Vragen mondeling examen chemie I januari
2013-2014 (Geerlings)
Je krijgt altijd 2 vragen die je schriftelijk kan voorbereiden. De moeilijkheidsgraad van de vragen hangt af van hoe goed je je schrijftelijk examen hebt gedaan. Dit is niet de vraagstelling van de prof, maar enkel wat studenten van hun vragen nog weten.
1. Bereken activeringsenergie van reactie, geg: 2 snelheidsconstanten voor 2 temperaturen 2. Fasediagrammen voor zuivere stof met 2 vaste vormen (2 kristalvormen)
3. Leg de structuur en functies van het tabel van mendeljev uit aan de hand van de elektronenconfiguraties
4. Principe van Pauli 5. Resonantie 6. Isobaardiagram
7. Resonantie met 2 voorbeelden 8. Azeotropie
9. Toepassing van de wet van Raoult, extra: wet van dalton en verschil met raoult ? 10. Waarom komt NaCl als een rooster voor en niet als diatomische molecule 11. Positive azeotropie
12. Atoommodel van Bohr
13. Je krijgt 2 stoffen, hun M en kookpunt, samenstelling van het azeotropisch mensel en kookpunt. Als je 100g neemt met het aantal mol van de 2 stoffen gelijk, wat is de samenstelling na distillatie
14. Waarom bestaat NaCl niet als een diatomische gas
15. Wat is het fenomeen Azeotropie + hoe doet zich dat voor bij een gefractioneerde distillatie 16. Oefening over radioactiviteit: koolstof 14 geg, halveringstijd …
17. Eerste IE van een waterstofatoom vedraagt 13,60 eV, de wtaerstofatoom in grondtoestand absorbeert een foton met golflengte 972 angstrom, en daarna stoot die een foton uit met een bepaalde golflengte A geef de quantumgetallen van de begin- en eindtoestand van de waterstofatoom B) geef de
kenmerken verbonden aan de quantumgetallen
18. Als inleiding kreeg ik dat 1e orde en tweede orde, bij het ontbinden van reagentie A zonder een andere eindproduct, verschillen door het feit dat de tijd bij de eerste orde onafhankelijk is van je
beginconcentratie. A) Ik moest twee wiskundige afleidingen maken voor de tijd waarbij de reagentia A tot een 10e van zijn beginconcentratie opgebruikt werd. En dat voor een eerste orde-proces en tweede orde-proces. B) er was een tabel met de experimentele waarden van de concentratie en de tijd. Je moest dan zeggen of het een eerste orde of tweede orde-proces was en het verantwoorden. C)de tijd berekenen waarbij er nog maar 1% van u beginconcentratie over is.