• No results found

De kosten van kunstlicht voor plantenbestraling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kosten van kunstlicht voor plantenbestraling"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INSTITUUT VOOR TUINBOUWTECHNIEK WAGENINGEN

De kosten van kunstlicht voor plantenbestraling door Drs. R. Vissia en A.F.C. Verschuur Projectnr. 305 U.D.C. 628.93:631.588.5:657.47.0 03.13 ^ DEN HAAG t/> 19 SER 1S58 s BIBLIOTHEEK , P u b l i k a t i e n r . 3 2 Augustus 196 8

UM o Sï?0

(2)

2. Belichtingstechniek. 2 bestralingssterkte 2 lamptype en lampvermogen 5

de installatie 7 belichtingsmethode 8

3. Enkele gewassen, lamptype en bestralingssterkte 9

belichting om de bloei te beinvloeden 9 belichting ter bevordering van de koolzuurassimilatie 11

4. De opbouw van de kosten. 16 kosten van afschrijving 16

rentekosten 17 investeringen in en kosten van kabelaanleg tot aan 17

de kas.

aansluiting op het elektriciteitsnet. 17 onderhoudskosten en arbeidskosten bij verplaatsbare

installaties. 18

lampslijtagekosten 1 q

elektriciteitskosten 7 n

5. De exploitatiekosten 21 het hanteren van de tabellen 22

6. Conclusies. 39 gloeilampinstallaties 39

TL-, HLRG- en HPL-installaties. 1+3 installaties voor het forceren van bloembollen. 47

Summary. •+ 8

L i t e r a t u u r . 5 0

B i j l a g e n 1 t / m 7 d . n v e s t e r i n g s b e g r o t i n g e n v a n v e r s c h i l l e n d e

(3)

-1

1 . Inleiding.

Het streven naar oogstvervroeging, -verlating of het zodanig beheersen van het teeltproces dat een jaarrondteelt mogelijk wordt, staat in de tuinbouw voortdurend in de belangstelling. Het is bekend dat een tekort aan natuurlijk licht in een

deel van het jaar hierbij een moeilijkheid vormt. Dit ver-klaart de toenemende belangstelling voor het toepassen van kunstlicht voor plantenbestraling.

Belichtingstechnisch en ook teeltkundig zijn er bij het toepassen van kunstlicht eigenlijk geen onoverkomelijke problemen, al resteren er nog veel vragen betreffende bestralingssterkte en lamptype.

Het grootste probleem van de kweker die overweegt kunstlicht te gaan toepassen ligt evenwel in het economische vlak.

Is het een voordelige zaak? Wat zijn de kosten? Wat zijn de voordelen? Ook voor verder onderzoek, technisch en teelt-kundig, is het antwoord op deze vragen onontbeerlijk. Het doel van dit verslag is het geven van een overzicht van

de exploitatiekosten van plantenbelichtingsinstallaties. Er is naar gestreefd een zo veelzijdig mogelijk beeld van deze

kosten te geven. Daarom is voor een aantal kostenGoanj&a— nenten steeds een reeks mogelijk relevante waarden in beschouwing genomen.

Het is dus mogelijk uit het gepresenteerde cijfermateriaal de voor vele situaties geldende kostengegevens te lichten. Bij de begroting van de installatiekosten is gebruik gemaakt van gegevens verkregen uit een enquête onder elektrotech-nische installateurs.

Voor dit onderzoek is intern nauw samengewerkt met de heren S.H. Achterberg, A. van Drenth en Dr.Ir. G.H. Germing. Dit geldt vooral voor de beide hoofdstukken voorafgaand aan het economische gedeelte, die zijn opgenomen met het doel over de technische en teeltkundige aspekten enige informatie te verschaffen met het oog op de uitgangspunten van de kosten-analyse.

A"Ie beschouwde installaties zijn ontworpen door de heer

S.H. Achterberg. De gehanteerde code-aanduidingen voor lampen en armaturen zijn afkomstig van de N.V. Philips.

(4)

2 . Belichtingstechniek.

Bestralingssterkte

Ter aanduiding van het lichtniveau bij plantenbestraling hanteert men veelal het geïnstalleerde lampvermogen in

2

Watt/m . Dit is onjuist en verwarrend omdat het een maat is voor de door de lampen opgenomen elektrische energie. Deze maat geeft niet aan welk deel van de opgenomen energie wordt omgezet in licht (bedoeld wordt stralingsenergie in het golflengtegebied van 4-00 - 700 jçanometer of miljoenste millimeter), noch zegt ze iets over de spectrale energie-verdeling. Nu zou dat niet zo erg zijn als het stralings-rendement van alle soorten lampen even groot was, maar dat is nu juist niet het geval.

Om de exploitatiekosten van verschillende installaties met elkaar te kunnen vergelijken is het nodig uit te gaan van

vergelijkbare prestaties of &TBrkeenheden.

Een bruikbare maatstaf voor dit doel is de bestralings-2 bestralings-2

sterkte m milliwatt per m (mW/m ) stralingsenergie in het golflengtegebied van 400 - 700 nm. De moeilijkheid van deze eenheid is echter dat de benodigde meetapparatuur zo

ingewikkeld is dat metingen in de tuinbouwpraktijk niet uitvoerbaar zijn. Toch zijn metingen nodig omdat de

bestralingssterkte niet alleen van het lamptype maar ook van de installatiemethode (lamphoogte en -patroon) afhankelijk is.

Een goede benadering is evenwel mogelijk door te meten met een goed geijkte lichtmeter en de gevonden verlichtings-sterkte in lux met behulp van omrekeningsfactoren te

2

vertalen m mW/m bestralingssterkte (400 - 700 n m ) . Deze omrekeningsfactoren zijn een weergave van de energiewaarde per lumen die per lamptype en/of lampvermogen kan variëren. In tabel 1 worden o.a. deze omrekeningsfactoren gegeven. Om

2

de bestralingssterkte in milliwatt/m te berekenen wordt de energiewaarde per lumen als volgt gehanteerd. Wordt b.v. voor TL 33 in een bepaalde situatie met de lichtmeter 2000 Lux

2 • smeten, dan is de lichtstroom 2000 lumen/m en de bestra-lingssterkte derhalve 2000 x 2,97 (tabel 1 kolom 5) =

(5)

-3-Tabel 1 Kenmerken van verschillende lamptypen.

Lamptype

Netto Bruto Totale Specifieke Energie-lamp- Energie-lamp- licht- lichtstroom waarde vermogen vermogen stroom in lumen/ van 1

in Watt in Watt in lumen Watt lumen in mW

-I

Gloeilamp Gloeilamp 100 500 1 .380 8.400 13,8 16,8 4,25 4,1 Gloeilamp Argenta Super lux 200 2.850 14,3 + 4,2 Fluorescentielamp TL 33 40 65 85 50 80 110 3.100 4.800 7.000 77,5 74 82 2,97 2,97 2,97 Fluorescentielamp TLF 33 Hogedrukkwiklamp HPL 25 0 40 65 85 50 00 50 80 110 267 422 2.550 4.220 6.000 12.000 21 .000 64 65 71 48 52,5 2,97 2,97 2,97 2,94 2,86 Hogedrukkwiklamp HLRGX X 40 0 422 17.500 44 2,97 xx

Netto lampvermogen + stroomverlies voorschakelapparaat. Met inwendige reflektor.

(6)

H o g e d r u k k w i k l a m p HLRG 400 W, met inwendige r e f l e k t o r ; de lamp is bestand tegen w a t e r d r u p p e l s . K o m k o m m e r p l a n t e n in oppotstadiurr bestraald door f l u o r e s c e n t i e l a m p e n , TL 3 3 , 65 W, in d u o a r m a -t u r e n . Hogedrukkwiklamp HPL 400 W, in b r e e d s t r a a l a r m a t u u r . Daglengtebehandeling van a a r d -beien m.b.v. gloeilampen ( 500 W ) in breedstraalarmaturen.

(7)

-5-Lamptyge en_lampvermogen.

Gloeilampen,

De spectrale samenstelling van de straling van de gloeilamp heeft in het zichtbare gedeelte een maximum in het rood en het grootste deel van de straling valt in het kortgolvig

infrarood (= warmtestraling). Hierdoor geeft het gebruik van de gloeilamp voor assimilatie-bevorderende belichting in de nachturen bepaald geen gunstige resultaten. De planten

hebben een sterke neiging tot strekken.

Het stralingsrendement van de gloeilamp is laag: slechts 5-7% van de toegevoerde elektrische energie wordt omgezet in stralingsenergie (in het golflengtegebied van 400 - 700 nm). Dit en de ongunstige spectrale samenstelling van het licht maken de gloeilamp weinig geschikt voor assimilatiebevorde-rende belichting. Wel is de gloeilamp zeer geschikt voor het bewerkstelligen van een langedageffect. Bij dit laatste kan met lage bestralingssterkten worden volstaan.

Indien de gloeilamp wordt toegepast, verdient het aanbeveling het lampvermogen zo groot mogelijk te nemen, uiteraard

rekening houdend met de hiervoor geldende begrenzing; de

mogelijke ophanghoogte. De lumenopbrengst/Watt van de gloei-lamp is nl. gunstiger naarmate het gloei-lampvermogen groter is. Bijv. een gloeilamp van 40 Watt produceert een totale licht-stroom van 430 lumen d.i. 10,8 lumen/Watt; een gloeilamp van 500 Watt geeft een lichtstroom van 8400 lumen d.i. 16,8

lumen/Watt.

Fluorescentielampen.

Bij de fluorescentielampen wordt de meeste straling opgewekt in het ultraviolet. Een laagje fluorescentiepoeder op de binnenzijde van de buis zorgt ervoor dat de ultraviolette straling wordt omgezet in zichtbaar licht. De spectrale samenstelling van dit licht kan men beinvloeden door de samenstelling van het fluorescentiepoeder te veranderen. De straling van fluorescentielampen doet de planten niet strekken (lang en slap worden).

(8)

Deze lampen zijn dus geschikt voor assimilatiebevorderende belichting.

Voor dit lamptype geldt dat het stralingsrendement bij lampvermogens boven 85 W kleiner wordt. Lampen met een vermogen van 40 of 65 Watt worden het meest gebruikt.

Bij grote bestralingssterkten zijn vele armaturen nodig; deze veroorzaken overdag een belangrijke schaduwwerking, zodat ook dit aspect bij de keuzebepaling uit de verschillende lamptypen de aandacht verdient.

Hoçedrukkwiklampen.

Dit lamptype is in diverse uitvoeringen verkrijgbaar. Het vroeger veel gebruikte type HO 2000 is verdrongen door HPL, HPLR en HLRG die een groter stralingsrendement hebben. HPL en HPLR zijn beide gevoelig voor water (vallende water-druppels). Hierbij dient dus een beschermkap te worden toegepast. HLRG is niet gevoelig voor waterdruppels. HPLR en HLRG zijn beide voorzien van een inwendige reflektor. De spectrale samenstelling van de straling (400 - 700 nm) van deze lampen is zodanig dat ze geschikt zijn voor

assimilatiebevorderende belichting.

Bij alle lamptypen vermindert de lichtopbrengst zeer sterk door veroudering. Bij het ontwerpen van installaties moet met deze lichtterugval rekening gehouden worden door in de nieuwtoestand van een hogere bestralingssterkte uit te gaan dan nodig is. Tevens moet met het vervangen van de lampen

niet gewacht worden tot ze geheel op zijn; TL-lampen hebben bijv. een technische levensduur van gem. 7000 uur, ze dienen echter na 5000 gebruiksuren door nieuwe vervangen te

worden, daar het stralingsrendement dan met 50% achteruit kan zijn gegaan.

Andere lamptypen welke wel geschikt zijn voor

planten-bestraling b.v. kwikjodidelampen zullen door de hoge exploi-tatiekosten voor de tuinbouw nog niet interessant zijn, en zijn derhalve buiten beschouwing gelaten.

(9)

7

-Eveneens buiten beschouwing zijn gebleven lampsoorten die wel behoren tot de behandelde typen, maar die in aanschaf duurder zijn dan de normale handelssoorten, terwijl in geen enkel opzicht is aangetoond dat ze betere resultaten geven.

De_ in_st al la tie .

De belichtingsinstallatie dient te voldoen aan bepaalde eisen die zijn vastgelegd in Installatievoorschriften I, NEN 1010 of wel vastgesteld worden door de maatschappij die de elektriciteit levert.

Voor de berekeningen in dit verslag is uitgegaan van instal-laties die aan deze voorschriften voldoen. Om deze reden is de zgn. prikkabel niet opgenomen.

Afgezien van het feit dat de voorschriften eisen dat de

installatie door een erkend installateur wordt aangelegd, verdient het veel aanbeveling deze door een deskundige te laten ontwerpen. Voor iedere situatie dient nl. uitgaande van de gewenste bestralingssterkte te worden bepaald: de

ophanghoogte, de onderlinge lampafstand en het lampvermogen.

Behalve bij IIPLR en H LR G i^ bij alle lamptypen het gebruik van reflektorkappen zeer aan te bevelen daar anders veel straling verloren gaat en dus een groter lampvermogen dient te worden geinstallesrd om hetzelfde bestralingsniveau te bereiken. HPLR heeft een ingebouwde reflektor doch deze lamp dient i.v.m. de gevoeligheid voor waterdruppels te wor-den voorzien van een beschermkapje. Bij HPL wordt hierin voorzien door de te monteren reflektorkap.

Vaste en verplaatsbare installaties.

Door een installatie verplaatsbaar uit te voeren is het soms mogelijk deze intensiever te benutten om zo te proberen de kosten van de installatie per eenheid produkt te drukken. In de praktijk wordt dit gedaan met gloeilampinstallaties voor bijv. de chrysantenteelt. De prikkabel werd en wordt(? ) voor dit doel wel gebruikt.

(10)

laatste worden in de berekeningen de exploitatiekosten van een vaste en verplaatsbare installatie met elkaar vergeleken. Ook bij de assimilatiebevorderende bestraling worden in de praktijk wel verplaatsbare installaties toegepast. Dit zijn meestal installaties waarbij de lampen zijn opgehangen aan een verrolbare constructie. Op deze wijze kan men de te

bestralen oppervlakte verdubbelen, door bijv. een deel van de oppervlakte te belichten van 16 - 24 uur en een ander

deel van 2 4 - 8 uur. D.m.v. onder andere een schakelklok kan het verrollen van de installatie worden geautomatiseerd. Het is duidelijk dat tegenover het voordeel van de oppervlakte-verdubbeling nogal wat extra kosten staan. Deze komen tot uiting in de kosten van de rolconstructie, elektromotor en schakelklok als ook in de hogere kWh-prijs voor zover men gedwongen is te belichten in de dure daguren.

Een gunstig aspect is hierbij dat men kan volstaan met de helft van de elektrische aa^sluitwaarde maar dit is ook op andere wijze bereikbaar. Een nevenvoordeel kan tenslotte zijn dat men bij de voorbereidende werkzaamheden van de

teelt niet wordt gehinderd door laaghangende armaturen, door-dat de installatie verrold kan worden.

Dit systeem is niet in de berekeningen opgenomen daar het niet doenlijk is de kosten van de rolconstructie met een

algemene geldigheid te achterhalen, omdat deze sterk afhan-kelijk zijn van de omstandigheden die altijd individueel maatwerk voor de constructie vergen.

Belicht_ings_methode.

We onderscheiden de continue - en de cyclische belichtings-methode .

Bij continue belichting worden de planten gedurende een

bepaalde tijd per etmaal ononderbroken belicht. Bij cyclische belichting worden de planten gedurende een bepaalde tijd per etmaal met onderbrekingen belicht.

(11)

-9-Cyclische belichting is voor zover bekend alleen mogelijk als de bestraling tot hoofddoel heeft het verkrijgen van een langedageffeet.

Veel toegepast wordt een cyclus van 3 0 minuten waarbij dan 10 minuten wordt belicht. De lichttijd is dan 10 minuten per 30 minuten, in procenten 33 /3. Bij de aardbei wordt

doorgaans een cyclus van 1 uur aangehouden met een lichttijd van 15 minuten, de lichttijd is dan 25%.

Vergeleken met continue belichting van dezelfde bestralings-sterkte zijn de voordelen van de cyclische methode evident. Het belangrijkste is wellicht dat het door cyclisch te

belichten mogelijk werd bij gelijkblijvend aansluitvermogen een oppervlak van 3 - 5 maal zo groot te belichten als bij

continue belichting. Dit omdat de aansluitkosten op het elektriciteitsnet dikwijls zeer hocg zijn.

3. Enkele gewassen, lamptype en bestralingssterkte.

De genoemde bestralingssterkten zijn ontleend aan recente literatuurgegevens over plantenbelichting; deze waarden zijn globaal daar vaststelling v^n de juiste stralingsenergie-behoefte voor vele gewassen om uitgebreider onderzoek vraagt.

J^-y^hting^ J?™ ^e_^l°?i. Jje_ beïnvloedden •

Aardbei, langedagbehandeling.

De planten hebben eerst een koudeperiode nodig om uit de

winterrust te komen. Voor de vroegste verwarmde teelt, waar-bij de planten omstreeks 10 januari van het wachtbed in de kas worden gebracht, werkt een nachtelijke belichting sterk bloeibevorderend.

Als lichtbron voldoet de gloeilamp met zijn sterke kortgol-vige infrarode straling uitstekend, doordat het infrarood o.a. zorgt voor een goede strekking van de bloemsteel.

De bestralingssterkte welke gewenst is voor een gunstig 2

effect, is + 350 mW/m voor cyclische belichting. Bij continue belichting kan met een wat lagere waarde worden volstaan.

(12)

Chrysant, langedagbehandeling.

Bij de jaarrondtee.lt van snij- en potchrysanten moet van eind augustus - april met gloeilampen 's nachts worden be-licht om de bloei te onderdrukken zolang de vegetatieve ontwikkeling nog niet is voltooid. Daar i.v.m. de

teelt-planning nimmer de gehele beteelde oppervlakte gelijktijdig wordt belicht, is het mogelijk te werken met een verplaats-bare installatie. Toch komen in de praktijk ook vaste

installaties voor. Deze zijn dan opgebouwd met grote

lampvermogens, de lampen zijn uitgerust met breedstraal-reflektoren en hoog in de kas gemonteerd. De vereiste

bestralingssterkte hangt af van de toegepaste belichtings-2

methode. Bij continue belichting is 750 mW/m voldoende. Bij cyclische belichting hangt de benodigde bestralings-sterkte af van de procentuele lichttijd. Bij een lichttijd van 33 /3% (cyclus 30 minuten; lichttijd 10 minuten) is de

9 vereiste bestralingssterkte + 9 50 mW/m .

Moerplanten, langedagbehandeling.

De moerplanten van o.a. Euphorbia pulcherrima (syn.

Poinsettia), Begonia (Elatior-type) en de chrysant worden 's nachts belicht met gloeilampen om de bloei te onderdrukken ten einde regelmatig stek te kunnen snijden. De

bestralings-2 sterkte voor Euphorbia pulcherrima is + 75 0 mto/m en voor

2

Begonia + 2 00 mW/m * Voor de chrysantenmoerplant geldt dezelfde sterkte als bij de jaarrondteelt van chrysanten, tenzij het er om gaat de stekproduktie te vergroten. In het laatste geval wordt een sterke bestraling toegepast ter

bevordering van de assimilatie, met hogedrukkwiklampen en een 2

bestralingssterkte van + 2 500 mW/m .

Amerikaanse anjer, langedagbehandeling.

De bloei van de anjer kan worden beinvloed door een nachte-lijke belichting. Aangezien het een daglengteeffect betreft worden resultaten verkregen met relatief zwak kunstlicht.

Uit proeven met gloeilampbelichting is o.a. gebleken dat ook

(13)

-1-\^

De vereiste bestralingssterkte en -duur zijn nog niet

voldoende bepaald. In 1967 zijn goede resultaten behaald bij het Proefstation voor de bloemisterij in Aalsmeer met

2

+ 13 00 mW/m . Uit de literatuur is bekend dat in Engeland

2 en Denemarken met bestralingssterkten van + 600 mW/m

eveneens goede resultaten zijn verkregen.

Belichting^ ter_bevordering_ van de J<ojpl^ujir^sj3imilatie .

Gedurende de wintermaanden als er een tekort is aan natuur-lijke lichtenergie kan de groei bevorderd worden door kunstlicht van hoge intensiteit.

Komkommer.

Bij de opkweek van jonge komkommerplanten wordt reeds door verscheidene plantenkwekers kunstlicht toegepast. Veelal wordt de fluorescentiebuislamp TL 33 (wit) gebruikt, maar ook met hogedrukkwiklampen zijn goede resultaten mogelijk.

2 Een bestralingssterkte op het tablet van 3000 - 4000 mW/m

is noodzakelijk.

Opgepotte en in de kas op de grond uitgezette planten

belicht men ook wel maar dan minder sterk, dit wordt gedaan om de overgang van sterke kunstmatige belichting naar uit-sluitend daglicht wat geleidelijker te laten verlopen. De voordelen van het belichten tijdens de opkweek zijn: - kortere opkweekduur (± /5 van de gewone duur),

2

- meer planten per m tegelijk opkweekbaar, - betere kwaliteit van de jonge plant,

- na het uitplanten vroegere produktie van vruchten, - grotere totale opbrengst aan komkommers, doordat de

voorsprong behouden blijft.

Als belichtingsduur inclusief daglicht wordt de eerste 10 dagen na kieming 14-16 uur aangehouden. Daarna verdient een daglengte van 12-14 uur de voorkeur. Een grotere daglengte werkt ongunstig op de aanleg van vrouwelijke bloemen.

De beste resultaten worden verkregen met een belichting die aansluit op de normale dag, waarbij aan belichting vooraf-gaand aan de morgenuren de voorkeur gegeven wordt.

(14)

Als de natuurlijke lichtenergie overdag niet voldoende is, verdient het aanbeveling de lampen ook overdag te laten branden.

Tomaat.

Aanvullende belichting bij de opkweek van jonge tomaten-planten is effectief als een bestralingssterkte van

tenmin-2

ste 6000 mW/m wordt aangehouden. Het geschikte lamptype hiervoor is ook weer de TL 33 fluorescentielamp of een

hogedrukkwiklamp. De resultaten van deze belichting zijn dezelfde als bij de komkommerplanten. Tomatenplanten moeten 7-8 uur duisternis per etmaal hebben, anders treden

spoedig gele bladvlekken op.

Bloemisterijgewassen.

In de lichtarme maanden wordt bij de opkweek van jonge

planten in de bloemisterij eveneens van kunstlicht gebruik gemaakt, o.a. bij Gerbera, Saintpaulia, Kalanchoë,

Calceolaria, Sinningia hybr. en Vriesea splendens.

De Gerbera plantjes worden bestraald door TL 33 fluorescen-tielampen of door hogedrukkwiklampen, met een

bestralings-2 sterkte van + 6000 mW/m .

Hierdoor wordt de opkweekduur met 14- dagen bekort en een betere kwaliteit van de planten bereikt.

De jonge planten van Saintpaulia kunnen met hetzelfde lamp-type en dezelfde bestralingssterkte worden behandeld, evenals de Sinningia hybr. en de Vriesea splendens. Bij Kalanchoë geeft een bestre

TL 33 al goede resultaten,

2 Kalanchoë geeft een bestralingssterkte van + 4000 mW/m , met

HeJ:_t^eJ<keji_vj.n^bJioejnb_o_ll^n_ij} uitsj.uj.^end_kjur^1^licht •

Een toenemend aantal bollenkwekers benut hun leegstaande schuurruimten in de wintermaanden door bollen te forceren met behulp van kunstlicht. Deze broeimethode voor tulpen, hyacinten, narcissen en krokussen levert gunstige resultaten op. De lamptypen TL 3 3 en HPL of HLRG komen bij proeven als

(15)

-13-De fluorescentielampen moeten op ca. 50 cm hoogte boven het gewas hangen. Dit dient tijdens de groei van het gewas

te worden gehandhaafd; de lampen dienen dus regelmatig te worden opgetrokken.

Hogedrukkwiklampen kunnen aan het plafond worden gemonteerd. De lichtopbrengst op het tablet kan beduidend worden

vergroot door de muren van de schuur wit te maken. Een bestral

doende.

bestralingssterkte van + 3000 mW/m op het tablet is

vol-In tabel 2 wordt voor een aantal gewassen de laatst bekende gegevens betreffende de noodzakelijke bestralingssterkte vermeld.

(16)

fi fi CO s •g « 3 O,TJ (S a) (3 fi l ai + » I - H + » rf •*» O . O B) C a> ^ o bDt-4 r-i fi «J aj n m • * * - H U c a q ,a vo e a c » >--1 6)-H S) C ^-10 c o i « f a - H > o u «

àtx$

i:

« S » -H e « f-t co 3 o + * o • c o a J s 1 -s s t. H ^ &••» e o & • » < • • • » • -1.! Ö *- •- 3 S Ö i - * O r H 4 » ta c a & 3 . » « h H +» -t» »^ 0 -o t . 0 0 U +• 0 . V fi © ^ - « fi O h Si 0 •Ö c u 0 0 > » 0 u fi 9 •H bû V V 0 0 Sfc s > • H Q> O b © > 0) • H +* s, 0 > ta c • H (4 a) • f j 0) . a h © > te a > do c a . o o J b *• o + > . 0 S) a o b =•& to (U c o u > O r-t fi ko G

3

a> > te to a e 3 o •9 +* (< - H O S • o t . C O . O OB ce o ts ß 3 , fi) 4 * O ! O « -• 13. 4 * I o r-vo co ir» w m c 1 i-H • H O O £ 8 8 •*# -«f <-"J •**! O F- K 5 i n 0 . § 1—1 • H S .-H > •-i n *o i - O r O r , E O S o o a • H Si fi X I ä a p. o C ü « -( ^ v o CO c— *<3- C\J O <-• * 3 - 0 \ c O c v - ^ t - . ^ » - c J p 0 c 0 0 s! Si i n Q 0 vo O m -^ CM ^-i ^4 &, F« K E i n m 2 8 » - CM

I §

• c C - H <u o pH d •Si? B -1» a o .-H ^' P en . ^ 1 P . o

sz

o ^ a •o c " S - 3 J 3 ü B to 1 o , 0 B O a B . 3 d o 00 Csi CNJ OJ CM B B B B ^88 8 1 ^ r H B Ë B E 110 0 23O O C\J G "e 8 CO B e 0 CTs CNJ CNJ CSJ E • B ^ ^ ^~ E B E 23O O 23O O 110 0 CNJ E e 0 8 a) x l 8 CM 5

r

3 a -3

si

(17)

-15-x i c • o x> c • * ce +* B XI CS c e H t . c O C I -H 6 0 1 - I o m E +» Ei ' 00 c c > H P . E >. > B +• B -W O 3 > B ^ C ej> œ , 0 o . 1 cS t . B 1 + > -art a i fc « « c c co . ß - f * * > c j < » •* B B f » ^ • & • • » c c 5 ) w B » • » t> •o a B a 5o O M H V t j c c 4» oj g [ Q r t O H * < ^ V +* •s • 0 0 t . 4) 4 » (D £ •a 4 * 0 & c « » 1 * £ V O u > • H t> O r - « X > Cid ci • H 4 * Ct) h V > c fl> 4 * • H 4 » :e •** > to « 0 £ t - 4 V O •—1 JO 09 • H E CQ u 4) . V « , 0 8, « O i - t JQ • H 0) O fe V > 4 * cd +* S) Su 0 > ß - H (< 0) 0) & u 03 > . y r - j <H •—< £ 0 E h S • - î • de e •1-4 h « t O > V . a • .-* et) 0 p -3 r - 4 a & c 0 •»-} S > B 0 fe 4) > • H + * cd & » > te c ( H V +> a) , 0 u <u c a> ai - H &> 5)3 Èi ex a) o o > u te c te - H ^ 3 Ï CM CM CM CM CM CM CM E E E E E E E CM CM CM CM <M CM < E E E E 0 E « - TJ- C7\co r n t— \o *-t - \ Û C O ^ - O N C O $ 8 8 p . o. § i • J ~ PU H r-H F- x E bo t«, LT\ " 8 8 •*T -^J-i — -^J-i •"O 0 P? ^ F - £ £ t o 0 0 MD O O "*T « t f r O rr\ O « — ^ _ ( X f- X £ 1 p. F .—< - H V 0 t*c 1 A Ü O \o 0 0 • * * ^ f - n r o O CC - J P S Ê I T O Ü VO O O " < * <*t r o m 0 p i » j r ï f c 8 . - « - vo OJ ^ E 3 : E O i n E E 8 CM B O 8 fe t . o > p= V »-H rt * 0 k c « <u ri E OJ + * •o a o ^ _ • H t . >< 3 f> 3 D , T 3 && c c •«-t ^-» CO ff t. t. +» +> 0 œ v « P3 . O J = ü « C t . 2 0 O N 1 co f i ^ « <» > 0 c +> £ 0 a! e ä 3 « 0 •rt h O. CS 1 £ 09 .^ e 0) j < 0) ï m ,cö CM . •4-» M O c ^0 QJ - 0 <<H « § > -*-> JS cj cS ^ C

1

S r O 1 C \ j 1—4 c-D , cS 1 -f3 ü O a j > U i c • H J < 0) »H f u X • 0 c 0 +^ J 3 ü cS c M O 1 + J P . CU CQ ca u c 0 0 > M CD CS ï c ^o c fl; cS fc c ir (-. T3 CÖ cd ^ J T 3 • » + * r-H O CS + * CC E * -** . 0 <H^ 0) 3 <~ 3 1 . L/N > «-O C - H cS et) E +J ü ( H 3 3 v o •« ^ § E 4) 3-3 eg 1 O f-c f CU V i 1 > O c ^ J X 0 efl vc & 3 t o • H K * +J <-. E <*-, r H CS J 5 1 o 0) • r ; . a a 0 c a; M a ï C\J • 1-, f a c*-, 1 > 0 c <« cS % > t - n S *-• H a) - Ü +» cd M +> ^ O 4) +J + J O CO && c c •(H -.-i « es r - ^ ÎÏ E ai * • ^ eu ^ ^ 0) (H I H 3 S) C O - H » - U +1 ta + j f i 0 CB E ^^. U 3 3 co 1 vo h ^ 3 4) < M 1

i

•r-3 U 4) . O E O O C •c U-, ci c g ,_, s E m B 3 C\J 1 O h fi 0) C M 1 > O C CM CM CM e E e *" ^c ^ u~\ O Q MD O O ~ £ È E O O J3 X! a a 5 r5 0 , Ä i? 4 es -« 1% U U 3 (O o o « I

.

s

i

cS o s*: « & v< o t e .5 t e c So .s o 00 c x l E o +» cS ip b . CO o C l , in o. «o #<s S ] 4 » cS X I c _ . . e j \ B + * .-H ! ! i H r - t â s H M •H -H •s c a • » es • » & e & ?J ? o . t e t e o • c ». B M • a B • » • 4» . 2 o . 2 f i h h « B V > > > Cn I S 5* ^ 3 3 U 3 3 v ^ ^n CO 0 < H es B g * O c« a et C\J B + » eo • ^ B + » » w ^ - V h Cj 3 • Xi 3 3 +> B E m C M + » CM a 1 « . - 6 . ^ ^ 1 B Jei 3 «- i-i O 3 cS B t . T 3 CM « + » a 1- M B • H C V B + 1 > X I X I CM I >' O z CM CM CM E E E CM CM CM ^ « 3 X » ^r a\oo CM CM CM E B B * * * t - M J CO T t C N C O CM CM CM B E B : 3c > c O ^ c o î ï ï £ 8 8 - 3 - • > * ( S ^ F - X E i r \ ! - H 11 O i—1 te ï ï ï 'M?8 8 œ _ ) • J J 0 . E - X X ï ï ï £ 8 8 - 3 - • • ' T L 3 3 HLR G HP L • * • * * £ 8 ü ce , - . B 3 = 5 e 3C C 0 te t-* X es S 0.+"

ï s

•H C CS O fi V . es t e B fi - H •-I H s B

(18)

4. De opbouw van de kosten.

De exploitatiekosten van een installatie voor plantenbestra-ling met kunstlicht zijn opgebouwd uit een aantal

componenten. De grootte van een bepaald kostencomponent kan afhankelijk zijn van bijv. het gehanteerde uitgangspunt of bijv. plaatselijk geldende prijzen. Zo zijn de afschrijvings-kosten afhankelijk van de gehanteerde levensduur die op zijn beurt weer gebaseerd is op de technische levensduur en

verwachtingen t.a.v. toekomstige ontwikkelingen in de

belichtingstechniek. De kosten van bijv. het elektriciteits-verbruik kunnen zeer verschillend zijn door plaatselijke verschillen in de tarieven, enz.

Het antwoord op de vraag: wat kost plantenbestraling met kunstlicht, kan dus niet anders zijn dan een genuanceerd antwoord. Om toch cijfers te kunnen geven is voor de meeste componenten een reeks verschillende waarden in beschouwing genomen. Er is naar gestreefd deze reeks zo te kiezen dat

voor een zo groot mogelijk aantal verschillende uitgangs-situaties bovengenoemde vraag werd beantwoord.

5e_ ^1? st !Ln _V^ P _a Cs Ç.nr_^ i_v iniï •

De kosten van afschrijving worden berekend voor een af-schrijvingstermijn van 20, 15, 10 en 5 jaar. De langste

termijn komt overeen met de verwachte technische levensduur van de installatie. In verband met ontwikkelingen in de

belichtingstechniek is het denkbaar dat de technische levensduur niet bepalend is voor de kosten maar dat een kor-tere afschrijvingstermijn moet worden aangehouden. De lampen worden in dezelfde termijn afgeschreven als de

installatie. Door regelmatige vervanging van versleten lampen zal de technische waarde hiervan globaal gelijk blijven. Hier dient evenwel ook rekening te worden gehouden met veroudering tengevolge van de te verwachten ontwikkeling van nieuwe

lamptypen met bijv. een groter stralingsrendement.

De restwaarde van de complete installatie is op nihil gesteld, i.v.m. de veronderstelling dat de eventuele waarde bij af-schaffing wordt gecompenseerd door de demontagekosten.

(19)

.17-Jaarlijks wordt uitgaande van de nieuwwaarde eenzelfde bedrag afgeschreven, waarvan de grootte afhankelijk is van de gekozen termijn.

Fentekosten.

De rente wordt berekend over het gemiddeld geinvesteerde vermogen. Er is uitgegaan van een rentevoet van 7%.

investeringen, in_en, kosten_ v_an_kabe_laanle_g_ tot aan de_kas. In de berekeningen is uitgegaan van de investeringen in de installatie in de kas. De investeringen in en dus de jaar-kosten van de toevoerkabel naar de kas variëren in de praktijk zodanig dat het niet doenlijk is deze post op te nemen. Uiteraard dient bij het maken van een exploitatie-kostenbegroting voor een bepaald geval deze post wel aan de exploitatiekosten te worden toegevoegd.

Aansluiti_ng op _he_t ^l^ktrj.cj.teitsnet.

Bij invoering van plantenbelichting op het bedrijf komt het nogal eens voor dat de elektriciteitsmaatschappij niet het gevraagde vermogen via de bestaande aansluiting kan leveren. De aansluitwaarde moet dan vergroot worden wat veelal

inhoudt dat de aanvoerkabel verzwaard dient te worden. De investering welke de energieleverende maatschappij voor dit doel moet doen wordt meestal ineens of in een aantal

jaren verhaald op de betrokken kweker. Gaan meer kwekers met dicht bijeen gelegen bedrijven belichting toepassen, dan drukken de lasten per bedrijf minder zwaar. Vaak komt het echter voor dat een kweker de lasten geheel alleen moet

dragen. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de afstand van het bedrijf tot het dichtstbijzijnde transformatorhuisje. Soms moet zelfs een hoogspanningsstation worden aangelegd. Het komt voor dat de vergoeding voor aansluiting oploopt tot een bedrag van ƒ 40.000,--, maar meestal is het minder.

Het is, doorgaans dan ook zaak het benodigde elektrische vermogen zo laag mogelijk te houden. Voor de gewassen waarbij dit mogelijk is kan cyclische belichting hiertoe bijdragen.

(20)

Ook vergroting van het stralingsrendement van de lampen is voor dit doel belangrijk, maar hier is de kweker afhankelijk van ontwikkelingen in de techniek.

Het is duidelijk dat goed geïnformeerd zijn over de aan-sluitkosten noodzakelijk is bij de beslissing over het al of niet toepassen van belichting.

De jaarkosten die voortvloeien uit de aansluitvergoeding vormen uiteraard een deel van de exploitatiekosten van de plantenbelichtingsinstallatie. Op grond van de zeer grote variaties in deze post van geval tot geval, is ze niet in de berekeningen opgenomen. Bij het maken van een exploitatie-kostenoverzicht voor een bepaald geval dient deze post wel te worden opgenomen. Hierbij is te bedenken dat het i.h.a. alleen gaat om de rente over het totale vastgelegde ver-mogen daar de aansluiting op zichzelf niet teniet gaat, en er dus niet behoeft te worden afgeschreven.

Onderhoud£koste_n ^n_ârb^idsko^t£n_bi_i_verp_laatsbare

insta11aties.

De kosten van onderhoud zijn samengesteld uit de volgende onderdelen:

- Arbeid voor het jaarlijks schoonmaken van lampen en reflektoren (bij vervuiling kan de lichtopbrengst met meer dan 10% teruglopen) en het verwisselen van versleten

lampen. Hiervoor is afhankelijk van het al of niet aanwezig zijn van reflektoren, 1 of §% van de nieuwwaarde van de

installatie minus de investering in schakelklok of programmaschakelaar, gerekend.

- Reparatiekosten van sckakelklok of programmaschakelaar : 2% van de investering in deze apparatuur.

- Arbeid voor het aanbrengen en verwijderen van de armaturen voor en na het belichtingsseizoen. Bij de verplaatsbare gloeilampinstallatie varieert de arbeidstijd hiervoor van

5-7 uur voor 500 m2. Voor TL-, ilLRG-, en HPL-installaties

is aangenomen dat per armatuur 15 minuten nodig is. De arbeidskosten zijn gesteld op ƒ 5,20 per uur.

(21)

-19-- Voor belichtingsinstallaties in bollenschuren: materiaal en arbeid voor het wit schilderen van wanden en plafonds

(1x per 5 jaar). Dit komt op f 45,-- voor alleen de

wanden, of ƒ 64,--/jaar als ook de plafonds geschilderd 2

worden (voor een celoppervlak van 108 m ) . Bij HLRG en HPL-installaties is aangenomen dat wanden en plafonds worden geschilderd.

Zoals reeds opgemerkt worden soms verplaatsbare installaties toegepast (bijv. bij jaarrondchrysanten). Tot voor kort was de voor dit doel ondeugdelijke "prikkabel" de enige

mogelijkheid. Nu er sinds enige tijd een deugdelijke ver-plaatsbare installatie aan de markt is, heeft het zin dit type in de beschouwing te betrekken.

Met een verplaatsbare installatie kan immers met een geringe hoeveelheid belichtingsmateriaal een groot oppervlak worden belicht, als het teeltschema daarvoor geschikt is. Wel moet de gehele te belichten oppervlakte worden voorzien van de nodige kontaktpunten. Het verplaatsen brengt evenwel ook kosten met zich mee en wel de kosten van arbeid; voor een

2

gloeilampmstallatie van 500 m is, afhankelijk van het aantal lampen dat varieert met de bestralingssterkte, gere-kend met 4 , 5 - 6 arbeidsuren à ƒ 5,20/uur.

Bij de broei van bolgewassen met TL-licht moet de afstand lamp-gewas constant worden gehouden op 5 0 cm. Dit brengt met zich mee de arbeidskosten van het regelmatig omhoog brengen van de lampen. Hiervoor is, afhankelijk van het aantal

2 armaturen, gerekend met 3,8 - 4,7 arbeidsuren/10 8 m tegen een uurloon van ƒ 5,20.

De_ lamps lij_tageko_sten .

De lampslijtagekosten zijn afhankelijk van het aantal lam-pen, het totaal aantal bedrijfsuren van de installatie, de procentuele lichttijd, de levensduur van het lamptype en de prijs van de lamp.

(22)

De lampslijtagekosten zijn als volgt berekend:

aantal lampenxaantal bedrijfsuren v.d.installatiexproc.lichttijd

prijs

x v.d.

gemiddelde gebruiksduur van het lamptype lamp Levensduur en gebruiksduur van de verschillende lamptypen

De volgende levensduur en gebruiksduur van de verschillende lamptypen zijn bij de berekeningen gehanteerd:

a. 1. gloeilamp in vaste installatie levensduur en gebruiks-duur 1000 branduren;

2. gloeilamp in verplaatsbare installatie levensduur en gebruiksduur gesteld op 800 branduren i.v.m. de

grotere kans op breuk (van glas of gloeidraad) bij het verplaatsen;

b. TL 33 en TLF 33 levensduur 7000 branduren; de gebruiks-duur is gesteld op 5000 branduren daar de lichtopbrengst na 5 00 0 branduren zeer sterk vermindert;

c. HPL en HLRG levensduur 5000 branduren; om dezelfde reden als hierboven is de gebruiksduur gesteld op 4000

branduren.

Elektriciteits_kqsten .

De in rekening gebrachte kosten voor de energielevering worden meestal gesplitst in een vastrechtgedeelte en een tarief per afgenomen kWh. Daar de verschillende elektrici-teitsmaatschappijen zeer verschillende vastrecht- en kWh-tarieven in rekening brengen werd besloten de volgende reeks kWh-kosten (inclusief vast recht) in de berekeningen op te nemen: 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 et/kWh.

Dit betekent dat bij het hanteren van de tabellen in de praktijk voor ieder geval moet worden nagegaan wat de geldende kWh-kosten zijn aan de hand van

- de kWh-tarieven van de betreffende elektriciteitsmij.,

- de vastrechttarieven " " " , - het opgenomen vermogen en de duur der belichting.

(23)
(24)

5.De exploitatiekosten.

In het volgende worden in tabelvorm weergegeven de berekende exploitatiekosten van een serie installaties.

De kosten worden gegeven in twee deelcijfers nl.:

a. een vast bedrag per jaar bij een reeks bestralingssterkten en een 4-tal verschillende afschrijvingstermijnen, b. een bedrag afhankelijk van het aantal bedrij fsuren van de

installatie bij eenzelfde reeks bestralingssterkten en een reeks verschillende kWh-kosten (inclusief vast recht).

De tabellen hebben betrekking op 3 groepen installatietypen, te weten:

1. gloeilampeninstallaties: de tabellen 3,4,5,6,7,8,9 en 10 2. fluorescentie- en hogedrukkwiklampeninstallaties: de

tabellen 11, 12 en 13.

3. hogedrukkwik- en fluorescentielampeninstallaties voor het forceren van bloembollen in bollenschuren: de tabellen 14, 15 en 16.

Over de in de tabellen genoemde bestralingssterkten nog het volgende. Het is niet mogelijk de lampen boven het bestraalde oppervlak zodanig te verdelen dat de bestralingssterkte op ieder punt gelijk is. De installaties zijn wel zodanig

opgebouwd dat voor ieder geval de maximaal bereikbare gelijk-matigheid is gerealiseerd. Voor de in de tabel genoemde

bestralingssterkten is uitgegaan van de laagste waarde binnen het gehanteerde vierkantsverband van vier lichtbronnen. Bij het vaststellen van deze waarde is een correctie toegepast voor lichtvermindering tengevolge van veroudering van de lampen. Dit betekent dat de bestralingssterkte bij een nieuwe installatie aanvankelijk groter is maar later vermindert tot het genoemde niveau.

Vermeld dient nog te worden dat behalve voor de bloembollen-installaties is uitgegaan van een kas zonder tabletten. Bij de fluorescentielampen TL of TLF kan dit van enig belang zijn daar er, wanneer kweektabletten worden toegepast, kan worden volstaan met een iets geringer geïnstalleerd lampvermogen.

(25)

•22-Het hanteren_van_de tabellen.

Met behulp van de tabellen kunnen de exploitatiekosten van belichtingsinstallaties worden bepaald met inachtneming van de van geval tot geval geldende kostenbepalende factoren. Indien aanschaffing van een belichtingsinstallatie wordt overwogen kunnen van de voor het doel toepasbare lamp- en installatietypen de exploitatiekosten worden vergeleken. Aan de hand van het volgende voorbeeld wordt het gebruik

van de tabellen nader toegelicht.

2 Een chrysantenkweker wil een kas van 1000 m met een gloei-lampinstallatie uitrusten. Hij heeft hierbij de keuze uit 4 installatietypen:

a. vaste installatie, continue belichting b. vaste installatie, cyclische belichting;

c. verplaatsbare installatie, continue belichting; d. verplaatsbare installatie, cyclische belichting. Voor de berekening van de exploitatiekosten van deze instal-laties is het volgende van belang. De vereiste bestralings-sterkte voor continue belichting van chrysanten is

2 2 750 mW/m , voor cyclische belichting 950 mW/m (zie blz.10)

Bij cyclische belichting wordt een cyclus van 30 minuten met een lichttijd van 10 minuten aangehouden (procentuele

1 2

lichttijd 33 '/3). In de kas van 1000 m worden twee chry-santenteelten per jaar belicht. Daar bij de verplaatsbare

2 2 installatie 500 m tegelijk belicht kan worden (1000 m

geïnstalleerd met kontaktdozen, belichtingsmateriaal voor 2

500 m ) , moeten de lampen 3 x verplaatst worden om twee teelten van 1000 m /jaar te kunnen belichten. In tabel 7 en 8 is voor 1 x verplaatsen arbeidsloon gecalculeerd

(ca. ƒ 26, — ), zodat in ons voorbeeld aan extra arbeidsloon voor twee maal verplaatsen ƒ 5 2 , — in rekening moet worden gebracht (zie blz. 19)

Bij de vaste installaties is de bedrijfstijd van de instal-latie in dit geval 250 uur/jaar (250 branduren/lamp bij continue belichting en 33 /3% van 250 = 88,3 branduren bij cyclische belichting).

(26)

Bij de verplaatsbare installatie is de bedrijfstijd van de installatie 500 uur/jaar (500 branduren/lamp bij continue

belichting en 33 1/ 3 % van 500 = 166,7 branduren bij

cyclische belichting).

Als afschrijvingstermijn wordt 10 jaar aangenomen, en de voor de kweker geldende kWh-kosten zijn 10 et, inclusief

vastrecht en/of meterhuur. Aan de hand van voorgaande gegevens kunnen de exploitatierekeningen opgezet worden m.b.v. tabel

3a, 3b; 4a, 4b; 7a, 7b;en 8a, 8b. In de a-tabellen worden de

jaarlijkse kosten van afschrijving, rente en onderhoud weergegeven.

2 Uitgaande van een bestralmgssterkte van 7 50 mW/m vindt men in tabel 3 , bij een afschrijvingstermijn van 10 jaar, een

2 bedrag van ƒ 684,-- aan jaarlijkse kosten/1000 m . De kosten welke afhankelijk zijn van het gebruik zijn te vinden in de

2

b-tabellen. Bij 750 mW/m bestralxngssterkte volgt uit tabel 3 dat, bij 10 et kWh-kosten, de kosten van elektriciteit en slijtage lampen ƒ 223,--/100 bedrijfsuren van de installatie bedragen. Daar in het voorbeeld het aantal bedrijfsuren 250 is, moet de genoemde ƒ 223,-- vermenigvuldigd worden met 250. De totale exploitatiekosten zijn in dit geval ƒ 6 8 4 , —

+ (||§ x ƒ 223,--) = ƒ 1.241,50.

Op overeenkomstige wijze berekend zien de exploitatiekosten van de 4 installaties er als volgt uit:

(27)

•-24-a. V a s t e i n s t a l l a t i e , c o n t i n u ; 75 0 mW/m' b . V a s t e i n s t a l l a t i e , ~ c y c l i s c h ; 9 5 0 m W / m ( E l e k t r . v e r m o g e n 20 k W ; ( E l e k t r . v e r m o g e n 8,3 k W ; i n v e s t e r i n g ƒ 4 7 1 8 , - - ) i n v e s t e r i n g ƒ 5 7 5 3 , - - ) a f s c h r . , r e n t e o n d e r h o u d e l e k t r i c i t e i t e n s l i j - 2 5 0 t a g e l a m p e n 100 t o t a l e e x p l o i t a t i e k o s t e n p e r t e e l t : ƒ 6 8 4 , — •x ƒ 2 2 3 , - = - 5 5 7 , 5 0 ƒ 1 2 4 1 , 5 0 ƒ 620,75 250 100 xf 93,-ƒ 8 4 1 , — - 2 3 2 , 5 0 ƒ 1 0 7 3 , 5 0 ƒ 536,75 c. V e r p l a a t s b . inst._ c o n t i n u ; 7 5 0 m W / m d. V e r p l a a t s b . i n s t a l l a t i e c y c l i s c h ; 9 5 0 m W / m ^ ( E l e k t r . v e r m o g e n 16 k W ; ( E l e k t r . v e r m o g e n 6,8 k W ; i n v e s t e r i n g ƒ 4 2 4 8 , - - ) i n v e s t e r i n g ƒ 5 3 0 0 , — ) a f s c h r . , r e n t e , o n d e r -h o u d en a r b e i d s l o o n v e r p l a a t s e n ( 1 x ) e x t r a a r b e i d s l o o n ( 2 x ) v e r p l a a t s e n elektriciteit en 500 roe« s l i j t a g e l a m p e n 20 0x / d b d' ~ t o t a l e e x p l o i t a t i e k o s t e n per t e e l t ƒ 662,-- 52,. ƒ 9 2 0 , . ƒ 1634,-ƒ 817,. 500 200 x / 1 5 6 , — f 8 1 5 , — - 5 2 , — ƒ 3 9 0 , -ƒ 1 2 5 7 , — ƒ 6 2 8 , 5 0 De v a s t e g l o e i l a m p i n s t a l l a t i e m e t c y c l i s c h e b e l i c h t i n g s -m e t h o d e b l i j k t d e l a a g s t e e x p l o i t a t i e k o s t e n -m e t zich te b r e n g e n . H o e w e l d e i n v e s t e r i n g g r o t e r is (als g e v o l g v a n d e h o g e r e b e s t r a l i n g s s t e r k t e e n d e p r o g r a m m a s c h a k e l a a r ) , zijn d e e x p l o i t a t i e k o s t e n e n h e t o p g e n o m e n e l e k t r i s c h v e r m o g e n b e l a n g r i j k l a g e r v e r g e l e k e n m e t d e v a s t e e n v e r p l a a t s b a r e i n s t a l l a t i e s m e t c o n t i n u e b e l i c h t i n g . H e t is h i e r b i j m o g e l i j k d a t d e h o g e e l e k t r i s c h e v e r m o g e n s v a n l a a t s t g e n o e m d e i n s t a l l a t i e s (20 e n 16 k W ) t o t o v e r b e l a s -t i n g v a n h e -t e l e k -t r i c i -t e i -t s n e -t z u l l e n l e i d e n . De g e l d e l i j k e c o n s e q u e n t i e s h i e r v a n z u l l e n m o g e l i j k z w a a r d e r w e g e n d a n d e g r o t e r e i n v e s t e r i n g in de v a s t e c y c l i s c h e b e l i c h t i n g s -i n s t a l l a t -i e . E e n v e r g e l i j k i n g t u s s e n d e t w e e c y c l i s c h e b e l i c h t i n g s i n s t a l -l a t i e s (b en d) t o o n t a a n d a t d e i n v e s t e r i n g e n n i e t b e -l a n g r i j k u i t e e n l o p e n e n d a t d e e l e k t r i c i t e i t s - , d e lan.pslijtagekosten en de v e r p l a a t s i n g s k o s t e n de v e r m o e d e v o o r d e l e n in d i t g e v a l r u i m s c h o o t s t e n i e t d o e n .

(28)
(29)

CO r o r H CD x> cd - p • m T i o Xi - p CD E fi ß •i-l - p J 3 O •H (—t CD r O CD 3 ß • H - P c o o * (D • H - P cd r H r H CE) - P m ß •rH S a •rH - P X ! Ü • H i—1 <D X> O S r - t •rH ce O r H Ü © •ti ß 0) ß r H CÖ Cfl > -P CD CD •H - P -p œ cd e • - t r H £0 cd cd -P A i ta ß — • r - t M E (D - P O CQ O cd O > «-— A i -p cd - p i - i

5 1:

CD O ft O p, i n o l ß o CU - P b0 2 O k g X> © . ~ > - Ü P. c e o r - l S ) • » . CD A i -ö O rH ß A i CD r H > CD O ^ x\ e o CO r o ß 0> % c O CD O (H J3 O b0 -P ß A i cd CD X r-* P , CM O CD U — r H T J cd § cd cd U rO • P rH CO CD T J > (D CO CD -P rQ § A i • P fn CD CD e -H > bo • ß ß * •rH - H j 3 fn O CD ß rQ O CD ß > p , CD - P E > •rH S O JD r H ,£1 ß <D <D •rr> • H r Q • " v r H bO ß S . 'H > M ß • H ß Ë CD rH - p CD CO - P O CO A i bc ß CD - H ca > A i •<-: - n - H r H ^ fn ü cd oo cd <M • " 3 cd 1 bo co < ß So-, •H ß H rH - H ü) - P r ^ X r CO ü CD -rH 4 > r H 1 ß <D i • H x> •' X ü ß CQ <D 1 - H E C fn O I - P ß C Ad 0) I CD bO r H p , < W O ! ß <D rH ß CD CD r H b O , -r H O v _ cd E - P f-iCM CO CD f ß > ^ • H p , -E CD S I E H r H •. 1 CD rO 1 ! CO •• CD bC r H ß < Cd -rH H E r H ,! • H cd 1 ß fn < • H - P H Ë CO u ert Cu •<~> ITN u cd cd • n O *— rH cd cd •»-3 m »— fn cd cd ••-5 O CM CM D Ë H ' O d O ^ H O -Ö H T - r H d bo J (H « O ß 3 O -rH H > ^ D 50 D 3 : 5 Ê*i H D ß > -rH C M -t H CM H E \ ^ D :s * Ë «i •H D j 0 r Q r H CD X> cd • p 1 1 1 1 I 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 i VO f n t - - \ 0 ' " r f - W C D L ^ . * - CM m r— r— m cr\ m C— CTN * r O V O ON » -* - -* - T - * - CM ! 1 ! 1 1 • 1 l M i 1 1 i 1 i O N W ffs^J r ^ O CTNCTN C M C M ^ C O T - C T N i n O N r O « ^ m MD CO O N , - OJ s — * — ' i l 1 ! < ! 1 l I l l 1 1 i 1 r o m w t - « W W r-m O J O J O J O J M D O N Q CM r O ^ f i T N M D t—CO O <— ! 1 ! 1 1 ! ! t ! i i ! 1 M ! t — M O C T \ C O f - O C O CTs r-r- tr~ LT\ "=d- n~i •«g- I T \ LTN CM CM r<-> "3" l f > MD t - - c o i i ! ! ! 1 1 1 1 1 1 1 1 I 1 1 O Ü \ r O C O C ^ L T N C M O C— O CO ' T - O CO ONVO CM 0 \ t ^ - C ~ - V O C O C T N O N W C\J r O ^ t ir>MO r~-CO C— C IT\0 IT\ O LTN O i - r - ( \ I W f ^ m r t N O l A O i n O l T l O r - r - W W r O m ^ t o o o o o o o o O i n LTv IT> LO LT> LP\ LTN CAI r O l T l t ^ C T M - r O l A T— ^— *— CD • Ö ß cd > ß CD rH r ^ co C M •'-} • H fn t i 0) ^ 3 o o 1— ^ ^ ^ T j r H bc-ß •rH ß 0 P. P CO r H CD bo ß cd cd • p > •«~3 • H r H ftk ca —^ ß ß CD CD - p + J CO •H O CD A i -P 1 • H Xi ü 3 : H A i f* - P T t Ai - H CD r O r H CD -CD 3 -p > cd r H ß r-\ CD cd - p - p CO CO O ß « - H r ß ü ß CO CD • H E u O - p ß < A ; O Q) bo 1 r H P . < W O ! 1 CO bo ß CU - H r H r H < cd cd H E M J • H - p 1 ß CO c • r H CD H S Xi I - p o «d-T— - p Ü m T — H^ O CM T — H-» O r— ^— - P O o r— - P O O N HJ Ü co - p o c~-- p Ü vo +^ Ü LT> - P Ü ^r ^ S) 3 5E = Ai 2 ß > - H CM D E J **<s^ ^ 3 H Ë D J ß D - H 1 1 1 1 1 1 1 1 VO T - t ~ - r O O \ ' « 3 - O M D O i n C M O C ~ - l T N < ^ l O T - r- W r n m r J - l T i V O 1 1 1 1 1 1 1 1 O N » - CM r O ^ - ^ J - L P , v û O - ^ r - C O i r > C M C7NMD r - CM w f f i ^ j - ^ m l l l 1 t 1 l t CM T - t - i " " " i c r \ » 3 - o v o C \ r-O CSNVO CM ONVO CM

r - » - o j r ^ r o ^ - m 1 1 1 t 1 1 1 1 L T A r - CM r O ^ ^ L r ^ V O C O C M C O < ^ O V O O J C O r - t - O J r O r O ^ ' d -1 -1 -1 t -1 -1 t -1 CO v - t — ' ^ i C r x ^ - O M D t ~ * M 3 CM r > i o C ^ ^ j -r - i - OJ OJ -r O -r O ^ t 1 1 1 1 1 1 1 1 T - T - C M ' - O ' d - ^ t i n . M O i - O i o o i o o m o r - r - N OJ r o n ^ 1 1 1 1 1 1 t 1 * 3 - T - r - r O C T \ T j - O V O MD CTNrOOO CM r ^ - C M M D r- r- CM CM r O rO t 1 1 1 1 1 1 1 t— T - CM r O ^ r ^ i n V Û L f A C O C M M D O ^ I - C O C M T - r - CM CM CM r n 1 1 1 r" 1 1 1 1 o T- t - m c A - v r o v o i n r - O ^ C— T - LTACO r - r - r - OJ OJ OJ 1 1 1 1 1 1 1 1 f i T - CM r n ^ j - ^ t - m M D • " J V C C h O J l A C O r - ^ t T - T- T - CM CM 1 1 1 1 1 1 1 1 MO T - [ - - r O C A - ^ O M O r o i n t - o oj mco o T - t - » - T - CM C - - 0 L T \ 0 I T N O l P v O r - t - OJ OJ r o m ^ O O O O O O O O O L r i i r \ m m i r \ m t r \ CM r o i n r— 0\T- m iT\ *— T— ^— bD ß • H M (D O > • P •H 0 - P m ß •H ß CD > Q) Ü Ü CQ C O ß CD > O - P P. O bo ß • H CQ CO cd P. © o H^ S > ß CD CD r H r H cd ^—^s T -• bo ß • H X ! (D O bO M P > • P •rH ? r H CO ÇH cd cd CD r H Oi 0 - P ß CD > (D CD - P ß CD U r H Ü X CD • • V TJ 3 O X ! M <D TS ß o ß CD CD - P ß CD rH ». bo ß •rH > •r-3 •r4 M O m CM cd ^—^ CM H 3 S r ß fn CD - P Q) E CM O ~ ^ \ ß CD H J r ß Ü CD M - P co cd > • r H Ü ß • H » ß CD - P CO o Ai 1 r ß :s Ai CD TH. r H CD T ) -ti - H E CD bO ^—^ rn 2 5

(30)

-\ -r o r O r<-> - Ö •t-i - P - P ü •rH f—1 * 4) O x : - p 0) E CD ht G • H - P X i ü •r-l r—1 CD fi CD x : o co •<H o « 4) •rH - P fl! r-H 1-H cd - P 09 G • H CO bc G •rH - P Xi O •1-1 r—1 4> X > O E cd r H • H a> o i—i o O) -ü G <ü Cd t-t > (Ö 4 ) CO cd • H +» -p T 03 CU r - l E >-H r-H CD ( t i CO x i -p cd cö co M -P G • H • • ( M cp E - p CO o cd O 0 O • *v - P CO CÖ r-H Ä > O 4) O ft i r > ft O G 1 0 ) O bC - p O s E !-> f* r ° CU > — ft T 3 E G t ö O G 4) 4 ) • O • H X i i d r - t bû G C - • H cd - ^ > CM G « ••"3 - H G E 4> U - P 4) M - p O KJ M bß C 4) - H co > H f n r H X l f n G Cd CO cd V -i-i n i E ; ^ Sb-S • « V ^-^ fl) O T 3 O ~ \ . G C s 4 ) > I T \ O ^ r fi H ß - P ! M - H <d « • » » r i - P X i r H CO ü cd 4 ) - H - P > r - l m G eu G M X ! - H • r - E CM l - o fed) ; CD 4 ) C - ^ - P -< E 0) bc c o 4) O f-, X ! o hc - P G 43 X ! r - t ft <w O 4) f-c . r - l " O cd G cd cd u fi - p tH co CD •d > 0) 05 4) - P X- 3 A i •p u 4> 4) E - H > bo • G G S • H - H Ci u o o> a fi O Cl) G > ft « - P E > • H S O O r H fil SH O b û - P G O > i 4) Ë 0) t e c< r H ft CO H O > G < -4 ) • — -4; U G 45 CD r-H hßCM r H O Ë cd E \ - P »H 3 : C0 4) G > G • H ft - H Ë 4) S E-i r H 1 C 4) r Q | G CO -r-l 4) b û r H G œ cd - H - P E r H . y - H CO tH G ( H 4 ) • H + 3 - P E co m tn • • " 5 i r \ t n cd cd • r î O tH

S

•r-3 L T , SH

s

1-3 o CM e o O ^ O T 3 «— r-H bc u o c O - H > — ~1Z M G • H vj E 3-E 4>

•s

- f 1 1 1 1 1 1 1 1

! ! 1 1 i 1 1 1

\o m c o CMv>DLr>0 OA l A O O r- r- C\t^-0 V O O O O C M ^ C ^ ^ O N O J 1 1 1 1 1 1 1 1 • i t i f f i f r - C O 0 \ O r - V O C T \ 0 *~ '"" *~

. : i

M

i : i

m O rr^\D O N ^ O CM O O t - V O l A < T ~ O f r ^ l r q V i n V O f - O N O ^^ l i 1 | i i l i i i i i i i i C T \ M D L T \ " v i ' 3 ' < G 0 T -LTN r - O N C— Lf^vVO ^ O » O CO r ^ r r - i v r i T N ^ O t — 0 0 < ! ! > ! ! > I 1 1 1 t l l I " - o *$• O rn 0 \ r- KO LTN l O O O CM L O O O * - C O ^ D W O O N t - C O O O N CM r O K j - ^ t L f ^ M D O O C O n r * i o f— «-o o r - r > CM n - i L r , M D CC O ^ - ^ i T 1 T -t— O m O l T \ O l T ; 0 T - < - W N r o m - r r o o o o o o o o O u > i r > i f M T s L T \ u ^ t r \ CM rn LTN r - CJN T - r O LO, T — T— T— V T J

1

> c , cc & co =tH •r-5 - H T 3 01 r Q o o \ T 3 r-H «»C' C i H G CU ft

1

<H 4> & G eô çd • P > •r-3 • H r-H rr~l C 0 ' - - ' G G 41 4) - p - P CO • H O CD ^ + ^ 1 • H X i Ü S • H A ! ^ + J ••-: M - H eu x i r-H 4 ) -4) G - " I cd - P > cd r-H G r H 4> câ • p - P CO C0 O G « - H X i Ü G C0 4) - H Ë tH O - P G < Ai 4) 4) bO r - i ft i>: O 1 CD bO G Q) - H r-^ r H i l ) J l l S h . • r - - P t ca • - ' r.' 4 ; . ^~ - P O r O »-- P Ü CM ^— - P Ü *— ^— - P Ü O t— - p o o - p Ü co - p Ü - p Ü \ o - p o LTN - P Ü <=t M D * 0 0 3 t : A ! Ü G > - H CM 1> E J ^ \ «i S H S 1) J G M - H 1 rn r O 1 O rn 1 C O CM 1 MD CM 1 m CM l «— CM 1 C A *— 1 MD T — 1 1 1 1 t 1 t — i - IT\ t— r-1 r-1 I T \ 0 0 < c t C— CfN i - r t M D C O T— T— 1 1 1 1 1 r O M D CO O N t— ^ t » C c O O ',1 T— T— 1 1 1 1 1 O * T t > -« ^ - M D C O O CM t— *— 1 1 1 1 1 t ^ M D » 3 rO * i * 1 l f M ~ O N r -^— 1 1 1 1 1 • ^ f ' C O ^ r -r ^ l A V O C O O T— 1 1 1 1 1 O MD T - MD « -«- T_ I 1 • ^ IT\ LTN t ~ -^— T— 1 1 CM CM T ± MD T- r— 1 1 o co r-~l T^-r— *— 1 1 O N LfN. •r^ r-O r— ^ -1 -1 f - 0 0 r - l " v f MD r— CTN C CM 1 1 1 1 1 N i ^ C 0 < -CM - * t I f N MD C O 1 1 1 1 1 r O MD C O CTs T -f— *— 1 1 L T N C O O N O «r~ i i r J " ITN CM n - i r t - L O , r > - C O CT\ 1 « • • i f « s f O * r * T -T — 1 CM T— CM P O « ^ - LTN v o 1 1 1 1 i 1 C— MD " 3 - rr\ T-1 T-1 C M C M r—co 1 1 O c o r~ CM r O «rf- ITN MD MD i ^ r l O f— r O O CM O O CM r^i i r > M D C O O v— O O O O O LT> LT\ LTN LT\ cr\ r n ir> c— O N »-*— r— i^o T - r<-) <— *— O o i n U N r-O L f N T— »— » bD C -i—( tM 4> O > - P •w 0 - p tn G • H 4) • ö E co o G

6>

G fi ft o bo G • H CO m cd ft 4 ) O - P

S

> G 4) CD r H i-i <6 ^ * ^ N *-• bO G - H • t f CD O bo tH 4) > • P • H 0 r H CO G CO CÖ CU r H CD 3 - p G CD > CO 4) - P C <0 U r H O H 4) •^ • Ö S O x i U CD X ! G O G CD 4) • P G 4) tH *. bo G -.H !> •r-5 • H

5

O CO « H cd s—s. CO

i

u V - p CD E C M O C 4 ) - P X i o CD U - p co cd > • o C • H G CD • P CO O M I x i 5 M 4) r H 4 ) T S • d - H E 4 ) bo 4 S r O

(31)

2 7 -• •SsSj m CM XS •r-. •w - p - p X ! ü •H i—1 CD TS o x : - p CD E

S

C •H +5 X i ü •pH r H Q> X I (1) X ! ü <a • H i - i o > Î o s •H - p a) !-) •H CÖ -P CQ fi •H co « fi •H -P XI Ü - H r H a> X i 1 P CO r H •i-( a> o i-H O <D X i C CD cd i - i > tti - p . <D Cû CÖ • H - P - P LfN cd CD i-H E r - t r H Q) ce a x i +> si (6 CO . M - H c • H • » • CM © e - p ta o cö O > o *— « • s -p M -p œ CÖ r - l 3

r:

Q » C P. LTN p , o 0 6 ta -p O 3

9 > — P i X J E fi ce o " fe ••* s-^ © o xi o \ fi o <u > i r \ o " « * r=> ^ \ r- e CM r O £ 5 4>

- U

C o CO O U X ! O bo S 3 CU X ! r H P i c« O CD U • r H X 5 cd C a) S h X i -p h co eu X J > (U Cû CD - P X> S .M -P u 0) 0) E H > to C fi S • H - H pi fc O CD fi X O CD fi > P , 0) - P E > •HP r H X I 3 o fi CD a> •r-} •i-t X ,—* X ) r H to fi c • r H CÖ ^ > CM fi ^ _ - ^ '1-2 •H fi E 0) f-i • P CD CQ - P O m Ai 5b c CD - H CÛ > •r-3 - H - H f i r H X ! h Ü cd CQ <6 «M »-3 ce r H cd cd •<-> LTN P cl • r-; o *— ( H cd cd 1 - 3 ITN *— P

t

•1-3 O CM 1 CM to m eu E C & -H •H fi -p Q ' — Pi -H (Ö 5 X i a> -p i-i o i—i

- P X i r - l i - t£ co O câ 0) -H - P V, c > i-i 03 O -H C <u C O — ' t—1 X ) - H > X ! Ü fi CQ CD C • H E CD fn O to -P C O 3= M a i M CD to fi H p , 0) ß M O > - H fi T -Q) ^ ^ h c Q) CD CM r H 1>Û S H O ^ - . cd E r< -p p co a) fi C > - H • H p , Ë co ce Ç-> r H 1 CM CD Ë X 1 fi^ co - H y (U t i l E r H fi <D cd -H -P Ë rH M H Cd r i fi U CD • H - p - P ü CO w r O CO CD X i - p ! i ! 1 ! 1 > 1 i l 1 1 I 1 ! 1 t — ^ C O r O t ^ l O O O N f— CM CM r O m , - O N CM s o a o O C M «g- C— O N CM ^ - T— T— T— T— CM l 1 1 ! ! ! ! r l 1 I i I l 1 l •«d- « - CM m ^ J CT. T - m O O N t - r O t A r - C O CM ^ + M " ^D f - C O O * - i-O T— T— ^— ! ! I l ! I 1 ! i i l l ! 1 i ! . . . v - . . . r O O f i m O N \ ü CM i -* - C O C— S O I T \ C O T - CM m r n v i n * r - C A O *— ! ! ! 1 1 ! 1 1 ! ! 1 ! i ! i i t - ^ j - ^ n w o r-- er. s o c M O C O s o r - - r ~ - s o CM n i M" M-LOVC r - CO 1 1 > ! t 1 ! I M i ! 1 1 ! i r o ^ - O c o O i - r~ r o m so O r^i\0 OWC r - ^ r - o œ O N O o CM m * 3 - i r \ L r N v o c O O N CD i n c O O ^ m c O O r - O J r O i A S O r - C O O *— t — O C A O K > 0 I T N O r I CM W P l r o ^ -O -O -O -O -O -O -O C O i / N L T s i o , i r N i r > L r N i / N CM n ~ l i r \ i - — CT\T- rn IT\ •— r— i— CD X !

S

> fi CD

U

CQ <t-l ' I D •H t-, X ) CD x-o o ^~ ^\^ X ) r H to c • H C CD P , Ë ce i—i <D to c cd cd - p > •<-> -rH r H r O CO — -C fi CD CD - P • P CO • H O CD M • p 1 •H x ! Ü :& •H A i rH - P t—. M -H Q) , û r H CD -a> fi - H cd -P > ce t-t C r H CD cd • p - p C0 CQ O fi Ï4 -rH fi O fi CQ CD S H E S (H O t P C < M 05 f CD to i H p , c :-q o : 1 co to fi CD - H t~\ i—1 cd cd H e p -• H - p fi co • H CD H S Xi +> Ü •** *~ 4» O r o ' -- P Ü CM ^~ -P Ü t — r— -P Ü O T— - p o ON - p o C O - p o r~-- p o S O - p o m • p o • * t -1 3 3= 3 M - t D fi > -H CM » e J - V s^ * S: M Ë D J fi 93 - H r i i i i i i i r—co t — s o iTN ^ r e n « -C M r O l f N r — O N T - r n i A ^ » » -1 -1 -1 -1 -1 -1 -1 -1 I T M T S ^ l i O N S O r t T -CO r O l A t — C O O CM < * » * « -1 -1 -1 -1 -1 t -1 -1 • ^ r O O S D r ^ l O N S O « -CM m i / N s o o o O N T - m T— T— 1 1 1 1 1 1 1 t N O * C < V C r t ~ » -C M r O ^ j - s o c — O N O -C M t— T — 1 1 1 1 1 1 1 1 O C Û W S O O " * C Û r C M C M « r t i r \ t ~ C O O N r -T— 1 1 1 1 1 1 1 1 c o m c o r ^ S O O N i -T - C M r O L O S O C — 0 0 O 1 1 1 1 1 1 1 1 S O r O l A S O C O C h O < -ï - C M P " l ^ j - L f N S O C O O N 1 1 1 1 1 1 1 1 i n O r r r r W r -r~CMrn^ir>SO t~-co 1 t 1 1 1 1 1 1 c n c X > C ~ - S O i r N 'Hr ' O T -r- » - CM r O r j - ITN V O C— 1 1 1 1 1 1 1 1 t l / N . r n ^ O N S O «tf T -» - r - W m r r i V l A ^ O 1 1 1 1 1 1 1 1 O N n i O N s O C M O N i T N ^ -r- -r- CM r o m a i n O O LTNOO O r * 1 L T N O O O i - CM r o L f N S O t — C O O T — o o o o o o o o O L T M T M / N L T M / N i r N L C N C M r O l / N t ^ - O N « — r * ~ I L f N • r r * -«i fi •H U

S

> - p •1-t •ï • p 03 fi - H CD X I E CD O C & C CD > O X i p. o ho fi •H m CQ cd P< « o - p § > fi CD CD r H i—1 CÖ y—% T -• to fi • H X i CD O to u % •¥> T4 2 r-l CQ § cd CD r-l 0) • P fi P > CD CD -P C CD U r H O X CD •*\ x l 3 o x i r H CD X l C O C CD CD -P C CD r H « t to fi T4 > •ri •H

M

o CQ «M cd j r — > ! , (M rH

g

X ! rH a> - p o E «w O **\^ C a> • p X ! O CD U -P CD cd > i-H O fi •rH ». C CD - P m o M 1 X i 3: >i CD X ! r H 0) XJ •Ö • H E O to s~~>. rn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien u als koper een notaris verkiest buiten een straal van 20km van het pand, zullen eventuele kosten ten behoeve van een volmacht voor verkopers voor rekening van kopers komen.

Indien koper besluit om niet tot inschakeling van een deskundige over te gaan, komen eventuele nadelige gevolgen hiervan volledig voor zijn en/of haar rekening?. Alle

De meerkosten die door de koper geselecteerde notaris in rekening brengt voor het doorhalen van de hypotheek van de verkoper (royementsakte) ten opzichte van het gangbare bedrag

De meerkosten die door de koper geselecteerde notaris in rekening brengt voor het doorhalen van de hypotheek van de verkoper (royementsakte) ten opzichte van het gangbare bedrag

In afwijking van artikel 5.3 van deze koopakte en artikel 7:17 lid 1 en 2 BW komt het geheel of ten dele ontbreken van een of meer eigenschappen van de onroerende zaak en

De meerkosten die door de koper geselecteerde notaris in rekening brengt voor het doorhalen van de hypotheek van de verkoper (royementsakte) ten opzichte van het gangbare bedrag

De meerkosten die door de koper geselecteerde notaris in rekening brengt voor het doorhalen van de hypotheek van de verkoper (royementsakte) ten opzichte van het gangbare bedrag

De meerkosten die door de koper geselecteerde notaris in rekening brengt voor het doorhalen van de hypotheek van de verkoper (royementsakte) ten opzichte van het gangbare bedrag