• No results found

Meer of minder populisme? : een onderzoek naar de mate van populisme bij politieke partijen in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meer of minder populisme? : een onderzoek naar de mate van populisme bij politieke partijen in Nederland"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

Meer  of  minder  Populisme?  

Een  onderzoek  naar  de  mate  van  populisme  bij  politieke  partijen  

in  Nederland  

                                             

Masterscriptie  Politicologie,  specialisatie:  politieke  theorie  &  gedrag    

Naam : Johan Theunissen

Begeleider/beoordelaars : Prof. Dr. Wouter van der Brug en Dr. Matthijs Rooduijn

Datum : 27 juni 2014

   

   

(2)

   

Samenvatting

Binnen de wetenschappelijke literatuur is veel discussie over het begrip populisme en de manier waarop populisme is te typeren en te meten. Deze scriptie geeft inzicht in die discussie en komt met een meetbare definitie voor populisme op basis van enkele essentiële kenmerken. Deze essentiële kenmerken, respectievelijk ‘het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep’ en ‘anti-elitisme’, vormen het begrip populisme. Om te kunnen spreken over radicaal rechts populisme worden deze kenmerken aangevuld met het concept ‘nativisme’, om op die manier de mate van radicaal rechts populisme te kunnen meten. Het onderscheid in

kenmerken is belangrijk omdat het een nauwkeurig beeld geeft van het verschil tussen

populisme en radicaal rechts populisme. Dat is van belang omdat op basis van dit onderscheid te onderzoeken is of er in Nederland sprake is van een populistische tijdgeest. Er wordt namelijk door verschillende wetenschappers betoogd dat gevestigde partijen de afgelopen jaren populistischer zijn geworden als gevolg van de opkomst en het succes van populistische partijen, in het bijzonder de komst van Pim Fortuyn. In deze scriptie wordt nagegaan of dat daadwerkelijk zo is. Dit gebeurt door middel van een onderzoek naar de mate van (groei in) populisme, dan wel radicaal rechts populisme bij de gevestigde partijen in Nederland.

Op basis van een inhoudsanalyse van spotjes van politieke partijen kom ik tot de conclusie dat de gevestigde politieke partijen niet populistischer zijn geworden in het direct communiceren met het electoraat als gevolg van de opkomst en het succes van populistische partijen.

Daarnaast hebben de komst en het succes van Pim Fortuyn niet geleid tot een zichtbaar kantelpunt in een toename van het populistische gehalte bij de gevestigde partijen. Op basis van dit onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat er geen sprake is van een

(3)

Inhoud 1. Inleiding 1.1 Onderwerp 1 1.2 Aanleiding en relevantie 1 1.3 Onderzoeksvragen 3 1.4 Opbouw 4 2. Theoretisch kader

2.1 Populisme in zijn minimale vorm 6

2.1.1 Op zoek naar een wetenschappelijke consensus 6

2.1.2 De minimale kenmerken van populisme 11

2.2 Radicaal rechts populisme 14

2.3 Een populistische tijdgeest? 17

3. Data en Methode 20 4. Operationalisatie 24 5. Resultaten en analyse 5.1 Resultaten 29 5.2 Analyse 32 6. Conclusies en aanbevelingen 39 7. Literatuurlijst 43 8. Appendix

8.1 Toelichting op coderingen voor ‘het volk’ 45

8.2 Toelichting op coderingen voor anti-elitisme 45

(4)

 

1. Inleiding

1.1 Onderwerp

Mijn scriptie heeft als onderwerp het populisme en de politieke boodschap die daarbij hoort. In het bijzonder gaat het hierbij over de komst van radicaal rechts populisme en de manier waarop andere partijen daarop reageren.

Met de komst van de LPF is er iets veranderd binnen het politieke landschap. Het onderwerp populisme is onderdeel van discussie en debat, zowel in de media als binnen de

wetenschappelijke literatuur. Politieke thema’s als immigratie, asiel en integratie zijn voorbeelden van thema’s die hoog op de politieke agenda zijn komen te staan. Maar ook de politieke omgangsnormen zijn veranderd, het debat is soms harder en directer. Al deze veranderingen geven aan dat populisme iets is waar we niet omheen kunnen binnen de politiek en de maatschappij. Reden voor mij om te onderzoeken of populisme dan wel radicaal rechts populisme, zichtbaar is overgenomen door de gevestigde politieke partijen in Nederland. De focus ligt hierbij op de communicatie die gericht is op het electoraat, waarbij de rol van de media beperkt blijft tot een platformfunctie. Ik zal gebruik maken van de spotjes die politieke partijen presenteren aan het electoraat in de daarvoor gereserveerde ‘zendtijd voor politieke partijen’. Op deze manier tracht ik de directe populistische boodschap richting de burger te benaderen, zonder tussenkomst van media en interpretatie van de politieke boodschap door journalisten. Om die populistische boodschap zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen zal ik gebruik maken van een minimale definitie van populisme en de essentiële kenmerken die nodig zijn om te kunnen spreken over populisme. Om te kunnen spreken over radicaal rechts populisme zullen die essentiële kenmerken behorend bij de minimale definitie worden aangevuld met een kenmerk dat het ‘radicaal rechtse’

vertegenwoordigd in radicaal rechts populisme. Op die manier tracht ik de politieke partijen te kunnen afzetten tegen de partijen die vooraf geselecteerd worden als referentiekader. De kenmerken voor de minimale definitie van populisme zullen, net als de kenmerken voor radicaal rechts populisme, gekozen worden op basis van de grootste consensus binnen de literatuur. De minimale kenmerken voor populisme en de definitie voor populisme zullen nog niets te maken hebben met radicaal rechts populisme, maar met de kern van het populisme en de kleinst mogelijke gemene deler.

(5)

 

1.2 Aanleiding/relevantie

Populisme is een onderwerp dat veel aandacht krijgt binnen de politieke wetenschap. Het is een onderwerp dat mij bovenmatig interesseert en intrigeert, met name de manier waarop populistische partijen de kiezer aan zich weten te binden, de misschien wat tegendraadse manier van communiceren, de wijze waarop ze de kiezer benaderen en het bespreekbaar maken van maatschappelijke thema’s. Of de zorgen die zij uiten gegrond zijn of niet, doet voor mij en binnen deze scriptie niet ter zake. Het gaat mij om de manier waarop zij de maatschappelijke thema’s naar voren brengen, de manier waarop zij de kiezer aanspreken, hun boodschap verkondingen, en in hoeverre andere politieke partijen daarop reageren. Met andere woorden, zijn politieke partijen door het komen en gaan van populistische partijen, en in het bijzonder radicaal rechtse populistische partijen, veranderd in hun inhoudelijke

boodschap richting het electoraat? Of is er helemaal geen sprake van verandering, in ieder geval niet op het gebied van het omarmen van een kenmerkende populistische boodschap? Dit zijn vragen die mij bezighouden en die mijn interesse wekken op basis van

wetenschappelijke literatuur en de daarin aangevoerde inzichten en verklaringen. Binnen de literatuur lijkt over dit specifieke thema binnen het populisme, geen consensus te bestaan.

In 2004 schreef Cas Mudde een essay waarin hij stelt dat er sprake is van een zogenaamde populistische ‘Zeitgeist’. In dat stuk doet hij een poging om een definitie te geven van populisme om vervolgens te spreken van populistische uitlatingen waarop andere partijen moeten reageren. Volgens Mudde reageren zij hierop door de populistische discours over te nemen en het daarmee ‘mainstream’ te maken binnen de Westerse democratie. Soms gaat het alleen om het overnemen van de populistische retoriek, maar vaak gaat het ook om het overnemen van standpunten (Mudde, 2004: 562). Op de vraag of er inderdaad sprake is van een populistische tijdgeest, wordt verschillend geantwoord. In ieder geval is het essay van Mudde (2004) aanleiding geweest voor Rooduijn et al. (2012) om de stelling van Mudde te toetsen. Voor de claim dat populisme in toenemende mate is terug te vinden binnen de gevestigde partijen, vinden zij geen bewijs. Op basis van een inhoudsanalyse van

verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in vijf West-Europese landen, concluderen zij het tegenovergestelde. Gevestigde partijen zijn in de afgelopen decennia niet populistischer geworden, zo stellen zij (Rooduijn et al., 2012). Waar zij hun conclusies baseren op basis van een inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s, zal ik in mijn scriptie kijken naar een combinatie van retoriek en inhoudelijke boodschap middels de spotjes van politieke partijen. Daar ligt dan ook meteen de relevantie van mijn onderzoek.

(6)

 

De keuze van Rooduijn et al. om te kijken naar partijprogramma’s is wellicht niet de manier om populisme te meten en dus uitspraken te doen over het al dan niet aanwezig zijn van een populistische tijdgeest. Dat wordt ook erkend door Rooduijn et al. In partijprogramma’s wordt wel de inhoudelijke boodschap van een partij verkondigd, maar op een zakelijke manier die weliswaar te lezen is voor iedereen, maar wellicht alleen door leden van de partijen en journalisten daadwerkelijk wordt gelezen. Het is aannemelijk om te stellen dat het merendeel van de Nederlandse bevolking partijprogramma’s niet leest, waardoor het voor een politieke partij een stuk minder interessant is om zich op een populistische wijze te uiten in een partijprogramma (Rooduijn et al.,2012: 13). Het gaat er ten slotte om, om middels een populistische boodschap zo veel mogelijke kiezers aan te spreken. Door in plaats van partijprogramma’s te kijken naar spotjes van politieke partijen in de zendtijd voor politieke partijen identificeer ik in elk geval een inhoudelijke boodschap die direct bedoeld is voor het electoraat. Op die manier tracht ik de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme te meten bij de gevestigde politieke partijen in Nederland, heb ik wellicht minder last van bovenstaande beperkingen, en kan ik zo een bijdrage leveren aan het debat over het al dan niet bestaan van een populistische tijdgeest.

Een soortgelijk onderzoek hebben Jagers en Walgrave (2007) uitgevoerd. In dit onderzoek kijken zij op basis van televisiespotjes of politieke partijen in België een populistische

communicatiestijl hanteren. Zij spreken bewust over populisme als communicatiestijl, waar ik vooral geïnteresseerd ben in de vraag of politieke partijen in hun boodschap naar het

electoraat populistischer zijn geworden. Of het daarbij gaat om een verandering in stijl maakt voor het onderzoek niet uit.

Daarnaast concentreren Jagers en Walgrave (2007) zich maar op een kleine periode. Mijn onderzoek heeft betrekking op een langere periode, vanaf begin jaren ‘90 tot de laatste Tweede Kamerverkiezingen (2012). Op die manier wil ik nagaan of er sprake is van een populistische tijdgeest in Nederland. Hierbij is de gekozen definitie van populisme en de manier van operationaliseren erg belangrijk en misschien wel cruciaal. Jagers en Walgrave lijken, voor zover je dat op basis van hun onderzoek kunt stellen, de conclusie van Rooduijn et al. te onderstrepen voor de situatie in België. Zij komen op basis van de analyse van politieke partijspotjes tot de conclusie dat het Vlaams Blok de enige partij is die zich kenmerkt door een populistische communicatiestijl (Jagers en Walgrave, 2007).

(7)

 

De vraag is echter of dat in Nederland ook het geval is, op het moment er gekeken wordt naar een langere periode dan bij Jagers en Walgrave, en er gekeken wordt naar spotjes in plaats van partijprogramma’s, zoals bij Rooduijn et al., (2012).

Het bovenstaande geeft voor mij de relevantie en het doel van het onderzoek aan en leidt tot de volgende onderzoeksvragen.

1.3 Onderzoeksvragen

Hoofdvraag:

- Is er sprake van een populistische tijdgeest in Nederland?

Deelvragen:

- Wat is in de wetenschappelijke literatuur de meest gehanteerde definitie van populisme en daarmee de meest bruikbare?

- Op welke manier is het concept populisme het beste te meten binnen de context van dit onderzoek?

- Hebben de gevestigde partijen vanaf begin jaren ‘90 de populistische boodschap van achtereenvolgens de CD, de LPF en de PVV overgenomen of is er geen sprake van een populistische tijdgeest en blijkt dat gevestigde partijen niet zijn opgeschoven richting deze partijen?

1.4 Opbouw

Deze scriptie gaat verder met een theoretisch kader. Binnen dit kader zal ik op zoek gaan naar een meetbare definitie van populisme in de wetenschappelijke literatuur. Op basis van een

case study naar het begrip populisme zal ik verschillende theorieën en kenmerken van

populisme behandelen, om zo uiteindelijk tot de best mogelijke definitie van populisme voor dit onderzoek te komen. De minimale definitie zal zich kenmerken door de meest essentiële kenmerken van het begrip populisme, zoals zal moeten blijken uit de geraadpleegde literatuur. De keuze en de eigenschappen van die essentiële kenmerken verantwoord ik vanuit het

theoretisch kader.

Vervolgens zal deze gekozen definitie worden uitgebreid met een kenmerk dat het ‘radicaal rechtse’ binnen het radicaal rechts populisme moet vertegenwoordigen. Hiervoor zal – in navolging van Mudde - het nativisme worden toegevoegd (Mudde, 2007: 19).

(8)

 

Ook de keuze voor het nativisme met haar kenmerken zullen verantwoord worden vanuit het theoretisch kader. Het gaat om een zorgvuldig uitgewerkt kader waarin uiteindelijk op basis van de gekozen literatuur een meetbaar concept van populisme moet komen. Een concept voor populisme dat bestaat uit de essentiële kenmerken die separaat van elkaar te

operationaliseren, en dus te meten zijn. Deze opsplitsing is nodig om zo uiteindelijk de mate van (radicaal rechts) populisme van politieke partijen te kunnen bepalen op basis van spotjes van politieke partijen. Naast het in kaart brengen van de discussie rondom het begrip

populisme en de essentiële kenmerken die daarbij horen, zullen er binnen het theoretisch kader ook hypothesen dan wel theoretische verwachtingen worden opgesteld op basis van de literatuur.

Na het theoretisch kader volgt een hoofdstuk waarin de data en de te gebruiken methode voor dit onderzoek uiteengezet en verantwoord worden, om uiteindelijk in het volgende hoofdstuk aandacht te besteden aan het conceptualiseren en operationaliseren van de gekozen

kenmerken van populisme. In dit onderdeel zullen per concept voor (radicaal rechts)

populisme categorieën worden opgesteld op basis waarvan ieder transcript van een politieke- partij-spotje gecodeerd kan worden. Vervolgens zullen in het volgende hoofdstuk de

resultaten worden beschreven, verduidelijkt met tabellen, om uiteindelijk die tabellen en resultaten te interpreteren en te analyseren. Daarna ben ik in staat op basis van die resultaten en analyse de opgestelde hypotheses te verwerpen of aan te nemen.

Tot slot zullen in het laatste hoofdstuk conclusies worden getrokken waarin de

onderzoeksresultaten worden samengevat en theoretisch geïnterpreteerd. Daarna kan ik antwoord geven op de onderzoeksvragen en eventuele aanbevelingen en beperkingen formuleren van dit onderzoek.

(9)

 

2. Theoretisch kader

Dit theoretisch kader staat in het teken van het begrip ‘populisme’. Binnen dit kader zal er op basis van de discussie binnen de wetenschappelijke literatuur een meetbaar concept voor populisme naar voren moeten komen. Het is voor dit onderzoek naar de mate van populisme en radicaal rechts populisme bij politieke partijen, erg belangrijk om stap voor stap te werk te gaan en op die manier een helder en zorgvuldig onderbouwde definitie van populisme en radicaal rechts populisme te vinden.

De eerste paragraaf staat in het teken van populisme in zijn minimale vorm. In de tweede paragraaf komt de definitie voor radicaal rechts populisme aan de orde, en in de laatste paragraaf geef ik inzicht in de discussie rondom de vraag of er sprake is van een populistische tijdgeest. Vervolgens zal ik op basis daarvan de hypotheses voor dit onderzoek formuleren.

2.1 Populisme in zijn minimale vorm

Wat is populisme? Is populisme een ideologie, een specifieke vorm van politieke organisatie, of meer een politieke stijl? Deze drie vormen komen naar voren in de wetenschappelijke literatuur. Maar op welke manier is populisme nu het beste te typeren en wat zijn de kenmerken die daarbij horen? Om daartoe te komen is volgens Kaltwasser het gebruik van een minimale definitie met haar essentiële kenmerken belangrijk. Vanwege de nadruk op het generen van onbevooroordeelde opvattingen over wat populisme is, bezien vanuit de

minimale kenmerken, is het mogelijk het concept populisme toe te passen binnen

verschillende contexten (Kaltwasser, 2012: 196). Dat is dan ook het doel van de komende paragrafen in dit hoofdstuk: op zoek naar minimale kenmerken voor populisme, om zo te komen tot een meetbaar concept voor populisme, geschikt voor dit onderzoek. Wat is anders gezegd de kleinst mogelijke gemene deler?

2.1.1 Op zoek naar een wetenschappelijke consensus

Populisme zou volgens Rooduijn te onderscheiden zijn in drie verschillende benaderingen, namelijk populisme als een politieke stijl, als een specifieke vorm van een politieke

(10)

 

Ten eerste gaat het om populisme als een politieke stijl die met name te vinden is in Westerse democratieën waarin de term populisme vooral gebruikt wordt om de gewone burger te mobiliseren tegen de elite, maar ook als een soort catch-all strategie die ‘het volk’ benadert als één geheel die met één mond spreekt tegen die elite. Canovan (2006) komt met een belangrijke eigenschap van populisme: ‘Het Volk’ dat zich afkeert tegen de elite.

De vraag is of populisme op deze manier wel te generaliseren is. Wat heeft het populisme van de ene partij te maken met het populisme van een andere partij? Wat zijn de overeenkomsten tussen het populisme van bijvoorbeeld Le Pen en het populisme van Chaves, vraagt Canovan zich af? Canovan komt niet met een sluitend antwoord, maar geeft vooral aan dat het te ver gaat om populisme te beschouwen als een ideologie zoals het liberalisme en het socialisme, waarbij de kenmerken meer universeel toepasbaar zijn (Canovan, 2006: 243-244). Een politieke stijl die wel degelijk essentiële kenmerken heeft zoals het centraal stellen van ‘Het Volk’, maar volgens haar niet gezien kan worden als een ideologie.

De tweede benadering van populisme gaat over een vorm van politieke organisatie. Een populistische beweging die te herkennen is aan een sterke leider die geïnstitutionaliseerde steun ontvangt van een homogene groep mensen (Rooduijn, 2013: 5).

Tot slot zou populisme gedefinieerd kunnen worden als een dunne ideologie. Zowel Mudde (2004) als Stanley (2008) hebben het over populisme als een dunne ideologie wat in de praktijk toegevoegd kan worden aan een volledige ideologie. Het gaat om een dunne ideologie omdat de gemeenschappelijke kenmerken beperkt zijn en lastig universeel toepasbaar. Voor populisme als een dunne ideologie blijft het beperkt tot een aantal kernelementen die op zichzelf niet in staat zijn om te kunnen spreken over een brede ideologie (Stanley, 2008: 99). Mudde heeft het bij populisme over een ideologie die de samenleving beschouwt als een scheiding tussen twee homogene en antagonistische groepen, ‘de zuivere mensen’ tegenover ‘de corrupte elite’ die stelt dat politiek een expressie is van de algemene wil van ‘Het Volk’. Wellicht met Canovan in gedachte, benadrukt ook Mudde dat het niet kan gaan om een volledige ideologie omdat het niet eenzelfde niveau van verfijning en consistentie heeft als bijvoorbeeld het socialisme of liberalisme. Maar in tegenstelling tot Canovan noemt hij het wel een dunne ideologie, aangezien het voor Mudde wel degelijk gaat om een kernboodschap, met een beperkt scala aan politieke begrippen en concepten die een ideologie gestalte geven.

(11)

 

Omdat het gaat om een beperkt aantal politieke begrippen kan populisme juist gemakkelijk gecombineerd worden met zeer uiteenlopende volledige ideologieën zoals het communisme, socialisme en liberalisme (Mudde, 2004: 543-544). Met andere woorden, populisme is dus te beperkt in kenmerken om als een volledige ideologie te beschouwen maar is inhoudelijk gezien niet betekenisloos.

Canovan heeft het in de eerste zinnen van haar artikel (2006) ‘New Populism’ over een vorm van populisme in de zin van een collectieve beweging. Het is een vorm die vooral wordt geassocieerd met de rechterkant van het politieke spectrum. Maar, zo stelt Canovan, is dat wel terecht? Is deze zogenaamde ‘nieuwe’ vorm van populisme wel zo gemakkelijk te plaatsen en te identificeren (Canovan, 2006: 242)? Het spreken van een ‘nieuwe’ vorm van populisme is overigens niet nieuw. Ionescu en Gellner hadden het al over populisme voor en populisme na de Tweede Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog werd gezocht naar een bredere benadering die niet gold als een etiket voor een bepaalde partij of beweging, maar veel meer als een breder begrip, een ideologie. Een ideologie in de zin van een kernbegrip waarvan de betekenis als onbetwist wordt beschouwd, met zijn eigen structuren en politieke concepten (Ionescu en Gellner, 1969: 163). Volgens Taggart (2000) hebben Ionsecu en Gellner een goede poging gedaan om een algemene theorie over populisme op te stellen maar schieten door als ze concluderen dat populisme een ideologie zou zijn. Zij zijn niet in staat geweest om een kern van gemeenschappelijke waarden en ideeën over populisme op te stellen wat het tot een volmaakte ideologie maakt. Het blijft volgens Taggart bij een oriënterende studie naar het fenomeen populisme (Taggart, 2000: 15). Over de vraag of populisme een ideologie is, wordt dan ook verschillend gedacht en het blijkt lastig om te komen tot een juiste typering. Dit geldt ook voor de manier waarop populisme het best is te omschrijven en te plaatsen is in een theoretisch kader. De theorieën zijn of volledig maar te abstract, of ze zijn duidelijk maar te smal (Canavon: 1982: 546). Hierdoor is populisme lastig te conceptualiseren en ontbreken er essentiële kenmerken die nodig zijn voor een gangbare definitie.

Canovan (1982) doet een poging om populisme te positioneren en beschrijft een tweetal strategieën om naar populisme te kijken. Bij elke strategie en theorie toont ze tevens de gebreken. De eerste strategie beziet populisme vanuit de sociologie, waarbij populisme veel meer gezien zou kunnen worden in de context van een onderdeel van processen en reacties binnen een samenleving. Op deze manier is het mogelijk om verschillende aspecten van het verschijnsel populisme te integreren naar gelang de samenleving waar het om gaat.

(12)

 

Met andere woorden, populisme als een reactie op verschuivingen dan wel problemen als gevolg van een moderniserende samenleving die zorgt voor spanning tussen geavanceerde en achtergestelde lagen van de samenleving, zowel binnen in een land als in de betrekkingen met de buitenwereld. “Populist movements that appear among social groups aware of being

peripheral to centres of power, and involve an indirect confrontation with problems of

economic development:”(Canovan, 1982: 547). Wat in deze tijd uitgelegd zou kunnen worden

als de winnaars en verliezers van globalisering (Kriesi, 2006), waarbij de verliezers

gevoeliger zouden zijn voor populisme en er vanuit de samenleving een sociale beweging op gang komt die gevoelig is voor populisme. Het gaat dan om een theorie over populisme die populisme beschouwt vanuit een sociologische beweging die gevoed wordt door verandering en modernisering, waar een politieke partij op in zou kunnen spelen.

Een probleem bij deze strategie is dat ze onderhevig is aan een trade-off tussen volledigheid en duidelijkheid. De gegeven beschrijving is wellicht volledig en breed toepasbaar maar niet duidelijk. Op het moment dat het gespecificeerd wordt, boet het in aan volledigheid, zo stelt Canovan (1982).

Om tot meer duidelijkheid te komen introduceert zij een tweede strategie. Een strategie die zich onthoudt van theoretische ambities op basis van sociologische verklaringen, maar populisme veel meer benadert met een open blik en populisme ziet als een beschrijvende typologie.

In tegenstelling tot de eerder beschreven strategie kan bij deze benadering niet worden verwacht dat het een theorie oplevert die uitspraken doet over de essentiële kenmerken van populisme (Canovan, 1982: 548-550). Canovan lijkt hier een voorschot te geven op haar benadering van populisme als een politieke stijl (Canovan 1999: 5). Canovan laat hier duidelijk zien dat de manier van benaderen van populisme lastig is, maar voor dit onderzoek niet noodzakelijk. De weergave van de drie verschillenden benaderingen van populisme, respectievelijk een politieke stijl, een ideologie en een politieke organisatie, geven vooral de complexiteit van het fenomeen populisme aan.

(13)

 

In navolging van Rooduijn (2013) is het voor dit onderzoek naar een populistische tijdgeest niet van belang om een kant te kiezen in benadering, maar vooral de discussie weer te geven en populisme met name te beschouwen als een inhoudelijke boodschap die gestalte krijgt dankzij specifieke inhoudelijke kenmerken. De term populisme wordt dan ook veel gebruikt maar vaak mager beschreven als het gaat om kenmerken die populisme als concept moeten vangen, zo stelt Taggart (2000). Als het al gebeurt dan zijn die kenmerken contextafhankelijk en lastig universeel toepasbaar. Het is daarom zaak om op zoek te gaan naar kenmerken die handvatten bieden voor een concept als populisme. De sleutel om populisme te begrijpen ligt in de relatie tussen de elite en ‘Het Volk’ (Taggart, 2000: 10-11).

Rooduijn (2013) komt, op basis van onderzoek naar de kleinst mogelijke gemene deler voor populisme, met een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Kenmerken die zichtbaar zijn in de Verenigde Staten, Latijns Amerika en West Europa.

Op basis van een selectie van populistische actoren verdeeld over bovenstaande regio’s, blijken het centraal stellen van ‘Het Volk’, anti-elitisme, homogeniteit van ‘Het Volk’ en afkondiging van een crisis, de vier gemeenschappelijke kenmerken voor populisme te zijn. Dit hoeft echter niet te betekenen dat deze vier onderdelen in de minimale definitie moeten worden opgenomen. Er valt namelijk wat voor te zeggen dat de afkondiging van een crisis, geen essentieel element is voor populisme, maar meer een consequentie van het contrast tussen ‘de zuivere mensen’ en ‘de corrupte elite’ (Rooduijn, 2013: 49). Ook Taggart (2000) erkent dat een van de meest voorkomende kenmerken van populisme is dat populisten pretenderen er te zijn voor ‘Het Volk’. De vraag die daarbij gesteld moet worden is wel wat dit nu betekent? Wat betekent die toewijding aan ‘Het Volk’ en het beweren op te komen voor ‘Het Volk’? Taggart heeft, als het gaat over populisme en de toewijding aan het volk, over

“the politics of the heartland” (Taggart, 2000: 91/95). Het is gevaarlijk om populisten te

letterlijk te nemen en het refereren aan ‘Het Volk’ als een verenigd principe van populisme te beschouwen zonder de gedachten er achter te begrijpen. Daarom is het volgens Taggart belangrijk om, op het moment dat we het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep als een van de essentiële kenmerken van populisme beschouwen, die toewijding aan ‘Het Volk’ te begrijpen vanuit the heartland.

(14)

 

‘Het Volk’ is niets meer dan de bevolking van het kerngebied. Het gebied waar het voor populisten om gaat. Het gaat om de mensen die figureren in een constructie van een ideale wereld voor populisten. Een wereld waar de mensen uit the heartland de basis vormen, opgebouwd uit tradities en het gemeenschappelijk culturele verleden. Populisten willen dat teruggeven aan ‘Het Volk’ omdat ‘Het Volk’ niet meer centraal staat en verloren is gegaan als gevolg van de elite en invloeden buiten the heartland. Een goed voorbeeld volgens Taggart zijn de ‘nieuwe’ populisten in Europa die streven naar etnische en culturele homogeniteit vanuit een sterke drang en visie op een wereld zoals het was. Zonder bedreiging van immigratie of globalisering (Taggart, 2004: 274).

Een belangrijk overeenkomstig kenmerk bij die verschillende populistische partijen en bewegingen in Europa zijn volgens Stanley (2008) de houding van populisten ten op zichte van ‘Het Volk’ en de elite. Het gaat om de vijandige relatie tussen ‘Het Volk’ en de elite, het idee van volkssoevereiniteit, en de positieve benadering van ‘Het Volk’ tegenover de

kleinering van ‘de elite’ (Stanley, 2008: 102). Ook Kaltwasser erkent dat bij een minimale definitie voor populisme de houding ten op zichte van ‘Het Volk’ tegenover ‘de elite’ belangrijk is maar dat een heldere uitwerking van die concepten nodig is om populisme meetbaar te maken (Kaltwasser, 2012: 200).

De eerder aangehaalde definitie van Mudde (2004) is vooral terug te vinden bij de eerste drie kenmerken die Rooduijn (2013) heeft geformuleerd, respectievelijk het centraal stellen van ‘Het Volk’, anti-elitisme en het benadrukken van de homogeniteit van ‘Het Volk’. Daarnaast geeft de hierboven beschreven verduidelijking van Taggart meer gewicht aan het kenmerk voor populisme dat uitgaat van het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep. In dit onderzoek wordt er daarom, in navolging van Rooduijn (2013) en op basis van de

argumentatie van Taggart (2000), Stanley (2008) en Kaltwasser (2012) gebruik gemaakt van de drie kenmerken van Rooduijn (2013) om de mate van populisme in zijn minimale vorm te meten bij Nederlandse politieke partijen. Om daar te komen zullen in de volgende paragraaf de karakteristieken van die kenmerken worden uitgewerkt op basis van consensus in de literatuur.

2.1.2 De minimale kenmerken van populisme

Om het label populisme te kunnen gebruiken is het noodzakelijk om gebruik te maken van een aantal consequent doorgevoerde criteria en uitgewerkte kenmerken om partijen te kunnen kwalificeren als populistisch of niet (Pauwels, 2011: 100).

(15)

 

Binnen dit onderzoek zijn dat de kenmerken die Rooduijn (2013) heeft opgesteld en die een sterke overlap hebben met de definitie van populisme van Mudde (2004). Op basis van dit gegeven en omdat een van de onderzoeksvragen bestaat uit het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een populistische tijdgeest, zal ik de definitie van Mudde overnemen waarin de essentiële kenmerken van Rooduijn naar voren komen. Op die manier tracht ik populisme op eenzelfde wijze te begrijpen als Mudde dat doet, maar wel op basis van de eerder

weergegeven discussie in de literatuur. Dit betekent: populisme als een “ideology that

considers society to be ultimately separated into two homogeneous and antagonistic groups, ‘the pure people’ versus ‘the corrupt elite’, and which argues that politics should be an expression of the volonté générale (general will) of the people”(Mudde, 2004: 543).

Hiermee zijn de essentiële kenmerken duidelijk. Namelijk, het centraal stellen van ‘Het Volk’ als een homogene groep (1) tegenover een andere homogene groep, de elite (2). Dat zijn de twee kenmerken, op het moment dat ‘het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep’ gezien wordt als één kenmerk, waarmee deze scriptie verder gaat.

‘Het Volk’ als een homogene groep suggereert een collectief van mensen met een

gezamenlijke interesse en visie. Het refereert aan iets collectiefs, iets abstracts dat uitgaat van een gezamenlijke identiteit, een homogene groep. Een homogene groep die bestaat uit

veranderende mensen, uit individuen, maar met een gezamenlijke interesse en visie. Daarmee heeft het iets paradoxaals door als populist te stellen dat je opkomt voor ‘Het Volk’ en

daarmee ‘Het Volk’ centraal stelt en ziet als een homogene groep met dezelfde algemene wil, terwijl dit natuurlijk nooit zo kan zijn om de simpele reden dat de algemene wil nooit bekend is en een collectief bestaat uit individuen.

Is het daarom wel mogelijk om op een zinvolle theoretische wijze te stellen dat de individuele mens onderdeel is van een collectief met dezelfde wil? Canovan ziet het dan ook als een mythe dat er zoiets bestaat als de algemene wil van ‘Het Volk’, waarbij het volk dus centraal staat en bestaat als een homogene groep, maar wel als een onderdeel van populisme

(Canovan, 2006: 250-251). Een kenmerk dat gezien kan worden als een puur retorisch

onderdeel van populisme, omdat het niet refereert aan een specifieke bestaande groep mensen (Mudde, 2004: 545).

(16)

 

Populisme is centristisch als het gaat om ‘Het Volk’ omdat het de soevereiniteit van het homogene volk benadrukt en het pretendeert dat de algemene wil van dat volk leidend moet zijn in politieke besluitvorming (Rooduijn, 2013: 6). Door te suggereren dat je als politieke partij opkomt voor de algemene wil van ‘Het Volk’ en ‘Het Volk’ benadert als een homogene groep, benadrukt een populistische partij de ondermijning van de wil van ‘Het Volk’ bij de andere politieke partijen.

Om die ondermijning aan de oppervlakte te krijgen is een bepaalde vorm van bevrijding of revolutie nodig. Die bevrijding dan wel revolutie wordt in werking gesteld door een populistische partij die ‘Het Volk’ centraal stelt en benadert als een homogene groep. Het oude systeem, het systeem van de elite, moet worden overgenomen omdat de corrupte elite niet langer ‘Het Volk’ bedient. (Hawkins, 2009: 1044).

Populisme is ook anti-elitistisch omdat het de elite beschuldigt van het verkwanselen van de algemene wil van ‘Het Volk’. De elite wordt hierbij beschuldigd van arrogantie, egoïsme en incompetentie omdat men geen idee heeft wat er speelt onder de bevolking en wat ‘gewone’ mensen belangrijk vinden (Rooduijn, 2013: 6). Populistische partijen staan aan de kant van ‘Het Volk’ tegen de elite die leven in ivoren torens en van daaruit alleen hun eigen belang nastreven. Die ‘vijand’ staat ver af van ‘de mensen’, hoog boven de ‘gewone’ burgers, zo stellen Jagers en Walgrave (2007) metaforisch. Alle problemen worden volgens populisten veroorzaakt door de politieke incompetentie, de onwil en sabotage door de elite. Deze visie op de politiek van populisten komt overeen met de brede visie op elite. Onder elite zou niet alleen de politieke elite kunnen worden verstaan (partijen, regering, overheid, ministers etc.), maar ook de media (journalisten, de publieke omroep, kranten etc.) en intellectuelen. Waar het bij anti-elitisme om gaat is dat het een algemene afkeer is van de elite, in welke vorm dan ook. Of die elite onderdeel is van de politiek of van de media, maakt voor het begrip niet uit. Zolang het gaat om een algemene afkeer en niet gericht is op een specifieke actor, is er sprake van anti-elitisme (Jagers en Walgrave, 2007: 324).

Kortom, om te kunnen spreken van populisme in zijn meest minimale vorm zijn bovenstaande kenmerken essentieel. Deze kenmerken vormen dan ook de basis voor populisme.

Of populisme hierbij benaderd wordt als een politieke organisatie, een politieke stijl of een ideologie doet voor het meten van populisme niet ter zake. Het gaat om de gekozen definitie van populisme en het operationaliseren van de minimale kenmerken die daarbij horen.

(17)

 

Wanneer een politieke partij refereert aan ‘het centraal stellen van ‘Het Volk’ als een

homogene groep (1) tegenover de corrupte elite’ (2) dan wordt dat in deze scriptie beschouwd als een populistische boodschap. Een populistische partij komt hierbij op voor ‘Het Volk’ en wil daarmee uiting geven aan de algemene wil van mensen. Op welke manier deze

kenmerken geconceptualiseerd en geoperationaliseerd worden, zal in hoofdstuk 4 aan de orde komen.

2.2 Radicaal rechts populisme

De hierboven beschreven minimale kenmerken van populisme vormen de basis voor dit onderzoek en zullen in deze paragraaf worden aangevuld, om zo te komen tot een definitie van radicaal rechts populisme.

Het ageren tegen een buitenstaande groep door populistische partijen is nadrukkelijk geen onderdeel van de minimale vorm van populisme. Het is eerder onderdeel van populistisch rechts. Het gaat daarbij om een groep die volgens hen geen onderdeel is van ‘Het Volk’. Hierbij kan gedacht worden aan immigranten of personen met een andere afkomst of religie Deze vorm van uitsluiting is, zoals Jagers en Walgrave (2007) het noemen en in lijn met Mudde (2007), onderdeel van radicaal rechts populisme en daarmee geen essentieel onderdeel van populisme in zijn minimale vorm. Integendeel, zoals in de vorige paragraaf is aangeven, is een van de essentiële eigenschappen van populisme in zijn minimale vorm, dat het

gecombineerd kan worden met andere ideologieën (Rooduijn, 2013: 7).

De associatie met populisme in West Europa doet zich vooral voor bij rechtse partijen als de Partij voor de Vrijheid (PVV) uit Nederland, de Oostenrijkse Freiheitliche Partei Österreichs (FPO) en het Franse Front National (FN) (Pauwels, 2011: 97). Maar op basis van populisme in zijn minimale vorm is dat niet geheel terecht. De vraag is wat bovenstaande rechtse partijen gemeen hebben en wat ze dan populistisch rechts maakt? Mudde (2007) heeft het over

populistisch radicaal rechtse partijen op het moment dat hij het heeft over een partij als het Front National of de FPO (Mudde, 2007: 41-42). In zijn boek over populistisch radicaal rechtse partijen in Europa doet hij een poging om partijfamilies op te stellen op basis van gemeenschappelijke kenmerken. Evenals zijn definitie van populisme zal ik voor het vervolg van dit kader zijn definitie voor radicaal rechts overnemen.

(18)

 

Op die manier tracht ik zijn claim van een populistische tijdgeest zo goed mogelijk te testen en op basis van zijn criteria populistisch radicaal rechtse partijen selecteren om de overige gevestigde partijen tegen af te zetten.

Voor populistisch radicaal rechts zijn er twee onderdelen die in het vervolg van deze paragraaf nog onderbouwing behoeven, namelijk de term ‘rechts’ en ‘radicaal’.

Het doel is om uiteindelijk te komen tot een gemeenschappelijk kenmerk voor populistisch radicaal rechts, als toevoeging op de minimale kenmerken van populisme.

Vaak als er gesproken wordt over politiek rechts, wordt ‘rechts’ gedefinieerd op basis van de sociaaleconomische dimensie. Vanuit deze gedachte gelooft rechts in de zelfregulerende kracht van de markt en prefereert een terughoudende overheid op dat punt, terwijl links juist meer wantrouwen heeft jegens de markt en staat voor meer bemoeienis van de overheid. Er zijn volgens Mudde twee redenen waarom deze definitie van rechts niet toereikend is om populistisch radicaal rechts mee te duiden. Ten eerste is de economie niet het kernelement van radicaal rechtse populistische partijen. Ten tweede profileren de partijen die Mudde onder radicaal rechts populistisch schaart, zich niet altijd op een klassieke links-rechts schaal, een schaal die uitgaat van de sociaaleconomische dimensie (Mudde, 2007: 25). Deze redenering is vrij eenvoudig door te trekken naar bijvoorbeeld de PVV. Van de PVV zou ook gezegd kunnen worden dat zij links is op de sociaaleconomische dimensie afgaande op hun standpunten over het behoud van de pensioenleeftijd en de WW (verkiezingsprogramma PVV, 2012: 17). De PVV lijkt daarom niet rechts op basis van deze sociaaleconomische dimensie.

Mudde kiest er dan ook voor om rechts te beschouwen op basis van hun houding ten op zichte van ongelijkheid en minderheden. Om die reden zal rechts in het vervolg worden gedefinieerd als het geloof in een natuurlijke orde met zijn ongelijkheden (Mudde, 2007: 26). Waarbij ongelijkheden ook als minderheden gezien zouden kunnen worden, mensen die op basis van hun geloof of cultuur als minder dan wel als een bedreiging worden beschouwd voor ‘Het Volk’.

Verder is er gekozen voor de term radicaal en niet extreem omdat extremistische partijen vaak tegenstander zijn van het democratische bestel en een andere vorm van bestuur voorstaan in tegenstelling tot radicale partijen.

(19)

 

Met radicaal wordt bedoeld het tegenovergestelde van de kernelementen van een liberale democratie, en dan met name politiek pluralisme en de constitutionele bescherming van minderheden. In deze lijn wordt radicaal dus gedefinieerd als het tegenovergestelde van de hierboven beschreven fundamentele waarde van een liberale democratie (Mudde, 2007: 25-26). Met andere woorden, de term radicaal staat voor het streven naar een homogene samenleving waar geen plek is voor bescherming van minderheden.

Nu alle afzonderlijke begrippen (populisme, radicaal en rechts) zijn gedefinieerd, is het noodzakelijk om een essentieel kenmerk toe te voegen aan de eerder vastgestelde kenmerken voor populisme, respectievelijk ‘het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep’ en anti-elitisme. Om zo ook radicaal rechts populisme te kunnen definiëren met een meetbaar concept.

Jagers en Walgrave hebben het in hun artikel over stigmatisering en uitsluiting als kenmerk. Een groep die een bedreiging vormt voor ‘Het Volk’ en de samenleving waar zij in leven (Jagers en Walgrave, 2007: 324). Hier zouden bijvoorbeeld immigranten en asielzoekers mee bedoeld kunnen worden. Zo waren integratie en immigratie belangrijke thema’s van Pim Fortuyn, waarbij de uiting van die zorgen en het benoemen van de problemen rondom

integratie en immigratie hebben bijgedragen aan zijn succes. Pim Fortuyn had nationalistische kenmerken en was een voorstander van een streng immigratiebeleid en assimilatie van

immigranten in de Nederlandse cultuur (Lucardie, 2008: 159).

Deze kenmerken van nationalisme gecombineerd met een streng asiel- en immigratiebeleid zijn ook te vinden bij de PVV en de CD. Op basis van dit gegeven verwacht ik dan ook dat deze drie partijen in hun spotjes er een duidelijke radicaal rechtse populistische boodschap op na houden richting de burger.

H1: De boodschap van de CD, de LPF en de PVV is zowel populistisch als radicaal rechts

populistisch en heeft daarmee de hoogste score tegenover de overige partijen in hun mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme.

Het nationalisme en die vorm van uitsluiting op het moment dat de waarden van de Nederlandse cultuur niet worden overgenomen, laten zich goed samenvatten in het begrip nativisme.

(20)

 

Deze term wordt in de antropologie ook wel toegepast op sociale bewegingen die beweren de macht terug naar ‘Het Volk’ te brengen, waarin ‘Volk’ gezien wordt als de oorspronkelijke inwoners van een land die hun cultuur beschermen tegen buitenstaanders. Hier zijn duidelijke kenmerken van de eerder beschreven eigenschappen van radicaal rechts populisme te vinden. Daarom zal vanuit deze interpretatie en op basis van Mudde (2007), nativisme worden gedefinieerd als een ideologie waarin een land uitsluitend bewoond mag worden door de oorspronkelijke leden van de natie en dat personen en religies met andere ideeën, een fundamentele bedreiging vormen voor de homogeniteit van de natiestaat (Mudde, 2007: 18-19).

Op deze manier omvat nativisme het ‘radicale’ en het ‘rechtse’ binnen het radicaal rechts populisme. Rechts omdat het duidelijk gaat over een houding ten op zichte van minderheden en daarbij geen probleem lijkt te hebben met de natuurlijke orde van ongelijkheid. Daarnaast omvat het radicaal omdat het streeft naar homogeniteit en geen vorm van pluralisme

accepteert, door die personen die daar een bedreiging voor vormen uit te sluiten. In hoofdstuk 4 zal uitgebreid stil worden gestaan bij het meetbaar maken van het concept nativisme.

2.3 Een populistische tijdgeest?

De hoofdvraag van deze scriptie is of er in Nederland sprake is van een populistische tijdgeest? Mudde heeft het in zijn stuk The Populist Zeitgeist (2004) niet alleen over

Nederland maar over de Westerse democratieën in het algemeen. Desalniettemin komt hij op basis van redenatie en argumentatie vanuit zijn gekozen definitie voor populisme en dankzij aangehaalde citaten van politici, tot de conclusie dat er in Westerse democratieën tekenen zijn van een populistische tijdgeest. Volgens Mudde is populisme vanaf begin jaren ’90 een vast onderdeel geworden van de politiek in de Westerse democratieën. Terwijl populisme in eerste instantie nog vooral voorkomt bij partijen aan de flanken van het politieke spectrum, komt het steeds vaker voor dat gevestigde partijen en politici vormen van populisme overnemen

(Mudde, 2004: 551). Hij plaatst hier een kleine nuancering bij door te stellen dat gevestigde partijen in eerste instantie populisme alleen gebruiken als retoriek. Maar er zullen volgens hem steeds meer inhoudelijke tekenen van populisme te zien zijn. Gevestigde partijen zullen volgens Mudde telkens een strategie van overnames en uitsluiting laten zien richting

populistische partijen. Ze zullen populistische partijen willen uitsluiten van politieke macht, maar populistische thema’s en retoriek overnemen.

(21)

 

Deze dynamiek zal zorgen voor een populistische tijdgeest. (Mudde, 2004: 562-563). Mudde lijkt hier in te spelen op het feit dat populisme niet alleen qua retoriek wordt overgenomen door gevestigde partijen, maar ook inhoudelijk door de manier waarop bepaalde politieke thema’s worden benoemd en onder de aandacht gebracht.

Dat er sprake is van een overname wordt ook erkend door Brants (2012). Hij spreekt van een Fortuyn-revolutie als het gaat om zijn manier van communiceren in toon en stijl en wat betreft de onderwerpen die hij onder de aandacht bracht. Volgens Brants heeft de komst en het succes van Fortuyn drie gevolgen gehad voor de Nederlandse politiek. Ten eerste is de populistische politiek salonfähig geworden. Daarnaast heeft hij er voor gezorgd dat het immigratie-issue en de Islam onderwerp van gesprek werden door te breken met de politieke correctheid rondom deze onderwerpen. In de derde plaats heeft de komst van Pim Fortuyn voor een verharding gezorgd in het politieke discours en de politieke omgang (Brants, 2012: 20-21). Naast Brants heeft ook Lucardie het over Fortuyn als een soort kantelpunt in de Nederlandse politiek (Lucardie, 2008: 163). Doordat volgens de pers en de kiezer andere partijen de zorgen rondom immigratie en asielzoekers verwaarloosden, ontstond er een soort voedingsbodem waar Fortuyn gebruik van kon maken, stelt Lucardie.

Nadat voorheen alleen de SP kenmerken van populisme vertoonde, maar daar eind jaren’90 vanaf stapte, hebben zij daarmee wel de weg vrij gemaakt voor het populisme van Fortuyn. (Lucardie, 2008: 154-156).

Naast Mudde (2007) lijken ook Brants (2012) en Lucardie (2008) de aanwezigheid van een populistische tijdgeest te erkennen. Op basis van dit gegeven is de verwachting

gerechtvaardigd dat de gevestigde partijen populistischer zijn geworden in hun boodschap richting de kiezer, waarbij de komst van Fortuyn een duidelijk kantelpunt is.

H2: De geselecteerde gevestigde politieke partijen nemen de populistische boodschap over,

waarbij de komst van Pim Fortuyn een zichtbaar kantelpunt is. Hierdoor scoren de

gevestigde politieke partijen steeds hoger in hun mate van populisme zodat er tekenen van een trend zichtbaar zijn.

(22)

 

Dit theoretisch kader begon met een weergave van de discussie rondom de benadering van het begrip populisme. Over de mate waarin populisme gezien zou moeten worden als een

ideologie, een politieke stijl of een vorm van politieke organisatie lijkt binnen de literatuur geen consensus. Voor het vervolg van deze scriptie en het uitvoeren van het onderzoek naar een populistische tijdgeest in Nederland, is een keuze in benadering niet nodig. Het gaat er om op welke manier populisme te meten is vanuit de geselecteerde kenmerken voor populisme en radicaal rechts populisme. Dit onderzoek kijkt naar populisme als een inhoudelijke boodschap die gestalte krijgt dankzij specifieke inhoudelijke kenmerken. Dit onderzoek heeft dan ook een ander vertrekpunt dan een soortgelijk onderzoek van Jagers en Walgrave naar de mate van populisme bij politieke partijen in België. Zij kiezen ervoor om populisme als een communicatiestijl te benaderen maar onderzoeken dit wel op basis van inhoudelijke kenmerken (2007: 324). Omdat dit verwarring schept en daardoor afleidt van het doel van het onderzoek naar de mate van populisme bij politieke partijen, wordt voor de lijn van Rooduijn (20013) gekozen. Die houdt in: populisme als een inhoudelijke boodschap zonder een keuze te maken in benadering maar op basis van vooraf geselecteerde kenmerken die een boodschap populistisch, dan wel radicaal rechts populistisch maken.

(23)

 

3. Data en Methode

Om de mate van populisme en radicaal rechts populisme empirisch te meten en te analyseren, is een steekproef nodig waarin de politieke boodschap van partijen op verschillende

momenten naar voren komt. Om dit mogelijk te maken is er gekozen voor een inhoudsanalyse van spotjes van politieke partijen die vertoond worden bij de publieke omroep in de daarvoor gereserveerde ‘Zendtijd voor Politieke Partijen’. Vanaf 1962 kreeg iedere landelijke politieke partij zendtijd bij de publieke omroep (Website Beeld&Geluid). In het begin gaat het om een zendtijd van ongeveer tien minuten, maar later wordt dat minder.

Op basis van de geselecteerde data binnen dit onderzoek valt te concluderen dat vanaf het jaar 2000 de lengte van de spotjes in de ‘Zendtijd voor Politieke Partijen’ nog maar rond de drie minuten ligt. Alleen de geselecteerde spotjes uit 1990 duren rond de tien minuten. Ondanks deze richtlijnen in tijd zit er over de gehele gemeten periode variatie in lengte per spotje. Om een vertekening van de resultaten te voorkomen en de mate van (radicaal rechts) populisme zo nauwkeurig mogelijk weer te geven, zal er gebruik worden gemaakt van een weging per spotje.

Dit houdt in dat bij ieder spotje het percentage populisme dan wel radicaal rechts populisme, afgezet wordt tegen het totaal aantal woorden van het betreffende spotje. Hierdoor blijft de onderlinge kans op (radicaal rechts) populisme gelijk en heeft het geen gevolgen voor de betrouwbaarheid van dit onderzoek.

Omdat het in deze scriptie gaat om de politieke boodschap en nog specifieker over een populistische boodschap van politieke partijen richting het electoraat, zijn de spotjes van politieke partijen daarvoor de meest voor de hand liggende keuze om de mate van populisme en radicaal rechts populisme te meten en te analyseren. De reden hiervoor is dat het voor dit onderzoek belangrijk is om de mate van populisme te meten aan de hand van de geselecteerde kenmerken voor populisme dan wel radicaal rechts populisme. Die kenmerken worden

zichtbaar dankzij de boodschap die wordt uitgedragen door een politieke partij in een spotje. Die directe boodschap richting het electoraat komt goed tot uiting omdat deze spotjes

gemaakt zijn met als doel kiezers te binden op basis van de verschillende standpunten die de partijen uitdragen. Er had ook gekozen kunnen worden voor een inhoudsanalyse van de uitspraken van politieke partijen tijdens debatten of de algemene beschouwingen. Het spotje van een politieke partij is echter de meest directe vorm van communicatie in de richting van het electoraat zonder tussenkomst van derden.

(24)

 

Die directe manier waarop standpunten tot uiting komen - al dan niet verpakt in retoriek en met verschillende communicatiestijlen - maken de partijspotjes een voor de hand liggende keuze voor het meten van populisme dan wel radicaal rechts populisme bij een politieke partij.

Het onderzoek waar deze scriptie verslag van doet, heeft betrekking op de periode vanaf begin jaren ‘90 tot aan de laatste Tweede Kamerverkiezingen (september 2012). Om te bepalen of er in Nederland sprake is van een populistische tijdgeest, is er gekozen voor twee momenten vóór en twee momenten ná de opkomst van Pim Fortuyn. Zoals beschreven in het theoretisch kader kan de komst van Pim Fortuyn gezien worden als een kantelpunt in de Nederlandse politiek. Dat zou er op kunnen duiden dat andere partijen daarin mee zijn gegaan. Dit zou onder andere tot uiting kunnen komen door in de spotjes een inhoudelijke boodschap te verkondingen op een populistische dan wel radiaal rechts populistische wijze. Om dit te kunnen vaststellen is er dus gekozen voor twee meetpunten vóór en twee

meetpunten ná de komst van Pim Fortuyn. Hierbij gaat het om spotjes van politieke partijen uit 1990, 2000, 2005 en 2011. Dit zijn jaren waarin er geen Tweede Kamerverkiezingen waren.

Ten tijde van de Tweede Kamerverkiezingen zouden partijen namelijk voor electoraal gewin op korte termijn kunnen gaan en beloftes dan wel statements naar voren kunnen brengen die verder gaan dan ze onder normale omstandigheden zouden verkondingen. Partijen zouden eerder geneigd kunnen zijn tot het verkondigen van een populistische boodschap omdat ten tijde van landelijke verkiezingen een spotje vooral gericht is op electoraal succes. Hierdoor zou er een vertekend beeld kunnen ontstaan als het gaat om de mate van populisme.

Om een zo realistisch mogelijk beeld te krijgen van de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme, is er dus gekozen voor bovenstaande jaartallen om op die manier een populistische boodschap gericht op korte termijn succes te vermijden en daarmee een boodschap en standpunten te ‘vangen’ die zo dicht mogelijk bij de partij staan.

Het gaat bij ieder meetpunt om zeven landelijke partijen, waarbij er in 1990, 2005 en 2011 telkens een partij in is opgenomen waarvan je op basis van het theoretisch kader zou kunnen verwachten dat zij een hoge score halen op zowel de minimale vorm van populisme als radicaal rechts populisme.

(25)

 

Naast de Centrum Democraten (CD) in 1990, de LPF en de PVV in 2005 en de PVV in 2010, zullen spotjes van de PvdA, VVD, D66, GroenLinks, CDA en de SP meegenomen worden op ieder meetpunt van dit onderzoek. Op die manier tracht ik mogelijke veranderingen en/of aanwezigheid van (radicaal rechts) populisme te isoleren en af te zetten tegen partijen als de CD, LPF en de PVV. De verwachting hierbij is dat, als er al sprake is van meer populisme bij de gevestigde partijen, die na de komst van Pim Fortuyn is toegenomen en daarmee beter waarneembaar is, dan op de meetpunten in 1990 en 2000. In totaal gaat het om 27 spotjes verdeeld over vier meetpunten. In 2000 gaat het om zes spotjes omdat in dat jaar de Centrum Democraten niet meer actief waren in de landelijke politiek, evenals de LPF en de PVV.

Er is gekozen voor de PvdA, CDA, D66, GroenLinks, SP en VVD als gevestigde partijen omdat zij over de gehele meetperiode actief waren in de landelijke politiek en daarnaast behoren tot de grootste gevestigde partijen. Om die reden is bijvoorbeeld de SGP als kleine partij niet meegenomen. De Christen Unie evenmin omdat deze partij pas is opgericht in 2000. Bijkomend voordeel van de zes gekozen gevestigde partijen is dat zij breed verdeeld zijn over de links/rechts schaal.

Ondanks het feit dat de CD, de LPF en de PVV ook niet over gehele meetperiode landelijk actief waren, worden ze wel meegenomen omdat zij dienen als referentiekader voor

populisme dan wel radicaal populisme en daarmee een belangrijk onderdeel vormen van dit onderzoek om de gevestigde partijen tegen af te zetten en mee te vergelijken.

Partijen hebben per jaar 1 á 2 verschillende spotjes. Om een zo nauwkeurig en goed mogelijk beeld te krijgen van de mate van populisme bij een politieke partij, is er steeds gekozen voor het spotje met de meest gesproken tekst door leden van de partij. Dit houdt in dat er zoveel mogelijk is gekozen voor spotjes die het meest duidelijk de standpunten en ideeën van de partijen uitdragen, uitgesproken door de partij zelf. Het gaat daarbij duidelijk om de inhoud van de spotjes, waarbij er aan de hand van de geselecteerde kenmerken gekeken wordt naar de manier waarop de politieke partijen hun inhoudelijke boodschap communiceren.

Spotjes waarin voornamelijk burgers aan het woord komen met ervaringen uit de praktijk zijn, ondanks de hoeveelheid gesproken tekst, niet meegenomen omdat het onvoldoende zegt over de standpunten van een politieke partij, en het meer over het leven van de achterban van een partij gaat en over de motivatie om voor een partij te kiezen.

(26)

 

Ook spotjes waarin het meer gaat om de beelden die aangevuld worden met stukken tekst dan wel een liedje, zijn zo veel mogelijk vermeden. Op deze manier tracht ik de verschillende vormen of overeenkomsten in politieke boodschap in het bestand op te nemen en te analyseren om daarmee de validiteit van het onderzoek zo goed mogelijk te krijgen. De gekozen filmpjes kunnen afwijkend zijn van elkaar qua vorm en te behandelen onderwerpen, ze geven daarmee wel een helder beeld van de manier waarop zij hun boodschap overbrengen richting de kijker.

Uiteindelijk gaat het om de inhoudelijke boodschap van politieke partijen en de manier waarop zij die boodschap overbrengen naar het electoraat. De manier van overbrengen, de stijl en retoriek, maakt de mate van populisme zichtbaar. Zoals aangegeven in het theoretisch kader wordt populisme gezien als een inhoudelijke boodschap die zichtbaar en voor dit onderzoek dus meetbaar wordt door te kijken naar de communicatiestijl en retoriek die door de politieke partij wordt gebruikt om die boodschap over te brengen. De gekozen woordkeuze van een partij geeft uiteindelijk de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme aan. De context waarin die woorden worden uitgesproken is daarbij belangrijk voor het al dan niet coderen als (radicaal rechts) populistisch.

Middels een transcript van ieder bekeken spotje zal aan de hand van een codeerschema de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme bij een partij zichtbaar moeten worden. Die zichtbaarheid krijgt gestalte op het moment dat de gecodeerde transcripten worden omgezet in grafieken met een bepaalde tijdsperiode en per politieke partij, afgezet tegen het totaal aantal gesproken woorden per spotje. Over de gekozen concepten op basis van het theoretisch kader, de gekozen categorieën bij die concepten en de manier van operationaliseren, meer in het volgende hoofdstuk.

(27)

 

4. Operationalisatie

In dit hoofdstuk geef ik aan op welke manier de in het theoretisch kader besproken en uitgewerkte minimale definitie van populisme, met zijn essentiële kenmerken van

anti-elitisme en het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep, wordt geoperationaliseerd om het zo valide en betrouwbaar mogelijk te kunnen meten.

Het concept anti-elitisme samen met het concept behorend bij het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep, zullen middels opgestelde categorieën een inzicht moeten geven in de mate van populisme. De categorisering van de concepten vindt plaats op basis van vooraf opgestelde categorieën, waarbij voor het operationaliseren van de gekozen concepten gekeken wordt hoe vaak een vorm van die categorieën binnen het te meten concept voorkomt. Het aantal keren dat een bepaalde categorie voorkomt afgezet tegen het totaal aantal

gesproken woorden per spotje, meet de mate van anti-elitisme en centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep. Op deze manier wordt er getracht om het arbitraire karakter zo minimaal mogelijk te houden en daarmee de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk. Het coderen van een spotje zou op deze manier namelijk zo min mogelijk onderhevig moeten zijn aan de eigen interpretatie van de codeur omdat de opgestelde categorieën leidend zijn.

Op basis van de definitie voor populisme in zijn minimale vorm is er voor het verwijzen naar ‘Het Volk’ als homogene groep’, gekozen voor de volgende categorieën die dit concept moeten operationaliseren. Op deze wijs is aan te geven en te meten in hoeverre het spotje van een politieke partij refereert aan ‘Het Volk’ als een homogene groep, en de mate waarin het voorkomt.

Voor het categoriseren en operationaliseren van het concept ‘Het Volk’ als homogene groep is het ook belangrijk dat daarbij ‘Het Volk’ centraal moet staan, naast het benoemen als een homogene groep. Het moet duidelijk blijken dat het gaat om het centraal stellen van ‘Het Volk’ als een homogene groep.

Op het moment dat een van de onderstaande categorieën voorkomt in het spotje zal alleen het woord (met lidwoord) dat essentieel is voor het populistische karakter van de boodschap worden gecodeerd. Dit komt ten goede aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek omdat iedere andere codeur gedwongen wordt om alleen het woord te coderen dat de essentie vormt van het concept, binnen de context van de zin.

(28)

 

De context van de zin is daarbij dus belangrijk, maar een woord als ‘het volk’, ‘de mensen’, ‘de Nederlander’ etc. is uiteindelijk het kenmerk van het concept voor het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep, en zal gecodeerd moeten worden. Deze wijze van

operationalisatie zal ook gelden voor de categorieën behorend bij de concepten voor anti-elitisme en nativisme.

Het Volk

- Er wordt door de spreker(s) gerefereerd aan ‘Het Volk’ in algemene zin waarbij ‘Het Volk’ centraal staat als een homogene groep.

- Wanneer er gesproken wordt over ‘de Nederlander’, ‘de kiezer, ‘de burger, de belastingbetaler’, de mensen etc. dan gebeurt dat in een context waarin zij gezien en benaderd worden als homogene groep.

- Er wordt gebruik gemaakt van namen of mensen als synoniem en belichaming voor ‘Het Volk’ dan wel de Nederlander (bijvoorbeeld Henk en Ingrid).

- Op het moment dat de spreker(s) het heeft over ‘u, wij of ons, dan wordt daarmee bedoeld ‘Het Volk’ als homogene groep waarvan zij weten wat goed voor ze is en daarmee ‘Het Volk’ centraal stellen.

- Er komen standpunten en beleidsvoorstellen aan bod die ter bevordering zijn van ‘Het Volk’, dus voorstellen voor de algemene wil van ‘Het Volk’ waarbij ‘Het Volk’, de Nederlander, de burgers etc. ook benoemd worden.

- Er wordt gesproken dan wel gerefereerd aan ‘Het Volk’, de Nederlander als een vorm van gezamenlijke identiteit, waarden en normen, algemeen gevoel, geloof en ideeën.

Naast het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep als essentieel kenmerk van populisme, valt uit het theoretisch kader af te leiden dat anti-elitisme het tweede en

noodzakelijke kenmerk is van populisme. Zoals aangeven in het theoretisch kader zou anti-elitisme opgedeeld kunnen worden in een drietal subonderdelen. Jagers en Walgrave (2007) hebben het over anti-staat, anti-politiek en anti-media als onderdelen en daarmee als

concepten die de mate van anti-elitisme zouden moeten meten. Binnen de operationalisatie van deze scriptie zullen de verschillende onderdelen niet separaat van elkaar als concept meegenomen worden, maar als onderdeel van de categorieën. Hierbij is niet gekozen voor het begrip anti-staat maar voor anti-overheid als onderdeel van anti-elitisme omdat anti-staat een te anarchistische toon heeft en anti-elitisme niet gaat over anarchisme.

(29)

 

Met anti-overheid wordt het falen van het overheidsbeleid aangeduid dan wel het afzetten tegen de publieke regelgeving in algemene zin. Dit is niet gericht op de staat als

staatsrechtelijk instituut waar kritiek op is, zoals het begrip anti-staat impliceert, maar op de overheid die faalt in het uitvoeren van algemeen publiek beleid. Het woord ‘algemeen’ is hierbij noodzakelijk omdat een duidelijke vorm van anti-elitisme zich kenmerkt door een brede en algemene vijandigheid tegenover de elite, zoals de overheid, de politiek of de media (Jagers en Walgrave, 2007: 328-329).

De volgende categorieën moeten het concept anti-elitisme operationaliseren en daarmee aangeven en meten in welke mate een politieke partij in haar spotje uitspraken doet die gekenmerkt kunnen worden als anti-elitisme. Evenals bij het concept voor ‘Het Volk’ zal hier ook alleen het woord (met lidwoord), dat essentieel is voor het populistische karakter van de boodschap, worden gecodeerd. De context van de zin is daarbij wederom belangrijk, maar verwijzingen zoals ‘de politieke partijen’, ‘de politici’, ‘de politiek’ etc. zijn uiteindelijk kenmerkend voor het concept anti-elitisme, en zullen dus gecodeerd worden.

Anti-elitisme

- Er wordt kritiek geleverd op alle openbare diensten. Dus het functioneren van de overheid in het uitvoeren van haar publieke taken wordt in zijn algemeenheid bekritiseerd.

- Er is kritiek op alle andere politieke partijen. Alle overige politieke partijen worden gezien als het kwade en zij zien zichzelf als de enige partij die weet wat er leeft bij ‘Het Volk’ en wat goed is voor de burger.

- Er is kritiek op het politieke systeem. De spreker richt zich op de Nederlander, ‘Het Volk’ in een context waarin de Nederlander wordt genegeerd door het kabinet, de politiek, de regering, kortom door politiek Den Haag.

- Wanneer er wordt gesproken over Den Haag, de regering, de overheid, de politiek, politieke partijen, de media, de Europese Unie etc. dan is dat duidelijk in een negatieve context van ‘wij’ tegen ‘zij. Waarin ‘zij’ slecht zijn voor ons en voor het algemeen belang.

- Wanneer een specifieke groep wordt bekritiseerd, zoals een bepaalde politieke partij, media, personen, journalisten of een organisatie, dan is dat duidelijk in een context waarin zij representatief zijn voor de elite in het algemeen.

(30)

 

Zoals eerder aangegeven hoort bij de definitie voor radicaal rechts populisme, naast de minimale kenmerken van populisme, ook nativisme als essentieel kenmerk. Nativisme als kenmerk van radicaal rechts populisme dankzij het uitsluitende karakter, waarbij personen, ideeën, religies en culturen die niet in lijn zijn met de ‘standaard’ in Nederland, een

bedreiging vormen voor onze samenleving en haar tradities en cultuur (Mudde, 2007:19). Bij de operationalisatie van het concept nativisme gaat het om kenmerken die de bovenstaande vorm van uitsluiting in zich hebben. Uitlatingen met andere woorden, met een nationalistisch en xenofobisch karakter zoals uitgewerkt in het theoretisch kader. Vanuit die theorie wordt het concept nativisme op dezelfde wijze geoperationaliseerd als de concepten die horen bij de minimale definitie van populisme. Het gaat hierbij om stellingen die het concept voor

nativisme operationaliseren en daarmee moeten aangeven en meten in welke mate een politieke partij in zijn spotje uitspraken doet die gekenmerkt kunnen worden als nativistisch en daarmee, tezamen met de overige kenmerken van populisme, de mate van radicaal rechts populisme weergeven.

Ook voor het meten van het aandeel nativisme zal alleen het woord (met lidwoord), dat essentieel is voor het radicaal rechts populistische karakter van de boodschap, worden

gecodeerd. De context van de zin is daarbij wederom belangrijk, maar verwijzingen zoals ‘de buitenlanders’, ‘de allochtonen’, de vreemdelingen etc. zijn uiteindelijk kenmerken voor het concept nativisme, en zullen dus gecodeerd worden.

Nativisme

- Wanneer er gesproken wordt over minderheden, immigranten, allochtonen,

buitenlanders, als groep dan wel gerefereerd wordt aan een andere religie of cultuur is dat duidelijk in een negatieve context van uitsluiting en bedreiging van ‘zij’ ten opzichte van ‘wij’. Dat zij een bedreiging vormen voor ons, de Nederlander, de burger, de hardwerkende Nederlander etc.

- Er wordt duidelijk gesproken over Nederland in een context van een goede cultuur, met gewoontes en tradities die bedreigd worden door moslims, immigranten, allochtonen, buitenlanders, de Europese Unie.

(31)

 

- Er wordt gesproken over minderheden, asielzoekers, allochtonen en immigranten als een kostenpost van de overheid. Een verspilling van geld die ten koste gaat van de ouderen, de werkende Nederlanders, scholen, de zorg etc.

Voor een toelichting op de opgestelde categorieën, zie de Appendix.

Middels bovenstaande opgestelde categorieën moet zichtbaar worden in welke mate een politieke partij een populistische dan wel radicaal rechts populistische boodschap verkondigt. Om dit zichtbaar te kunnen maken gaat het er om dat het aantal woorden die te typeren zijn als (radicaal rechts) populisme bij elkaar worden opgeteld als een proportie van het totaal aantal gesproken woorden in een spotje. Een partij krijgt een score voor de mate waarin het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep voorkomt, een score voor de mate van anti-elitisme en een score voor de mate van nativisme. Op deze manier krijgt iedere partij drie scores, telkens een score behorend bij een van de kenmerken voor populisme dan wel radicaal rechts populisme. Deze scores zullen leiden tot een percentage aandeel (radicaal rechts) populisme ten op zichte van het totaal aantal woorden. Waarbij een politieke partij alleen een percentage aandeel populisme scoort op het moment dat beide kenmerken, respectievelijk het centraal stellen van ‘Het Volk’ als homogene groep en anti-elitsme voorkomen. Voor een score op radicaal rechts populisme moet naast die kenmerken voor populisme ook nog een score zijn op het kenmerk nativisme.

(32)

 

5. Resultaten en analyse

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden weergegeven om ze

vervolgens te kunnen analyseren op basis van de vooraf opgestelde verwachtingen vanuit het theoretisch kader. De eerste paragraaf bevat een beschrijving van de gevonden resultaten, verduidelijkt met tabellen. In de tweede paragraaf ga ik dieper in op de betekenis van die tabellen aan de hand van grafieken die de verhoudingen zichtbaar moeten maken, om

vervolgens de resultaten te interpreteren, te analyseren en te plaatsen in het vooraf opgestelde kader.

5.1 Resultaten

Tabel 1 laat de resultaten zien van de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme voor de politieke partijen in 1990. Zoals aangegeven gaat het om het percentage coderingen ten op zichte van het totaal aantal woorden per partijspotje. Op deze manier wordt de mate van populisme dan wel radicaal rechts populisme bij iedere politieke partij het best zichtbaar. Partijen die een score hebben bij de categorie van ‘Het Volk’ zijn niet meegenomen in de score voor populisme omdat alléén een score in de categorie voor ‘Het Volk’ of ‘anti-elitisme’ niet voldoende is voor een vorm van populisme.

Tabel 1: Mate van (rechts radicaal) populisme op basis van politieke partijspotjes (absoluut aantal woorden) - 1990

Partij   Het  

Volk   elitisme  Anti-­‐ Nativisme       Populisme  Score     radicaal  Score   rechts   populisme   Aantal   woorden   Verhouding  %   CD   10   12   29   22   29   1274   4,00%   D66   1   0   0   0   0   2890   0,00%   GL   2   0   0   0   0   535   0,00%   SP   3   2   0   5   0   550   0,91%   PvdA   0   0   0   0   0   1419   0,00%   VVD   0   0   0   0   0   1894   0,00%   CDA   3   0   0   0   0   800   0,00%  

Noot: Het percentage is de verhouding van het aantal coderingen (rechts radicaal) populisme t.o.v. het totaal aantal woorden per spotje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samenvattend kunnen we populisme dus omschrijven als een dunne ideologie of wereldbeschouwing waarin de kloof tussen volk en elite centraal staat, en waarin het volk als

Naast de al genoemde wijzigingen van haar staatkundige voorstellen (de getrapte verkiezing van bestuurders) valt het inderdaad op dat de partij de laatste jaren in haar program

Het is, vergeleken met de Nederlandse context van de kranten zoals uitgelegd in paragraaf 1.6, niet gek dat De Telegraaf als relatief rechtse krant een rechtse invulling geeft

Het zou een indrukwekkend evenement worden waar de Nederlandse sporters eer konden inleggen, de eenheid der arbeiders aan de wereld zou worden getoond, SAI en IVV waren akkoord,

En el último sector se aplican las teorías de los viejos y nuevos movimientos sociales a varios movimientos estudiantiles de América Latina, es decir, el

Therefore, these tools use a discrete global time step and the buffering of values at these steps to implement a time delay, making the simulation either inaccurate because

Voor de lagere orde factoren werd verwacht dat Wellbeing specifiek met optimistisch gedrag, emoties en cognities samenhangt, Social Potency met sociaal leidend gedrag, Achievement

This thesis was guided by the main research question of how CSOs affect partnerships between companies and famers in Ghana’s cocoa sector and how this involvement impacts