso wel via sociale media ook, ja. Ook om inspiratie uit te halen, bijvoorbeeld checken van de hashtag #buddhabowl en kijken of ik wat leuks tegenkom om mee te nemen als lunch naar werk of zo. Ook wat betreft trainingsschema’s zoek ik wel eens wat op zodat ik wat afwisseling heb in mijn oefeningen die ik thuis of in de sportschool doe, in plaats van elke keer hetzelfde. Wordt ook zo saai anders.

Uit dit antwoord valt op te maken dat de respondent naast een producent eveneens een consument is van gezondheidsinformatie, verkregen via sociale media. Respondent zes vormt hiermee, doordat zij zowel de rol van producent als consument neemt, een goed voorbeeld van een zogenaamde prosumer op sociale media, aldus Hemetsberger (2003).

Daarnaast komt eveneens in het kader van de rol van de consument, die naast de kennis van experts zelfstandig op zoek gaat naar gezondheidsinformatie, in het interview het volgende naar voren. Overigens lijdt deze respondent aan het prikkelbare darmsyndroom en wordt daardoor gedwongen bepaalde periodes minder van sommige voedingsproducten te consumeren, omdat dit een slechte uitwerking op haar darmen heeft.

R3: In de tijden dat ik dan geen tarwedingen eet en geen melkproducten, en geen dingen waar suiker in zit, dan moet je toch wat meer op zoek… (…) Ehm, ook geen vlees trouwens dan. Dan moet je toch wat meer opzoek waardoor… dan let ik daar wel op en dan zijn er natuurlijk wel mensen

(26)

die dan zeggen van ‘oeh dit is super goed voor je want er zitten geen gluten in en er zit dit niet in’, maar ja, ik probeer dat dan gewoon omdat ik zelf weet dat mijn buik daar beter op reageert, heb ik zoiets van ja weet niet hoe gezond het voor anderen is maar merk gewoon voor mezelf dat dat werkt. En dan is het wel gewoon heel handig dat die mensen ideeën voor recepten delen, want ja zo veel keuze heb je niet als je zo veel niet mag…

Te zien is hoe de respondent eerst een diagnose afkomstig van een expert heeft gekregen, namelijk het feit dat zij lijdt aan PDS, en vervolgens via sociale media informatie verkrijgt omtrent een dieet dat zij hiervoor gedurende bepaalde perioden moet volgen. Deze informatie kan echter zowel door een expert als door een leek geplaatst zijn, maar wordt desondanks nageleefd door de respondent. Dit is tevens een voorbeeld van wat wordt verstaan onder een nieuwe dimensie van gezondheidszorg, waarbij het verkrijgen van gezondheidsinformatie afkomstig van zowel experts als leken wordt gecombineerd (Verhoeven en Tonkens, 2013; Henwood et al., 2003).

Ook in het volgende citaat, afkomstig van respondent zeven, is dit verschijnsel te zien. Deze respondent geeft aan wel personal training te hebben gehad maar vervolgens op eigen houtje verder te zijn gegaan, met naast de expertise van de personal trainer het gebruik van sociale media ter inspiratie.

R7: Ik heb een tijdje een personal trainer gehad om een trainingsschema te maken wat bij mij en mijn doelen paste, maar gezien dat wel prijzig was, was dat meer in het begin en ben ik daarna op eigen houtje doorgegaan. Maar op die fitnesspagina’s staan dan ook schema’s en programma’s, en daar haal ik dan ook weer inspiratie vandaan voor mezelf. Te lang hetzelfde schema volgen is ook niet goed, dus zo kan ik dan een beetje variëren of kom ik weer op nieuwe oefeningen. Dat houdt het ook leuker.

Bovengenoemde respondent heeft dus eveneens in eerste instantie wel een expert

geraadpleegd, maar is vervolgens met die kennis als basis zelfstandig doorgegaan en heeft nieuwe kennis verkregen via sociale media.

Bij de volgende respondent komt echter naar voren dat zij, wanneer zij er voor

kiest een periode ‘gezond te doen’, direct de accounts van fitgirls op Instagram raadpleegt, in plaats van eerst een expert te benaderen.

(27)

R4: Maar fitgirls, ja dat heb ik wel een tijdje gevolgd hoor. Maar dat was ook vooral toen ik er zelf meer mee bezig was om heel veel te sporten en gezond te doen. (…) Al moet ik zeggen dat ik wat zij doen vaak ook weer ver vind gaan, zo dedicated ben ik ook weer niet, maar voor schema’s voor voeding en sport is het wel handig.

Hier lijkt dus sprake te zijn van een nieuwe autoriteit wiens kennis wordt geraadpleegd op dit gebied. In zekere zin vervullen deze fitgirls voor respondent vier de rol van personal trainer, ongeacht het feit of zij hier al dan niet voor opgeleid zijn.

Een ander effect dat de online platformen en berichten omtrent gezondheid met zich mee zouden brengen, en eveneens naar voren kwam in de data, betreft de sociale en emotionele online steun, zoals geïdentificeerd door Eysenbach als een van de voordelen van het gebruik van sociale media voor gezondheidsinformatie en communicatie. Zo vertelde respondent zeven het volgende:

R7: Ik krijg wel eens reacties van mensen die ik niet ken over dat ik er goed uitzie of goed bezig ben, en soms ook de vraag wat ik precies doe of eet. Dus dan besef je wel dat ook ‘vreemden’ je profiel bekijken en je dus als een soort voorbeeld zien, dat is wel leuk en werkt ook wel motiverend. Maar dan vermeld ik meestal wel dat ik er dus echt hard voor werk en dat mensen niet per se moeten denken dat het heel normaal is, zo’n lichaam. Tenminste, ik zeg niet dat ik er zo abnormaal uitzie of zo, maar hoop niet dat mensen er een verkeerd beeld van krijgen, wat je natuurlijk ook wel eens hoort over social media.

Hierin komt naar voren dat zij op een bepaald niveau motivatie haalt uit de reacties van zogenoemde ‘vreemden’ op haar profiel. Tevens komen hierin aspecten met betrekking tot normstelling naar voren, waar ik later op terug zal komen.

Vervolgens werd de respondent gevraagd of zij wel eens persoonlijk contact heeft met deze ‘vreemden’. Hierop antwoordde zij het volgende:

R7: Hmm ja, reageren wel eens. Dat vond ik wel leuk, toen kreeg ik een tijdje terug ineens een reactie op een foto van een moeder die dus ook veel sport en zo over dat ik het goed deed en ‘keep up the good work’ en zo. Nja toen heb ik daar natuurlijk wel even op geantwoord en nu reageren we nog steeds wel eens op elkaar. Maar niet echt persoonlijk een bericht sturen of zo nee, maar toch een soort van erkenning voor wat je doet wel. Dat is wel leuk.

(28)

Hier is een aspect van een online community in terug te zien, waarin onderling empowerment plaatsvindt, zoals eveneens beschreven door Eysenbach. Zo duidt hij sociale media onder meer aan als een powerful tool dat de mogelijkheid tot samenwerking tussen gebruikers biedt en dient als sociaal interactiemechanisme voor individuen (Eysenbach, 2013). Hier is dus sprake van online wederzijdse activering, waarvoor sociale media een platform biedt.

4.2 Identiteit en identificatie

In het kader van de theorieën omtrent identiteit in relatie tot gezondheid en als gevolg van de berichtgeving op sociale media is in deze sectie voortkomend uit de data een aantal bevindingen gepresenteerd. Een eerste voorbeeld is dat van respondent zeven, die al eerder is geciteerd in dit verslag. Deze respondent staat zeer regelmatig in de sportschool en beschikt eveneens over een account op Instagram waarop zij actief foto’s van haar afgetrainde lichaam, sportroutines en voeding plaatst. Op de vraag of zij zich dan ook identificeert met zogeheten

fitgirls of hen als voorbeeld ziet antwoordt zij echter het volgende:

R7: Die echte fitgirls niet echt zo nee. Maar anderen zie ik wel weer als een soort voorbeeld, zoals bijvoorbeeld andere fit moms. Dat heeft me wel geïnspireerd dat ik dat ook zou kunnen, want zij kunnen het ook ongeacht dat ze een kind hebben. Dus met hen identificeer ik me dan weer wel meer denk ik. Maar die hele jonge meiden die verder toch niks doen dan alleen sporten daar heb ik wat minder mee. Maar dat is meer iets persoonlijks denk ik, omdat ik meer in hun situatie zit en niet in die van die jonge meiden.

Hierin is terug te zien dat de respondent wederom inspiratie en enigszins motivatie haalt uit berichten online van zogeheten andere fit moms, zoals we eerder zagen en door Eysenbach (2013) als online empowerment wordt gedefinieerd. Echter zijn hier ook aspecten op het gebied van identiteit in terug te zien. Zo geeft de respondent aan ‘andere fit moms’ als voorbeeld te beschouwen en zich eveneens met hen te identificeren. Met andere woorden, uit dit citaat valt op te maken dat de respondent zichzelf eveneens als fit mom identificeert. Giddens’ theorie omtrent de reflexieve zelf, waarbij we door middel van het delen van verhalen over onszelf en ons leven, op basis van kennis en ervaring die we zelfstandig hebben opgedaan, orde in de chaos van de wereld om ons heen willen aanbrengen, valt hier op een

(29)

ander niveau toe te passen. Waar respondent zeven in zekere zin een online identiteit heeft aangenomen, als zijnde een fit mom, en foto’s en verhalen over zichzelf en haar levensstijl deelt die passen binnen deze identiteit, zou dit als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd met de reflexieve zelf waar Giddens over spreekt. Het creëren van orde in de chaos van de moderniteit die hij als reden aanduidt voor het ontstaan van de reflexieve zelf, zou hier het brede scala aan online gezondheidsinformatie kunnen betreffen waarin we een identiteit of standpunt trachten in te nemen.

Naast het idee van de reflexieve zelf komt in het kader van identiteit op het gebied van gezondheidsinformatie ook het fenomeen van de informed patient identity in de data naar voren. Henwood et al. (2003) spreken eveneens over het brede aanbod van gezondheidsinformatie dat tegenwoordig via sociale media te verkrijgen is en hoe dit voor een veranderde identiteit zorgt, namelijk die van de informed patient. In het volgende fragment, afkomstig uit het interview met respondent negen, komt deze informed patient identity naar voren, waar de respondent aangeeft zichzelf breed te informeren op het gebied van gezondheid. Voorafgaand werd gevraagd welke accounts zij op Instagram volgt omtrent gezondheid.

R9: Ehm, nou bijvoorbeeld ‘Uit Paulines keuken’ volg ik, of ‘themodelfooddiary’ of ‘Deliciously Ella’. Ja ik volg er wel veel eigenlijk. En als hashtag volg ik ook bijvoorbeeld ‘#thenewhealthy’ en dan krijg je alle posts waar [de gezonde levensstijl] in benoemd wordt. Die gebruik ik dan weer voor het maken van een gezond recept.

Hier wordt dus door middel van het volgen van een breed scala aan gezondheidsaccounts op Instagram en het volgen van hashtags omtrent gezondheid gezorgd dat de respondent het gevoel heeft brede kennis aan gezondheidsinformatie te hebben op het gebied van gezonde recepten, dankzij sociale media.

Het vormen van een identiteit op basis van de gezondheidsinformatie verkregen op sociale media en het zelfstandig opzoeken van gezondheidsinformatie heeft echter ook negatieve gevolgen, zo blijkt uit de data. Tijdens het interview met een van de respondenten werd dieper ingegaan op de term orthorexia, een eetstoornis waarbij een ziekelijke fixatie is op gezond eten, als zijnde een eventueel gevolg van de gezondheidsberichtgeving op sociale media. Deze respondent antwoordde hierop dat zij wel degelijk denkt dat orthorexia mede

(30)

een gevolg is van sociale mediaberichten, en sprak hierbij, zoals hieronder weergegeven, uit eigen ervaring.

R9: Nou, ik was vroeger niet zo bezig met gezonde voeding en wist er ook eigenlijk vrij weinig vanaf. En toen rond m’n 15e was ik niet helemaal tevreden over m’n lichaam en wilde ik wat afvallen. Dus ben ik veel gaan sporten en ook gezonder gaan eten. Ik heb dit toen wel helemaal zelf gedaan, of tenminste ‘zelf’ als in zonder personal trainer of diëtist of iets. Dus ik haalde toen ook veel inspiratie voor recepten en zo van social media. En toen ben ik daar eigenlijk een beetje in doorgeslagen kun je wel zeggen. Ik begon resultaat te zien en ging eigenlijk alleen nog maar meer sporten en minder eten. Op m’n lichtst woog ik 42 kilo…

Op de vraag of zij zich dan ook identificeerde met de fitgirls op Instagram antwoordde zij vervolgens:

R9: Niet per se identificeren denk ik, nee. Voor mijn gevoel waren zij wel wat heftiger, ik had niet het idee destijds dat ik er zo in doorsloeg. Dacht gewoon dat ik gezond bezig was. Die fitgirls sloegen er naar mijn mening wel meer in door. Al denk ik achteraf dat het niet eens zo veel scheelde. Denk ook wel dat die plaatjes van hun lichamen er enigszins voor hebben gezorgd dat ik dat ook wilde of onzeker was in eerste instantie, misschien onbewust. Daarin ben ik waarschijnlijk ook niet de enige, het is natuurlijk al wel bekend dat meer jonge meiden zich daarmee gaan vergelijken…

Naar voren komt dat er in dit geval waarschijnlijk onbewust identificatie of vergelijking met personen op Instagram heeft plaatsgevonden, wat tot een negatief zelfbeeld heeft geleid en vervolgens als motivatie heeft gediend om ‘gezonder’ te leven. Met gebrek aan expertkennis is deze respondent uiteindelijk zoals zij dit zelf verwoordt ‘doorgeslagen’ in deze gezonde levensstijl, wat leidde tot een eetprobleem. Dit is een voorbeeld van een negatief gevolg van de burger die zelfredzaam tracht te zijn en op eigen gelegenheid kiest welke informatie men tot zich neemt (Verhoeven en Tonkens, 2013; Henwood et al., 2003).

Naast bovengenoemde theorieën is dit bovendien een voorbeeld van het argument van Lewallen en Behm-Morawitz (2016) over de negatieve gevolgen van afbeeldingen op sociale media. Zo bespreken zij hoe, door middel van identificatie en sociale vergelijking met een bepaald schoonheidsideaal dat online wordt weergegeven, dit kan leiden tot het vertonen

(31)

van extreem gewichtsverlies (ibid., pp. 5-6). Respondent negen zegt zich in eerste instantie niet zo zeer te identificeren met fitgirls op Instagram, maar geeft desondanks aan dat de afbeeldingen er onbewust voor zouden kunnen hebben gezorgd dat zij een bepaalde hoeveelheid gewicht heeft verloren.

4.3 Normstelling

In deze paragraaf zal aan de hand van de data een beeld worden geschetst omtrent de bevindingen op het gebied van de heersende onderliggende gezondheidsnormen voortkomend uit antwoorden van de respondenten. Allereerst zal de relatie tussen identiteit en normstelling ten aanzien van gezondheidsideeën worden beschreven, gevolgd door een presentatie van de heersende norm die in de data naar voren is gekomen. Vervolgens zal ter onderbouwing deze norm toegelicht worden aan de hand van citaten waarin accounting en nuancering van al dan niet gezond gedrag door de respondenten naar voren komt, wat de huidige norm initieert.

4.3.1 Fitgirls als belichaamde grens

Tijdens de analyse kwam naar voren dat identiteit of mate van identificatie en normstelling met elkaar in relatie staan. Wanneer een respondent bijvoorbeeld aangeeft zich al dan niet te identificeren met bepaalde fitgirls lijkt dit eveneens te wijzen op de heersende norm op dit gebied. Ter verduidelijking is het volgende citaat gepresenteerd, waarin naar voren komt dat de respondent zich niet identificeert met een fitgirl omdat dit niet als ‘normaal’ wordt beschouwd.

R8: Vooral dus qua voeding vind ik het leuk om [bepaalde Instagramaccounts] te volgen en daar inspiratie uit te halen. Maar die fitgirls identificeer ik me niet echt mee. Van die onwijs afgetrainde lichamen en 24/7 in de sportschool staan is niet echt voor mij weggelegd. Vind het ook altijd een beetje overdreven of heftig dat mensen zo willen leven. Heb het idee dat zij niet echt kunnen genieten van gewoon lekker eten bijvoorbeeld en een drankje, dat zou ik dus niet kunnen laten staan. Voor hen is sporten ook echt hun leven, nou ja dat is prima als dat hun keuze is, maar mijne is het niet.

(32)

Deze respondent identificeert zich naar eigen zeggen niet met fitgirls, en er lijkt zelfs een negatieve connotatie aan ‘hun’ te hangen, waarbij sporten ‘hun leven’ is en de levensstijl ‘hun keuze’. Aan het feit dat de respondent dit overdreven noemt en fitgirls niet kunnen genieten van ‘gewoon lekker eten’ komt daarnaast een aspect van de heersende norm ten aanzien van gezondheid en gezond leven naar voren. Zij zouden in zekere zin tè gezond leven, wat, zo lijkt het, niet de norm is. Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat de fitgirls als het ware als een grens werken. Zij belichamen (letterlijk) wat te ver gaat in termen van gezond en fit volgens de heersende norm.

Dit negatieve beeld ten opzichte van fitgirls komt overwegend naar voren uit de data. Zo ook bij de volgende respondent, die aangeeft eerst wel fitgirls te hebben gevolgd, maar hier al snel mee is gestopt.

R5 Maar ik ben daar wel erg snel van afgestapt omdat ik het idee heb dat fitgirls vaak een beeld schetsen dat niet echt is. En daardoor neem ik het niet echt serieus eigenlijk. Dan denk ik ja het zal allemaal wel. Eet jij lekker je blaadje sla dan maak ik lekker een pastaatje voor mezelf vanavond. Haha.

Hieruit komt wederom naar voren dat er geen identificatie plaatsvindt met de fitgirls, sterker nog, zij worden als ‘niet echt’ beschouwd, althans in de manier waarop zij zich voordoen. Ook is hier, in de beeldspraak gebruikt door de respondent, de tegenstrijdigheid in ‘te gezond’ en ‘normaal’ terug te zien. Te gezond wordt hier uitgedrukt als ‘blaadje sla’, en een ‘pastaatje’ lijkt door de respondent als normaal te worden beschouwd.

Ook is een voorbeeld dat al eerder is aangehaald in dit onderzoek, namelijk onder het kopje van ‘een nieuwe dimensie’ van gezondheidszorg, in het kader van normstelling eveneens toepasbaar. Hieronder wordt het citaat opnieuw gepresenteerd, gevolgd door een toelichting waarom het ook in dit kader geschikt is.

R7: Ik krijg wel eens reacties van mensen die ik niet ken over dat ik er goed uit zie of goed bezig ben, en soms ook de vraag wat ik precies doe of eet. Dus dan besef je wel dat ook ‘vreemden’ je profiel bekijken en je dus als een soort voorbeeld zien, dat is wel leuk en werkt ook wel motiverend. Maar dan vermeld ik meestal wel dat ik er dus echt hard voor werk en dat mensen niet per se moeten denken dat het heel normaal is, zo’n lichaam. Tenminste, ik zeg niet dat ik

(33)

er zo abnormaal uitzie of zo, maar hoop niet dat mensen er een verkeerd beeld van krijgen, wat je natuurlijk ook wel eens hoort van social media.

Hier is te zien hoe deze respondent het belangrijk acht dat men niet moet denken dat haar afgetrainde lichaam de standaard of ‘normaal’ is. Dit wijst wederom op de onderliggende norm dat ‘tè’, wat in dit geval duidt op een afgetraind lichaam waar hard voor is gewerkt, niet als normaal wordt beschouwd.

Daarnaast is dit eveneens terug te koppelen aan een negatief effect van de berichtgeving op sociale media, waar deze respondent zich schijnbaar bewust van is. Zoals eerder genoemd onder het kopje ‘identiteit en identificatie’ wijzen Lewallen en Behm-Morawitz (2016) op het lichaamsideaal dat online geschetst wordt en tot gevolgen als een negatief zelfbeeld en gewichtsverlies kan leiden. Respondent zeven wil duidelijk maken dat zij niet ‘normaal’ is volgens de heersende norm en haar foto’s dus ook niet zo geïnterpreteerd moeten worden.

4.3.2 Gezond, maar niet tè

Aan de hand van voorgaande citaten is reeds een idee geschetst omtrent de heersende norm met betrekking tot gezondheid. Hierin vervult de fitgirl in zekere zin de rol van grens tussen wat normaal en wat abnormaal wordt gevonden. Dát er een grens bestaat tussen wat normaal en abnormaal, of gezond en ongezond wordt gevonden is duidelijk. Waar deze grens precies ligt loopt nog uiteen. Op verschillende manieren uit de antwoorden van respondenten komt naar voren dat er een idee heerst van een ‘gezond, maar niet tè gezond’ leven, waarbij de een hierin een andere grens stelt dan de ander. Uit het volgende citaat komt dit bijvoorbeeld naar voren, waarin de respondent letterlijk aangeeft niet ‘extreem gezond te leven hoor’, ongeacht het feit dat zij minimaal vijf keer per week in de sportschool staat. Op de vraag of zij bewust bezig is met een gezonde levensstijl antwoordt zij het volgende:

R7: Ja, dat ben ik wel echt ja. Al moet ik zeggen dat ik echt niet extreem gezond leef of zo hoor, ik vind het gewoon lekker veel te sporten en let ook wel op m’n voeding, vooral voor het zien van resultaten is dat belangrijk. Maar vind het ook heerlijk een wijntje te drinken bij het eten soms of in het weekend, of een burger op z’n tijd. Dat soort dingen doe ik ook wel gewoon nog steeds hoor.

(34)

Hieruit komt de norm van wat gewoon en wat eventueel te gezond zou zijn duidelijk naar voren. Zo zegt de respondent ‘dat soort dingen ook wel gewoon nog steeds te doen’, waarin ‘gewoon’ duidt op het idee dat een burger of een wijntje op z’n tijd normaal is. Ook wordt duidelijk gemaakt dat zij het ‘gewoon lekker vindt’ om te sporten, al blijkt later in dezelfde zin dat zij dit ook voor de resultaten doet.

Ook bij respondent één komt naar voren dat tè gezond leven of er tè veel mee bezig zijn niet als normaal wordt beschouwd. Zo antwoordde zij het volgende op de vraag of zij

fitgirls op Instagram volgt:

R1 Nee, die volg ik niet. Ik vind gewoon al die plaatjes van afgetrainde lichamen en healthy food vooral overdreven. Ik snap wel dat je er mee bezig wilt zijn gezond te leven, kan ik me best indenken, maar waarom zou je dat dan meteen overal online moeten gooien? En net als met die superfoods en zo, ik word daar echt niet warm van. Gewoon een normaal broodje met kipfilet en wat groenten is toch ook gezond?

Hieruit komt enigszins afkeer tegenover de voedingstrends en online berichtgeving omtrent voeding en lichamelijke schoonheidsidealen naar voren. Deze respondent pleit als het ware voor een ‘normaal’ broodje kipfilet in plaats van superfoods. Ook hier is dus terug te zien wat als normaal wordt beschouwd en wat niet. Toch ligt bij deze respondent de grens lager, aangezien zij in principe bijna alle berichtgeving omtrent gezondheid overdreven vindt, terwijl, bijvoorbeeld bij respondent zeven hiervoor weergegeven, de grens hoger ligt aangezien zij de meeste berichtgeving wel normaal vindt of dit zelfs zelf plaatst. Hieruit komt naar voren dat er in principe dezelfde norm heerst, maar de grens van deze norm onderling verschilt. 4.3.3 Accounting en nuancering van gedrag

Zoals voorgaand aangetoond is de norm ‘gezond, maar niet tè’ met name terug te zien in de manier waarop respondenten over fitgirls spreken, maar ook in de manier waarop zij hun eigen gedrag verantwoorden. Dit laatste komt overwegend naar voren uit de data, zoals ook in het volgende voorbeeld, waarin de respondent zonder enige sturing van de interviewer het gevoel lijkt te hebben haar eigen ongezonde gedrag direct te moeten verantwoorden of goed

(35)

te moeten praten. Op de simpele vraag wat zij de dag ervoor heeft gegeten antwoordt zij namelijk het volgende:

R3: Ehm, nou meestal ontbijt ik wel maar gisteren had in lunch en ontbijt in een. Was een bagel, haha, en toen moest ik oppassen, en toen ging ik met mijn oppaskindjes naar het zwembad. En toen heb ik daar nog zo’n klein zakje chips gegeten. Want ja, dat kun je daar halen. Of

kroketten of zo. Snoep. En toen heb ik ’s avonds met mijn oppaskindjes pizza gegeten. Maar, als ik zelf.. ja ik eet wel eens in het weekend pizza, maar als ik zelf eet dan eet ik niet

doordeweeks pizza. Alleen ja, ik was met hen dus. (…) Normaal eet ik wel iets normaler. Dan eet ik gewoon in de ochtend ontbijt, meestal havermout. Dan tussen de middag of een broodje of een salade. En dan in de avond ja gewoon avondeten… Kan wel pasta zijn of zo maar ja wel gewoon zelf gemaakt. En ehm, ja soms natuurlijk wel een tussendoortje of als ik in de avond nog wat ga doen.. Ja dan eet ik wel gewoon borrelplank. Haha.

Het feit dat de respondent hier zelf aangeeft normaal gesproken wel ‘normaler’ te eten en daarbij benadrukt dat pizza doordeweeks niet normaal is wijst op het heersende idee over wat normaal is met betrekking tot gezondheid en wat niet. In dit geval is het dus normaal met havermout te ontbijten en doordeweeks geen pizza te eten, en wordt het als afwijkend van de norm beschouwd wanneer dit wel gebeurt. Waar hiervoor naar voren kwam dat ‘gezond maar niet tè’ de norm is, vult dit citaat hierop aan dat ‘tè ongezond’ ook niet als normaal wordt beschouwd. Er lijkt een balans te worden gezocht tussen deze verschillende ideeën over een gezonde levensstijl.

Een laatste voorbeeld van nuancering van gedrag, waaruit eveneens de heersende norm naar voren komt, is afkomstig van de volgende respondent. Zo antwoordt zij op de vraag of zij bewust bezig is met gezonde voeding en een gezonde levensstijl het volgende: R6 Ja, ja zeker. Maar ik moet zeggen dat dat bewuste er wel een beetje vanaf is en dat dit gewoon

‘normaal’ is geworden. (…) Gezien ik diëtiek heb gedaan en dus mijn eigen voedingsblog en zo heb, kan ik zeker wel zeggen dat ik me erin verdiept heb en er bewust mee bezig ben of was. Maar ondertussen is het niet meer zo dat ik moet nadenken of moeite moet doen om gezond te eten, dit gaat gewoon automatisch voor mij. Zo kies ik dus altijd voor volkoren granen, dus volkoren brood, volkoren pasta, volkoren couscous, zorg ik altijd dat ik 2-3 stuks fruit eet, elke

(36)

dag genoeg groente eet, dat soort dingen. En natuurlijk gerust ook wel snoep - gisteren wijn gedronken en een Mars-ijsje gegeten - maar gewoon niet elke dag.

Zij geeft aan bewust bezig te zijn met gezonde voeding en een gezonde levensstijl, maar noemt dit zelf niet meer bewust maar ‘normaal’. Hieruit komt eveneens naar voren dat de grens tussen wat gezond en tè gezond is, of normaal en abnormaal, nogal uiteenloopt. Anderen zouden wat zij als normaal beschouwt, duidend op de lijst aan gezonde voeding die zij opnoemt, misschien al als abnormaal of tè gezond beschouwen, of vinden dat zij hier ‘te bewust’ mee bezig is, terwijl dit voor haar normaal is. Daarnaast komt ook hier weer nuancering van het gezonde gedrag naar voren, aangezien zij aan het eind toch nog even moet noemen dat zij ‘natuurlijk gerust ook wel ongezond eet’, maar ‘gewoon’ niet elke dag. Hier komt wederom naast het idee van niet te gezond, ook het idee van niet te ongezond naar voren, omdat zij aangeeft dat niet elke dag snoep, wijn en Mars-ijsjes eten ‘gewoon’ is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit geval zijn het aantal likes van de pagina een minder goede indicator voor prominentie van de pagina in het netwerk, gezien de pagina’s, die de meeste likes hebben vaak niet

Sanoma Media en Insites Consulting (Sanoma Media, 2012) hebben gekeken naar hoe emoties gebruikt kunnen worden voor meer relevante en aansprekende

Een vervolgonderzoek zou zich bovendien kunnen richten op het koppelen van de resultaten die blijken uit de huidige analyses, aan een onderzoek waarbij twitteraars

Een analyse van de literatuur en de casussen heeft geresulteerd in een overzicht van strategieën die door de overheid kunnen worden gehanteerd bij de inzet van sociale media: [1]

28 Zo laat David Park zien hoe tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) foto’s nog niet in kranten en tijdschriften afgedrukt konden worden, maar dat ze er wel

The owner of the vital-sign monitoring (VsM) application service has designed an architecture of independent service providers, and translated requirement R1 into a set of assump-

Specialty section: This article was submitted to Public Health Policy, a section of the journal Frontiers in Public Health Received: 25 November 2017 Accepted:

Het wantrouwen in VT door professionals wordt versterkt door de gebrekkige bereikbaarheid van VT, een lange wachttijd en een ineffectieve communicatie (e.g. onwetend over