• No results found

Adapteren moet men leren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Adapteren moet men leren"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Adapteren moet men leren

Citation for published version (APA):

Erkelens, J. (1981). Adapteren moet men leren. Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date:

Gepubliceerd: 01/01/1981

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be

important differences between the submitted version and the official published version of record. People

interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the

DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page

numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

I 1 11 , I ,[1

li

Rede

198182

(3)

I

I

11

Rede

ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar

1981 - 1982

(4)

Rede, uitgesproken door prof.ir. J. Erkelens, rector magnificus van de Technische Hogeschool Eindhoven, op 7 september 1981.

(5)

f

,,

I'

Zeer gewaardeerde toehoorders,

Ten derden male valt mij de eer te beurt het academisch jaar te openen. Dat zal dan tevens de laatste keer zijn, want enkele weken geleden heeft HM de Koningin prof.cir. S.T.M. Ackermans benoemd als mijn opvolger met ingang van 1 septem-ber 1982. Het stemt tot grote voldoening dat zijn benoeming, evenals de mijne destijds, zo vroegtijdig tot stand gekomen is. Daardoor kan de onderafdeling der Wiskunde en I nformatica tijdig maatregelen treffen voor een doeltreffende vanging gedurende de periode van zijn rectoraat en kan hij zich wat verder ver-trouwd maken - dan hij als oud-decaan en -conrector reeds is - met de nieuwe taken die hem wachten.

Mijn rede ter gelegenheid van de opening van ons 26ste academisch jaar zal uit twee hoofdstukken bestaan:

- enkele algemene beschouwingen over ontwikkelingen op het gebied van onder-wijs en onderzoek;

- een terugblik op enkele markante feiten uit het verstreken studiejaar.

De tweefasen-structuur

Het zal u niet verbazen dat, waar mijn hart vol van zorg is om de tweefasen-structuur ( 1), mijn mond daarvan zal overvloeien.

Ter introductie een citaat van de Engelse dichter Dryden, dat als motto zou kunnen dienen:

'Many things impossible to thought,

have been by need to full perfection brought.'

Wij staan immers voor de noodzaak te trachten het beste te maken van een ingenieursopleiding in tweefasen-stijl. Met spijt moeten wij constateren dat de door de drie TH's en het Koninklijk lnstituut voor lngenieurs gevoerde acties niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Wij hoopten immers te bereiken dat de meeste studenten als vanouds een vijfjarige ingenieursopleiding zouden kunnen doorlopen, terwijl de meest recente beleidsindicatie van de minister, voor de technische wetenschappen een instroompercentage van 30 geeft voor de tweedefase-opleidingen. Deze instromers moeten dan voor een TH over vier categorieen worden verdeeld:

- beroepsopleiding(en) (art. 32 lid 3 van de wet WO);

- opleidingen tot wetenschappelijk onderzoeker (art. 32 lid 4); - opleidingen tot technologisch ontwerper (art. 32 lid 4); - lerarenopleiding(en) (art. 32 I id 5).

Schatten wij voor het gemak dat een op de twintig studenten aan het eind van de eerste fase kiest voor een opleiding tot leraar, dan kan slechts een van elke Vier studenten Worden toegelaten tot een der overige tweedefase-opleidingen.

(6)

Wat de minister zich voorstelt van tweefase-opleidingen, blijkt voorts onder meer uit een andere door hem gegeven beleidsindicatie: hij acht, voor het w.o. als heel bezien, de volgende verhouding voor de omvang van de inspanningen - ge-meten in mensjaren wetenschappelijk personeel - in de aangeduide categorieen real istisch:

onderwijs eerste fase onderwijs tweede fase onderzoek overige voorzieningen verhoudingsgetallen 6,5

a

7 (zeg 6,75) 1 7 4

a

4,5 (zeg 4,25) % van de capaciteit 36% 5% 37% 22% 100%

Gemiddeld gesproken zou een staflid dan per week in totaal ongeveer twee uren kunnen besteden aan onderwijs in de tweede fase.

Nu dragen deze ministeriele uitspraken de bescheiden titel 'beleidsindicaties', en we mogen aannemen dat de werkelijke uitkomsten door een langjarig aanpassings-proces tot een door de praktijk bepaald evenwicht zu llen leiden.

Wat dit aanpassingspr9ces betreft zullen wij onze hoop moeten vestigen op artikel 32 lid 8 van de wet (2). Dit artikel bepaalt dat de vaststel I ing van het aantal plaatsen voor elke bij een instelling van WO ingestelde opleiding van de tweede fase geschiedt door het college van bestuur, dat hiervan aan de minister een met redenen omklede opgave doet.

De vraag rijst hier welke redenen als rechtvaardigingsgrond voor een hoger toe-latingspercentage voor een bepaalde tweedefase-opleiding zullen warden erkend. Maatschappelijke behoefte aan een bepaald type opgeleiden zal daarbij onge-twijfeld een belangrijke rol spelen. Dit betekent dat contaC:t gezocht moet warden met het bedrijfsleven en andere werkgevers, metals doel in gezamenlijk overleg zo goed mogelijk aan te duiden aan welke categorieen opgeleiden men behoefte heeft en in welke aantallen. Voor de sector chemie werd reeds een eerste stap in deze richting gezet door een commissie van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging onder voorzitterschap van prof.dr.ir. D. Thoenes, hoogleraar bij onze afdeling der Scheikundige Technologie (3). Deze commissie rapporteert dat de behoefte aan afgestudeerden per studiejaar voor de drie technische hogescholen plus de studierichting technische scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen tezamen totaal 200 bedraagt, waarvan maar liefst 135 tweedefase-ingenieurs. Het valt echter te verwachten dat de onzekerheid omtrent de aantallen studenten die kunnen warden toegelaten tot de tweede fase, nog wel een aantal jaren zal voortduren, en voorlopig zullen we moeten blijven aannemen dat het instroom-percentage in de buurt van de eerdergenoemde 30 zal liggen.

(7)

Eerste zorg: herprogrammering eerste fase

Onze eerste zorg is dan ook de opbouw van een zo goed mogel ijk eerstefase-studie-programma voor een vierjarige ingenieursopleiding, waarop de afgestudeerden in de praktijk kunnen voortbouwen als zij niet tot een tweedefase-studie kunnen worden toegelaten, respectievelijk daarvoor niet opteren. Tijdens de pogingen die nog door de drie TH's zijn ondernomen ten gunste van het behoud van de vijf-jarige ingenieursopleiding, is in velerlei discussies duidelijk naar voren gekomen dat de werkgevers van jonge ingenieurs in grote lijnen tevreden zijn met de huidige opleidingen. Een feit is dat de studieprogramma's in de loop van de jaren steeds zijn aangepast aan ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Daarbij zijn verant-woorde evenwichten ontstaan tussen grondslagenstudie en vaktechnische studie; tussen analytische studies en oefeningen in synthese; tussen het verwerven van vakkennis door theoretische studie en door praktisch bezig zijn; tussen activiteiten aan de hogeschool en stages daarbuiten; tussen vaktechnische discipline en moge-lijkheden tot differentiatie in de eindstudie; tussen technisch-wetenschappelijke studie en betrokkenheid bij technisch-wetenschappelijk onderzoek of ontwerp-werk; tussen technische en niet-technische vakken in het studieprogramma enz. Dit netwerk van evenwichten wordt nu abrupt verstoord door de wettelijk opge-legde beknotting, en het mag geen verbazing wekken dat het aldus aangeslagen systeem velerlei trillingsverschijnselen zal gaan vertonen. In sommige deelsystemen kan het lang duren voor deze golfbewegingen zijn gedempt en een nieuwe stabiele evenwichtstoestand is bereikt. In andere gevallen zal geforceerde demping als methodiek moeten worden gekozen; dit betreft vooral besl issingen die op het kritieke pad van de gehele planning-operatie I iggen. Zo'n geval deed zich voor bij de keuze van de indeling van het academisch jaar; ogenschijnlijk een betrekkelijk ondergeschikt probleem, maar vitaal voor de planning, vooral ook uit een oogpunt van service-onderwijs (4). dat op onze hogeschool op ruime schaal ingang heeft gevonden. Voor het eerst in de historie stelde de hogeschoolraad een richtlijn ex artikel 27 WUB vast; deze richtlijn stelt dat het academisch jaar met ingang van de cursus 1982/1983 in trimesters zal worden ingedeeld. Artikel 27 WUB bepaalt dat de hogeschoolraad richtlijnen voor de organisatie en coordinatie van het onderwijs kan vaststellen na overleg met het college van decanen en de voorzitters van de betrokken onderwijscommissies.

In de afdelingen zijn de onderwijscommissies - of subcommissies daarvan - nu druk bezig het nieuwe programma vorm te geven. De afdelingsraden moeten straks deze programma's vaststellen na overleg met de desbetreffende sectie van de Academische Raad (WUB art. 8 lid 3).

Mogelijke verschuivingen in enkele van de eerder aangeduide evenwichtstoestanden tengevolge van de herprogrammering van de eerste fase wil ik nu graag wat nader met u bezien.

(8)

Consequenties van de verkorte cursusduur

Allereerst de omvang van de eindstudie ten opzichte van de totale cursusduur. Bij de huidige vijfjarige opleiding kennen vele studierichtingen een vierdejaars-werkstuk op het gebied van het hoofdvak, dat ongeveer 10 werkweken (van 40 uur) kost, gevolgd door een omvangrijke vijfdejaars-opdracht, waarbij ge· streefd wordt naar een periode van 10 maanden, die vaker wordt overschreden dan 'onderschreden'.

In de nieuwe vierjarige opleiding zullen vele studierichtingen denkelijk kiezen voor een eindstudie-werkstuk dat twee trimesters (of 28 werkweken) zal beslaan. Dit zou ongeveer een halvering van deze voor het uitoefenen van het ingenieurs-beroep zo uiterst vruchtbare leerperiode betekenen en ten opzichte van de totale cursusduur een daling van ongeveer 25% naar 17% (5).

Het aan de eindstudie voorafgaande programma zal dan dalen van 158 werkweken naar 140 werkweken; een reductie van 11 %.

De veronderstelling lijkt gewettigd dat de aldus opgeleide ingenieurs wat hun theoretisch-technische kennis betreft, niet zo veel onder zullen behoeven te doen voor onze huidige afgestudeerden, maar dat zij een duidelijke achterstand zullen vertonen in het vermogen tot praktische toepassing van deze kennis.

Wij zullen toekomstige werkgevers van eerstefase-ingenieurs heel duidelijk moeten maken dat deze afgestudeerden vooral het eerste jaar goed begeleid moeten worden door een ervaren ingenieur. Als te weinig werkgevers daartoe bereid of in staat zijn, zal een volgende aanpassing van het studieprogramma nodig blijken in de richting van een kleiner aandeel voor theoretisch-technische studie en een groter aandeel gericht op praktische toepassingen, waarbij de werkmethoden zijn aangepast aan het lagere kennisniveau.

Een dergelijke weg leidt tot regelrechte concurrentie met de huidige hogere tech-nische scholen, en verdient alleen daarom al geen voorkeur.

Betere voorbereiding van eerstefase-ingenieurs op de beroepspraktJ/k door nadruk op stages

We kunnen ook in andere richtingen aanpassingen zoeken, bijvoorbeeld door de studenten aan te moedigen vrijwillig binnenlandse en buitenlandse stages in te lassen tussen hun studieperioden aan de TH. Studenten die hun studie ook dan nog binnen de maxi male inschrijvingsduur van zes jaar kunnen voltooien, ontmoeten daarbij geen problemen. De minder gelukkige studenten zouden gebaat zijn bij een mogelijkheid tot onderbreking van de inschrijving voor gedeelten van jaren. In de Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp Tweefasen-structuur WO (pag. 44) deed de minister namelijk een belangrijke toezegging: 'Orn een doeltref-fender gebruik van de wettelijk toe te meten inschrijvingsduur te bevorderen, zal op de grondslag van artikel 76bis, derde lid, WWO, mogelijkheid worden geopend

(9)

voor inschrijving als student voor gedeelten van studiejaren'. Helaas werd deze toezegging tijdens de parlementaire behandeling weer ingetrokken wegens vermoe-de administratieve complicaties. lk ben van mening dat met name vermoe-de TH's in over-leg moeten treden met het ministerie om na te gaan of hiervoor toch nog een goede oplossing kan warden gevonden.

Zulke vrijwillige stages met een tijdsduur van enkele maanden tot een jaar geven de studenten een ruimere blik en een betere kijk op het door hen gekozen vak en men mag aannemen dat hun sollicitatiekansen na het behalen van het ingenieurs-diploma (eerste fase) gunstiger zullen liggen dan wanneer zij uitsluitend de reguliere vierjarige cursus hebben gevolgd, ook al zullen de meeste programma's wel een of meer verplichte stages van betrekkelijk korte duur blijven omvatten. Volgens de Memorie van Toelichting (pag. 21) moeten voor de opleiding onontbeerlijke stages namelijk binnen de cursusduur warden opgenomen. Als deze mogelijkheid tot onderbreking van het studiejaar zou worden geopend, zouden ook de uit het Engelse universitaire onderwijsbestel bekende sandwich-courses kunnen worden georganiseerd. De student onderbreekt zijn studie dan voor langere perioden, waarin hij als werknemer van steeds hetzelfde bedrijf functioneert, terwijl een goed contact tussen bedrijf en hogeschool een goede afstemming van studietaken en werktaken mogelijk maakt.

Een andere aanpassingsmogelijkheid wordt geboden door artikel 24bis, tweede lid. Daarbij is vastgelegd dat het Academisch Statuut bepaalt op welke wijze een bepaalde afdeling door middel van een daartoe afzonderlijk ingericht onderwijs-programma en van een daaraan aangepaste afzonderlijke nadere regeling van de inrichting der examens, onder de goedkeuring van de minister, de gelegenheid kan bieden aan daarvoor ingeschreven studenten aan het in deeltijdse vorm ver-zorgde onderwijs van de desbetreffende studierichting deel te nemen en de desbetreffende examens af te leggen.

Op grand van dit artikel zou aan studenten de mogelijkheid kunnen worden geboden een - bij voorkeur deeltijdse - werkkring te aanvaarden en de studie over een grater aantal jaren te verdelen. Als de werkkring goed wordt gekozen, kunnen interessante gevallen van driehoeks-symbiose tussen student/werknemer, werk-gever en TH opbloeien.

Met betrekking tot binnen het reguliere studieprogramma vallende stages -wellicht is er nog ruimte voor enkele korte bedrijfsstages - valt te overwegen afspraken met daartoe bereid gevonden bedrijven te maken, dat een bepaalde student steeds bij hetzelfde bedrijf terugkeert voor zijn stages. Well icht kan zodoende de effec-tiviteit van zulke kortdurende stages worden verhoogd, hoewel aan een dergelijke opzet ook nadelen kleven.

Het ligt uiteraard op de weg van iedere afdeling te bepalen wanneer en hoe men we Ike van de geschetste mogel ijkheden tot ontwikkel ing wil brengen. I k koester

(10)

slechts de hoop enigszins aannemelijk te hebben gemaakt, dat binnen het opge-legde wettel ijke kader omstandigheden kunnen warden geschapen die eerstefase-ingenieurs in staat stellen na een redelijke inwerkperiode het vertrouwde beroeps-karakter te vertonen. Zij moeten dan wel zelf tijdens hun studententijd bewust hebben meegewerkt om eigen mogelijkheden als toekomstig hoogwaardig beroeps-beoefenaar tot ontplooiing te brengen; verder moeten zij kunnen rekenen op een goede begeleiding door de staf van de TH en goed warden opgevangen door hun eerste werkgevers.

Vrije studierichtingen

De ingenieursopleiding is traditioneel gedurende de eerste jaren nogal strak opge-zet, gericht op bepaalde disciplines; vooral na het kandidaatsexamen heeft de student veel keuzevrijheid. In de nieuwe wet is het kandidaatsexamen vervallen, en in par. 2.2.4. van de Memorie van Toelichting warden de afdelingen aange-moedigd reeds direct na de propaedeuse een grate mate van differentiatie te bieden in de samenstelling van studieprogramma's.

De artikelen 3.8. tot en met 3.12. van het Ontwerp Algemeen Deel van het nieuwe Academisch Statuut stellen daartoe nadere regels. Aan de bij deze artikelen be-horende toel ichtende opmerkingen kan warden ontleend dat een eerstefase· opleiding op vier verschillende wijzen kan warden afgesloten:

1. met het behalen van een 'klassiek' doctoraa/ getuigschrift in een der in het

Aca-demisch Statuut verankerde studierichtingen;

2. met het behalen van een getuigschrift van met goed gevolg afge/egd doctoraal

examen op grand van de artikelen 3.8. tot en met 3.11. van bovengenoemd

ont-werp Academisch Statuut. Deze hebben betrekking op vrije studierichtingen van het zogenaamde standaardtype met een duidelijk geprofileerd studieprogramma en bepaalde keuzemogel ijkheden voor de student. Een dergel ijke vrije studie-richting wordt ingesteld door een afdeling;

3. met het behalen van een getuigschrift van met goed gevolg afgelegd vrij

docto-raa/ examen op basis van artikel 3.12. van het Academisch Statuut als afsluiting

van een vrije studierichting van het zogenaamde individuele type; een dergelij k getuigschrift wordt dossier-diploma genoemd;

4. met het ontvangen van een verklaring vanwege de afdeling volgens de Wet

Tweefasen-structuur artikel 24, vijfde I id, waarin de (onderdelen van) ex amens warden vermeld die de student met goed gevolg heeft afgelegd. Deze verklaring geeft een overzicht van de in een onvoltooide opleiding bereikte resultaten. In het spraakgebruik is hiervoor de term 'dossier-verklaring' al enigszins ingeburgerd, hoewel deze noch in de wet, noch in het Academisch Statuut te vinden is.

(11)

Vrije studierichtingen van het standaardtype

Vrije studierichtingen van het standaardtype vergen een gedegen voorbereiding door de afdeling die zo'n studierichting instelt. Het desbetreffe11de besluit van de afdel ingsraad moet ter kennis worden gebracht van de minister en de zuster-afdel ingen. De verplichte onderdelen van het studieprogramma moeten door deaf-deling worden voargeschreven; de onderdelen mogen ook uit de programma's van andere studierichtingen worden gekozen onder goedkeuring van de afdeling. De afdeling kan studenten die in bepaalde andere afdelingen proaedeutisch examen hebben afgelegd, tot de studierichting toelaten. Op grond van deze be-palingen kunnen multidisciplinaire studieprogramma's worden geconstrueerd.

Naar mijn mening zouden dergel ijke vrije studierichtingen - vooral ook in het belang van de student - bij voorkeur moeten worden gericht op een bepaald be-roepsbeeld. ledere vrije studierichting van het standaardtype zou moeten worden gedragen door een duidelijk herkenbare groepering van stafleden van de TH. Voorts zou zo'n studierichting aan de eis moeten voldoen dater eventueel een tweedefase-opleiding op zou kunnen worden gebaseerd.

Rondkijkend in onze TH kan men constateren dater vele kernen aanwezig zijn die kunnen leiden tot het stichten van dergel ijke geprofileerde - meestal multi-discipl inaire - vrije studierichtingen. I k zal er een aantal noemen, uiteraard zonder volledig te kunnen zijn:

- materiaalkunde; - meet- en regeltechniek; - biomedische en gezondheidstechniek; - energietechniek; - produktie-fabricagetechniek; - fijnmechanische techniek; - milieutechniek; - veiligheidstechniek; - ergonomie; - verlichtingskunde; - akoestische techniek; - technisch-esthetische vormgeving; - terotechniek; - technische commercie; - technische vertaalkunde; - technische journalistiek; - octrooibeheer;

- historie der techniek.

Opgemerkt moet worden, dat sommige van deze gebieden reeds een veeljarige ontwikkel ingsgang achter de rug hebben, terwijl andere nog slechts in een kiem-stadium verkeren.

(12)

Denkt men verder aan de mogelijkheden die de samenwerking met de Katholieke Hogeschool Tilburg biedt, dan mag men de verwachting uitspreken dat iedere afdeling in de loop van de jaren tachtig een of meer vrije studierichtingen van dit standaardtype zal instellen.

Vrije studierichtingen van het individue/e type

Op het verschijnsel 'vrije studierichtingen' zullen de TH's nog helemaal moeten leren inspelen.

De ogenschijnlijk gemakkel ijkste weg is het openen van de mogel ijkheid tot het afleggen van vrije doctorale examens in iedere afdeling. Voor een student in de technische wetenschappen biedt deze weg mijns inziens aanzienlijke risico's. Als hij een verantwoorde keuze wil maken, zal hij zich al vroeg een bepaald toekomst-beeld voor ogen moeten stellen. Ook zal hij wellicht problemen ondervinden bij het vinden van een hoogleraar die de verantwoordel ijkheid op zich wil nemen voor zijn eindstudie, op grand van het door hem gekozen individuele studiepro-gramma. Verder zal hij nogal eens ervaren dat hij de vereiste voorkennis voor bepaalde vakken mist.

Natuurlijk kan met al deze potentiele moeilijkheden rekening warden gehouden, maar dat zal dan een grate inspanning vergen van de afdeling in de vorm van extra begeleiding. Enkele drempels die de afdeling zou kunnen inbouwen alvorens het door de student gekozen studieprogramma goed te keuren, zouden kunnen zijn:

- eisen dat de student zijn keuze van de onderdelen voor zijn vrij doctoraal examen met redenen omkleedt;

- een verklaring verlangen van een kroondocent dat hij bereid is op grand van het voorgestelde programma de verantwoordelijkheid voor de eindstudie op zich te nemen.

Deze drempels zullen er waarschijnlijk toe bijdragen dat de student het tijdstip waarop hij zijn verzoek om goedkeuring van een studieprogramma voor een vrije doctorale studie indient, later in de cursus zal kiezen, waardoor de risico's af-nemen. Op deze wijze zouden staf en studenten van een afdeling voorzichtig ervaring kunnen opbouwen met vrije doctorale examens.

Tweedefase-opleidingen

Aan onze TH is de discussie over tweedefase-opleidingen nog maar net op gang gekomen. Hetzelfde geldt ook landelijk voor de Academische Raad.

(13)

(COVWO) wordt binnenkort een werkstuk verwacht over opzet, inhoud en motivering van tweedefase-opleidingen, terwijl verschillende secties zich beraden op criteria voor beroepsopleidingen.

Toch verwacht de minister van de instellingen voor WO gedurende het najaar 1981 een eerste indicatie van de tweedefase-opleidingen die men denkt in te stel-len. Zullen de universiteiten en hogescholen zich bij deze eerste presentatie enigs-zins terughoudend opstellen, of zullen zij zich uitputten in het deponeren van een zo groat mogelijk aantal 'claims'?

Wat de THE betreft, hoop ik dat eerstgenoemde benadering de overhand zal hebben en dat wij ons zullen baseren op de realiteit. Deze houdt in dat wii. zeker op kortere termijn bezien, geen tweedefase-activiteiten zullen kunnen ontplooien die niet thans reeds in eerste aanleg aanwezig zijn.

Onderzoekopleidingen

Wij mogen zeker verwachten dat iedere afdeling een onderzoekopleiding zal willen en kunnen instel len. In ieder van onze afdelingen wordt thans immers wetenschap-pel ijk werk van behoorlijk niveau verricht.

Deze opleidingen behoeven niet te warden opgenomen in het Bijzonder Deel van het Academisch Statuut en eenjarige opleidingen kunnen door de hogeschool warden ingesteld. Voor het instellen van tweejarige opleidingen moet de Acade-mische Raad warden gehoord.

De afdelingen zullen zich erop moeten beraden hoe de verschillende vakgroepen bij de opzet van zo'n tweedefase-onderzoekopleiding warden ingeschakeld. Daar-bij zullen zich vrijwel zeker problemen voordoen, gezien de karakterversch ill en tussen vakgroepen.

Als instelling zullen wij moeten bezien welke multidisciplinaire onderzoekop-leidingen wij vorm zouden willen geven. Deze zouden aansluiting kunnen geven bij bepaalde vrije studierichtingen van het standaardtype.

Op/eidingen voor technologische ontwerpers

Verscheidene van onze afdelingen zullen naast een onderzoekopleiding een oplei-ding tot technologisch ontwerper willen instellen. Naar mijn mening zullen in het bijzonder deze opleidingen moeten warden opgezet in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en andere opdrachtgevers (o.a. ook verscheidene overheids-organen) voor ontwerpwerk.

(14)

In deze mening ben ik gesterkt door recente gesprekken met Engelse collegae-rectores, bij wie ik informeerde naar de inrichting van hun 'masters'-opleidingen in de ingenieursvakken.

Een dergelijke samenwerking zou zeer goed in deeltijds onderwijs kunnen worden gerealiseerd, waartoe de wet mogelijkheden biedt.

Gelet op de vele contacten die onder TH met het bedrijfsleven en verscheidene overheidsinstanties onderhoudt, en de stijgende omvang van opdrachten in de zogenaamde derde geldstroom, mag worden geconcludeerd dat wij een goede uit-gangspositie innemen voor het stichten van opleidingen tot technologisch ont-werper. In dit verband zullen de ontwerpopgaven waar middelgrote en kleine bedrijven zich voor gesteld zien, onze bijzondere aandacht moeten hebben.

Beroepsopleidingen

Ten aanzien van de beroepsopleidingen nemen de technische hogescholen een wat aparte positie in. In de Memorie van Antwoord lezen wij (op pag. 52) dat het onderscheid tussen onderzoekopleidingen en specifieke beroepsopleidingen naar het oordeel van de minister bijvoorbeeld voor de technische hogescholen van beperkte aard is. In de capaciteits- en middelentoewijzing worden beide dan ook - althans voorlopig - tezamen genomen.

Beroepsopleidingen moeten in het Academisch Statuut worden opgenomen, en aan een aantal bijzondere criteria voldoen. In dit verband wordt het oordeel van beroepsverenigingen van grote waarde geacht. Het Koninkl ijk I nstituut van lngenieurs staat tot dusver op het standpunt dat het ingenieursberoep zo weinig mogelijk versnipperd dient te worden in 'splinterberoepen'. en dater zwaar-wegende redenen moeten zijn, wil zo'n specifiek beroep in het Academisch Sta-tuut worden opgenomen.

In het eerdergenoemde rapport van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging wordt echter juist aanbevolen aan de TH's een aantal specifieke be-roepsopleidingen op chemisch gebied te starten.

Uit deze tegengestelde opvattingen zal duidelijk zijn dat nog heel wat overleg nodig zal zijn, voordat duidelijk wordt met welke opleidingsvarianten het best kan warden voldaan aan de vraag.

Vast staat dat onze TH ook op het gebied van eventueel gewenste specifieke beroepsopleidingen een aantal mogelijkheden biedt die hun draagvlak vinden binnen de aanwezige staf. Voorbeelden kunnen worden ontleend aan de eerder-gegeven opsomming van mogelijke vrije studierichtingen van het standaardtype.

(15)

Lerarenopleidingen

Wat de lerarenopleidingen betreft is het streefbeeld dat ons wordt voorgehouden, het instellen van een opleidingsinstituut voor eerstegraads-leraren per instelling. Voor de vakgerichte onderdelen van de studie worden bijdragen verwacht vanuit de verschillende afdelingen. Door de minister wordt aangedrongen op taakver-deling tussen de instellingen, terwijl hij de toe te laten aantallen studenten af-hankelijk wil stellen van de arbeidsmarkt voor leraren. De cursusduur kan hoog-stens een jaar bedragen, maar in het Ontwerp Algemeen Deel van het Academisch Statuut (onder G 4 bijzondere bepalingen betreffende de lerarenopleiding, artikel 9.15) wordt gesteld dat deze zes maanden bedraagt.

Aan de THE is in de loop der jaren ook op het gebied van de lerarenopleiding een

goede samenwerking tussen de afdel ingen gegroeid. De coordinatie wordt ver-zorgd door de reeds lang werkzame commissie eerstegraads-lerarenopleiding, die nu zou kunnen worden belast met het opstellen van een ontwikkel ingsschets voor

de lerarenopleidingen aan de THE.

Ook in de toekomst achten wij de aanwezigheid van ingenieurs onder de leraren van het VWO van groat belang. Zij kunnen bevorderen dat de leerl in gen een beter begrip krijgen voor de plaats van de techniek in de cultuur, en de technisch-geinteresseerde leerlingen helpen bij hun beroepskeuze.

Strategieen

Hoe zal, op wat langere termijn bezien, de tweefasen-opleiding in de praktijk gaan functioneren?

lk durf mij nauwelijks aan voorspellingen te wagen, daar er hier Sprake is van vier elkaar onderling bei"nvloedende strategieen:

- de strategie van de student; - de strategie van de werkgevers;

- de strategie van de technische hogescholen en de universiteiten; - de strategie van de regering.

Tot dusver gaan velen stilzwijgend van de veronderstelling uit, dat de beste studenten zullen wedijveren om toelating tot tweedefase-opleidingen. De prak-tijk zou wel eens anders kunnen uitpakken. De student die na vier jaar de ingenieurstitel heeft verworven, zou een tweedefase-opleiding wellicht als een slecht - of zelfs negatief - gehonoreerde eerste werkkring kunnen beschouwen.

In jeugdige overmoed zal hij misschien geneigd zijn zichzelf te overschatten, en

de waarde van een voortgezette onderzoek- of ontwerpopleiding te onderschat-ten.

(16)

Met name de grotere werkgevers zouden op verschillende wijzen hierop kunnen inspelen, bijvoorbeeld door de beste studenten direct na of zelfs nog v66r -het behalen van hun ingenieursbul gunstige aanbiedingen te doen en een goede begeleiding te garanderen. Het zal duidelijk zijn, dat de situatie op de arbeids-markt dit spel sterk zal beinvloeden.

Uit een oogpunt van algemeen belang valt te hopen dat de TH daar dan iets ·tegenover zal kunnen stellen; dat wij op zijn minst de uitrusting van onze labo-·ratoria up-to-date kunnen houden en ons onderzoek-ontwerpprogramma zo

weten in te richten dater een grote wervende kracht van uitgaat, ook in de richting van de industrie. Van groot belang zou kunnen zijn de goede student ervan te overtuigen dat deelname aan een tweedefase-onderzoek- of -ontwerp-opleiding een duidelijke stap kan zijn op de weg naar een niet te ver in het ver-schiet gelegen doctorsbul. We mogen namelijk verwachten dat de waarde van de doctorstitel in het maatschappelijk verkeer zal stijgen, zoals een vergelijking met de situatie elders - bv. in het Verenigd Koninkrijk - laat zien.

De uitwerking van de vele door de regering aangekondigde plannen, met name die voor de financiering van het onderzoek, zal eveneens grote invloed hebben op de ontwikkeling van de tweefasen-structuur.

Dames en heren,

I k heb slechts in grote I ijnen een aantal mogel ijke ontwikkel ingen in het tijdperk dat met het in werking treden van de wet tweefasen-structuur is begonnen, kun-nen schetsen. Op vele vragen waar u en ik mee zitten, kunkun-nen nog geen duidelijke antwoorden worden gegeven. Die antwoorden zullen wij met elkaar, in goed overleg met de regering, respectievelijk departement, werkgevers en beroepsor-ganisaties, moeten vinden. Veranderingen in de opbouw van onderwijs, onderzoek en organisatie, die daaruit voortvloeien, zullen wij telkens weer op een zo doel-•· treffend mogelijke manier moeten bewerkstelligen. Aan ons aanpassingsvermogen

zullen hoge eisen worden gesteld, hetgeen ik heb will en uitdrukken in de titel van deze rede: 'Adapteren moet men leren'.

(17)

Enkele feiten uit het verstreken academisch jaar

Voor dit tweede hoofdstuk rest mij nog slechts weinig tijd, zodat ik mij sterk zal moeten beperken. Het was in vele opzichten een gedenkwaardig jaar, waarover u later achter de gedrukte tekst van deze rede nog veel aanvullende gegevens zult kunnen lezen.

Met weemoed herdenken wij hen die ons ontvielen: de studenten A.P.J.W. van Roosmalen, H.G.J.M. Smits en A.H. Stork, de heer H.J. Ewalts van de Bouw-technische Dienst en de adjunct-secretaris van de TH, mr. P. van Werkum, die de hogeschool vanaf de oprichting met vaak ver vooruitziende blik heeft gediend.

Op 9 april 1981 vonden weer verkiezingen plaats voor de hogeschoolraad en de (o)afdelingsraden voor alle geledingen: wetenschappelijk personeel, technisch en administratief personeel en studenten. Het aantal kandidaten was zodanig dat ook inderdaad sprake was van verkiezingen en niet van bevestiging van een kandidatuur.

Als gevolg van de verkiezingen bestaat de hogeschoolraad voor meer dan 50% uit

nieuwe leden.

Met ingang van 1 juli jl. is dr. W.A. Verreck als gekozen lid van het college van bestuur ir. W.J.M. Senden opgevolgd. Hij zal de portefeuilles studentenaangelegen-heden, ontwikkelingssamenwerking en audiovisuele dienstverlening gaan verzorgen.

In het college van decanen deden zich nogal wat wijzigingen voor:

prof.cir. S. Th.M. Ackermans, decaan WSK, werd opgevolgd door prof.cir. W. van der Meiden;

prof.cir. 0.J. Poppema, decaan N, door prof.cir. H.M. Gijsman; prof.ir. W.L. Esmeijer, decaan W, door prof.cir. P.C. Veenstra; prof.cir. H. Groendijk, decaan E, door prof.ir. F.J. Kylstra.

Daar prof. Ackermans en prof. Esmeijer tevens conrector waren, werden ook twee nieuwe conrectoren benoemd, t.w. prof.ir. W.J.M. Geraerds, decaan van de afde-ling der Bedrijfskunde en prof.dr.ir. M.F.Th. Bax, decaan van de afdeafde-ling der Bouwkunde.

De totale omvang van het personeel omgerekend tot voltijdse betrekkingen in dienst van de THE daalde van 1945 tot 1899. Twee medewerkers gingen met ouderdomspensioen; vijf met invaliditeitspensioen.

Er kwamen zeven benoemingen van gewone (6) en drie van buitengewone hoogleraren (7) tot stand. Twee gewone, een buitengewone en twee bijzondere hoogleraren hielden een intreerede (8). een gewoon hoogleraar hield een afscheids-college (9).

(18)

Met emeritaat gingen:

- prof.dr. G.C.A. Schuit, gewoon resp. buitengewoon hoogleraar in de anorganische resp. fysische chemie bij de afdeling der Scheikundige Technologie;

- prof.dr. L.J.F. Broer, gewoon hoogleraar in de theoretische natuurkunde, afdeling der Technische Natuurkunde;

- prof.dr. J.Ph. Steller, gewoon hoogleraar in de algemeen didactiek, i.h.b. de vak-didactiek natuurkunde, afdeling der Technische Natuurkunde.

Koninklijke onderscheidingen ontvingen:

- prof.dr. N.G. de Bruyn, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw; - prof.dr. G.D. Rieck, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw; - prof.dr. J.Ph. Steller, Officier in de Orde van Oranje Nassau; - ir. J.J.M. Kalkhoven, Officier in de Orde van Oranje Nassau.

De rector magnificus ontving van de Franse Regering de onderscheiding Officier de l'Orde des Pal mes Academiques.

Wetenschappel ijke onderscheidingen:

- prof.dr. D.A. de Vries ontving een 'Certificate of Award' van het International Centre for Heat and Mass Transfer;

- ir. P. van Hoof, afdeling der Bouwkunde, ontving de Bouwwereld-onderscheiding 1980 voor een door hem ontworpen maatvoeringsmethode, die volgens het jury-rapport een hoge mate van innovatie vertoont;

- dr.ir. J. Blom, afdeling der Elektrotechniek, ontving de Siemensprijs op grand van zijn bijzondere bijdragen met betrekking tot de ontwikkeling van de magnetohydrodynamische generator;

- in het kader van de BP International Energy Research Prize is door BP Nederland aan een viertal van de ingezonden 27 projecten een aanmoedigingsprijs toegekend. Twee van deze prijzen werden aan projecten van de THE toegekend:

. prof.dr. R. Metselaar nam de prijs in ontvangst voor het Cermet-project van de interafdel ingswerkgroep Materialen voor Hoge Temperaturen waarin medewerkers ·,:,van de vakgroepen Fysische Chemie (T) en Elektronische Bouwstenen ( E)

·.!":participeren .

. ·· Het project is gericht op de ontwikkel ing van een hoge-temperatuur-elektrode die toegepast zal worden in een thermionische energie-omzetter, een apparaat waar-mee warmte direct kan worden overgezet in elektriciteit;

. J.C. Overhaart is de projectleider van de ontwikkeling van een 'Family Cooker' voor gebruik in ontwikkelingslanden, waarbij met lokaal beschikbare brandstof op economische wijze wordt omgegaan;

- J. 't Hart (IPO) ontving de Prins Bernhard Fonds.prijs 1981 van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen voor zijn baanbrekend werk op het gebied van de intonatie in de spraak van Nederlanders;

- dr.ir. J.E. Daalder, afdeling der Elektrotechniek, ontving de dr.ir. H.A. Hidde Nijland-prijs voor zijn proefschrift, dat hij bij de THE heeft voorbereid onder

(19)

leiding van prof. Van den Heuvel en prof. Weenink en waarin een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van een nieuw industrieel produkt, namelijk de vacuiimschakelaar voor distributie-spanningen.

Tijdens de plechtige academische zitting ter gelegenheid van het vijfde lustrum van de THE werden ere-doctoraten verleend aan dr. H.O. Pollak, prof.dr. W.B. Heginbotham en prof.dr. A. van der Ziel.

Er vonden 36 promoties plaats, in verreweg de meeste gevallen op grond van aan onze instelling verricht onderzoek.

383 studenten behaalden het ingenieursdiploma, een betrekkelijk laag aantal als gevolq van de overgang van vijf- naar zesjarig VWO aan het einde van de zestiger jaren(10).

Er werden 1084 eerstejaars-studenten ingeschreven en de omvang van de totale studentenpopulatie bedroeg 4728·(11 ).

De afdeling der Werktuigbouwkunde reikte haar 1000-ste ingenieursdiploma uit. De Holst-lezing werd gehouden door prof. Kevin Lynch metals onderwerp: 'What is a good city', en trok zeer veel belangstelling (12).

Op de burgerijdag, die voortaan twee maal per vijf jaar wordt georganiseerd, heeft de THE dit jaar haar poorten opengezet voor de burgerij van Eindhoven en om-streken. Het hoofdaccent van deze burgerijdag lag op de afdeling der Bouwkunde. De belangstell ing was overweldigend.

Het is ondoenlijk alle evenementen in het kader van het lustrum nogeens de revue te laten passeren. Velen van ons zullen daaraan vreugdevolle herinneringen bewaren(13).

Het gebouwencomplex werd verrijkt met een fraaie sporthal (in samenwerking met het IHBO), die op 14 mei 1981 door staatssecretaris K. de Jong Ozn, werd geopend, en een riieuw akoestisch laboratorium. Voorts kon een aan het Eind-hovens Kanaal gelegen roeiloods worden aangekocht en opende de Stichting Studentenvoorzieningen een tweede studentenflat met woonruimte voor 54 studenten.

De contacten met het bedrijfsleven groeien gestadig, en in velerlei verbanden wordt vruchtbaar samengewerkt ( 14 ).

Ook de samenwerking met de KHT en verscheidene andere instellingen ont-wikkelt zich - deels zeker ook onder de dwang der omstandigheden - voorspoedig.

(20)

Van groot belang voor de THE is het tot stand .komen van de studierichting informatica, ondergebracht bij de onderafdeling der Wiskunde en I nformatica, waarbij wordt samengewerkt met de Katholieke Hogeschool Tilburg en de Katholieke Universiteit Nijmegen, en waaraan uit verschillende afdelingen (met name E en BDK) wordt bijgedragen. Hu Ide aan degenen die hier zo hard voor -,>l'febben geijverd. Ongeveer 70 studenten hebben zich voor deze nieuwe

studie-·':tichting ingeschreven, die in de tweefasen-structuur is opgezet.

-:,.;

Tot slot van deze wel zeer summiere kroniek vermeld ik de activiteiten van de studiegroep 'Herbezinning', waarin een aantal zeer nauw bij het bestuursproces betrokkenen samen gezocht hebben naar nieuwe en gemakkelijker begaanbare wegen. Hun in slechts enkele maanden tijds geproduceerde ideeen werden vast-gelegd in een rapport, dat door hogeschoolraad, college van bestuur, college van decanen en vele anderen zeer positief werd ontvangen.

Bes!uit

Als in het voor ons liggende academische jaar in deze geest van op onderling vertrouwen gebaseerde samenwerking kan worden doorgewerkt, zullen wij groeien in sterkte, die wij dringend nodig zullen hebben om de op ons afkomende moeilijkheden te overwinnen.

In de overtuiging dat wij daartoe in staat zullen blijken, en vervuld van goede hoop, open ik nu het academisch jaar 1981-1982, u dankend voor uw welwillende aandacht.

(21)

Literatuur e.d.

1. Wet tweefasen-structuur w.o.; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden; jaargang 1981, nr. 137.

2. Tweefasen-structuur wetenschappelijk onderwijs, Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 16106, nrs. 3-4.

3. Tweefasen-structuur en chemie; een KNCV-onderzoek naar de toekomstige behoeften van de Nederlandse chemie t.a.v. het wetenschappelijk onderwijs; KNCV 's-Gravenhage, mei 1981.

4. Met service-onderwijs wordt bedoeld dat een bepaalde afdeling onderwijs verzorgt voor andere afdelingen, met dien verstande dat een bepaald college (of practicum) vaak door studenten van verscheidene studierichtingen wordt gevolgd.

5. totaal aantal aantal weken besteed percentage

huidige vijfjarige opleiding nieuwe opleiding (1efase) cursusweken 5 x 42

=

210 4 x 42

=

168 aan ingenieurswerk-stukken 10 (4e j.) + 42 (5e j.)

=

52 2 x 14

=

28

6 .. Tot gewoon hoogleraar werden benoemd: drs. G. Bekaert,

in de geschiedenis der architectuur, afdeling der Bouwkunde

25%

17%

(prof. Bekaert was eerder, vanaf 1973, buitengewoon hoogleraar in dat vak); dr.ir. A.J.C. Bakhuizen,

in de elektromechanica, afdeling der Elektrotechniek; dr. H.H. Brongersma,

in de natuurkunde van de vaste stof, in de afdeling der Technische Natuurkunde; dr. J.H. Raat,

in de algemene didactiek, i.h.b. de didactiek der natuurkunde, in de afdeling der Technische Natuurkunde;

dr. D.W. Vaags,

in de onderwijsresearch, in de onderafdeling der Wijsbegeerte en Maatschappij-wetenschappen;

ir. J. L. Overbeeke,

in de werktuigbouwkunde, in het bijzonder de leer van vermoeiing van werktuigkundige constructies, in de afdeling der Werktuigbouwkunde;

(22)

dr.ir. W.M.G. van Bokhoven,

in de elektronica, i.h.b. de elektronische schakelingen, in de afdeling der Elektro-techniek.

7. Tot buitengewoon hoogleraar werden benoemd: ir. M. Antal,

in de elektriciteitsopwekking, -transmissie en -distributie, in de afdeling der Elektrotechniek;

dr.ir. J.J.M. de Goeij,

dubbelbenoeming in de afdelingen der Technische Natuurkunde ender Scheikundige Technologie, op dezelfde leeropdracht als voorheen, namelijk radio-chemische methoden;

dr. J. Uhlenbusch,

in de omzetting van warmte in elektrische energie, in de afdeling der Elektro-techniek.

8. I ntreeredes: 24 oktober 1980

prof.ir. J.A. Wisse, bijzonder hoogleraar in de leer van het buitenklimaat over 'Wind en weder dienende';

28 november 1980

prof.dr.ir. H. de Waal, bijzonder hoogleraar in de technologie van de glasfabricage over 'Een fijnd'r stof, leid onder 't grof';

20 februari 1981

prof.cir. J. van Rees, buitengewoon hoogleraar in de bedrijfskunde, in het bijzonder de marketing over 'Marketing, of de beheersing van het commerciele proces';

. 27 maart 1981

prof.cir. P.M. Bagchus, gewoon hoogleraar in de sociale psychologie van organi-saties over 'Werken in groepsverband';

29 mei 1981

prof.ir. M. Antal, buitengewoon hoogleraar in de elektriciteitsopwekking, -transmissie en -distributie over 'lngenieur in de elektriciteitsvoorziening - quo vadis ?'

9. Afscheidscollege: 3 april 1981

prof. dr.J. Ph. Steller, gewoon hoogleraar in de algemene didactiek, in het bijzonder de vakdidactiek natuurkunde over 'De heruitvinding van het wiel. Didactische variaties op een technisch thema'.

(23)

10 Afgestudeerden aan de THE gedurende het cursusjaar 1980/1981: BOK 66 WSK 24

N

39

w

50 E 97 T 28

B

79

Totaal aantal afgestudeerden: BOK 619 WSK 197 N 703

w

1013 E 1335 T 1272 B 749

11. Aantal ingeschrevenen: BOK WSK N

w

E T B EL THE Eerstejaars: totaal Ouderejaars: totaal Aantal ingeschrevenen 12. 10 december 1981 174 78 102 163 224 120 179 44 571 281 377 515 765 319 803 13 745 359 479 678 989 439 982 57 1084 3644 4728 prof. Kevin Lynch 'What is a good city? General theory of good city form; a new try at an old subject';

11december1981

colloquium over 'Environmental waste and decline' en seminar over 'The conservation of local meaning'.

13. Op het programma van het lustrum stonden o.m.:

27 april 1981 uitgave door Studium Generale van een bundel over 30 april 1981 4 en 14 mei 1981 11mei1981 12 mei 1981 16 mei 1981 24 mei 1981 september 1981 Literatuur en Techniek;

burgerijdag; concert door het Eindhovens Studenten Muziekgezelschap;

films, eveneens op initiatief van Studium Generale over Film en Techniek;

Symposium 'Techniek · Mensenwerk'; afgestudeerdendag;

presentatie van de wetenschapswinkels; concert door het Hel ikon-orkes~;

tentoonstelling 'Kunst en Techniek' met werken van de kunstenaars Panamarenko en Peter Struycken.

(24)

Voordrachten tijdens het lustrumsymposium op 11 mei 1981 werden gehouden door:

prof.cir. B.C. van Houten 'Techniek en cultuur. Variaties op het thema

Techniek - Mensenwerk'; ir. Th. Ouene

drs. E.

a

Campo

'Toekomstverkenning - Mensenwerk';

'I nternationale samenwerking, Mensen Techniek'.

14. Het aantal contacten met het bedrijfsleven liep op tot ruim 300. Orn deze

stroom van aanvragen te kunnen verwerken is het transferbureau gestart, welke bureau tot taak heeft de binnenkomende vragen te definieren en onder te brengen in een kenniscentrum binnen of buiten de THE, en de afwerking door TH-medewerkers te volgen.

De verdeling van de vragen binnen de THE was ongeveer als volgt:

Bedrijfskunde 50 Elektrotechniek 20 Werktuigbouwkunde 70 Natuurkunde 30 Bouwkunde 30 Scheikunde 30 IPO/CTD/RC/ Wetenschapswinkels 30

Naast deze interne doorverwijzing en behandeling werden nog eens vijftig vragen doorverwezen naar andere partners binnen het transfercircuit, t.w. Rijksnijver-heidsdienst TNO, lndustrieel Diensten Centrum TNO, andere TH's en enkele raadgevende ingenieursbureaus.

(25)

Produktie: Voorlichtingsdienst TH Eindhoven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van

Oplossingsrichting c: Geen herstel klanten: overgang naar regulier achterstandsbeheer Bij het aflopen van (de verlenging van) de betaalpauze moet duidelijk worden of de klant zijn

1 Met de term ‘beleggingsondernemingen’ worden zowel de grootbanken, private banks als de zelfstandige beleggingsondernemingen aangeduid. Indien wordt verwezen naar een van de

Want Baert heeft ook begrip voor zijn artsen en hulpverleners: ‘Meneer

Er zijn steden die enorm groeien, waar scholen en ziekenhuizen gebouwd worden, maar op het platteland doet de overheid veel te weinig.. India is zo’n uitgestrekt land, het is

o vignetten van het ziekenfonds (voor mini’s en speelclub in een enveloppe met naam erop en afgeven aan de leiding).. o kids-id of identiteitskaart (voor mini’s en speelclub in

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

Om te komen tot een bewuste keuze voor een uniforme of juist een gevarieerde aanplant, moeten we dus wel met drie namen werken en ons niet beperken tot de geslachtsnaam en de