• No results found

Het toegeven aan en weerstaan van verleidelijk voedsel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het toegeven aan en weerstaan van verleidelijk voedsel"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Toegeven aan en Weerstaan van Verleidelijk Voedsel Ilse Veerkamp

Bachelorthese

Studentnummer 6065910 Universiteit van Amsterdam

Afdeling Sociale Psychologie, Sociale Cognitie Begeleider: Nils Jostmann

27-06-2014

Aantal woorden literatuuroverzicht: 6070 Aantal woorden onderzoeksvoorstel: 1377 Aantal woorden abstract: 118

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 2

Wanneer Leidt Blootstelling aan Verleidelijk Voedsel tot Meer en Wanneer

tot Minder Gezond Gedrag? 3

De Goal-Conflict Theorie 5

De Counteractive Control Theorie 10

Subgroepen Binnen Diëters 14

Het Activeren van een Gezondheidsdoel 17

Conclusie en Discussie 20

Onderzoeksvoorstel 23

Literatuurlijst 28

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt er gekeken naar wanneer blootstelling aan

aantrekkelijk voedsel leidt tot gezond gedrag of minder gezond gedrag. Het blijkt dat de Goal-Conflict Theorie, die stelt dat blootstelling aan aantrekkelijk voedsel leidt tot ongezond gedrag, opgaat voor niet succesvolle diëters met overgewicht. De Counteractive Control Theorie, die stelt dat blootstelling aan aantrekkelijk eten leidt tot gezond gedrag, opgaat voor succesvolle diëters. Ook wordt er gekeken naar het activeren van gezondheidsdoelen

voorafgaand aan blootstelling aan verleidelijk voedsel, wat er voor lijkt te zorgen dat mensen te sturen zijn naar een gezonde keuze. Er wordt een onderzoeksvoorstel gedaan om de invloed van het primen van gezondheidsdoelen bij blootstelling aan aantrekkelijk eten voor de

grootste risicogroep, diëters met overgewicht.

(4)

Wanneer Leidt Blootstelling aan Verleidelijk Voedsel tot Meer en Wanneer tot Minder Gezond Gedrag?

Het hebben van overgewicht is wereldwijd een groeiend probleem. In 2008 hadden 1,4 miljard volwassenen overgewicht, 35% van de wereldbevolking. Dit is een verdubbeling sinds 1980 (World Health Organization, 2014). Mensen met overgewicht, dat wil zeggen een BMI boven de 25, hebben vaker last van hart- en vaatziekten, suikerziekte en pijn aan hun

gewrichten dan mensen met een gezond gewicht. Mensen met ernstig overgewicht, een BMI score boven de 30, hebben ook vaker last van mentale gezondheidsklachten, zoals depressie of last van angststoornissen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Doordat overgewicht gezondheidsklachten met zich mee brengt, is het niet alleen een probleem voor de mensen met overgewicht zelf, maar ook voor overheden en zorgverzekeraars vanwege hoge zorgkosten. Vaak wordt overgewicht veroorzaakt doordat mensen teveel en ongezond eten. Veel mensen weten dat ze gezond zouden moeten eten en de overheid probeert mensen voor te lichten over gezonde voeding via bijvoorbeeld het Voedingscentrum. Maar in de hedendaagse

maatschappij is er ook constante blootstelling aan ongezond eten. De supermarkten liggen vol met kant-en-klaar maaltijden en snacks. Bij de kassa vinden we rekjes met chocoladerepen, die in een impuls worden meegenomen. Maar ook in kantines, treinstations en tankstations zijn volop snacks te krijgen. Omdat er eten in overvloed is, eten mensen vaak niet omdat ze honger hebben, maar omdat het eten aangenaam zal smaken (Pinel, Assanand & Lehman, 2000).

Maar waarom lukt het de een om niet teveel te eten, en de ander niet? Een mogelijke oorzaak is dat niet iedereen hetzelfde reageert op blootstelling aan lekker eten. Twee

belangrijke theorieën die voorspellen hoe iemand reageert op blootstelling aan aantrekkelijk eten zijn de Goal-Conflict Theorie (GCT) (Stroebe, Mensink, Aarts, Schut & Kruglanski, 2008) en de Counteractive Control Theorie (CCT) (Trope & Fishbach, 2000). Beide theorieën

(5)

gaan uit van mensen die op hun gewicht proberen te letten. Deze mensen hebben twee doelen: Een lange termijn doel om gewicht te verliezen en een korte termijn doel om lekker te eten. Aangezien veel voedsel dat als aantrekkelijk wordt beschouwd ook ongezond is, zijn het dieetdoel en het eetdoel vaak in conflict met elkaar. De GCT en de CCT voorspellen verschillende uitkomsten van dit conflict. De GCT van Stroebe et al. (2008) stelt dat op het moment dat iemand wordt blootgesteld aan verleiding, zowel het eetdoel als het dieetdoel actief worden. Vervolgens wordt het dieetdoel geïnhibeerd, waardoor het minder toegankelijk is in het geheugen. Hierdoor zal iemand gedrag vertonen dat in lijn is met het eetdoel en ervoor kiezen om het aantrekkelijke voedsel op te eten.

De CCT van Trope en Fishbach (2000) stelt dat zodra het eetdoel actief wordt gemaakt, iemand dit zal herkennen als bedreiging voor het lange termijn doel om gewicht te verliezen. Vervolgens zal diegene cognitieve strategieën toepassen om de bedreiging te verminderen. Hierdoor zal er gedrag worden vertoond dat in lijn is met het dieetdoel en zal er iets gezonds gegeten worden. Kort gezegd stelt GCT dat blootstelling aan aantrekkelijk voedsel leidt tot ongezond eten, terwijl CCT zegt dat blootstelling aan aantrekkelijk voedsel leidt tot gezond eten. Deze theorieën staan lijnrecht tegenover elkaar. Ondanks dat worden beiden veel gebruikt als basis voor verdere onderzoeken, beiden zijn meer dan 100 keer aangehaald in latere onderzoeken (Google Scholar, 2014). Mogelijk zit er een kern van waarheid in beiden. Aan de hand van deze theorieën wordt er in dit verslag getracht antwoord te geven op de vraag wanneer blootstelling aan verleidelijk voedsel leidt tot gezond gedrag en wanneer dit leid tot minder gezond gedrag.

In het volgende hoofdstuk wordt er gekeken naar onderzoek dat onderbouwt dat de GCT van Stroebe et al. (2008) opgaat wanneer mensen worden blootgesteld aan verleidelijk voedsel. Het daarop volgende hoofdstuk kijkt naar onderzoek dat aangeeft dat juist de CCT van Trope en Fishbach (2000) opgaat bij blootstelling aan verleidelijk voedsel. Hierna volgt

(6)

er een kort hoofdstuk om te specificeren wanneer de GCT opgaat en wanneer de CCT opgaat. Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk bekeken in hoeverre het gedrag wat wordt vertoond bij blootstelling aan aantrekkelijk voedsel kan worden beïnvloed door te primen met gezondheid. Al deze aspecten geven meer inzicht in wanneer aantrekkelijk voedsel ervoor zorgt dat men toegeeft aan de verleiding en wanneer er juist gezond gedrag wordt vertoond.

Goal-conflict Theorie

Dit hoofdstuk laat eerst zien dat uit onderzoek blijkt dat blootstelling aan aantrekkelijk eten leidt tot het consumeren van aantrekkelijk eten. Vervolgens wordt er gekeken naar onderzoeken die onderbouwen dat dit gebeurt volgens de GCT van Stroebe et al. (2008). Dat blootstelling aan aantrekkelijk eten kan leiden tot het consumeren daarvan, blijkt uit het onderzoek van Fedoroff, Polivy en Herman (1997). Aan dit onderzoek deden 91 vrouwelijke studenten mee. Met een vragenlijst werd bepaald of een deelnemer op dieet was. De deelnemers werden vervolgens willekeurig toegewezen aan een van vier condities; de geurconditie, waarin men werd blootgesteld aan de geur van een aantrekkelijke snack, de cognitieve conditie, waarin men 10 minuten nadacht over de aantrekkelijke snack, de

mixconditie, waarin men zowel werd blootgesteld aan de geur van de snack als nadacht over de snack, en de controleconditie, waarbij men niet werd blootgesteld aan een geur en ook niet nadacht over aantrekkelijk voedsel. Nadat de deelnemers, behalve degenen in de

controleconditie, waren blootgesteld aan de voedselcues, werd hen de aantrekkelijke snack voorgeschoteld. Er werd de deelnemers gevraagd de snack te beoordelen op smaak. Mensen mochten zoveel van de snack eten als ze zelf wilden. Vergeleken werd het wel of niet aanwezig zijn van voedselcues met de hoeveelheid voedsel die geconsumeerd werd. Ook werd er gekeken of het hebben van een dieetdoel invloed had op de hoeveelheid gegeten voedsel. Het bleek dat de deelnemers die waren blootgesteld aan voedselcues, meer van de snack aten dan degenen in de controleconditie. Binnen de voedselcuecondities aten de diëters

(7)

meer dan de niet-diëters. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het van tevoren worden blootgesteld aan aantrekkelijk eten leidt tot grotere consumptie van aantrekkelijk eten, vooral als dat ingaat tegen het doel van gewicht verliezen.

Bovenstaand onderzoek laat zien dat bij diëters blootstelling aan lekker eten ervoor zorgt dat men meer gaat consumeren. Dit geldt niet voor mensen die niet op dieet zijn. Vergelijkbare resultaten blijken ook in een later onderzoek van Fedoroff, Polivy en Herman (2003). De volgende onderzoeken bekijken of de GCT een verklaring kan zijn voor waarom mensen die op dieet zijn meer aantrekkelijk voedsel consumeren. De GCT stelt als eerste dat blootstelling aan aantrekkelijk voedsel ertoe leidt dat zowel een afvaldoel als een eetdoel actief worden gemaakt.

Dat mensen die op dieet zijn calorierijk voedsel zowel positief als negatief vinden, werd aangetoond in een onderzoek van Hoefling en Strack (2008). Aan dit onderzoek namen 82 studenten deel. Op basis van een vragenlijst werd er vastgesteld dat 31 van de deelnemers op dieet waren. Van alle deelnemers werd de impliciete en de expliciete mening tegenover caloriearm en calorierijk voedsel gemeten. Vergeleken werd de impliciete en expliciete mening binnen de deelnemers. Om de impliciete mening te meten, voltooiden alle deelnemers de Extrinsic Affective Simon Task (EAST) (De Houwer, 2003). Dit is een computertaak, waarbij woorden werden gecategoriseerd als positief of negatief. Hierbij ging het om neutrale woorden, zoals ‘lamp’, om woorden die worden geassocieerd met calorierijk voedsel, zoals ‘gefrituurd’, of om woorden die worden geassocieerd met caloriearm voedsel, zoals

‘gestoomd’. Om de expliciete mening te meten, vulden de deelnemers een vragenlijst in waarop ze aangaven hoe graag ze calorierijk of caloriearm voedsel aten. Het bleek dat bij de diëters de impliciete mening over de caloriearme en de controlewoorden niet verschilden, maar de impliciete mening over de calorierijke woorden bleek positiever. Echter, de expliciete mening van de diëters over calorierijk voedsel bleek juist negatiever dan hun mening over het

(8)

caloriearme voedsel. De impliciete mening van diëters over de calorierijke woorden bleek positiever dan de expliciete mening. Voor de niet-diëters werden er geen verschillen gevonden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat mensen die op dieet zijn een ambigue, conflicterende mening hebben over calorierijk voedsel.

Dat diëters een ambigue mening hebben over calorierijk voedsel is onderbouwing voor de GCT, omdat dit aangeeft dat er zowel een afvaldoel als een eetdoel actief is. Het eetdoel zorgt voor de positieve belichting van het aantrekkelijke voedsel, terwijl het afvaldoel zorgt voor een negatieve beoordeling. De GCT stelt dat het afvaldoel vervolgens wordt geïnhibeerd. Dat blootstelling aan verleiding leidt tot het inhiberen van het doel van gezond eten, blijkt uit een onderzoek van Stroebe et al. (2008). Aan dit onderzoek deden 76 vrouwelijke studenten mee. Door middel van een vragenlijst werd er vastgesteld of een deelnemer op dieet was. De deelnemers werden willekeurig verdeeld over de voedselconditie en de

controleconditie. Beiden condities voltooiden een Lexicale Decisie Taak (LDT): Op een computerscherm werd een fixatiepunt aangeboden. Op de plek van het fixatiepunt verscheen er een targetwoord, waarvan de deelnemers zo snel mogelijk bepaalden of het een echt woord was of niet. Voorafgaand aan het targetwoord werd er subliminaal een prime aangeboden, gevolgd door een maskerende letterreeks. De voedselconditie werd geprimed met woorden die te maken hebben met het consumeren van aantrekkelijk eten, zoals ‘smakelijk’, of benamingen van lekker eten, zoals ‘pizza’. De controleconditie werd geprimed met neutrale woorden. Tussen de targetwoorden zaten dieetgerelateerde woorden, zoals ‘afvallen’.

Vergeleken werd de tijd die de deelnemers uit de verschillende condities nodig hadden om te herkennen dat de dieetgerelateerde woorden echte woorden waren. Het bleek dat de

voedselconditie er langer over deed om de dieetwoorden te herkennen dan de

controleconditie, maar dit gold alleen voor de deelnemers die op dieet waren. Voor de niet-diëters is er geen verschil gevonden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat als er het doel is

(9)

om gewicht te verliezen, blootstelling aan verleiding ervoor zorgt dat dit doel minder actief wordt.

Hiermee wordt aangetoond dat het dieetdoel wordt geïnhibeerd. Tot slot stelt de GCT dat het eetdoel actief blijft en dat dit leidt tot grotere consumptie van aantrekkelijk voedsel. Dit wordt met het volgende onderzoek onderbouwd.

Hofmann, Van Koningsbruggen, Stroebe, Ramanathan en Aarts (2010) deden onderzoek naar de reactie over tijd als gevolg van blootstelling aan aantrekkelijk voedsel en de samenhang tussen die reactie en de mate van ervaren zelfcontrole. Aan dit onderzoek deden 46 studenten mee, die met behulp van een LDT werden blootgesteld aan stimuli die relateerden aan aantrekkelijk voedsel, zoals pizza. Hierna vervulden de deelnemers een taak waarbij er eerst voor 100 ms een prime verscheen, vervolgens een leeg scherm, en tot slot een Chinees teken. De primes waren foto’s van aantrekkelijk voedsel of controlefoto’s. Het lege scherm werd kort aangeboden, voor 100 ms, of lang aangeboden, voor 1000 of 1500 ms. De deelnemers beoordeelden hoe aangenaam zij het Chinese teken vonden. Omdat de deelnemers geen Chinees spraken wordt er vanuit gegaan dat het teken voor het geen waarde heeft, en de beoordeling afhangt van de gegeven prime. Na deze computertaak vulden de deelnemers vragenlijsten in over of ze op dieet zijn en in hoeverre zij verlangen naar voedsel. Vergeleken werd de waardering van het Chinese teken na blootstelling aan een voedselprime als de tijd tussen de prime en het teken lang of kort is, voor diëters en niet-diëters. Daarnaast werd de hoogte van de waardering vergeleken met de uitkomsten van de zelfcontrole vragenlijsten. Uit de resultaten bleek dat als de tijd tussen de voedselprime en het teken kort was, het teken positief werd beoordeeld door zowel diëters als niet-diëters. Als deze tijd lang is, blijft het oordeel van de diëters positief, maar daalt de waardering van de niet-diëters. Ook bleek uit de vragenlijsten dat er een positieve correlatie was tussen de mate van waardering na een lang blanco scherm en de behoefte om te eten, de mate waarin eten als beloning wordt gezien, de

(10)

macht die eten over iemand heeft en het ontbreken van controle over wel of niet eten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat aantrekkelijk eten in eerste instantie als iets positiefs wordt gezien, maar dat niet-diëters kort daarop ook aan de negatieve aspecten van het voedsel denken. Diëters blijven vooral de positieve aspecten zien. Voor diëters geldt dat eten als beloning wordt gezien, de behoefte om te eten groter is en de ervaren controle over hun keuze om te eten minder is.

Hieruit blijkt dat gedurende de tijd verloopt, bij diëters het doel om lekker te eten actief blijft terwijl bij niet-diëters dit doel minder actief wordt. Mogelijk zien de niet-diëters ook de negatieve aspecten van het aantrekkelijke eten, zoals dat het slecht is voor de

gezondheid, waardoor het voedsel voor hen minder aantrekkelijk wordt. Bij diëters blijft de positieve kant belicht wat er onder meer toe leidt dat ze een sterkere behoefte voelen om aantrekkelijk eten de consumeren en het voedsel meer als beloning zien. Ook uit

neuropsychologische onderzoeken blijkt diëters aantrekkelijk eten als beloning zien (Demos, Kelley & Heatherton, 2011).

Uit dit hoofdstuk blijkt dat de GCT opgaat voor mensen die op dieet zijn. Fedoroff en collega’s (1997; 2003) toonden aan dat het zien dat blootstelling aan lekker eten vooraf ertoe leidt dat men meer ongezond voedsel gaat consumeren. Vervolgens werd er aangetoond dat bij blootstelling aan lekker eten zowel een eetdoel als een afvaldoel actief worden (Hoefling & Strack, 2008), daarna het afvaldoel wordt geïnhibeerd (Stroebe et al., 2008) terwijl het eetdoel actief blijft. Als het eetdoel actief is, is de behoefte om wat lekkers te eten hoog en de waargenomen controle die iemand heeft over het eten daarvan laag. Ook wordt eten meer als beloning gezien (Hofmann et al., 2010; Demos et al., 2011). Dit lijkt op te gaan voor mensen die op dieet zijn. Echter, er zijn ook onderzoeken die aantonen dat blootstelling aan ongezond voedsel ertoe leidt dat men juist gezonder gaat eten. Dit is in lijn met de CCT (Trope & Fishbach, 2000) en wordt in het volgende hoofdstuk behandeld.

(11)

Counteractive Control Theorie

Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat er onderzoek is dat ondersteunt dat de GCT voorspelt hoe diëters reageren op blootstelling aan verleidelijk voedsel. Uit dit hoofdstuk zal echter blijken dat er ook onderzoek is dat juist stelt dat de CCT de reactie correct voorspelt. Uit onderzoek van Fishbach, Friedman & Kruglanski (2003) bleek dat blootstelling aan verleiding ervoor zorgt dat het bijbehorende doel actief wordt gemaakt. Aan de 53 deelnemende studenten werd gevraagd om een doel op te schrijven dat ze wilden behalen, en een verleiding welke ze niet aan mochten toegeven om het eerder genoemde doel te kunnen behalen. Dit werd tweemaal gevraagd, resulterend in twee doel-verleidingsparen. Hierna volbrachten de deelnemers een LDT. Als prime voorafgaand aan het targetwoord werd een van de genoemde verleidingen of doelen gegeven. Tussen de gegeven targetwoorden zaten ook deze verleidingen en doelen. Gekeken werd of de deelnemers bepaalde targetwoorden sneller of langzamer herkenden nadat ze waren geprimed met een doel of verleiding. Het bleek dat als het targetwoord een van de doelen was, dit woord sneller werd herkend nadat de deelnemers waren geprimed met de bijbehorende verleiding. Het herkennen van de doelen ging echter niet sneller als men werd geprimed met een niet bijbehorende verleiding. Hieruit kan worden geconcludeerd dat blootstelling aan verleiding een lange termijn doel actief kan maken. Het lange termijn doel wat actief wordt is het doel wat direct wordt bedreigd door de verleiding waar iemand aan wordt blootgesteld.

Uit dit onderzoek is gebleken dat, in lijn met de CCT, blootstelling aan verleiding ervoor zorgt dat het bijbehorende doel actief wordt gemaakt. De CCT stelt ook dat dit leidt tot gedrag wat in lijn is met het doel, wat nog niet blijkt uit het bovenstaande onderzoek. Het volgende onderzoek gaat hier op in.

Dat het activeren van het lange termijn doel ook daadwerkelijk leidt tot het weerstaan van verleiding, bleek uit de volgende studie van Fishbach et al. (2003). De deelnemers van dit

(12)

onderzoek waren 72 vrouwelijke studenten. De deelnemers werden verdeeld over drie condities: de dieetconditie, de voedselconditie en de controleconditie. De deelnemers in de dieetconditie bevonden zich in een kamer met posters en boeken gerelateerd aan gezondheid, degenen in de voedselconditie bevonden zich in een kamer met voedseltijdschriften en snacks, en bij de controleconditie waren er neutrale tijdschriften aanwezig. Alle deelnemers

voltooiden een LDT zonder primewoorden vooraf. Tussen de targetwoorden zat het woord ‘dieet’. Na de LDT mochten de deelnemers als beloning kiezen tussen een gezonde snack of een ongezonde, meer aantrekkelijke snack. Vergeleken werd de snelheid waarmee het woord ‘dieet’ herkend werd als echt woord tussen de condities. Vervolgens werd gekeken welke snack er werd gekozen om mee naar huis te nemen. Het bleek dat de dieetconditie en

voedselconditie sneller waren in het herkennen van het woord ‘dieet’ dan de controleconditie. Tussen de dieetconditie en de voedselconditie was er geen verschil. Dit duidt erop dat het dieetdoel actief is gemaakt in zowel de dieetconditie als de voedselconditie. Ook bleken de deelnemers in deze condities vaker te kiezen voor de gezonde snack dan de ongezonde snack, terwijl de deelnemers uit de controleconditie vaker kozen voor de ongezonde snack. Dit duidt erop dat het activeren van het lange termijn doel zich ook vertaalt naar het gedrag dat iemand vertoont. Men kiest daadwerkelijk voor gezonder eten na het activeren van het dieetdoel. In lijn met de CCT, blijkt uit de twee bovenstaande onderzoeken van Fishbach et al. (2003) dat blootstelling aan verleidelijk eten het dieetdoel activeert en er voor zorgt dat men keuzes maakt die in lijn zijn met het dieetdoel. Deze resultaten worden ook gevonden in een vergelijkbaar onderzoek van Kroese, Evers en De Ridder (2009). De CCT stelt dat dit zou komen doordat verleidelijk eten wordt herkend als bedreiging van het dieetdoel, wat ervoor zorgt dat tegenwerkende strategieën worden geactiveerd wat leidt tot gedrag dat strookt met het dieetdoel. De volgende onderzoeken laten zien dat dit proces wat de CCT voorstelt aannemelijk is.

(13)

Dat het ervaren van bedreiging van het doel nodig is om de tegenwerkende processen te laten activeren, blijkt uit het onderzoek van Kroese, Evers en De Ridder (2011). Aan dit onderzoek namen 96 vrouwelijke studenten deel, die allen het doel hadden gewicht te verliezen. De deelnemers werden willekeurig verdeeld over de sterke verleidingconditie, de zwakke verleidingconditie, en de controleconditie. Deze manipulatie werd gedaan door de deelnemers verschillen te laten zoeken tussen twee bijna identieke afbeeldingen. In de sterke verleidingconditie ging het om een zeer aantrekkelijke chocoladetaart, in de zwakke

verleidingconditie om een minder aantrekkelijke chocoladetaart en in de controleconditie om een bloem. Hierna voltooiden alle deelnemers een LDT, waarbij er tussen de targetwoorden dieetgerelateerde woorden zaten. Vergeleken werd de snelheid waarmee de deelnemers de dieetgerelateerde woorden herkenden tussen de verschillende condities. Het bleek dat de zwakke verleidingconditie er langer over deed om de dieetwoorden te herkennen dan de sterke verleidingconditie en de controleconditie. Verder werden er geen verschillen gevonden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat als het aantrekkelijke eten een sterke bedreiging vormt voor het doel om gewicht te verliezen, het doel om gewicht te verliezen actief wordt gemaakt. Dit gebeurt niet als het voedsel een zwakke bedreiging is.

Er is nu gebleken dat als er bedreiging voor het dieetdoel wordt ervaren, het lange termijndoel om gewicht te verliezen actief wordt gemaakt. Als de ervaren dreiging niet zo sterk is, gebeurt dit niet en blijft het eetdoel actief. Het volgende onderzoek gaat in op het verminderen van de ervaren dreiging.

Dat er tegenwerkende processen worden ingezet om de dreiging van aantrekkelijk eten te verminderen, blijkt wel uit onderzoek van Myrseth, Fishbach en Trope (2009). Dit

onderzoek werd gedaan met vrouwelijke sportschoolbezoekers. Bij het verlaten van de sportschool werd gevraagd om te kiezen tussen zes snackrepen, waarvan drie gezonde repen en drie ongezonde chocoladerepen. Degenen die kozen voor de ongezonde optie werden niet

(14)

meegenomen in het onderzoek, resulterend in 34 deelnemers. De helft van de deelnemers werd gevraagd de repen te beoordelen voordat ze kozen welke reep ze wilden, de andere helft werd dit gevraagd te doen nadat ze kozen, maar voordat ze ervan hadden gegeten. Ze

beoordeelden elke reep op hoe aantrekkelijk de reep was en in hoeverre ze zouden genieten van het eten van de reep. Gekeken werd of de beoordeling van de repen voordat de keuze werd gemaakt anders was dan nadat de keuze was gemaakt. Het bleek dat degenen die vooraf beoordeelden, de gezonde reep veel positiever beoordeelden dan de chocoladereep. Echter, degenen die de reep na het kiezen beoordeelden, vonden de gezonde en ongezonde repen even aantrekkelijk. Hieruit kan worden geconcludeerd dat op het moment dat er moet worden gekozen tussen gezond of ongezond, er strategieën worden toegepast om de keuze die in strijd is met het lange termijndoel minder aantrekkelijk te maken. Nadat de keuze is gemaakt, en daarmee de dreiging is verdwenen, verdwijnt dit effect.

In lijn met de CCT, toont dit onderzoek aan dat degenen die kiezen voor de optie die in lijn is met hun lange termijn doel, tot deze keuze komen door mentale strategieën toe te passen waardoor de keuze die in strijd is met het lange termijn doel minder aantrekkelijk wordt. Dit gebeurt alleen als de keuze nog gemaakt moet worden, waarschijnlijk omdat op dat moment het ongezonde product een bedreiging vormt voor hun lange termijn doel. Op het moment dat de keuze al gemaakt is, is er geen dreiging meer. Ook Fishbach, Zhang en Trope (2010) vonden dat toegankelijke doelen ervoor zorgen dat verleidingen minder aantrekkelijk worden.

Uit dit hoofdstuk blijkt dat de CCT opgaat voor mensen die op dieet zijn. Het bleek dat wanneer mensen worden blootgesteld aan verleiding, dit ervoor zorgt dat het doel wat bedreigd wordt actief wordt gemaakt. Ook bleek dat wanneer het doel is geactiveerd door blootstelling aan verleiding, dit ervoor zorgt dat men gedrag vertoont wat in lijn is met het geactiveerde doel. (Fishbach et al., 2003; Kroese et al., 2009) Vervolgens bleek uit het

(15)

onderzoek van Kroese en collega’s (2011) dat de ervaren dreiging die het aantrekkelijke eten vormt de oorzaak is van het activeren van het dieetdoel. Als er weinig dreiging wordt ervaren, activeert het dieetdoel niet. Tot slot bleek dat op het moment dat iemand wordt

geconfronteerd met een keuze tussen een gezonde en een ongezonde snack, er mentale processen worden gebruikt waardoor er minder waarde wordt toegekend aan de ongezonde keuze. (Myrseth et al., 2009; Fishbach et al., 2010) Nadat de keuze is gemaakt en er geen dreiging meer is, wordt deze strategie niet meer actief toegepast.

Uit het vorige hoofdstuk blijkt echter dat de GCT opgaat voor mensen die op dieet zijn. Dit is tegenstrijdig, de theorieën zeggen iets tegenovergestelds, maar voor beide is onderbouwing gevonden. In het volgende hoofdstuk worden twee onderzoeken beschreven die inzicht geven in voor welke mensen de GCT opgaat en voor welke mensen de CCT opgaat.

Subgroepen Binnen Diëters

Hoewel de vorige paragrafen lieten zien dat zowel GCT als CCT correct kunnen voorspellen welk gedrag diëters vertonen bij blootstelling aan aantrekkelijk voedsel, is het nog onduidelijk wanneer welke theorie opgaat. In dit hoofdstuk zal er verder gespecificeerd worden wanneer welke theorie op lijkt te gaan.

Papies, Stroebe en Aarts (2008) onderzochten de mogelijkheid dat het wel of niet succesvol zijn in diëten ten grondslag ligt aan welk doel er wordt geactiveerd. Aan dit onderzoek deden 52 studenten mee die het doel hadden om gewicht te verliezen. Met behulp van vragenlijsten werd er gemeten in hoeverre de deelnemers vonden dat ze succesvol waren in het verliezen van gewicht en het volhouden van hun dieet. Alle deelnemers voltooiden een LDT, waarbij er dieetgerelateerde woorden tussen de targetwoorden zaten. Voordat er een targetwoord verscheen werden de deelnemers geprimed met woorden van aantrekkelijk eten, zoals koekjes, of met neutrale controlewoorden. Vergeleken werd de reactietijd bij

(16)

dieetwoorden na een voedselprime tegenover een controleprime, voor succesvolle diëters en niet succesvolle diëters. Het bleek dat succesvolle diëters de dieetwoorden sneller herkenden na een voedselprime dan na een neutrale prime. Niet succesvolle diëters daarentegen

herkenden de dieetwoorden juist langzamer na een voedselprime dan na een neutrale prime. Een voorwaarde van dit effect was dat er wel 540 ms tussen de prime en het targetwoord moest zitten, bij een kleine tijd hiertussen (180 ms of 360 ms) werden er geen significante resultaten gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in eerste instantie zowel het dieetdoel als het eetdoel actief worden gemaakt. Mogelijk zijn beide doelen nog actief bij de deelnemers bij een korte tijd tussen de prime en het target. Hieruit kan worden geconcludeerd dat blootstelling aan aantrekkelijk eten het dieetdoel actief maakt voor succesvolle diëters, maar juist inhibeert voor niet succesvolle diëters.

Uitgaande van dit onderzoek kan er worden gesteld dat de GCT opgaat voor niet succesvolle diëters, terwijl de CCT opgaat voor wel succesvolle diëters. Het volgende onderzoek borduurt hier op voort en kijkt of er kan worden gesteld dat het patroon van succesvolle diëters geldt voor diëters met een gezond gewicht, en of het patroon van niet succesvolle diëters geldt voor diëters met overgewicht.

Ouwehand en Papies (2010) onderzochten de activatie en inhibitie van een dieetdoel voor diëters met een gezond gewicht en met overgewicht. Aan dit onderzoek namen 284 diëtende vrouwen deel. Alle deelnemers vulden basisgegevens in, waaronder hun gewicht. De deelnemers werden willekeurig verdeeld over de verleidingsconditie en de controleconditie. Beiden condities voltooiden een puzzeltaak met woorden. In de verleidingsconditie kwamen er woorden voorbij van calorierijke snacks zoals chocola, in de controleconditie waren dit neutrale voedselwoorden, zoals rijst. Hierna vervulden de deelnemers een computertaak om te bepalen of ze op dat moment liever calorierijk of caloriearm voedsel zouden consumeren. Dit werd gedaan door deelnemers herhaaldelijk te laten kiezen tussen twee producten, een uit elke

(17)

categorie. Vergeleken werd de behoefte om gezonde of ongezonde snacks te eten na wel of geen priming met aantrekkelijk voedsel, voor diëters met een gezond gewicht en met overgewicht. Het bleek dat de diëters met een gezond gewicht minder behoefte hebben aan ongezonde snacks na priming met aantrekkelijk voedsel dan na priming met neutraal voedsel. De diëters met overgewicht gaven de voorkeur aan ongezonde snacks boven gezonde snacks na priming van aantrekkelijk eten vergeleken met priming van neutraal eten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat blootstelling aan aantrekkelijk voedsel er bij diëters met een gezond gewicht voor zorgt dat het dieetdoel actief wordt, terwijl dit er bij diëters met overgewicht voor zorgt dat het dieetdoel wordt geïnhibeerd.

Uit dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat de GCT waarschijnlijk opgaat voor niet succesvolle diëters die overgewicht hebben, terwijl de CCT waarschijnlijk opgaat voor succesvolle diëters die een gezond gewicht hebben. Op basis hiervan kan er beter worden voorspeld wat voor gedrag iemand zal vertonen bij een confrontatie met ongezond eten.

Om te kunnen werken aan het wereldwijde probleem van overgewicht is het ook van belang om te kijken naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat diëters die vaak toegeven aan verleiding kunnen worden geholpen om toch voor een gezonde optie te kiezen. Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat bij niet succesvolle diëters het dieetdoel wordt

geïnhibeerd als er aantrekkelijk voedsel is. Onduidelijk is nog wat er gebeurt als het dieetdoel van tevoren actief wordt gemaakt. In het volgende hoofdstuk wordt er daarom gekeken naar het activeren van gezondheidsdoelen voordat iemand wordt blootgesteld aan verleidelijk voedsel.

Het Activeren van een Gezondheidsdoel

(18)

Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar het gedrag wat mensen vertonen bij blootstelling aan aantrekkelijk eten, als er vooraf een gezondheidsdoel actief is gemaakt. In dit hoofdstuk komen er verschillende onderzoeken aan bod, waaruit blijkt dat het activeren van een gezondheidsdoel voor het blootstelling aan verleiding ervoor kan zorgen dat het gezondheidsdoel actief blijft.

Buckland, Finlayson en Hetherington (2013) onderzochten de invloed van het consumeren van een dieetcongruent voorgerecht op het verdere eetgedrag. De deelnemers waren 26 vrouwen, waarvan er 13 actief gewicht probeerden te verliezen. Dit onderzoek werd afgenomen verspreid over drie dagen. In willekeurige volgorde aten de deelnemers per dag een neutraal, een ongezond of een gezond voorgerecht. De portie van de voorgerechten was zo afgestemd dat elk gerecht evenveel kcal had. Bij elk voorgerecht werd een aangepaste hoeveelheid water geserveerd, zodat elk voorgerecht in totaal hetzelfde gewicht had en evenveel vulde. Hierna aten de deelnemers zoveel pizza als ze wilden. Vergeleken werd de hoeveelheid gegeten pizza bij de verschillende voorgerechten, voor de dieetconditie en de controleconditie. Het bleek dat degenen in de dieetconditie gemiddeld 164 kcal minder aten na een gezond voorgerecht dan na een ongezond of een neutraal voorgerecht. Voor degenen in de controleconditie waren geen verschillen met het gezonde voorgerecht en de andere

voorgerechten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het eten van een dieetcongruent voorgerecht leidt tot het consumeren van minder energie bij mensen die op dieet zijn. Dit onderzoek laat zien dat voor diëters het consumeren van een dieetcongruent voorgerecht ervoor zorgt dat er in totaal minder gegeten wordt, mogelijk doordat het

voorgerecht een gezondheidsdoel activeert. Dit kan diëters helpen zich beter aan hun dieet te houden, maar niemand kan worden verplicht een salade te eten voor elke maaltijd om het probleem van overgewicht te verminderen. Wel is het een optie om mensen te beïnvloeden op het moment dat ze hun boodschappen gaan doen. In het volgende onderzoek wordt er gekeken

(19)

of de boodschappen die mensen doen zijn de beïnvloeden door vooraf een gezondheidsdoel te activeren.

Papies, Potjes, Keesman, Schwinghammer en Van Koningsbruggen (2014)

onderzochten het effect van het activeren van een gezondheidsdoel op het aantal snacks wat mensen kochten in de supermarkt. Aan dit onderzoek deden 99 mensen mee. Afhankelijk van het tijdstip werden de deelnemers ingedeeld in de gezondheidsconditie of de controleconditie. Alle deelnemers kregen een flyer met een recept erop mee. Op het recept van de

controleconditie stonden zinnen als ‘probeer het nu’, bij de gezondheidsconditie stonden teksten als ‘gezond en goed voor de lijn’. Nadat de deelnemers boodschappen hadden gedaan werd er gevraagd om de kassabon, zodat er kon worden bepaald hoeveel snacks de deelnemer had gekocht. Ook werd er een vragenlijst ingevuld. Hierbij werd gevraagd naar het gewicht en de lengte om te bepalen of de deelnemer overgewicht had. Ook werd gevraagd of de

deelnemer bewust heeft nagedacht over het recept tijdens het winkelen. Vergeleken werd de hoeveelheid snacks die de deelnemers met overgewicht kochten in de gezondheidsconditie en de controleconditie. Het bleek dat de deelnemers met overgewicht uit de gezondheidsconditie 74,2% minder snacks kochten dan de deelnemers met overgewicht uit de controleconditie. Bij de deelnemers met ene gezond gewicht werd geen verschil gevonden. Het maakte hierbij geen verschil of de deelnemer nog bewust aan het recept had gedacht tijdens het winkelen of niet. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het bewustmaken van een gezondheidsdoel bij mensen met overgewicht ervoor zorgt dat ze minder behoefte hebben aan ongezonde snacks. Dit effect trad ook op als de keuze voor gezond of ongezond niet direct na het activeren van het gezondheidsdoel gemaakt werd.

Ondanks dat er hier niet specifiek onderzoek wordt gedaan bij mensen die op dieet zijn, wordt er wel gekeken naar de groep mensen met overgewicht, wat vaak mensen zijn die gewicht kwijt willen. Het blijkt dat hun gedrag positief te beïnvloeden is, door een

(20)

gezondheidsdoel te activeren kopen ze in de supermarkt minder ongezonde snacks. Ondanks dat het volgende onderzoek niet specifiek is gedaan bij mensen met overgewicht of diëters, geeft het onderzoek wel een mogelijke verklaren voor waarom mensen minder snacks kopen na het activeren van een gezondheidsdoel.

Connell en Mayor (2013) onderzochten het effect van het primen van een

gezondheidsdoel op de beoordeling van een ongezond drankje. Aan dit onderzoek namen 98 studenten deel. Dezen werden willekeurig verdeeld over de gezondheidsconditie en de controleconditie. Degenen in de gezondheidsconditie losten woordzoeker puzzels op met gezondheidswoorden als ‘gezond’ en ‘fit’. De deelnemers in de controleconditie maakten deze puzzels met neutrale woorden, zoals ‘lamp’ en ‘plant’. Vervolgens kregen de deelnemers het logo van een frisdrank te zien. Er werd gevraagd hoe positief de deelnemers tegenover dat merk stonden. Ook werd er gevraagd de frisdrank te beoordelen op een aantal hedonische aspecten, zoals hoe prettig de smaak was. Vergeleken werd de beoordeling van de hedonische aspecten voor de verschillende condities. Hierbij werd meegenomen hoe positief de

deelnemers over het merk waren. Het bleek dat bij de deelnemers die positief waren over het merk, degenen in de gezondheidsconditie het drankje minder hedonisch aantrekkelijk vonden dan degenen in de controleconditie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ongezond voedsel waar iemand aanvankelijk positief over is, minder aantrekkelijk wordt na het activeren van een gezondheidsdoel.

Uit dit hoofdstuk blijkt dat als er vooraf een gezondheidsdoel wordt geactiveerd, mensen bij blootstelling aan aantrekkelijk voedsel eerder kiezen voor voedsel dat in lijn is met het gezondheidsdoel dan voor het directe doel van lekker eten. Uit het onderzoek van

Buckland en collega’s (2013) bleek dat voor diëters het eten van een dieetcongruent

voorgerecht ervoor zorgde dat men minder kcal at in de totale maaltijd. Uit het onderzoek van Papies en collega’s (2014) bleek dat na het activeren van een gezondheidsdoel, mensen met

(21)

overgewicht minder gezonde snacks kochten. Tot slot bleek uit onderzoek van Connell en Mayor (2013) dat het activeren van een gezondheidsdoel ervoor kan zorgen dat mensen een ongezond product dat ze aanvankelijk aantrekkelijk vonden, minder aantrekkelijk gaan vinden.

Conclusie en Discussie

Dit verslag geeft een overzicht van wanneer blootstelling aan verleidelijk voedsel leidt tot gezond gedrag en wanneer tot minder gezond gedrag. Het bleek dat er zowel onderzoeken zijn die onderbouwen dat de GCT opgaat voor diëters als onderzoeken die onderbouwen dat de CCT opgaat voor diëters. Aangezien deze theorieën elkaar tegenspreken was er verdere specificatie nodig. Waarschijnlijk gaat de GCT op voor niet succesvolle diëters met overgewicht, terwijl de CCT opgaat voor wel succesvolle diëters met een gezond gewicht. Om verder inzicht te geven in hoe het probleem van overgewicht kan worden aangepakt, werd er gekeken naar de invloed van het activeren van een gezondheidsdoel voordat iemand werd blootgesteld aan verleiding. Het onderzoek hiernaar is nog gering, maar tot nog toe lijkt het er op dat men verleidelijk eten minder aantrekkelijk gaat vinden nadat er een gezondheidsdoel is geactiveerd. Ook kiezen mensen met overgewicht minder snel voor het aanschaffen van ongezond voedsel na primes over gezondheid.

Hoewel later onderzoek het inzicht geeft dat de GCT waarschijnlijk opgaat voor niet succesvolle diëters met overgewicht en CCT opgaat voor succesvolle diëters met een gezond gewicht, is het een punt van discussie dat de onderzoeken waarmee onderbouwd wordt dat de GCT en de CCT opgaan geen onderscheid maken tussen deze twee subgroepen van diëters. Vaak wordt er alleen een onderscheid gemaakt tussen diëters en niet-diëters. Dit komt doordat de onderzoeken die GCT en CCT onderbouwen gedaan zijn voordat het inzicht er was dat ze mogelijk beiden op konden gaan voor verschillende subgroepen van diëters. Om verder te onderbouwen dat GCT en CCT opgaan voor deze subgroepen zouden deze onderzoeken

(22)

herhaald kunnen worden met wel een onderscheid tussen diëters met gezond gewicht en diëters met overgewicht.

Daarnaast is de hoeveelheid onderzoek naar de invloed van gezondheidsprimes nog gering. Bij de onderzoeken die hier genoemd zijn, zijn ook een aantal kanttekeningen bij te plaatsen. Zo wordt in het onderzoek van Connell & Mayor (2013) er vanuit gegaan dat iemands mening over een merk gelijk staat aan hun mening over de producten van dat merk. Echter, iemand kan ook de reclames van het merk erg leuk kunnen vinden, of misschien zet een merk zich in voor goede doelen. Dit onderzoek alleen is daarom onvoldoende

onderbouwing dat een gezondheidsprime hedonisch lekker eten minder lekker maakt. Ook bij het onderzoek van Papies et al. (2014) kunnen kanttekeningen worden geplaatst. Het resultaat lijkt heel groot; mensen met overgewicht kochten maar liefst 74,2% minder snacks nadat ze waren blootgesteld aan gezondheidsprimes. Dit percentage klopt, maar is minder indrukwekkend als het gemiddelde aantal gekochte snacks is gedaald van 2,79 naar 0,72. Afgerond wordt er nog steeds wel een snack gekocht. Ook kan er niets worden gezegd over het effect van deze primes op de lange termijn. Heeft een gezondheidsprime nog steeds invloed als iemand het bij elke boodschap weer ziet en het geen uitzonderingssituatie meer is?

Onduidelijk blijft ook wat er gedaan kan worden om overgewicht tegen te gaan. Het blijkt dat het primen van een gezondheidsdoel leidt tot het maken van minder ongezonde keuzes en het minder aantrekkelijk worden van ongezonde keuzes, maar dit is niet specifiek onderzocht voor de groep waarvoor de GCT op lijkt te gaan – terwijl dat juist degenen zijn met overgewicht, die veel moeite hebben zich te houden aan een dieet. De grootste

risicogroep voor aan overgewicht gerelateerde gezondheidsklachten. Om overgewicht te kunnen verminderen is het daarom wenselijk als er meer onderzoek wordt gedaan naar

(23)

manieren om deze groep te sturen richting gezonde keuzes.

(24)

Onderzoeksvoorstel

Uit het voorgaande literatuuroverzicht blijkt de GCT en de CCT opgaan voor twee subgroepen van diëters: De GCT gaat op voor degenen die op dieet zijn maar hier niet succesvol in zijn en overgewicht hebben, de CCT gaat op voor diegenen die wel succesvol zijn in diëten en een gezond gewicht hebben. Ook blijkt uit recente onderzoeken dat het vooraf primen van een gezondheidsdoel leidt tot het maken van gezondere keuzes als men wordt geconfronteerd met ongezond, aantrekkelijk eten. Onduidelijk is nog hoe specifiek de groep voor wie de GCT opgaat, de groep diëters die niet succesvol zijn en overgewicht

hebben, reageert op priming van een gezondheidsdoel vooraf. Dit is wel van belang, omdat dit de grootste risicogroep is op gezondheidsklachten. Daarom wordt hier een onderzoeksvoorstel gedaan om te kijken naar de invloed van gezondheidsprimes op het gedrag dat wordt vertoond bij blootstelling aan verleidelijk eten bij diëters. Hierbij zal er onderscheid worden gemaakt tussen succesvolle diëters met een gezond gewicht en niet succesvolle diëters met

overgewicht.

Hypothesen

Uit het voorgaande literatuuroverzicht blijkt dat voor diëters met overgewicht de GCT opgaat, oftewel blootstelling aan aantrekkelijk voedsel leidt tot de activatie van het doel om lekker te eten (Hoefling & Strack, 2008) waardoor het dieetdoel wordt geïnhibeerd (Stroebe et al., 2008) en men toegeeft aan verleidelijk eten. Voor diëters met een gezond gewicht blijkt de CCT op te gaan. Deze groep herkent het aantrekkelijke voedsel als bedreiging voor hun dieetdoel (Kroese et al., 2011) waardoor het dieetdoel wordt geactiveerd (Fishbach et al, 2003). Daarom wordt er als eerste hypothese verondersteld dat bij diëters met een gezond gewicht het dieetdoel toegankelijker is dan bij diëters met overgewicht.

(25)

Echter, als mensen met overgewicht worden blootgesteld aan gezondheidprimes voordat ze boodschappen gaan doen, kopen ze minder ongezonde snacks (Papies et al., 2014). Dit duidt er op dat de gezondheidprimes mogelijk het dieetdoel dusdanig activeren dat het niet meer wordt geïnhibeerd bij blootstelling aan verleidelijk eten. Als tweede hypothese wordt er verondersteld dat bij diëters met overgewicht het dieetdoel actiever is bij degenen die worden blootgesteld aan gezondheidsprimes dan bij degenen die worden blootgesteld aan neutrale primes. Mensen met een gezond gewicht kocht niet meer of minder snacks na blootstelling aan gezondheidsprimes (Papies et al.). Tot slot wordt er als derde hypothese verondersteld dat er binnen de diëters met een gezond gewicht geen verschillen in dieetdoelactivatie zijn.

Operationalisaties en Verwachtingen

Het wel of niet hebben van overgewicht wordt bepaald aan de hand van Body Mass Index (BMI), het aantal kilogram dat iemand weegt per vierkante meter. Een BMI tussen de 20 en 25 geeft aan dat iemand een gezond gewicht heeft, een BMI boven de 25 geeft aan dat iemand overgewicht heeft (CBS, 2014). De gezondheidsprime wordt gemanipuleerd door de deelnemers een woordzoeker te laten maken met woorden gerelateerd aan gezondheid (Conell & Mayor, 2013). De mate van doelactivatie wordt gemeten door de reactietijd in seconden op het herkennen van dieetgerelateerde woorden bij een LDT zoals bij Stroebe et al. (2008). Een snellere herkenning van de dieetwoorden geeft aan dat het dieetdoel actiever is. Hierbij moet er worden gezorgd dat de gezondheidsprimes in de puzzel andere woorden zijn dan de dieetgerelateerde woorden in de LDT. Blootstelling aan aantrekkelijk voedsel gebeurt door hieraan gerelateerde woorden te primen binnen de LDT.

Bij de eerste hypothese wordt verwacht dat deelnemers met een BMI tussen de 20 en 25 sneller dieetgerelateerde woorden als echte woorden herkennen dan deelnemers met een BMI boven de 25. Bij de tweede hypothese is de verwachting dat de deelnemers met een BMI hoger dan 25 die een puzzel met dieetgerelateerde woorden hebben opgelost, sneller de

(26)

dieetgerelateerde woorden in de LDT herkennen als echte woorden dan de deelnemers met een BMI hoger dan 25 die een puzzel met neutrale woorden hebben opgelost. Bij de derde hypothese is de verwachting dat er geen verschillen in snelheid van het herkennen van dieetwoorden als echte woorden is voor de deelnemers met een BMI tussen de 20 en de 25.

Deelnemers

Om een betrouwbaarheid van 0,8 en een effectgrootte van 0,3 te hebben, zouden aan dit onderzoek 111 mensen deel moeten nemen. De deelnemers van dit onderzoek zullen allemaal mensen zijn die op dieet zijn, zowel mensen die hier niet succesvol in zijn en overgewicht hebben (BMI groter dan 25) als mensen die hier wel succesvol in zijn en een gezond gewicht hebben (BMI tussen de 20 en 25). Deelnemers met een BMI lager dan 20 worden uitgesloten van deelname, Om er zeker van te zijn dat alle deelnemers op dieet zijn worden zij geworven bij diëtistenpraktijken. De deelnemers worden willekeurig verdeeld over de gezondheidsconditie en de controleconditie.

Materialen

Het activeren van een gezondheidsdoel zal worden gedaan aan de hand van een woordzoeker puzzel (Conell & Mayor, 2013). De deelnemers uit de gezondheidsconditie lossen een puzzel met aan dieet gerelateerde woorden op, de deelnemers uit de

controleconditie lossen een puzzel met neutrale woorden op.

Om de mate van activatie van het dieetdoel te meten, wordt gebruik gemaakt van een LDT (Stroebe et al., 2008). Voordat het targetwoord verschijnt worden de deelnemers soms geprimed met een woord gerelateerd aan aantrekkelijk voedsel. Tussen de targetwoorden zitten aan dieet gerelateerde woorden. Gemeten wordt de reactietijd in seconden die de deelnemer nodig heeft om de dieetgerelateerde woorden te herkennen als echte woorden.

Procedure

(27)

Alle deelnemers tekenen van tevoren een informed consent. Hierna krijgen de deelnemers een instructieblad en een blad met een woordzoeker puzzel. De

gezondheidsconditie krijgt een puzzel met dieetgerelateerde woorden, de controleconditie krijgt een puzzel met neutrale woorden. Na het oplossen van de puzzel nemen de deelnemers plaats achter een computer. Hierop vervullen ze allemaal dezelfde LDT. Tot slot krijgen ze een formulier waarop er gevraagd wordt naar hun gewicht en lengte. Ook wordt er gevraagd of de deelnemer door heeft gehad wat het doel van de studie is. Tot slot krijgen de deelnemers een debriefing waarin ze wordt verteld wat het doel van de studie is.

Analyses

Het gebruikte significantieniveau is voor alle analyses α = 0,05. Om de hypotheses te testen wordt er een onafhankelijke tweeweg variantieanalyse uitgevoerd. Hierbij is de afhankelijke variabele de reactietijd in seconden die de deelnemer nodig heeft om een dieetgerelateerd woord te herkennen als echt woord. De onafhankelijke variabelen zijn gewicht en gezondheidsprimes.

Als het hoofdeffect voor gewicht significant is, geeft dit aan dat de deelnemers met overgewicht significant verschillen van de deelnemers met een gezond gewicht op de mate waarin het dieetdoel actief is. In dat geval wordt de nulhypothese verworpen. Is de reactietijd voor degenen met overgewicht langer dan voor degenen met een gezond gewicht, dan wordt de eerste hypothese aangenomen. Dit zou de conclusies over GCT en CCT uit het

literatuuroverzicht onderbouwen.

Voor de tweede en derde hypothese moet worden gekeken naar de interactie-effecten van de specifieke condities. Dit kan worden gedaan door zelf simple effect contrasten in de syntax van SPSS te coderen. Om de tweede hypothese te testen, moet er worden gekeken naar beide niveaus van de variabele wel/geen gezondheidsprime binnen de deelnemers met

overgewicht. Als de deelnemers die wel met gezondheid werden geprimed significant sneller

(28)

de dieetgerelateerde woorden herkenden dan de deelnemers die neutrale primes kregen, wordt de nulhypothese verworpen en wordt de alternatieve hypothese aangenomen. Dit zou

betekenen dat, bij mensen met overgewicht, het primen van gezondheid leidt tot activatie van het dieetdoel waardoor er wordt voorkomen dat het dieetdoel wordt geïnhibeerd bij

blootstelling aan aantrekkelijk voedsel. Als er geen significante verschillen zijn kan dit betekenen dat bij alle diëters met overgewicht het dieetdoel actief is, wat in gaat tegen de conclusies over de GCT. Het kan ook betekenen dat het dieetdoel bij allen is geïnhibeerd. In dat geval zou er worden geconcludeerd dat gezondheidsprimes bij mensen met overgewicht niet kunnen voorkomen dat blootstelling aan aantrekkelijk eten het dieetdoel inhibeert. Om de derde hypothese te testen moet er worden gekeken naar beide niveaus van de variabele wel/geen gezondheidsprime binnen de deelnemers met een gezond gewicht. Het zou in lijn met de verwachting zijn als hier geen significante resultaten zijn en de nulhypothese wordt aangenomen. Dit geeft aan dat bij diëters met een gezond gewicht het dieetdoel wordt geactiveerd bij blootstelling aan aantrekkelijk eten, ongeacht of gezondheid is geprimed of niet. Dit zou de conclusies van het literatuuroverzicht met betrekking tot de CCT

onderbouwen.

(29)

Literatuurlijst

Buckland, N. J., Finlayson, G., & Hetherington, M. M. (2013). Slimming starters. Intake of a diet-congruent food reduces meal intake in active dieters. Appetite, 71, 430-437.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Obesitas gaat vaak samen met chronische aandoeningen. Opgehaald op 12-06-2014 vanaf http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-3939- wm.htm

Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Matig en ernstig overgewicht. Opgehaald op 24-06-2014 vanaf http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/methoden/toelichtingen/alfabet/m/matig-en-ernstig-overgewicht.htm Connell, P. M., & Mayor, L. F. (2013). Activating health goals reduces (increases) hedonic

evaluation of food brands for people who harbour highly positive (negative) affect towards them. Appetite, 65, 159-164.

De Houwer, J. (2003). The extrinsic affective simon task. Experimental Psychology, 50, 2, 77-85.

Demos, K. E., Kelley, W. M., & Heatherton, T. F. (2011). Dietary restraint violations

influence reward responses in nucleus accumbens and amygdala. Journal of Cognitive Neuroscience, 23, 1952-1963.

Fedoroff, I. C., Polivy, J., & Herman, C. P., (1997). The effect of pre-exposure to food cues on the eating behaviour of restrained and unrestrained eaters. Appetite, 28, 33-47. Fedoroff, I., Polivy, J., & Herman, C. P., (2003). The specificity of restrained versus unrestrained eaters’ responses to food cues: general desire to eat, or craving for the cued food? Appetite, 41, 7-13.

Fishbach, A., Friedman, R.S., & Kruglanski, A. W., (2003). Leading us not unto temptation: Momentary allurements elicit overriding goal activation. Journal of Personality and

(30)

Social Psychology, 84, 2, 296-309.

Fishbach, A., Zhang, Y., & Trope, Y. (2010). Counteractive evaluations: Asymmetric shifts in the implicit value of conflicting motivations. Journal of Experimental Social

Psychology, 46, 29-39.

Google Scholar. Gegevens over aantal citaties. Opgehaald op 27-04-2014 vanaf

http://scholar.google.nl/scholar?q=Why+dieters+fail&btnG=&hl=nl&as_sdt=0%2C5. Google Scholar. Gegevens over aantal citaties. Opgehaald op 27-04-2014 vanaf

http://scholar.google.nl/scholar?q=counteractive+self-

control+in+overcoming+temptation&btnG=&hl=nl&as_sdt=0%2C5

Hoefling, A., & Strack, F. (2008). The tempting effect of forbidden foods. High calorie content evokes conflicting implicit and explicit evaluations in restrained eaters. Appetite, 51, 681-689.

Hofmann, W., Van Koningsbruggen, G. M., Stroebe, W., Ramanathan, S., & Aarts, H. (2010). As pleasure unfolds: Hedonic responses to tempting food. Psychological Science, 21, 12, 1863-1870.

Kroese, F. M., Evers, C., & De Ridder, D. T. D. (2009). How chocolate keeps you slim. The effect of food temptations on weight watching goal importance, intentions, and eating behavior. Appetite, 53, 430-433.

Kroese, F. M., Evers, C., & De Ridder, D. T. D. (2011). Tricky treats: Paradoxical effects of temptation strength on self-regulation processes. European Journal of Social

Psychology, 41, 281-288.

Myrseth, K. O. R., Fishbach, A., & Trope, Y. (2009). Counteractive self-control. When making temptation available makes temptation less tempting. Psychological Science, 20, 2, 159-163.

Ouwehand, C., & Papies, E. K. (2010). Eat it or beat it. The differential effects of food

(31)

temptations on overweight and normal-weight restrained eaters. Appetite, 55, 56-60. Papies, E. K., Potjes, I., Keesman, M., Schwinghammer, S., Van Koningsbruggen, G. M.

(2014). Using health primes to reduce unhealthy snack purchases among overweight consumers in a grocery store. International Journal of Obesity, 38, 597-602.

Papies, E. K., Stroebe, W., & Aarts, H. (2008). Healthy cognition: Processes of self-

regulatory succes in restrained eating. Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 1290-1300.

Pinel, J. P. J., Assanand, S., & Lehman, D. R. (2000). Hunger, eating and ill health. American Psychologist, 55, 1105-1116.

Stroebe, W., Mensink, W., Aarts, H., Schut, H., & Krusglanski, A. W., (2008). Why dieters fail: Testing the goal conflict model of eating. Journal of Experimental Psychology, 44, 26-36.

Trope, Y., & Fishbach, A., (2000). Counteractive self-control in overcoming temptation. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 4, 493-506.

World Health Organisation (2014). Opgehaald op 12-06-2014 vanaf http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Male pereopod 1 merus quadrate with inferodistal process; carpus inferodistal process triangular, projecting at approximately 45° to axis of merus–propodus; propodus elongate

This article shows how discussions about the right to refugee status for homosexual foreigners evolved from debates about the right of homosexual migrants to come within the

Afzonderlijke neerslag- of verdampingshoeveelheden kunnen uit deze figuur niet meer afgelezen worden, maar wel is het voor- deel verkregen dat de weersomstandigheden met één

Omdat het aantal bedrijven met agrarisch natuurbeheer in de Landbouwtelling een onderschatting is van het totaal aantal agrarische bedrijven met natuurbeheer, zoals eerder

Het schema toont de weg die 100 eenheden stikstof uit kunstmest gingen na toediening aan een graanakker (wintertarwe) met als resultaat een hoge opbrengst. 2p 16 Bereken

1 Wanneer de kuifeend langer duikt, neemt hij meer voedsel op, waardoor meer energie wordt gebruikt voor de vertering van dat voedsel;.. 2 Wanneer de kuifeend langer duikt,

De positieve correlaties tussen het jaagrendement van het 6, het aantal prooien dat Mj zijn hrengt, en de door haar geproduceerde legselgrootte, geven aan dat de voor het

o Behandeling omvat eveneens bedrust, scrotale elevatie en analgetica tot de koorts en de lokale inflammatie verdwenen zijn. o Andere: Brucella spp., Mycobacterium