• No results found

De hygiënehypothese : vruchtbaar concept in immunologisch onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De hygiënehypothese : vruchtbaar concept in immunologisch onderzoek"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2596 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47) De hygiënehypothese biedt een verklaring voor de toename

van allergische aandoeningen bij mensen met een westerse leefstijl.1

De hypothese heeft twee delen. Het eerste zegt dat onvoldoende prikkeling van het zich ontwikkelende im-muunsysteem bij jonge kinderen leidt tot een ontregeld af-weersysteem, dat niet weet wanneer wel en wanneer niet te reageren op externe of interne prikkels. De hygiënehypo-these is vooral gebaseerd op de epidemiologische samen-hang tussen de incidentie van allergie en het ontbreken van bacteriële infecties. De immunologische verklaring van de hygiënehypothese heeft zich vooral geconcentreerd op een verschuiving in de T-helper 1(Th1)-Th2-balans vanwege een onvoldoende stimulatie van het neonatale immuunsysteem door bacteriële componenten zoals peptidoglycaan, lipopo-lysachariden en bacterieel DNA om interleukine(IL)-12-pro-ductie en dus Th1-uitrijping te bewerken.2

Omdat daarmee niet de toename van diabetes mellitus en andere Th1-auto-immuunaandoeningen kan worden verklaard, wordt vooral gewezen op het ontbreken van regulatoire T-celpopulaties die overmatige stimulatie van zowel Th1- als Th2-cellen kun nen remmen.

Het tweede deel van de hypothese suggereert dat de ont-regeling van de afweerrespons verantwoordelijk is voor de toename van allergieën die zich de laatste dertig jaar wereld-wijd heeft voorgedaan.

Er is brede consensus over het eerste deel van de hypo-these, vooral door inzicht in de tolerantie-inductie in het jonge immuunsysteem, nieuw ontdekte regulatoire T-cel-subpopulaties en therapeutische functies van IL-10.1-3

Het probleem zit hem in het tweede deel: uitsluitend gerando-miseerde klinische trials zouden kunnen onderbouwen of blootstelling aan infecties gedurende de eerste twee levens-jaren werkelijk allergische aandoeningen op latere leeftijd kan voorkomen.4

Dergelijke studies zijn echter in essentie onethisch en zullen nooit uitgevoerd kunnen worden. Maar dat devalueert de hypothese geenszins.

Voorstanders van de hygiënehypothese propageren ‘vies is goed’ en propageren pasgeborenen niet te laten vaccine-ren. Vaccinatieschema’s hebben echter hun nut bewezen in de bestrijding van ernstige en potentieel dodelijke kinder-ziekten en het is uitvoerig aangetoond dat vaccinatie bij

jonge kinderen het risico op latere allergische aandoenin-gen niet vergroot.

Hier wordt de discussie van blootstelling aan infecties op de kinderleeftijd verward met de wetenschappelijke vraag welke organismen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een krachtig functionerend immuunsysteem en daar-mee aan een vermindering van het risico op allergieën. In essentie gaat het dan om een persisterende, subklinische infectie, die het immuunsysteem voortdurend prikkelt en waarbij krachtig werkende regulatoire T-celpopulaties en een goed functionerend tolerantiesysteem in huid, lucht-wegen en darmkanaal worden opgewekt. Kandidaten met dergelijke mogelijkheden zijn probiotica (lactobacillen, bifi-dobacteriën), saprofytische mycobacteriën en geselecteerde worminfecties. Er worden steeds meer studies gepubliceerd waarin de positieve effecten van dergelijke behandelingen op het verminderen van het risico op allergische aandoenin-gen worden beschreven. De hygiënehypothese is een krach-tig paradigma voor dergelijk onderzoek.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 12 juni 2006

Literatuur

1 Yazdanbakhsh M, Kremsner PG, Ree R van. Allergy, parasites, and the hygiene hypothesis. Science. 2002;296:490-4.

2 Umetsu DT, McIntire JJ, Akbari O, Macaubas C, DeKruyff RH. Asthma: an epidemic of dysregulated immunity. Nat Immunol. 2002;3: 715-20.

3 Guarner F, Bourdet-Sicard R, Brandtzaeg P, Gill HS, McGuirk P, Eden W van, et al. Mechanisms of disease: the hygiene hypothesis revisited. Nat Clin Pract Gastroenterol Hepatol. 2006;3:275-84.

4 Schayck CP van, Knottnerus JA. No clinical evidence base to support the hygiene hypothesis. Prim Care Respir J. 2004;13:76-9.

Abstract

The hygiene hypothesis: a fruitful concept in immunological research. – There is no longer any discussion about the first part of the hygiene hypothesis: insufficient stimulation of the developing immune system in young children leads to a disordered immune system that does not know when to react and when not to react to external or internal stimuli. The second part of the hypothesis states that this disordered immune response is responsible for the worldwide increase in allergies during the past 30 years. Randomised studies on this subject are impossible. It is clear, however, that micro-organisms can contribute to the development of a vigorous immune system and thus decrease the risk of allergy. The hygiene hypothesis is very much alive in immunological research. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2596

p r o e n c o n t r a

De hygiënehypothese: vruchtbaar concept in immunologisch onderzoek

H.F.J.Savelkoul Zie ook het artikel op bl. 2597.

Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep Celbiologie en Immunologie, Postbus 9101, 6700 HB Wageningen.

Hr.prof.dr.H.F.J.Savelkoul, celbioloog en immunoloog (huub.savelkoul@wur.nl).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

From the analysis of the information gathered in the study, it is noted that the relatively high correlation coefficients between variables analysed suggest the following:

koolmonoxide melders bij huisbezoeken of inspecties. Meestal worden huisbezoeken uitgevoerd door de afdeling milieu en gezondheid van GGD’en. De GGD Rotterdam- Rijnmond

Op deze kaart van het Brugse Vrije zijn ter hoogte van het bosreservaat immers meerdere vijvers te zien, die wellicht zijn gecreëerd door afdammingen van de Waterbeek.

-Grootste prospectieve studie in de eerste lijn over de toegevoegde waarde van klinische gegevens en bloedonderzoek voor bacteriële LLWIs.

Twee klassen werden door loting experimentele groep (vijf lessen lichamelijke oefe- ning per week) en twee klassen werden controlegroep (drie lessen • het normale aantal -

In het huidige onderzoek is daarom door middel van een experiment onderzocht welke effecten het geven van informatie over duurzaamheid en afzwakken van het

Al de- ze beslissingen van leerlingen rond de derde klas zijn cruciaal voor de rol, de beeldvorming en niet in het geringste ook voor de vrucht- baarheid van de wiskunde in

2 ,. Deze bleven niet lang in gebruik omdat ze te lang waren voor de Nederlandse wegen.. 15 Deze laatste waren voorzien van een halfautomatische versnellingsbak die