• No results found

Politiek en pragmatisme in de sport. Socialisten, communisten en de Olympiades van Barcelona (1936) en Antwerpen (1937)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Politiek en pragmatisme in de sport. Socialisten, communisten en de Olympiades van Barcelona (1936) en Antwerpen (1937)"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POLITIEK EN PRAGMATISME IN DE SPORT

Socialisten, communisten en de Olympiades van Barcelona (1936) en Antwerpen (1937)

17 mei 2018

Marja Verbraak

Scriptiebegeleider: dr. Samuël Kruizinga Tweede beoordeling: dr. Willem Melching

(2)

2

Foto omslag: poster van de Olympiade in Barcelona, 1936

https://www2.warwick.ac.uk/services/library/mrc/explorefurther/images/olympics (3 augustus 2016) (17 juli 2017)

(3)

3

Inhoud

Inleiding 5

1 Internationale en nationale arbeiderssport in de jaren dertig 15 Introductie

1.1. Internationale organisaties voor arbeiderssport 16 1.1.1. Verheffing van de arbeidersklasse 16 1.1.2. Socialistische Arbeiderssport Internationale (SASI) 17 1.1.3. Rode Sport Internationale (RSI) 18 1.2. Nationale organisaties voor arbeiderssport 20 1.2.1. Nederlandse Arbeiderssportbond (NASB) 20

1.2.2. Rode Sport Eenheden (RSE) 24

1.2.3. Trouweloze achterban 26

1.3. Mislukte fusiebesprekingen 28

Conclusie 32

2 Volksolympiade in Barcelona (1936): de Russen komen niet 33 Introductie

2.1. Ontstaansgeschiedenis 34

2.1.1. Protest tegen de 'nazi-spelen' in Berlijn 34 2.1.2. Alternatieve spelen in Spanje 35

2.2. Nederlandse sportdelegatie 41

2.2.1. De Nederlandse sportwereld en de Berlijnse spelen 41 2.2.2. Nederland en het Volksfront 43 2.2.3. 'Geen fascisme in de sport!' 45

Conclusie 50

3 Arbeidersolympiade in Antwerpen (1937): de Russen komen 51 Introductie

3.1. Achtergrond 52

3.2. Nederlandse sportdelegatie 55

(4)

4

Slotconclusie 63

Bijlagen 67

Bibliografie 69

(5)

5

Inleiding

'De doeleinden van de communisten en de onze liggen aan twee tegenovergestelde polen. Het hunne is de dictatuur, het onze is de democratie, en er is tusschen dictatuur en democratie geen verzoening denkbaar!'

Willem Albarda, partijleider van de SDAP, 17 november 1936.1

Het Volksfront: samen tegen het fascisme

In november 1936, op het moment dat de Nederlandse sociaaldemocraat Albarda samenwerking met de communisten zo scherp afwees, waren in Frankrijk en Spanje

Volksfrontregeringen aan de macht. Albarda maakte met het bovenstaande citaat duidelijk dat een dergelijke coalitie, waarin sociaaldemocraten en communisten samenwerkten tegen het opkomende fascisme, wat hem betreft in Nederland geen schijn van kans maakte.

De Sovjetunie was op dat moment voorstander van samenwerking met de

sociaaldemocraten. Dat was een verrassende beleidswijziging. In 1928 had de Komintern, de Communistische Internationale waar de Sovjetunie de dienst uitmaakte, de sociaaldemocratie nog bestempeld als 'sociaal-fascisme', de voornaamste vijand van het communisme. De arbeidersklasse kon wat Stalin betreft alleen door middel van revolutie aan de macht komen en niet via de geleidelijke weg van parlementaire verkiezingen. Communisten mochten eind jaren twintig, begin jaren dertig absoluut niet samenwerken met sociaaldemocraten. Stalins strategie was echter veranderd na het aan de macht komen van Hitler in 1933, die streefde naar meer Lebensraum voor Duitsland en onderwerping van de volkeren in het oosten van Europa. De Sovjetunie zocht toenadering tot het westen om deze gemeenschappelijke vijand te verslaan. In 1934 trad de Sovjetunie toe tot de Volkenbond. In maart 1935 verklaarde Hitler dat Duitsland herbewapend zou worden, in strijd met het door hem zo verfoeide verdrag van Versailles. Een paar maanden later, in juli/augustus 1935, besloot de Komintern tijdens het 7e Congres in Moskou zich voortaan in te zetten voor samenwerking met de eerder fel

verketterde sociaaldemocraten én met de 'burgerlijke' links-liberalen.2 Geen politiek isolement

meer, maar coalitievorming om de opmars van het fascisme te keren.Deze beleidswijziging moest wat de Komintern en Stalin betreft zonder tegenspraak worden uitgevoerd door de aangesloten communistische partijen in het buitenland, waaronder de Nederlandse

1 Handelingen der Tweede Kamer, 17 november 1936 370, www.statengeneraaldigitaal.nl (geraadpleegd 2 februari 2018).

2 Informatie over het ontstaan van het Volksfront: Michael Richards, 'The Popular Front', in: Gordon Martel ed., A companion to Europe 1900-1945 (Oxford enz. 2006) 375-390.

(6)

6

communistische partij. De buitenlandse partijen werden beschouwd als 'secties' van de Komintern die de Sovjetunie moesten steunen.3

In Europa was er eerder in de jaren dertig binnen sociaaldemocratische partijen wel discussie geweest over 'proletarische eenheid' tegen het fascisme, maar op dat moment beschouwde Stalin hen nog als aartsvijanden. Door de nieuwe Volksfrontpolitiek werd de discussie over de vraag of samenwerking tussen progressieve politieke partijen wenselijk was minder vrijblijvend. Velen voerden aan dat de verdeeldheid die in Duitsland tussen

progressieve partijen had bestaan Hitler in de kaart had gespeeld.4 Er werden vurige

pleidooien gehouden om samen te gaan, om links sterker te maken en het fascisme tot staan te brengen. In Frankrijk en Spanje won het Volksfront de verkiezingen van 1936.5

Nederland: verdeeldheid op politiek niveau

In Nederland kwam er echter geen Volksfront. Een reden voor de huiver ten opzichte van communisten was dat berichten over Stalins schrikbewind doorsijpelden: tijdens de Grote Terreur (1936-1938) werden honderdduizenden Sovjetburgers gefusilleerd of naar Siberië gestuurd.De terreur verzwakte de positie van communistische partijen in Europa.6 Bovendien waren de betrekkingen tussen de drie linkse partijen die in de tweede helft van de jaren dertig in de Tweede Kamer zaten, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP, 22/23 van de in totaal 100 zetels), de stalinistische Communistische Partij Nederland (CPN, 3/4 zetels) en de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij RSAP (0/1 zetel), van oudsher kil tot ronduit vijandig. De CPN volgde Moskou en drong sinds 1935 aan op eenheid binnen links,7 maar de sociaaldemocraten lieten zich niet zo gemakkelijk het hof maken. Het lag de SDAP-leiding vers in het geheugen dat ze door de CPN kort daarvoor nog waren uitgemaakt voor verraders

3 Ibidem 378; Brigitte Studer, The transnational world of the Cominternians (Basingstoke en New York 2015) 22 en 27-32.

4 Stephen Salter, 'The object lesson. The division of the German left and the triumph of national socialism', in: Helen Graham en Paul Preston ed., The Popular Front in Europe (Londen 1987) 20-34, aldaar 22 en 30.

5 Eind jaren dertig zou blijken dat zelfs in Frankrijk en Spanje de verdeeldheid binnen links (afgezien van de niet geringe weerstand van rechts) te groot was om een succes te maken van de Volksfrontgedachte. Helen Graham en Paul Preston concluderen: 'What could have been the most efficacious barrier against fascism ultimately failed.' Helen Graham en Paul Preston, 'The Popular Front and the struggle against fascism', in: idem, The Popular Front in Europe 1-17, aldaar 17.

6 Jonathan Haslam, 'The Soviet Union, the Comintern and the demise of the Popular Front', in: The Popular Front in Europe 152-160, aldaar 158; Ger Verrips, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995) 7.

(7)

7

van de arbeidersklasse. Stalin wilde weliswaar eerst het fascisme verdrijven, maar wat was hij daarna met de sociaaldemocraten van plan? Wilde de CPN niet gewoon infiltreren bij de SDAP?

De drie linkse partijen in de Tweede Kamer hadden een verleden van bittere ideologische strijd, afsplitsingen en verdachtmakingen.8 In 1909 was er al een pijnlijke

scheuring geweest toen de communisten zich hadden afgescheiden van de SDAP. Ze noemden zich aanvankelijk de Communistische Partij Holland (CPH), later werd dit de Communistische Partij Nederland (CPN). Na deze afscheiding was binnen de SDAP

nogmaals een felle strijd opgelaaid tussen de linkervleugel en de 'reformisten', een strijd die er in 1932 toe had geleid dat de linkse oppositie uit de partij was getreden. Deze linkse oppositie was in 1935 met een andere linkse splinter gefuseerd en noemde zich nu RSAP. De

Amsterdamse SDAP-fractie wenste in de zomer van 1935 nog wel onderhandelingen met de CPN, maar dit opstandje tegen het partijgezag werd door de partijtop onder leiding van Willem Albarda de kop ingedrukt.9 De eerder genoemde RSAP was wel communistisch, net

als de CPN, maar tegen Stalin; in de onderzoeksperiode was de partij lid van de Internationale Communistische Liga (ICL) van Trotski, Stalins grote vijand.

Er was nog een andere, belangrijke reden voor de SDAP-top om zich verre te houden van partijen aan haar linkerzijde en aansluiting te zoeken bij 'burgerlijke' partijen: de

sociaaldemocraten wilden meeregeren.10 De liefdesbetuigingen van Stalin c.s. werden dus ook

afgewezen omdat de partij regeringsfähig moest overkomen. Specifiek voor de Nederlandse situatie was dat de SDAP weliswaar in grootte de tweede partij van het land was, na de rooms-katholieke RKSP, maar nog nooit in de regering had gezeten. De roomskatholieken wilden alleen 'in uiterste noodzaak' samen met de sociaaldemocraten regeren: de SDAP verklaarde dan wel voorstander te zijn van de parlementaire democratie, maar kon ze wel vertrouwd worden, hadden de roden hun radicale ideeën echt laten varen? Veel Nederlanders waren in de tweede helft van de jaren dertig, de jaren die centraal staan in deze scriptie, niet alleen beducht voor het opkomend fascisme maar net zozeer voor het Rode Gevaar.

Confessionelen en liberalen bekeken linkse politieke partijen en organisaties met argwaan.11

8 Koen Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark. Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1914 (Amsterdam 2003) 33, 82-91.

9 Wall, Evert van der, '1935: proletarische eenheid in Amsterdam?', in: Voor buurt en beweging. Negentig jaar sociaal-democratie tussen IJ en Amstel (Amsterdam 1984) 140-159.

10 Piet de Rooy, 'Begeerten en idealen. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland. Een essay', in: Piet de Rooy e.a., De rode droom. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland (Nijmegen 1995) 8-73, aldaar 45-46.

11 Rob Hartmans, Vijandige broeders? De Nederlandse sociaal-democratie en het nationaal-socialisme, 1922-1940 (Amsterdam 2012) 33-34 en 43.

(8)

8

De overheid nam maatregelen tegen extreem rechts én extreem links: ambtenaren mochten geen lid worden van extreme partijen, er kwam een uniformverbod en demonstraties en vergaderingen werden verboden.12

Ook de SDAP had hinder van deze maatregelen, schrijft historicus Koen Vossen. 'Het illustreert de nog precaire positie van de sociaal-democraten in deze periode. Wat omvang betreft was de SDAP weliswaar een grote partij (...), maar tot de gevestigde orde hoorde zij, zeker op landelijk niveau, niet.'13 Juist om die reden was het zo belangrijk voor de gematigde partijtop om het geluid te smoren van degenen binnen de partij die toenadering zochten bij de CPN.14 Géén associaties met de communisten graag. De vernieuwingsbeweging binnen de SDAP - weg van de revolutie, richting burgerlijke samenleving - kreeg de overhand. In 1937 werd de omvorming naar een brede volkspartij vastgelegd in een nieuw beginselprogramma. In 1939 zou de gematigde opstelling eindelijk leiden tot regeringsdeelname.15

Onderzoeksvraag: en in de praktijk?

In de jaren dertig was er dus sprake van een kloof tussen Nederlandse sociaaldemocraten en communisten. De vraag is echter of de scherpe grenzen op het formele, politieke niveau ook in de praktijk bestonden. Historici hebben veel aandacht besteed aan die politieke

verdeeldheid en het debat over het al of niet vormen van een Volksfront, aan politieke geschiedenis, politieke gebeurtenissen en standpunten van politici. Maar bestond het in marmer gehouwen onderscheid tussen sociaaldemocraat en communist ook in het dagelijks leven?

Mijn belangstelling voor informele contacten tussen sociaaldemocraten en

communisten komt voort uit het veranderde discours rond het begrip verzuiling. De afgelopen decennia is kritiek geuit op de zo invloedrijke verzuilingsthese van politicoloog Arend

Lijphart, die in 1968 in zijn standaardwerk Verzuiling, pacificatie en kentering in de

Nederlandse politiek schreef dat er in Nederland in vergelijking met andere landen sprake was

12 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark 90-91. 13 Ibidem 206.

14 Onder wie enkele kopstukken van de SDAP zoals F. Wibaut, die voorstander was van een 'proletarisch eenheidsfront'. Peter Jan Knegtmans, Socialisme en democratie. De SDAP tussen klasse en natie, 1929-1939 (Amsterdam 1898) 142-143; Hartmans, Vijandige broeders? 175-177, 234. In de tweede helft van de jaren dertig bestond ook het Comité van Waakzaamheid, een 'intellectuelenclub' waarin sociaaldemocraten en communisten met elkaar samenwerkten tegen het fascisme. Een andere organisatie die eenheid tegen het fascisme nastreefde, de volksbeweging Eenheid door Democratie, had meer leden en was anti-communistisch. Ibidem 179-183.

(9)

9

van sterk afgebakende grenzen tussen bevolkingsgroepen.16 Er waren volgens hem vier zuilen die in het dagelijks leven apart van elkaar functioneerden: katholieke kinderen gingen naar een katholieke school, protestantse zieken lagen in een protestants ziekenhuis, liberale intellectuelen lazen de liberale krant en arbeiders luisterden naar de VARA-radio. Critici schreven later dat er ook 'mini-zuilen' bestonden, waaronder een communistische zuil. Nederland was ondanks die verdeling in zuilen volgens Lijphart toch stabiel doordat de leiding van de vier grootste zuilen (in tegenstelling tot de gewone burgers) met elkaar samenwerkte. De afgelopen decennia hebben historici dit idee van een Nederlandse

Sonderweg en het begrip verzuiling geproblematiseerd.17

Ze hebben zich onder andere afgevraagd of de grenzen in het dagelijks leven wel zo scherp waren getrokken als Lijphart beschreven heeft. Historicus Piet de Rooy stelde dat het begrip verzuiling slechts tot verwarring leidt. In de jaren dertig gebruikten Nederlanders het woord volgens hem niet, ze maakten zich eerder zorgen over het gebrek aan eenheid en laakten de 'hokjes- en schotjesgeest'.18 'De verzuildheid in de politieke cultuur was

overheersend,' schreef De Rooy, 'maar in de samenleving allerminst totaal.'19 Zijn collega Peter van Dam zette vergelijkbare kanttekeningen bij het begrip verzuiling: hij noemt het een mythe, een karikaturale beschrijving van de Nederlandse samenleving, waardoor de eenheid binnen afzonderlijke gemeenschappen en het isolement ten aanzien van anderen wordt overdreven.20 Nederland was helemaal niet zo verzuild, stelt Van Dam, mensen onderhielden

contacten over de grenzen van hun eigen gemeenschappen heen. Hij wijst erop dat de 'rode familie' nooit zo hecht georganiseerd was als bijvoorbeeld de katholieke gemeenschap en voor de oorlog bijvoorbeeld geen eigen scholen had, wat betekent dat arbeiderskinderen samen met kinderen van andere gemeenschappen naar school gingen.21

Communisten vormden in Nederland een hechte groep, maar dat wil nog niet per se zeggen dat ze geen contact hadden met andersdenkenden of klakkeloos deden wat Moskou verordonneerde. De afgelopen jaren zijn internationaal vraagtekens gezet bij het idee dat

16 Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek (Amsterdam 1968). 17 Voor een overzicht van het verzuilingsdebat (tot 2009): Hans Blom, 'Vernietigende kracht en nieuwe vergezichten. Het onderzoeksproject verzuiling op lokaal niveau geëvalueerd', in: J.C.H. Blom en J. Talsma ed., De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie in de lange negentiende eeuw (Amsterdam 2000) 203-236; Friso Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2009) 79-97.

18 Piet de Rooy, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland (Amsterdam 2014) 200.

19 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart 231.

20 Peter van Dam, 'Voorbij verzuiling en ontzuiling als kader in de religiegeschiedenis' in: Peter van Dam e.a. ed., Achter de zuilen. Op zoek naar religie in naoorlogs Nederland (Amsterdam 2014) 45-46.

(10)

10

Moskou top-down kon bepalen wat communisten in het buitenland moesten doen en laten. De Zwitserse historica Brigitte Studer schrijft in The transnational world of the Cominternians: 'Even a Communist cadre was more than a faithful "party functionary", his or her identity (...) was far from one-dimensional. Other identities coexisted in his or her person: mother or father, Sunday painter, reader of "bourgeois" novels, friend of a social democrat.'22

Deze scriptie gaat over de vraag hoe scherp in het dagelijks leven de grenzen tussen sociaaldemocraten en communisten lagen. De hoofdvraag in deze scriptie is daarmee of en zo ja, in hoeverre Nederlandse sociaaldemocraten en communisten in de tweede helft van de jaren dertig,23 ondanks de scherpe onderlinge spanningen op het formele politieke niveau, in de praktijk contact hadden en met elkaar samenwerkten. Het antwoord op deze vraag is een aanvulling op onze kennis van de verhoudingen binnen links in de jaren dertig. Goed, de politieke partijen gingen weliswaar niet samen, maar wat gebeurde er concreet, in de praktijk? Is het mogelijk om een nuance aan te brengen op het dominante beeld van verdeeldheid in links Nederland?

Op het sportveld: de Olympiades

Om te onderzoeken of communisten en sociaaldemocraten in de praktijk contact met elkaar hadden en samenwerkten, leg ik in deze scriptie de focus op de sportwereld. Op die manier hoop ik een bouwsteen te bieden voor de beantwoording van de hoofdvraag. Op het sportveld kan heel concreet, informeel contact plaatsvinden tussen mensen met uiteenlopende

achtergronden, waarbij politieke overtuigingen geen rol hoeven te spelen. Socialistisch of communistisch voetballen bestaat immers niet, het spel is voor iedereen hetzelfde. In hoeverre hadden sociaaldemocratische en communistische sporters contact met elkaar, ondanks de grote verschillen op het politieke niveau?

Een andere reden om voor de sportpraktijk te kiezen, is dat er relatief weinig

onderzoek is gedaan naar de geschiedenis van de sport. De aandacht voor dit onderwerp van Nederlandse historici was gering in vergelijking met vakgenoten in bijvoorbeeld Engeland, de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland.24 Academische belangstelling voor sport was in

22 Studer, The Cominternians 20.

23 De onderzoeksperiode strekt zich uit tot augustus 1939, toen het Molotov-Ribbentroppact werd

ondertekend, het beruchte niet-aanvalsverdrag tussen de Sovjetunie en Duitsland. De achtergrond daarvan was dat de westerse landen in het algemeen koel hadden gereageerd op de Volksfrontgedachte en op Stalins pogingen om de dreiging van nazi-Duitsland gezamenlijk het hoofd te bieden.

24 Niek Pas, 'Grand Départ. Nieuwe uitdagingen voor sportgeschiedenis in Nederland', Tijdschrift voor Geschiedenis 128 (Amsterdam 2015) 3, 453-469.

(11)

11

Nederland lange tijd, sinds de jaren vijftig, vooral een zaak voor gedragswetenschappers, met name Amsterdamse sociologen. De cultural turn had nog niet plaatsgevonden en historici keken neer op uitingen van populaire cultuur.

Er is echter in Nederland de laatste jaren een opleving van de historische aandacht voor sportgeschiedenis. In 2012 publiceerden het Mulier Instituut, Stichting De Sportwereld en het Huygens Instituut voor Nederlandse geschiedenis de notitie Sport en maatschappij in

Nederland: contouren van een nieuw sporthistorisch onderzoeksprogramma. In deze notitie

werd erop gewezen dat sportgeschiedenis gezien de grote maatschappelijke betekenis van sport en de publieke belangstelling daarvoor ten onrechte weinig aandacht van professionele historici heeft gekregen.25 Een vervolg op deze notitie was dat er in 2016 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen een hoogleraar sportgeschiedenis werd benoemd, de eerste in Nederland sinds 2009. Deze hoogleraar, Marjet Derks, stelde het volgende:

'Sportgeschiedenis gaat voor mij eigenlijk niet over de sport zelf, maar over wat sport ons leert over zaken als identiteit, hiërarchieën of (inter)nationale verhoudingen.'26 Ook deze

scriptie gaat uiteindelijk niet over de sport zelf, maar over de vraag wat bestudering van arbeiderssport toevoegt aan onze kennis over de verhoudingen binnen links Nederland.

Ter beantwoording van de hoofdvraag staan in deze scriptie twee casussen centraal, waarmee het onderzoek wordt beperkt in tijd en ruimte. Ik zoom in op de Nederlandse

bijdrage aan de twee grootste internationale evenementen op het gebied van de arbeiderssport die in de tweede helft van de jaren dertig plaatsvonden: de Olympiade van het Volk die in van 19 tot 26 juli 1936 in Barcelona zou worden gehouden en de Arbeidersolympiade die van 25 juli tot en met 1 augustus 1937 plaatsvond in Antwerpen. Beide Olympiades werden

georganiseerd om de internationale saamhorigheid van arbeiders te bevorderen. Ik verwacht dat juist bij deze grote internationale manifestaties politieke discussies over al of niet

samenwerken een rol speelden. De Volksolympiade in Barcelona is extra interessant omdat ze mede werd georganiseerd door de Spaanse Volksfront-regering. Over deze grote

internationale sportbijeenkomsten hebben Nederlandse wetenschappers nauwelijks geschreven.27

25 Fons Kemper e.a., Sport en maatschappij in Nederland: contouren van een nieuw sporthistorisch onderzoeksprogramma (z.p. 2012) 2.

26 http://www.ru.nl/nieuws-agenda/nieuws/vm/2016/november/marjet-derks-hoogleraar-sportgeschiedenis/(7 november 2016) (15 mei 2017).

27 Er staan (korte) vermeldingen van de Olympiades in Johannes Cristianus Dona, Sport en socialisme. De geschiedenis van de Nederlandse Arbeiderssportbond 1926-1941 (Amsterdam 1981) 219, 206 en 238; André Swijtink, In de pas. Sport en lichamelijke opvoeding in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (Haarlem 1992) 67.

(12)

12 Methode en bronnen

De opzet van deze scriptie is thematisch. Het eerste hoofdstuk is een brede schets van de arbeiderssport in Europa in het algemeen en Nederland in het bijzonder, met als belangrijkste vraag of er sprake was van toenadering tussen sociaaldemocraten en communisten. Het tweede hoofdstuk gaat over de vraag wat de verhoudingen waren tussen sociaaldemocraten en communisten bij de afvaardiging van een Nederlandse delegatie naar de Volksolympiade van 1936 in Barcelona. In het derde hoofdstuk wordt dezelfde vraag gesteld ten aanzien van de Arbeidersolympiade die een jaar later, in 1937, plaatsvond in Antwerpen. Beide Olympiades zijn testcases voor linkse samenwerking: werkten sociaaldemocraten en communisten samen bij de voorbereidingen, kwamen er sporters uit de Sovjetunie en hoe werd daar in de

Nederlandse arbeiderssportwereld op gereageerd?

Voor de historische context wordt gebruik gemaakt van verschillende

overzichtswerken. De belangrijkste secundaire bronnen over de Europese sportwereld in het interbellum zijn de studies van (sport)historici André Gounot over de Rode Sport

Internationale28 en Pierre Arnaud en James Riordan over internationale sport en politiek.29 Wat Nederland betreft, maak ik gebruik van de databank sport van het Huygens Instituut te Amsterdam30 en van de dissertaties van politicoloog (en gemeenteraadslid voor de PvdA)

Hans Dona31 en historicus André Swijtink over sport tijdens de Tweede Wereldoorlog; de

laatste begint zijn studie met een overzicht van de sportwereld eind jaren dertig.32

Naast secundaire literatuur worden in de scriptie uiteenlopende primaire bronnen gebruikt. Helaas zijn egodocumenten, zoals dagboeken en brieven, van individuele sporters en sportliefhebbers waarin dit zeer specifieke onderwerp aan bod komt niet of nauwelijks te vinden. De focus van deze scriptie ligt op het institutionele niveau: we komen voornamelijk te weten wat sportbesturen en journalisten vonden van samenwerking tussen sociaaldemocraten en communisten. Hun mening is te vinden in de primaire bronnen die in de volgende alinea's

28 André Gounot, Die Rote Sportinternationale, 1921-1937. Kommunistische Massenpolitik im Europäischen Arbeitersport. Schriften zur Körperkultur 38 (Münster 2002).

29 Pierre Arnaud en James Riordan ed., Sport and international politics. The impact of fascism and communism on sport (Londen en New York 1998, e-versie 2003).

30 Huygens Instituut databank sport,

http://resources.huygens.knaw.nl/sportbondenclubsperiodieken/gids/inleiding/databank (geraadpleegd 2 augustus 2017).

31Johannes Cristianus Dona, Sport en socialisme. De geschiedenis van de Nederlandse Arbeiderssportbond 1926-1941 (Amsterdam 1981).

32 André Swijtink, In de pas. Sport en lichamelijke opvoeding in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (Haarlem 1992).

(13)

13

worden genoemd, zoals jaarverslagen van sportbonden en kranten. Via deze primaire bronnen, via intermediairs, kan soms enigszins achterhaald worden wat 'gewone mensen' vonden. Soms kan een tipje van de sluier worden opgelicht, bijvoorbeeld als verslaggevers de reacties van toeschouwers beschrijven. Dan moet er wel rekening mee worden gehouden dat het de (mogelijk politiek gekleurde) mening van de verslaggever is die bewaard is gebleven, niet per se die van de toeschouwers zelf. Een andere mogelijkheid om het perspectief van individuen te achterhalen, is kijken naar de ledentallen van sociaaldemocratische en

communistische sportbonden. In het eerste hoofdstuk komt onder andere de vraag aan de orde of socialistische en communistische sporters daar überhaupt lid van wilden worden.

Welke primaire bronnen worden precies gebruikt? Niet alleen Nederlandse: de Universiteit van Warwick heeft Engelstalige persbulletins online gezet die vanuit Barcelona werden verstuurd om buitenlandse sporters te enthousiasmeren voor deelname aan de Volksolympiade van 1936.33 Verder worden Nederlandse bronnen uit de jaren 1934-1937 gebruikt, met de nadruk op de jaren 1936 en 1937 waarin beide Olympiades plaatsvonden (1934 en 1935 worden meegenomen omdat toen al over 'Antwerpen' werd gesproken). Er is vrij veel bronnenmateriaal bewaard gebleven over twee overkoepelende sportbonden in Nederland die zich specifiek richtten op sociaaldemocraten en communisten, respectievelijk de Nederlandse Arbeiderssportbond (NASB) en de Rode Sport Eenheden (RSE). Juist binnen deze twee sportbonden speelde de vraag of samenwerking op sportgebied al of niet wenselijk was.

Wat de socialistische bond betreft: de NASB had een wekelijks verschijnend

bondsblad, Arbeiderssport. Orgaan van den Nederlandschen Arbeiderssportbond, een rijke bron die in te zien is bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te

Amsterdam.34 Bij het IISG bevinden zich ook jaarverslagen van de bond,35 alsmede het archief van Harry Stapel, die vanaf eind jaren twintig lid was van de NASB en na de Tweede Wereldoorlog voorzitter werd van de opvolger daarvan.36 Ter vergelijking is onderzoek

33 Universiteit van Warwick, Trabajadores. The Spanish Civil War through the eyes of organised labour, https://warwick.ac.uk/services/library/mrc/explorefurther/digital/scw (geraadpleegd 27 augustus 2017). 34 Arbeiderssport. Orgaan van den Nederlandschen Arbeiderssportbond, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), http://hdl.handle.net/10622/9AA43EF6-BFE7-43BE-A910-5E6D386CEEDB. De redactie werd gevormd door bestuursleden van de NASB.

35 Nederlandse Arbeiders Sportbond. Verslag nopens de toestand en de verrichtingen over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936, IISG, inv.nr. ZO 46686, http://hdl.handle.net/10622/BD966940-FF55-4602-9245-583E0D8B5777; Nederlandsche Arbeiderssportbond. Verslag nopens de toestand en de verrichtingen over het tijdvak april 1936 tot mei 1938, IISG, inv.nr. ZK 48582, ibidem.

36 IISG, Archief Harry Stapel (ongeordend archief), Overige delen deel 1; Overige delen aanvulling 2010, https://search.socialhistory.org/Record/ARCH01375.

(14)

14

gedaan naar de berichtgeving over de Olympiades in Het Volk:dagblad voor de

Arbeiderspartij (hoofdeditie), de op een na grootste krant van Nederland die gelieerd was aan

de SDAP. Het Volk moest een gezinsblad zijn en had een aparte sportpagina.37 De betreffende

jaargangen van Het Volk zijn te raadplegen bij de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. De communistische sportorganisatie in Nederland, de RSE, had geen eigen blad. Informatie over de RSE is te vinden in de Collectie Komintern-CPH/CPN, in te zien bij het IISG.38 Voor deze scriptie is bovendien gebruik gemaakt van rapporten over de RSE van de Centrale Inlichtingendienst, die door het Huygens Instituut online zijn gezet.39 Ter aanvulling is via www.delpher.nl onderzoek gedaan naar de berichtgeving over de Olympiades in het communistische weekblad De Tribune, dat in april 1937 werd omgedoopt in Het

Volksdagblad. Het Volksdagblad had net als Het Volk een aparte sportrubriek.40

37 Het Volk was van De Arbeiderspers, die vrijwel volledig eigendom was van de SDAP en het NVV; de redactie had een zekere mate van journalistieke autonomie. Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland 1930-1939. Een studie over de vorming van de publieke opinie (Groningen 1989) 84 en 178.

38 IISG, Collectie Komintern-CPH/CPN, correspondentie Rode Sport Internationale (RSI) en CPH over de arbeiderssportbeweging in Nederland 1924-1928, rol 41, inv.nr. 537-2-64,

https://search.socialhistory.org/Record/ARCH01337#Ad01bcf4ddd. 39 Rapporten Centrale Inlichtingendienst 1919-1940,

http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendiensten (geraadpleegd 27 augustus 2017).

40De redactie van De Tribune/Het Volksdagblad viel rechtstreeks onder het bestuur van de CPN. Van Vree, De

(15)

15

Hoofdstuk 1

Internationale en nationale arbeiderssport in de jaren dertig

'In dit verband wees spreker op een stemming, die af en toe in de R.S.E. opduikt n.l. om de sport als hoofddoel te beschouwen en hij verklaarde:"Dergelijke stemingen moeten onmogelijk gemaakt worden

door de arbeidersjeugd, die voor de R.S.E. gewonnen wordt, een duidelijk inzicht in de maatschappelijke verhoudingen bij te brengen"'. De Centrale Inlichtingendienst citeert J.L. van Maaren, landelijk secretaris

van de Rode Sport Eenheden, die spreekt tijdens een congres in 1933. Van Maaren benadrukt dat de RSE is opgericht met als hoofddoel steun aan de communistische partij.41

Introductie

Sport was begin twintigste eeuw vooral een aangelegenheid voor de elite en de gegoede burgerij. Veel sportorganisaties waren voor arbeiders gesloten. Sommige zwembaden in Nederland hadden bijvoorbeeld een ballotagesysteem waar een arbeider simpelweg niet doorheen kwam - of de toegangsprijs was te hoog.42 Wel waren aan het einde van de

negentiende eeuw in verschillende landen de eerste sportverenigingen speciaal voor arbeiders opgericht, een ontwikkeling die onder andere samenhing met de toename van vrije tijd bij grote groepen van de bevolking.43 Verenigingen in de grensstreek tussen België, Frankrijk en Duitsland speelden tegen elkaar, wilden het sportverkeer stroomlijnen en namen al voor de Eerste Wereldoorlog contact op met de SAI, de Socialistische Arbeiders Internationale, om te onderzoeken of er ook op sportgebied meer internationale samenwerking kon komen. De oorlog kwam ertussen, maar daarna werd de draad snel weer opgepakt. In 1920 werd de Luzerner Sport Internationale opgericht (in 1927 omgedoopt in Socialistische Arbeiders Sport Internationale, SASI). Duitse sportclubs werden aanvankelijk geweerd, maar ook zij konden al snel lid worden. In 1921 nam de communistische tegenhanger van de SAI, de Komintern, het besluit om óók een internationale communistische sportkoepel op te richten: de Rode Sport Internationale (RSI).44

Dit hoofdstuk gaat over deze beide internationale organisaties en de daarbij

aangesloten Nederlandse bonden, de Nederlandse Arbeiderssportbond (NASB) en de Rode

41 Rapporten Centrale Inlichtingendienst, Jaargang 1933, Overzicht 4 23 (14 februari 2018). 42 Dona, Sport en socialisme 123-124.

43 Ibidem 121. 44 Ibidem 224-225.

(16)

16

Sport Eenheden (RSE). Centraal staat de vraag in hoeverre de verdeeldheid op politiek gebied invloed had op de onderlinge betrekkingen tussen deze organisaties en op hun natuurlijke achterban, de arbeider die van sport hield.

1.1. Internationale organisaties voor arbeiderssport

1.1.1. Verheffing van de arbeidersklasse

Er waren verschillende redenen voor het oprichten van internationale sportorganisaties voor arbeiders. De directe aanleiding voor het ontstaan van de SASI en de RSI was, zoals

hierboven genoemd, het stroomlijnen van internationale contacten en wedstrijden. Maar ze hadden bij hun oprichting ook een ander doel: de verheffing van de arbeidersklasse.Beide sportorganisaties waren ten tijde van hun oprichting fel gekant tegen wat ze 'burgersport' noemden, en niet alleen omdat arbeiders daar veelal werden geweigerd of weggekeken. Burgersport werd gezien als uitwas van het kapitalisme. Ze moedigde competitie,

persoonsverheerlijking en ook nationalisme aan. Arbeiderssport daarentegen moest draaien om de harmonieuze ontwikkeling van arbeiders, om het bevorderen van gelijkwaardigheid en verbroedering van het proletariaat. Er werden dan ook niet alleen wedstrijden georganiseerd, maar bijvoorbeeld ook massale turnoefeningen in de open lucht, waar iedereen aan mee kon doen. Amateurisme was goed, meedoen was belangrijker dan winnen. In 1929 legde de SASI in een congresverslag vast dat ze 'als deel van de socialistische arbeidersbeweging de

lichamelijke, geestelijke en morele verheffing van de arbeidersmassa' tot doel had.45 De SASI wenste dus dat haar werk op sportgebied nut had voor de socialistische beweging. Dat sluit aan bij wat de Britse sporthistoricus (en communist) James Riordan schrijft, namelijk dat politici ter rechter- en linkerzijde sport na de Eerste Wereldoorlog meer en meer begonnen te zien als een vehikel voor het uitdragen van hun ideologie.46 Dat gold voor sociaaldemocratische politici, maar volgens Riordan vooral ook voor autoritaire regimes: de Komintern oefende volgens hem controle uit op de aangesloten nationale politieke partijen en de daaraan gelieerde (sport)organisaties om zo de massa's te bereiken.47

45 Berichte zum V. Kongress der Sozialistischen Arbeiter-Sportinternationale (Praag 1929) 23, als geciteerd door

Dona, ibidem 226.

46 James Riordan, 'Introduction', in: Arnaud en Riordan, Sport and international politics 1-3, aldaar 1.

47 Riordan, 'The sports policy of the Soviet Union, 1917-1941', in: Arnaud en Riordan, Sport and international politics 67-77, aldaar 72.

(17)

17

De politiek drong via sport door in het dagelijks leven: mensen werden aangevuurd om zich niet alleen geestelijk te ontwikkelen, maar ook lichamelijk weerbaar te worden. In de jaren dertig was een ware cultus van het lichaam ontstaan. Deze lichaamscultus heerste in Duitsland (het 'Herrenvolk' kon niet uit zwakkelingen bestaan),48 maar niet alleen daar. Studer

schrijft bijvoorbeeld dat buitenlandse kaderleden van de Komintern, die in de Sovjetunie scholing volgden om 'echte bolsjewieken' te worden, hun dagen begonnen met sport en zich daar niet aan mochten onttrekken. De nieuwe Sovjetmens moest een ijzeren zelfdiscipline ontwikkelen.49

1.1.2. Socialistische Arbeiderssport Internationale (SASI)

De SASI was gelieerd aan de Socialistische Arbeiders Internationale (SAI) en het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV). De sportinternationale had volgens Gounot regelmatig contact met deze politieke organisaties.50 Uit deze scriptie zal blijken dat

ze door de SASI bijvoorbeeld betrokken werden bij de beraadslagingen over de Olympiades van Barcelona en Antwerpen. De SAI was (in tegenstelling tot de Komintern) echter een federatie van nationale politieke partijen die autonoom bleven; ze had invloed, maar kon de sociaaldemocratische partij van Nederland of de Nederlandse arbeiderssportbond niet de wet voorschrijven.51

De SASI had op haar hoogtepunt in 1931 bijna 1,9 miljoen leden. Gounot heeft in zijn studie over communistische sport twee tabellen opgenomen met de ledenaantallen van de arbeiderssportorganisaties in 1931 en 1935.52 De tabellen zijn in deze scriptie als bijlagen opgenomen. De sociaaldemocratische Duitse bond was verreweg de grootste. Het was dan ook een grote slag voor de SASI toen deze in 1933, na de machtsovername, door Hitler werd verboden. De grote Oostenrijkse bond werd door het rechtse politieke bewind in 1934 ook verboden. De tabel over 1935 laat dan ook een heel ander beeld zien van de SASI dan die van 1931: ze was ernstig ingekrompen. Het was nu Tsjechoslowakije waar de meeste sporters

48 https://sport.infonu.nl/geschiedenis/11171-de-duitse-sport-in-de-jaren-30.html (16 december 2007)(8 maart 2018).

49 Studer, The Cominternians 97-98.

50 Gounot, Die Rote Sportinternationale 178.

51 Tineke van Loosbroek, 'De SDAP en de Socialistische Arbeiders Internationale in de jaren dertig', in: Jacques Giele en Ger Harmsen ed., Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1977 (Nijmegen 1977) 275-315, aldaar 296.

(18)

18

waren aangesloten. Nadat Duitsland in 1938 Sudetenland was binnengevallen, viel ook de Tsjechische bond weg. In het voorjaar van 1940 werd de SASI opgeheven.53

1.1.3. Rode Sport Internationale (RSI)

De SASI viel niet rechtstreeks onder de SAI, maar de RSI viel vanaf 1924/1925 wel onder de Komintern (alleen in het begin was de RSI korte tijd autonoom). Volgens Gounot was de RSI bedoeld als massaorganisatie, dat wil zeggen dat ze bij de oprichting een politiek doel had: binding bewerkstelligen tussen de communistische partij en de massa.54 Belangrijk voor de leiding was in het begin, naast het stimuleren van de sport in de Sovjetunie zèlf, vooral ook het werven van de internationale arbeidersjeugd teneinde daarmee invloed uit te oefenen op revolutionaire processen in het buitenland. De RSI was niet alleen volgens Riordan, maar ook volgens Gounot veel meer dan de SASI een politieke organisatie. De houding tegenover de SASI werd gedicteerd door Moskou.55

Het RSI-bureau in Moskou verordonneerde in 1925, in de periode waarin de Sovjetunie naar wereldrevolutie streefde en een 'eenheidsfront' met de sociaaldemocraten wilde bewerkstelligen, dat de nationale RSI-secties aansluiting moesten zoeken met

sociaaldemocratische sportorganisaties.56 In de 'ultra-linkse' fase van 1928 tot 1934, toen wat

Stalin betreft gebleken was dat het de sociaaldemocraten aan revolutionair vuur ontbrak, verdween het streven naar wereldrevolutie naar de achtergrond en ontwikkelde Stalin de doctrine van socialisme in eigen land, waarbij het versterken van de Sovjetunie voorop stond. De RSI-leiding keerde zich nu net als de partij fel tegen de sociaaldemocratische

'klassevijand' en dus ook tegen de SASI. Vanaf eind 1934 ijverde de RSI in verband met de Volksfrontgedachte juist voor een fusie met de SASI. De nationale RSI-verenigingen, zoals die in Nederland, moesten nu van de Komintern aansluiting zoeken bij sociaaldemocratische én burgersporters in eigen land.

53 Dona, Sport en socialisme 237-238.

54 Met massaorganisatie bedoelt Gounot dat de organisatie voor iedereen toegankelijk moest zijn, niet dat de RSI veel leden had en dus slaagde in haar doel om massale aanhang te krijgen. Gounot, Die Rote

Sportinternationale 8. 55 Ibidem 230-233.

56 De term eenheidsfront in deze periode hield in dat communisten bereid waren, 'althans in theorie', tot een zekere samenwerking met andere linkse partijen tegen de bourgeoisie. De term Volksfront, die werd gebruikt in de periode waarover deze scriptie gaat, hield in dat communisten wilden samenwerken met

sociaaldemocraten én burgerlijke partijen ter linkerzijde tegen het fascisme. Zie Riordan, 'The sports policy of the Soviet Union' 72.

(19)

19

Het was volgens Gounot de bedoeling van de Komintern om de bestaande

sociaaldemocratische sportbonden in communistische organisaties te veranderen, een streven dat overigens lang niet altijd slaagde.57 In landen waar nog geen arbeiderssportbonden

bestonden, richtte de RSI zo mogelijk met hulp van de communistische jeugdbeweging eigen sportorganisaties op. In hoeverre het lukte om voet aan de grond te krijgen, verschilde per land en had te maken met het politieke systeem ter plekke, de kracht van de communistische en socialistische beweging daar en de manier waarop het sportleven georganiseerd was. In het algemeen bleef de RSI getalsmatig zwak. Alleen de RSI in de Sovjetunie zelf en de secties in Duitsland en Tsjechoslowakije kregen veel leden. In 1931 had ze internationaal 277.500 leden, in 1935 waren dat er nog maar 89.500.58 Ook de RSI had te kampen met het wegvallen van de grote Duitse bond na de machtsovername van Hitler.

De RSI had in landen buiten de Sovjetunie minder succes dan de SASI en kon haar aanvankelijke doel, de internationale massa's winnen voor het communisme, niet

verwezenlijken.59 RSI-verenigingen in andere landen, zoals Nederland, werden voor de

Sovjetunie steeds minder belangrijk, want ze hadden toch weinig succes. Vanuit de

Volksfront-gedachte ondernam de Komintern vervolgens pogingen om de RSI te laten fuseren met de sociaaldemocratische SASI, maar deze pogingen liepen op niets uit (zie paragraaf 1.3.). De RSI werd bovendien meer en meer een sta-in-de-weg omdat de Sovjetunie vanuit haar drang om sterker te staan tegenover Hitler-Duitsland poogde de banden met westerse democratieën aan te halen.60 De RSI was immers, net als de SASI, van oudsher voorstander

van amateurisme en verbroedering op het sportveld en stond in de internationale sportwereld bekend als fel tegenstander van de prestatiedrang en competitie die in de westerse burgersport gebruikelijk was. De organisatie 'slipped into irrelevance', aldus (sport)historicus Barbara Keys.61

Op 23 mei 1937 richtte de Komintern een nieuw sportcomité op. De RSI werd van haar taken ontheven en was vanaf dat moment niet meer dan een hulpje voor dat nieuwe comité.62 Het nieuwe sportcomité zou zich, in tegenstelling tot de RSI, gaan richten op het

57 Gounot, Die Rote Sportinternationale 234. 58 Ibidem 193 en 210.

59 Barbara Keys, 'Soviet sport and transnational mass culture in the 1930s', Journal of Contemporary History 38 (juli 2003) 413-434, aldaar 418-419.

60 André Gounot, 'Between revolutionary demands and diplomatic necessity. The uneasy relationship between Soviet sport and worker and bourgeois sport in Europe from 1920 to 1937', in: Arnaud en Riordan, Sport and international politics 202.

61 Keys, 'Soviet sport and transnational mass culture in the 1930s' 423. 62 Ibidem.

(20)

20

aanhalen van de contacten met de eerder verfoeide burgersport. In de Sovjetunie zou

geleidelijk meer en meer een lichaamscultus ontstaan, waarbij de Sovjetsporter model stond voor de superieure communistische staat. Winnen was vanaf nu een plicht.63

1.2. Nationale organisaties voor arbeiderssport

1.2.1. Nederlandse Arbeiderssportbond (NASB)

In 1926 werd de Nederlandse Arbeiders Sport Bond opgericht. De bond werd lid van de SASI. Aanleiding voor de oprichting was dat de SAI de aangesloten nationale politieke partijen had opgeroepen eigen sportorganisaties te beginnen.64 In mei 1926 kreeg het SDAP-bestuur bezoek van mensen van de SASI die hierop aandrongen.65 De Nederlandse sportbond kwam er, maar dat was niet bepaald te danken aan de SDAP-partijtop. Partijprominenten waren tegenstanders van het oprichten van een aparte sportbond.66

Een van de redenen voor de tegenstand binnen de partij was dat sommige bij de SASI aangesloten buitenlandse sportbonden, onder andere de invloedrijke Oostenrijkse bond, het karakter van een Schutzbund hadden.67 De gedachte daarachter was dat arbeiders getraind moesten worden om zich te kunnen verdedigen tegen de fascisten. De SDAP was eind jaren twintig, zo kort na de Eerste Wereldoorlog, echter sterk anti-militaristisch. De gematigde partijtop wilde absoluut geen arbeidsweer, die de toch al bestaande vrees voor radicalisme onder arbeiders bij andere politieke partijen alleen maar zou aanwakkeren.68 De sportbond

had bij haar oprichting relaties met de radicale linkervleugel in de SDAP, bijvoorbeeld in Amsterdam en Arnhem, die de partijtop in deze periode toch al zoveel kopzorgen bezorgde. In de eerste jaren van haar bestaan werden er, naast gewone korfbalclubs en dergelijke, geuniformeerde 'mars- en kampeervendels' gevormd. De vendels leken op de Oostenrijkse weercorpsen en werden ingezet om (fascistische) ordeverstoringen bij SDAP-betogingen

63 Gounot, Die Rote Sportinternationale 101 en 225-228; idem, 'Between revolutionary demands and diplomatic necessity' 202.

64 Dona, Sport en socialisme 58-59.

65 Harry Stapel, 'De sportbond 45 jaar. Een socialistisch sportbeleid' (1976) 4, Archief Harry Stapel, inv. deel 1, doos 2, groen plakboek.

66 Dona wijdt een hoofdstuk aan de houding van NVV en SDAP bij de oprichting van de sportbond. Dona, Sport en socialisme 54-90.

67 Dona, Sport en socialisme 213.

(21)

21

tegen te gaan. Deze vendels hebben echter maar kort bestaan. Na een waarschuwing van regeringszijde werden ze eind jaren twintig alweer opgeheven.69

Afgezien van de bedenkingen ten aanzien van een arbeidsweer, had de SDAP-top nog een ander belangrijk argument voor haar tegenstand: een aparte socialistische sportbond zou volgens haar slechts bijdragen aan het vergroten van het isolement van de socialisten in Nederland. 70Arbeiders konden beter juist wèl samen met burgers sporten, vonden

partijprominenten als Henri Polak, dan konden ze bij katholieke of neutrale clubs juist een goede socialistische invloed uitoefenen én meteen laten zien dat socialisten gewone mensen waren en geen revolutionaire opruiers.

Het NVV was in tegenstelling tot de SDAP voorstander van het oprichten van een aparte sportbond voor arbeiders. De vakbonden hoopten via de sport de ongeschoolde jeugd te bereiken.71 De AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) bereikte weliswaar ook een deel van de

jongeren, maar die organisatie was elitair en intellectualistisch en vond van alles belangrijk - cultuur, zang, dans -, maar sport hoorde daar niet bij.72 De AJC kreeg subsidie van de SDAP,

de NASB kreeg subsidie van het NVV.73 De secretaris van het NVV, Coen van der Lende, was een van de oprichters van de arbeiderssportbond74 en bondsvoorzitter A.F. Muller was - na een lange aanloop van geruzie met de SDAP - secretaris van de Nederlandse Vereeniging van Fabrieksarbeiders (NVvFA) en lid van de bestuursraad van het NVV.75

De eerder beschreven ideologie van de SASI is terug te vinden bij de NASB.

Bondsvoorzitter Muller gaat in Arbeiderssport tekeer tegen de kapitalistische burgersport. In Nederland besteedt de pers als 'gehoorzame dienares van winstzucht en gokmanie', veel te veel aandacht aan de verrichtingen van deze 'armzalige arena-artiesten (...), alsof zij

wonderbaarlijke diensten aan het vaderland hadden bewezen'. Tijdens de sportkampen van de

69 Harry Stapel, 'Korte geschiedenis van de nederlandsche arbeiders sport bond' 8, Archief Harry Stapel, inv.nr. Overige delen, Deel 1, doos 2, groen plakboek. Enkele jaren later, in 1936, werd de Wet op de Weerkorpsen vastgesteld om ordediensten en burgerwachten te reguleren. Er kwam toen, met name om NSB-knokploegen tegen te gaan, een uniformverbod voor politieke partijen. NASB'ers mochten alleen bij specifieke

gelegenheden, zoals de 1 mei-viering, in hun rood-witte sportkleding op straat marcheren.

70 Dona merkt hier op dat de in die jaren groeiende 'verzuiling' verhinderde dat de SDAP kon groeien. Dona, Sport en socialisme 54.

71 Dona, Sport en socialisme 87. Ook het NVV was overigens tegen het vormen van een arbeidsweer.

72 Dona, Sport en socialisme 50; Verslag over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936 11. Vanaf 1938 werd wel gesproken over een fusie tussen de NASB en de AJC, maar dit ging niet door omdat beide organisaties tijdens de bezetting werden opgeheven. Dona, Sport en socialisme 211-213.

73 Dona, Sport en socialisme 206.

74 Stapel, 'Geschiedenis arbeiders sport bond ' 8, Archief Stapel overige delen deel 1 doos 2, groene map. 75 Paul van Dun, 'Grondvald, August Ferdinand', in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland (BWSA), http://hdl.handle.net/10622/E0EFF73E-F9D9-47E6-9C5E-ECFBE6FBA828 (1998) (5 januari 2018).

(22)

22

NASB ging het niet om geld verdienen, om het spelen van wedstrijden en onderlinge competitie, maar juist om saamhorigheid: sámen sporten, sámen liederen zingen rond het kampvuur. Arbeiders moesten niet alleen lichamelijk maar ook moreel sterker worden en opgevoed worden in de idealen van de Moderne Arbeidersbeweging. De oprichters wilden via de sport dus politieke idealen uitdragen, zoals aangegeven door Riordan.

De verhoudingen met de partij zouden echter nooit echt hartelijk worden. 'De gehele voor-oorlogse periode overziende is de band met de politiek niet noemenswaard geweest', schreef Harry Stapel, man van het eerste uur, in 1976.76 Wel draaide de partij enigszins bij. Ze erkende de bond in 1931 en vanaf dat moment zat Coen van der Lende niet meer alleen namens het NVV, maar ook namens de SDAP in het bondsbestuur.77 Ook van de partij kwam er nu enige subsidie. In een brief uit 1936, het jubileumjaar, schreef partijvoorzitter Koos Vorrink aan de sociaaldemocratische gemeenteraadsfracties in Nederland dat het hun plicht was om te helpen als de 'rode Sportorganisatie' lokalen en velden zocht om te kunnen sporten.78

Bij het tienjarig jubileum memoreerde 'Nap' Ankersmit, hoofdredacteur van Het Volk, zijn aanvankelijke aarzelingen bij de oprichting van de bond. Inmiddels had hij zijn mening bijgesteld. Want aan de ene kant zaten er nog veel sociaaldemocraten in burgerlijke

sportorganisaties, 'en dat is goed', en aan de andere kant hadden veel sociaaldemocraten die vroeger niets aan sport deden zich nu aangesloten bij de NASB, 'en dat is ook goed'.79 Coen

van der Lende concludeerde in zíjn feestrede: 'Het kindje werd nu tien jaar geleden geboren en niet met gejuich en zoete woordjes ingehaald. Wij kunnen zeggen, dat het 't wicht niet heeft geschaad.(...) Vandaag kan vastgesteld worden: de N.A.S.B is er en het is goed, dat hij er is.'80

De NASB was toen zelf ook bijgedraaid. Was er bij de oprichting in sommige afdelingen nog affiniteit met de linkervleugel van de SDAP, in de loop van de jaren dertig werd de bond net als de partij steeds reformistischer. De aanvankelijke weigering om tegen burgerclubs te spelen werd in 1937 verzacht: het mocht, mits het bondsbestuur toestemming gaf. Arbeiderssport schreef: 'Als deel van de arbeidersbeweging immers moet ook de N.A.S.B. willen gaan staan te midden van het gehele Nederlandse volk. Ontmoetingen met

76 Stapel, 'Geschiedenis arbeiders sport bond' 13. 77 Dona, Sport en socialisme 67.

78 Brief Koos Vorrink aan de secretarissen van de sociaaldemocratische raadsfracties, 24 april 1936, archief Harry Stapel Overige delen, deel 1, doos 2.

79 Arbeiderssport 26 december 1936 10 80 Arbeiderssport 26 december 1936 10

(23)

23

andere clubs, buiten onze rijen, zal ertoe leiden, dat verkeerde opvattingen rondom hen, die deel uitmaken van of behoren tot onze arbeidersbeweging - in dit geval onze sportgroepen - zullen afslijten en op de duur verdwijnen.'81 De NASB kwam zo de SDAP tegemoet, die haar

imago in de samenleving wilde verbeteren.

Bovendien nam het NASB-congres in 1935 het besluit om communisten te weren: 'Personen, die geacht kunnen worden openlijk of bedekt te behoren tot extreme richtingen, gezindheden, groepen, bewegingen of partijen, als bv. communistisch, fascistisch, of andere bewegingen, groepen en dergelijke, kunnen geen lid zijn van de NASB.'82 Oftewel:

communisten en fascisten werden over één kam geschoren. Het congres vervolgde: 'Personen, die desondanks het lidmaatschap van de N.A.S.B. hebben verworven worden als een

gezindheid als bedoeld in het eerste lid van dit artikel op enigerlei wijze in de Bond tot uiting komt, van het lidmaatschap vervallen verklaard.'83 In de toelichting op dit besluit werd wèl onderscheid gemaakt tussen communisten en fascisten: een NSB'er moest onverwijld geroyeerd worden, maar een communist mocht blijven zolang hij maar voetbalde en geen propaganda voor de Sovjetunie maakte.84 Het bestuur concludeerde overigens met enige opluchting dat er binnen de bond van extreem optreden nauwelijks sprake was. Er hoefden maar twee communistische leden geroyeerd te worden, die in plaatselijke bladen de SDAP en het NVV hadden aangevallen.

Dona concludeert in zijn proefschrift over de NASB dat de bond minder politiek gericht was dan de oprichters hadden beoogd.85 Maar vergeleken met sportorganisaties in

2018 was de sociaaldemocratische bond wel degelijk geëngageerd. In Arbeiderssport werden de lezers bijvoorbeeld opgeroepen om met duizenden mee te lopen bij een grote demonstratie voor het Plan van de Arbeid, voor het 'democratisch socialisme' en tegen het fascisme.86

De NASB had op haar hoogtepunt, in 1933, 25.906 leden.87 Het ledental daalde en bedroeg op 1 januari 1936 in totaal 20.106 mensen. Er waren toen 129 afdelingen in het hele land, de meeste in Noord- en Zuid-Holland.88 Het ging vooral om turners, zwemmers,

voetballers en in (veel) mindere mate bijvoorbeeld ook biljarters, schakers en dammers. Nadat

81 NASB, Verslag over het tijdvak april 1936 tot mei 1938 91.

82 Het congresbesluit trad op 14 april 1935 in werking. Verslag over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936 33. 83 Ibidem.

84 Brief aan de afdelingen. Congresvoorstel no. 4 (1934), Archief Stapel, inv. nr. overige delen, deel 1, doos 3. 85 Dona, Sport en socialisme 90.

86 Arbeiderssport 29 augustus 1936 1. 87 Dona, Sport en socialisme 29.

88 Verslag over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936 43. Waarschijnlijk waren het er meer, de bond schrijft dat afdelingen hun ledenaantallen niet volledig doorgaven.

(24)

24

de nationaalsocialisten ook Nederland hadden bezet, hief de NASB zichzelf op (in 1941).89 Na de oorlog werd voor arbeiderssporters de Nederlandse Culturele Sportbond opgericht.

1.2.2. Rode Sport Eenheden (RSE)

Bij de vergaderingen over de oprichting van de RSI in Moskou, in juli 1921, waren dertien communisten uit negen landen aanwezig, waaronder Nederland.90 De zaak werd in Nederland echter niet bepaald voortvarend ter hand genomen. In 1924 informeerde het RSI-bureau in Moskou bij de CPH in Amsterdam naar de mogelijkheden voor de communistische Jeugd Centrale in Holland om een RSI-sectie op te richten, want de 'reformistische'

Sportinternationale (bedoeld werd de SASI) moest worden bestreden.91 Leo van Lakerveld van het CPH-secretariaat liet 'Frits' in Moskou weten dat er in Nederland wel andere

dringende zaken waren en dat er nog niets was georganiseerd op sportgebied; er bestond een kleine voetbalclub met jonge arbeiders die sport zagen als middel voor de klassenstrijd, maar dat was het dan. Van Lakerveld ging ook niet in op de uitnodiging om naar het derde congres van de RSI in Moskou te komen, hij ontving liever vijftig dollar voor

propaganda-activiteiten.92

Een paar jaar later, in 1927, was er nog steeds geen sectie opgericht.93 De RSI ergerde

zich: de 'reformisten' waren inmiddels wèl begonnen met een arbeiderssportbond in

Nederland94 (bedoeld werd de NASB). Moskou vroeg of de CPH geen 'Genossen' kende die

in de arbeiderssportbond informatie konden verzamelen over het reilen en zeilen daar.95 De

RSI wilde kennelijk een spion in de NASB.96 In 1928 was er eentje gevonden: ene N.H. Bokma zal regelmatig berichten over de Nederlandse sportbeweging.97

89 Na de oorlog kreeg voorzitter Muller het verwijt, volgens hemzelf ten onrechte, dat hij in oktober 1940 had gepleit voor het doorgaan van de NASB, zoals de Duitse bezetter wilde, terwijl de SDAP al was opgeheven en het NVV onder curatele was geplaatst. Van Dun, 'Gronvald', in: BWSA.

90 Gounot, Die Rote Sportinternationale 38.De andere landen waren Rusland, Duitsland, Frankrijk, Italië, Tsjechoslowakije, Hongarije, Zweden en Finland.

91 Collectie Comintern, rol 41, 537-2-64, brief RSI aan CPH, 29 VIII. 92 Ibidem brief CPH aan RSI, 24 oktober 1924.

93 Ibidem brief CPH aan RSI, 12 januari 1927. 94 Ibidem brief RSI aan CPH, 26 januari 1927. 95 Ibidem brief RSI aan CPH, 3 mei 1927.

96 Een niet met name genoemde Nederlandse voetbalbond was aangesloten bij de RSI en had daar een contactpersoon, A. Staal uit Den Haag. In het uitvoerend comité van de internationale communistische voetbalbond zat de Amsterdammer C.A.W. Hirschmann. Ibidem, bijlage 29 januari 1927.

97 Ibidem brief CPH aan RSI, 18 mei 1928. Een N.H. Bokma, mogelijk dezelfde persoon, was stenograaf in de CPH, http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/54-tijdschrift/tijdschrift-jaargang-2016/3266-nummer-3-maart-2016?showall=&start=4 (12 augustus 2017).

(25)

25

De CPH liet in 1927 weten dat ze nu dan toch sportgroepen wilde beginnen om te verhinderen dat de sociaaldemocraten te veel invloed zouden krijgen op de sport,98 maar het

duurde nog even voor de Komintern haar zin kreeg. Volgens een rapport van de Nederlandse Centrale Inlichtingendienst werden de Rode Sport Eenheden uiteindelijk opgericht in 1931. In 1933 waren de Arbeiders Voetbal Bond Holland (AVBH) en de Arbeiders Schaak Bond Holland (ASBH) technisch zelfstandig maar vertegenwoordigd in de leiding van de landelijke RSE.99

In een rapport van de Inlichtingendienst uit 1933 wordt voor de eerste keer uitvoerig aandacht besteed aan de RSE, in het kader van de informatievoorziening over

'afweerorganisaties', waarmee de arbeidsweer en de NSB-knokploegen werden bedoeld. De communistische sportbond is volgens de Inlichtingendienst een 'afweerorganisatie van de C.P.H.' en moet 'juist om haar z.g. onschuldige karakter, als één der belangrijkste planeten van Moskou worden beschouwd'.100 De RSE heeft inderdaad duidelijk een politiek oogmerk, ervan uitgaand dat de rapporten van de inlichtingendienst correct zijn. Op het RSE-congres van 8 en 9 juli 1933 in Amsterdam wordt benadrukt dat steun aan de partij het voornaamste doel is, niet de sport zelf. Landelijk secretaris Johannes Lambertus van Maaren betreurt dat binnen de eigen gelederen weleens wordt beweerd dat het bij de sportorganisatie vooral om sport zou gaan: 'Dergelijke stemmingen moeten onmogelijk gemaakt worden door de arbeidersjeugd, die voor de R.S.E. gewonnen wordt, een duidelijk inzicht in de

maatschappelijke verhoudingen bij de brengen.' 101 Een andere spreker, de vertegenwoordiger

van de CPH, merkt strijdbaar op dat 'onder alle roode sporters het bewustzijn levendig gemaakt moet worden, dat zij in de eerste plaats SOLDATEN VAN DE ROODE ARMEE moeten zijn in den strijd tegen de kapitalistische en fascistische onderdrukking.'102 Wat volgt, is gemopper over het gebrek aan inzet bij de vier districten (Noord Holland, Zuid Holland, Gelderland en Twente). Veel functionarissen hebben ook zitting in andere organisaties en vinden de sport minder belangrijk. 'Onze taak is belangrijk', vindt echter het congres, 'om de duizenden arbeiders(sters) los te maken uit de klauwen van de burgerlijke, fascistische en reformistische beïnvloeding.' 103

98 Ibidem brief CPH aan RSI, 16 juni 1927.

99 Rapporten Centrale Inlichtingendienst, Jaargang 1933. Overzicht 4 24. De AVBH en de ASBH stonden onder andere in 1936 op de lijst van verboden verenigingen voor ambtenaren in rijksdienst: Databank sport, http://resources.huygens.knaw.nl/watermarker//pdf/cid/2100-2199/2142.pdf (2 augustus 2017). 100 Rapporten Centrale Inlichtingendienst, Jaargang 1933. Overzicht 4 22.

101 Ibidem 23. 102 Ibidem 22. 103 Ibidem 27.

(26)

26

Volgens H. Kleuver, een voormalig RSE'er die na de Tweede Wereldoorlog door sporthistoricus Swijtink werd geïnterviewd, zou de RSE nooit meer dan 'een paar honderd' leden tellen.104 In de tabel van Gounot (zie bijlage) staat dat de RSI-sectie in Nederland in

1935 1500 leden had.Volgens de Centrale Inlichtingendienst bestond de RSE in 1936 nog en had ze toen 1000 leden. Het waren er meer geweest, maar door interne onenigheid waren er leden opgestapt.105

Er waren buiten de RSE overigens ook andere communistische organisaties in Nederland waarbinnen gesport werd, bijvoorbeeld binnen de Communistische Jeugd Bond (CJB) en de Verenigingen voor Cultuur, Ontwikkeling en Ontspanning (VCOO), volgens de Inlichtingendienst allebei mantelorganisaties van de CPN.106 Verder was er in 1937 een sportclub in oprichting bij de Leninistische Jeugdgarde (LJG). Deze was niet gelieerd aan de CPN, maar aan de trotzkistische RSAP/NAS (Nationaal Arbeids Secretariaat). Het ging om een klein clubje voor jongeren tussen de 14 en 23 jaar, maar de Inlichtingendienst

waarschuwde dat het een gewapend weercorps zou kunnen worden.107

1.2.3. Trouweloze achterban

De ledenaantallen van de RSE en de NASB waren gezien de natuurlijke achterban niet bepaald hoog. Een van de redenen daarvoor was de economische crisis in de jaren dertig. Het dieptepunt was in 1935, toen 19,4 procent van de beroepsbevolking werkloos was en

verpaupering op de loer lag.108 Volgens het jaarverslag van de NASB was het ledental omlaag

gegaan omdat ouders geen geld meer hadden voor de contributie van hun kinderen (de NASB had twee jeugdafdelingen, de Jonge Pieter Jellen en de Watervriendenjeugd).109 De vereniging dreef vooral (naast de NVV-subsidie) op de bondsafdrachten van de aangesloten sportclubs, maar deze werd voor werklozen gehalveerd. Dat was een grote aderlating: sommige NASB-clubs hadden zestig tot tachtig procent werklozen.110

104 Swijtink, In de pas 29.

105 Rapporten Centrale Inlichtingendienst, Jaargang 1936. B. Linkse arbeidersorganisaties 60, 64. 106 Rapporten Centrale Inlichtingendienst, Jaargang 1937 46.

107 Ibidem 28.

108 Centraal Bureau voor de Statistiek, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2009/12/werkloosheid-jaren-dertig-hoogste-ooit (16 maart 2009) (10 april 2018).

109 Verslag over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936 43 [check pagnr], Archief Stapel Overige delen deel 1. 110 Verslag over het tijdvak maart 1934 tot februari 1936 3-4, 6. Verslag over het tijdvak april 1936 tot mei 1938 1.

(27)

27

Een andere reden voor het geringe aantal sporters dat zich aansloot bij de

arbeiderssportbonden NASB en RSE was echter dat veel arbeiders, ook de sociaaldemocraten en communisten onder hen, zich liever aansloten bij een neutrale bond. De arbeidersbonden konden wel reserves hebben bij de competitieve burgersport, maar mensen hadden soms vrienden bij burgerclubs en bovendien, als je op hoog niveau sport wilde beoefenen, had je bij een gewone bond meer mogelijkheden.111 Bij de NASB waren voetballers aangesloten, maar de neutrale Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) was verreweg de grootste voetbalbond en trok veel arbeiders. De NASB had eigen korfbalclubs, die aanvankelijk alleen wedstrijden in eigen kring speelden, maar later traden veel van deze clubs, bij gebrek aan tegenstanders en gezien de grote afstanden die moesten worden afgelegd om tegen elkaar te spelen, echter toe tot de neutrale Nederlandse Korfbal Bond (NKB).112 Er waren schakers bij de NASB, maar bij de neutrale Nederlandse Schaakbond waren ook socialistische clubs aangesloten.113 Toen het bondsbestuur besloot om - mondjesmaat - toestemming te geven om tegen burgerclubs te spelen, was dat niet alleen om de SDAP tevreden te stellen. Het maakte de NASB ook aantrekkelijker voor socialistische arbeiders die veel wedstrijden wilden spelen.

De situatie in de onderzoeksperiode was dat arbeiders soms aangesloten waren bij de NASB, de RSE of een 'volksclub' als Feijenoord, maar soms ook bij een christelijke of neutrale vereniging. Wim Peters, meervoudig kampioen hink-stapspringen, was verklaard socialist maar bleef bij PEC Zwolle, een burgerclub. Leo Halle, midden jaren dertig keeper van het Nederlands voetbalelftal, was ook een socialist maar speelde bij Go Ahead Deventer. Bekende communistische sporters als de bokser Bep Kneppers en de voetballer Gerben Wagenaar sloten zich niet aan bij de RSE maar respectievelijk bij de Nederlandse Boks Bond (NBB), waarin veel communisten zaten, en bij De Volewijckers, een succesvolle voetbalclub

111 Swijtink, In de pas 27-28. 112 Databank sport,

http://resources.huygens.knaw.nl/sportbondenclubsperiodieken/gids/inleiding/korfbal#soc_ank (8 augustus 2017).

113 Huygens Instituut databank sport,

http://resources.huygens.knaw.nl/sportbondenclubsperiodieken/gids/inleiding/schaken (8 augustus 2017). Niet alleen voor arbeiderssportverenigingen vormden die neutrale sportorganisaties overigens concurrentie. Marjet Derks en Marc Budel hebben in hun onderzoek naar de katholieke sportbeweging in Nederland vastgesteld dat ook katholieken vaak bij een neutrale bond waren aangesloten. Dit ondanks de scherpe veroordeling van kerkelijke zijde; in 1933 werd zelfs een bisschoppelijk mandement verspreid tégen de neutrale sportbeoefening. Maar ook deze bisschoppelijke vermaningen scoorden in de praktijk weinig effect. Marjet Derks en Marc Budel, Sportief en katholiek. Geschiedenis van de katholieke sportbeweging in Nederland in de twintigste eeuw (Nijmegen 1990) 98-101.

(28)

28

uit Amsterdam Noord, een echte volksclub waar zowel socialisten als communisten speelden.114

De RSE en de NASB toonden zich verontwaardigd over deze trouweloosheid. In

Arbeiderssport werd geërgerd geschreven over het feit dat de neutrale Nederlandse

Krachtsportbond (NKSB) vrijwel geheel uit socialistische arbeiders bestond: 'Wie van ons zou het in zijn hoofd halen lid te zijn van b.v. de AVRO in plaats van de VARA? Maar in de sport onderkent men de verschillen niet (...) Het is belachelijk om dan te wijzen op het argument dat sport verenigt. Deze tegenstellingen zijn onoverbrugbaar'.115

De situatie in Nederland lijkt in dit opzicht op de aantekeningen die Gounot heeft gemaakt in zijn studie over de internationale communistische sportorganisatie. De RSI had volgens hem een 'Doppelgesicht':

'Auf der Ebene der Diskurse und der undemokratischen Organisationsstrukturen war die RSI eine typisch kommunistische Organisation (...) Auf Vereinsebene und vom Verhalten der meisten Mitglieder her zeigten die RSI-Verbände eher Merkmale einer mit dem sozialdemokratischen Arbeitersport vergleichbaren proletarischen Sportbewegung, in der Politik zwar einer Rolle spielte, keineswegs aber die wichtigste.'116 (mijn cursivering)

Gounot (die overigens focust op de RSI-secties in Duitsland en Frankrijk) signaleert dat er een verschil bestond tussen theorie en praktijk, tussen de ideologie die werd

uitgedragen door de partijfunctionarissen in het verenigingsbestuur en de aangesloten

sporters. De RSI-leden waren volgens de leiding veel te veel bezig met sport en teleurstellend weinig met de wereldrevolutie. Een partijfunctionaris van de Franse RSI-sectie klaagde bijvoorbeeld over het gedrag van voetballers uit Parijs, die bij uitwedstrijden in de provincie drinkgelagen aanrichtten en frivole gezangen aanhieven in plaats van de Internationale.117

1.3. Mislukte fusiebesprekingen

Sportfront of niet?

Eind jaren twintig had het SASI-congres besloten om alle sportieve contacten met de RSI officieel te verbieden. De aanleiding was dat ontmoetingen tussen sporters in Duitsland slecht

114 Swijtink, In de pas 28-29.

115 Swijtink, In de pas 28. Hij citeert Arbeiderssport 28 januari 1939. 116 Gounot, Die Rote Sportinternationale 236.

(29)

29

waren verlopen: communistische sporters vielen de sociaaldemocratie aan en verheerlijkten de Sovjetunie.118 Het was de periode waarin Stalin de sociaaldemocraten tot klassevijanden

had bestempeld. Toen Stalin vanaf 1934 echter van strategie veranderde, volgde de RSI al snel: nu wilde ze fuseren met de sociaaldemocratische concurrent. De gedachte van een 'Sportfront' was geboren.119

Het voorstel van de RSI werd besproken op 6 en 7 oktober 1934, toen de SASI haar zevende congres hield in Karlsbad (Tsjechoslowakije). Het was het eerste congres na de zegepraal van Hitler bij de Duitse verkiezingen. Alles was anders dan vroeger. De grote Duitse en Oostenrijkse arbeidersbonden waren verboden, de SASI was ernstig gehavend. Julius Deutsch, vooraanstaand Oostenrijks sociaaldemocratisch politicus en voorzitter van de SASI, was voorstander van de fusie als tegenweer tegen het fascisme. Ook de tweede man in het SASI-bestuur, secretaris Silabi, was voor. De meeste vertegenwoordigers van nationale sociaaldemocratische sportorganisaties gingen er echter van uit dat het ging om een

communistische manoeuvre om de baas te spelen in de internationale sportwereld en propaganda te maken voor de Sovjetunie. Het was overigens wel zo dat na Karlsbad de socialistische en communistische sportbonden in een paar landen zouden fuseren, Volksfront-Frankrijk voorop.120

Nederland speelde een hoofdrol bij de afwijzing van de internationale fusie. Voorzitter A.F. Muller en secretaris Sal Broekman waren namens de NASB aanwezig in Karlsbad.

Arbeiderssport staat bol van deze controverse. De NASB vertrouwde de Russen niet: hun doel

was de Moderne Arbeidersbeweging 'onthoofden, om haar daarna in het bolsjewisme te doen opgaan'.121 Eerst hadden de communisten geheime cellen opgericht om de sociaaldemocraten te vernietigen; nu werd de Sovjetunie bedreigd en zocht Stalin ineens samenwerking met burgerlijke partijen en sociaaldemocraten, maar dat was volgens de NASB 'niet anders dan tactiek.'122 Stalin misbruikte trouwens de sport om soldaten te kweken, stond later in het bondsorgaan, net als Hitler.123 De Franse gefuseerde arbeiderssport kreeg ook een veeg uit de pan. 'Zulke leperts toch', staat in Arbeiderssport: de Franse bond doet zich neutraal voor, maar is in werkelijkheid een planeet van Moskou.124

118 Dona, Sport en socialisme 226 en 233.

119 De Komintern riep de Volksfrontstrategie officieel pas vanaf halverwege 1935 uit, maar vanaf de herfst van 1934 werd deze al in de praktijk gebracht. Gounot, Die Rote Sportinternationale 213.

120 Gounot, Die Rote Sportinternationale 208-209. 121 Arbeiderssport 5 [dag en maand ontbreken] 1936 1.

122 Ibidem.

123 Arbeiderssport 12 september 1936 2 en3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leden van GroenLinks vergeleken met leden van andere groene partijen in Europa 201. W

Deze richting gaf de voorkeur aan brede progressieve samenwerking, maar schoof tegen het midden van de jaren tachtig op in de richting van de andere klein-linkse partijen.. In

Omdat Marchais echter dit gevaar steeds onderkend heeft en zijn partij, oak niet zijn ministers in de rege- ring, door de trouw aan Moskou zich dui- delijk afzet

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.

Tabel 38 toont niet alleen de stemmen voor de grote en de kleine partijen, maar ook de percentages van kiezers, die niet opkwamen of die ongeldig stemden, in

Doorheen het boek wordt nadrukkelijk gepleit voor een meer autonome uitoefening van alle patiën- tenrechten door de mature minderjarige.. Toch blijft het oordeel van Christophe

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,