• No results found

Welk hokje is dit? : processen van betekenisgeving van witte Nederlandse heteroseksuele mannelijke studenten aan hun seksuele ervaringen met mannen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welk hokje is dit? : processen van betekenisgeving van witte Nederlandse heteroseksuele mannelijke studenten aan hun seksuele ervaringen met mannen"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Bron: RTL

Welk hokje is dit?

Processen van betekenisgeving van witte Nederlandse heteroseksuele mannelijke studenten

aan hun seksuele ervaringen met mannen

Bachelor scriptie van Chuck de Rond Studentnummer: 10625089

E-mail adres: chuckduck@hotmail.com Begeleid door Myra Bosman

Tweede beoordelaar Anna Aalten Bachelor Sociologie

(2)

2 Dankwoord

Deze scriptie is in het kader van de themagroep ‘Seksualiteit’, begeleid door Myra Bosman,

geschreven. Het is de laatste opdracht om mijn bacheloropleiding Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam mee af te ronden. Gedurende mijn opleiding heb ik mij in uiteenlopende sociologische thema’s verdiept, zoals burgerschap, gezondheid, onderwijs en arbeid. Op gebied van Seksualiteit en Gender was ik tot voor kort een novice en daarom wil ik Myra hartelijk bedanken voor haar

toewijding en zorg om van mij ook in dit thema een deskundige te maken. Haar aldoor positieve manier van begeleiden heeft mij altijd het vertrouwen gegeven dat ik mijn onderzoek bevorderlijk zou afsluiten. Naast Myra bedank ik ook de rest van mijn groepsgenoten die mij enthousiast hebben gemaakt over Seksualiteit en Gender en mij daarnaast ook veel hebben geleerd. Als laatste bedank ik mijn respondenten voor hun tijd en openheid. Hun interessante antwoorden en filosofische

uitspattingen waren amusant en een genot om mee te werken.

(3)

3 Inhoudsopgave

1. Inleiding: kussende mannen? 3

2. Verantwoording begrippen 4

3. Theoretisch kader 5

3.1 Seksuele uitingen vanuit natuurlijke grondslag 5

3.2 Seksualiteit als sociaal construct 5

3.3 Mijn perspectief: Queer theorie 6

3.4 Het ontstaan van de homoseksuele- en de heteroseksuele identiteit 6

3.5 Heteronormativiteit 7

3.6 MSM binnen een heteronormatief spectrum 8

4. Onderzoeksmethode 13

2.1 Onderzoeksvraag 13

2.2 Onderzoeksmethode 13

5. Welke betekenis geven de mannen aan hun MSM-ervaringen? 16

6. Seksuele identiteit 22

7. Is het mannelijk? 26

8. Conclusie: heteroseksualiteit als schild 32

9. Discussie: Zijn nieuwe hokjes nodig? 34

(4)

4 Kussende mannen?

Een jaar of tien geleden stond ik op één van mijn eerste bovenbouwfeestjes van mijn middelbare school in het dorp Bilthoven. Mijn vrienden en ik hadden één doel: een meisje zoenen. Voor ons was dit best moeilijk, tal van ingewikkeldheden konden in de weg staan of zelfs roet in het eten gooien. Voor meisjes bleek het makkelijker te gaan om met een meisje te zoenen. Ze vroegen dat dan aan een vriendinnetje, (heteroseksuele) meisjes onder elkaar deden dat gewoon. Tenminste, gewoon, helemaal gewoon was het niet, en onopgemerkt zeker niet. Meisjes konden hierdoor niet alleen oefenen met de kunst van het zoenen, maar het zoenen met meisjes onder elkaar werkte ook statusverhogend (Ward, 2015, p. 6). Voor jongens gold dit niet, wij deden dat niet met elkaar. We zijn toch geen homo? Nu ik in Amsterdam woon, bijna tien jaar na de schoolfeestjes, valt mij op dat er van de jongens in mijn omgeving, die zichzelf als heteroseksueel identificeren, er ook fervente jongenszoeners tussen zitten.

Waarom ik hun heteroseksuele identiteit benadruk, is omdat het onderwerp seksualiteit tussen heteroseksuele mannen iets weg heeft van een contradictie of, anders gezegd, gaat over mannen die eigenlijk in de kast zitten (Ward, 2015, p. 19). Meer dan dat seksualiteit tussen

heteroseksuele vrouwen contradictoir klinkt. Ik heb het idee dat seksualiteit tussen heteroseksuele mannen een trend is en ik vraag mij af hoe hierover gedacht wordt en welke betekenissen hieraan gegeven worden. Kunnen heteroseksuele jongens dezelfde seksuele fluïditeit ervaren als meisjes (Ward, 2015, p. 12-13), of betekent dit dat ze eigenlijk ‘gewoon homo’ zijn?

In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar heteronormativiteit, masculiniteit en de manier waarop witte Nederlandse heteroseksuele mannelijke studenten hun seksuele contacten met mannen beschrijven en welke betekenissen zij hieraan geven. Ook worden de gevolgen van

bestaande sociale constructies met betrekking tot seksuele oriëntatie besproken en wordt de binaire seksuele tweedeling van heteroseksueel/homoseksueel onderzocht.

(5)

5 2. De begrippen heteroseksueel, homoseksueel en MSM

Voordat u verder gaat met het lezen van deze scriptie vind ik het belangrijk om een aantal begrippen uit te leggen of het gebruik ervan te verantwoorden.

Om te beginnen gebruik ik de termen heteroseksueel en homoseksueel. Hiermee verwijs ik naar mensen die zich als zodanig identificeren. Deze termen zijn noodzakelijk om mensen mee te kunnen duiden, en minder kwalijk omdat zij zichzelf (min of meer) ook als zodanig identificeren. Persoonlijk ben ik geen voorstander van het reproduceren van dit rigide hokjes denken. De termen zijn naar mijn mening achterhaald, omdat zij lang niet alle variaties aan seksuele ervaringen en daarmee seksuele identiteiten vatten.

Daarnaast gebruik ik in deze scriptie vaak de afkorting ‘MSM’. Deze afkorting staat voor ‘men who have seks with men’ en is afkomstig uit de gezondheidszorg. Met MSM wordt niet bedoeld dat de aard van het contact per se romantisch is, getuigt van homofilie of alleen uitgevoerd kan worden door mannen die zichzelf ook daadwerkelijk als homoseksueel identificeren. In deze scriptie wordt gesproken van MSM om man-man seksuele interacties aan te duiden. Het ‘seksuele’ gedeelte van het woord moet in de breedste zin worden opgevat en beperkt zich dus niet alleen tot contact waarbij genitaliën betrokken zijn. Zoenen is in deze scriptie ook seksueel contact.

(6)

6 3. Theoretisch Kader

Aan de basis van dit onderzoek staan een aantal perspectieven op seksualiteit die ik eerst kort zal toelichten. Vervolgens kan ik dan mijn eigen perspectief op seksualiteit aan de hand van theoretische concepten uiteenzetten.

3.1 Seksuele uitingen vanuit natuurlijke grondslag & psychoanalyse

Voordat seksualiteit een sociologisch thema was, werd het gezien als een biologisch gegeven dat niet of nauwelijks onderhevig is aan het sociale (Jackson & Scott, 2010). Seksueel gedrag werd in de psychoanalytische theorie verklaard met woorden als repressie, seksuele drift en libido (Butler, 2003 p. 22). Hiermee worden seksuele uitingen dus gekenmerkt door hun natuurlijke grondslag, maar eventueel enigszins onder controle gehouden door sociale normen (Butler, 2003 p. 22). Rond 1960 werden de eerste sociologische theorieën over seksualiteit gevormd (Jackson & Scott, 2010). Deze kenden een sociaal constructivistisch perspectief, met wortels in de fenomenologie en het

interactionisme. De focus lag op afwijking; sociologen stelden de grenzen van ‘normaal’ en

‘abnormaal’ aan de kaak en zagen dat dit slechts een kwestie van onze eigen definitie was. Toen lag het voor de hand dat seksualiteit zelf een sociaal construct is (Jackson & Scott, 2010).

3.2 Seksualiteit als sociaal construct

Met de opkomst van feministische- en homobewegingen werden deze nieuwe sociale theorieën over seksualiteit politiek relevant. Het idee dat seksualiteit een sociaal construct is, ondermijnt de

natuurlijke ondergeschiktheid van de vrouw maar verhielp niet dat homoseksualiteit gezien werd als een ziekte of perversie (dat dus ook geneesbaar is) (Jackson & Scott, 2010). Deze kennis bood geen bevrediging en dat zorgde ervoor dat allerlei nieuwe theorieën over seksualiteit opkwamen. De belangrijkste hiervan, beïnvloed door het werk van Michel Foucault, is queer theory (Jackson & Scott, 2010). Queer theorie kent geen verenigd perspectief, omdat wetenschappers die zich als queer theoretici identificeren verschillen in hun opvattingen. Daarom is het ook lastig precies te definiëren. De focus ligt op het loskoppelen van geslacht aan gender en verlangen (Jagose, 1996). Seksuele identiteit wordt ge-deëssentialiseerd en de binaire tweedeling van homo/hetero gedestabiliseerd (Dilley, 1999 p. 458). Daarmee wordt er gestreden tegen bestaande categorieën als man en vrouw en homo en hetero.

(7)

7 3.3 Mijn perspectief: queertheorie is de basis

Ik ontleen mijn positie ten opzichte van seksualiteit aan queertheory. Ik denk dus ook dat seksualiteit sociaal gevormd is, maar queertheory gaat verder dan dit. In dit onderzoek is geslacht met de daar bijhorende genderrol en de binaire homo/hetero tweedeling niet de essentiële orde van seksualiteit, maar een product van culturele normen en politiek-economische druk. Seksuele oriëntatie wordt dus benaderd als een cultureel domein en net als Ward (2015) en Butler (2003), denk ik dat

heteroseksueel verlangen ondergeschikt is aan de invloed van de heteroseksuele matrix waarin geslacht, gender en heteroseksueel verlangen logische opvolgingen van elkaar zijn. Het verlangen van ons lichaam wordt dus geleid door een sociaal veld (Ahmed, 2006 p. 16). Onze cultuur wordt gekenmerkt door de binaire tweeling met betrekking tot gender en seksualiteit en dus wordt ons lichamelijk verlangen gestuurd een specifiek geslacht en de genderrollen die daarbij gespeeld

worden (Ward, 2015). Ward (2015) stelt dat het verlangen om heteroseksueel te zijn zelfs voelbaar is in de genitaliën. Heteroseksualiteit wordt op deze manier een fetishificatie van het normale.

3.4 Het ontstaan van de homoseksuele- en de heteroseksuele identiteit

Het begrip heteroseksueel is een begrip dat alleen bestaat als er ook een tegenhanger van is. Zo kan ook de heteroseksuele identiteit alleen gezien worden in relatie tot een homoseksuele identiteit (Ward, 2015). Het begrip heteroseksueel bestaat pas zo'n honderd jaar (Dean, 2014). Veel mensen zijn zich hier niet bewust van en daardoor is er misconceptie rondom het begrip ontstaan (Dean, 2014). Namelijk dat tolerantie tegenover homoseksualiteit iets nieuws is, en dat homoseksuelen vóór deze tolerantie altijd gedwongen waren om in de kast te zitten (Dean, 2014). Hieronder wordt duidelijk met welke sociale constructies same-sex gedragingen vroeger werden gelegitimeerd. Door de uitvinding van de begrippen heteroseksueel en homoseksueel werd men min of meer gedwongen een keuze om met een van deze begrippen een identiteit te vormen.

In de tijd voordat begrippen als heteroseksueel en homoseksueel bestonden, was er een ander gender systeem van sociale organisatie dat minder specifiek en uitsluitend was ten opzichte van same-sex en other-seks gedragingen (Dean, 2014). Dean beschrijft een tijdperk waar een constructie bestond waarin twee verschillende type mannen met verschillende genderrollen MSM konden uitvoerden. Enerzijds was er de 'normale' man die gekenmerkt werd door zijn masculiniteit en zijn rol als degene die penetreert. Op deze manier werd hij niet aangetast in zijn mannelijke rol en werd hij gezien als ‘normaal’. Seks met mannen had geen centrale positie in zijn leven. Anderzijds was er de 'fairy' die een vrouwelijke kant had en de rol van gepenetreerde aannam en daarom werd gezien als ‘fairy’. In het seksleven van de fairy stond seks met mannen wel centraal (Dean, 2014). De 'normale' man die wel seks had met mannen, maar zich 'gewoon' als een man gedroeg, werd dan ook niet gezien als moreel verwerpelijk (Chauncey, 1994). Hier is te zien dat de een man alleen in zijn

(8)

8

gehele bestaan wordt geaccepteerd als hij een masculiene identiteit aanneemt met bijhorende gedragingen zoals penetreren, terwijl de twee categorieën sociaal geconstrueerd zijn en niet ‘echt’ bestaan. Een gelijksoortig voorbeeld bestaat in Mexico. Tijdens MSM worden mannen die

gepenetreerd worden gezien als homo, en worden de mannen die penetreren gezien als hetero (Cantu Jr. 2009).

Vandaag de dag betekent in algemeen discours dat een heteroseksueel iemand een exclusieve voorkeur heeft voor personen van het andere geslacht (American Psychological

Association, 2012). Deze voorkeur heeft dus betrekking tot daadwerkelijke seksuele handelingen of verlangens, maar ook tot een identiteit waaraan tal van normen ondergeschikt aan zijn. Deze tweedeling tussen enerzijds 'fysieke handelingen' in de praktijk en anderzijds een heteroseksuele identiteit die meer bestaat in de 'ideeënwereld' is voor dit onderzoek erg belangrijk. Er zullen mannen onderzocht worden, die namelijk wel een heteroseksuele identiteit aannemen, maar fysiek gezien wel eens ‘homoseksueel’ handelen. In dit onderzoek wordt deze, op het eerste gezicht, discrepantie onderzocht tussen een heteroseksuele identiteit enerzijds en het aangaan van seksueel contact met mannen anderzijds. Wat duidelijk wordt is dat de algemeen gangbare seksuele

identiteiten niet volledig beschrijven wat voor complexe combinaties van seksuele praktijken er allemaal bestaan (Silva, 2015).

3.5 Heteronormativiteit

In het dagelijkse debat over seksuele geaardheid wordt er vaak gefocust op of seksualiteit een keuze is of dat het biologisch bepaald is (Ward, 2015). Maar voor queertheoretici zoals Ward is dit frame in zijn totaliteit te simpel. Mensen hebben zeker neigingen tot bepaalde objecten van verlangen, zoals lichamen van hetzelfde geslacht of lichamen van het andere geslacht. Maar het is belangrijk om te beseffen dat deze neigingen, wat ze ook zijn, gevormd en ervaren worden binnen de beperkingen van heteronormativiteit (Schilt & Westbrook, 2009). De hoeveelheid van fysiek en cultureel werk dat verricht wordt om de heteroseksuele identiteit te waarborgen laat zien dat heteroseksualiteit nauwelijks elementair is aan de mens als soort. Daarom wordt heteroseksualiteit gezien als een sociale prestatie, een institutie of een cultureel construct (Ward, 2015). Het traditionele perspectief op seksualiteit is dat heteroseksualiteit het ontwerp van de natuur is, het is de drijvende kracht achter menselijke reproductie en de verdeling van arbeid op basis van geslacht is wijdverbreid. In de laatste tientallen jaren is dit perspectief enigszins herzien bijvoorbeeld omwille van het bestaan van de homoseksueel, die doorgaans wordt begrepen als een ongevaarlijke hormonale of genetische afwijking van ‘het plan van de natuur’ (Ward, 2015). Maar ook omdat opvattingen ten op zichten van gender veranderlijk zijn. Queer theoretici stellen dat seksueel verlangen niet bepaald is door bio-evolutionaire processen. Seksueel verlangen is fluïde en cultureel vastgesteld (Butler, 2003). In queer

(9)

9

theorie wordt gender losgekoppeld van geslacht en wordt gesteld dat genderrollen een sociaal construct zijn die worden geassocieerd met een bepaalde identiteit, maar waartussen geen vanzelfsprekende causaliteit bestaat. Seksuele identiteiten zijn niet alleen een afspiegeling van seksuele voorkeuren, maar ook van cultuur, tijd, sociale structuren en de persoonlijke interpretatie daarvan (Silva, 2016).

Dean schrijft in zijn artikel 'The Cultural Construction of Heterosexual Identities' (2011) over de manier waarop heteroseksuelen hun identiteit ontlenen aan hun seksualiteit. Hij omschrijft culturele processen waarin de heteroseksuele identiteit bevoordeeld wordt. Zo gelden, binnen de drukkende kracht van masculiene constructies en discoursen van homofobie, in rituelen als trouwen of 'promnight' heteroseksuele rolverdelingen als de norm, en ben je dus ook als ‘anders-seksueel-georiënteerde’ in het nadeel. Hiermee toont hij aan dat heteroseksuelen, doormiddel van

verschillende instituties en sociologische processen, hun heteroseksuele privileges kunnen waarborgen.

Hierboven is geconstateerd dat seksuele categorieën en rollen sociale constructen zijn. Maar toch voelen ze vaak als natuurlijk aan. Heteroseksuele normen worden op jonge leeftijd bij kinderen geïnternaliseerd door processen van socialisatie. Ze continue worden blootgesteld aan

heteroseksuele idealen; het is gek als een man een jurk draagt, moeders nemen de zorg van kinderen op zich en vaders zorgen voor brood op de plank of een huwelijk vind plaats tussen een man en vrouw. In de media, in films of reclames wordt affectie tussen een man en een vrouw als volkomen normaal beschouwd of is niet eens noemenswaardig, terwijl er over affectie tussen mensen van hetzelfde geslacht nogal eens moeilijk gedaan wordt. Dit zijn allemaal voorbeelden van

heteronormativiteit, waarin heteroseksuele rollen de norm zijn.

Ingraham (2005) laat zien wat de functie is van heteronormativiteit. Zij stelt dat seksualiteit gedurende een mensenleven sterk variabel is. Maar dit is voor ons een lastige realiteit om te managen en daarom hebben we de identiteitscategorieën, zoals homoseksueel, biseksueel en heteroseksueel, met corresponderende waardesystemen gecreëerd om de illusie te wekken dat seksualiteit (ongereguleerd) vast staat (Ingraham, 2005). Deze categorieën worden gebruikt om onszelf binnen een hiërarchisch waardesysteem te kunnen plaatsen. Dat betekent dat we ons hechten aan de mate van acceptatie van deze categorieën en we hieraan sociale status en legitimiteit kunnen ontlenen. In dit heteronormatieve systeem, waarin heteroseksualiteit alom is

geïnstitutionaliseerd en wordt gezien als de standaard voor legitieme seksuele relaties, is biseksualiteit minder gewaardeerd en homoseksualiteit het minst (Ingraham, 2005).

(10)

10

Heteroseksuelen hoeven voor hun seksuele identiteit niet uit de kast te komen, omdat er bij voorbaat altijd vanuit wordt gegaan dat men heteroseksueel is. In een dergelijke heteronormatieve context zijn homoseksuelen wel genoodzaakt uit de kast te komen voor hun seksuele identiteit. De mannen die onderzocht zijn in deze scriptie kunnen aangeduid worden als heteroflexibel. Deze identiteit conformeert aan de heteronorm en tegelijkertijd kan er ook MSM verricht worden. Dit gedrag, waar de heterflexibele identiteit bij hoort, is alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden binnen bepaalde contexten. Er zijn een aantal belangrijke verschillen tussen de heteroflexibele identiteit en homoseksuele identiteit. Ward (2015) schrijft over het ontbreken van politieke lading bij heteroflexibiliteit. Door zich als heteroseksueel te identificeren komt het strijden voor

homo-belangen niet voort uit eigenbelang, omdat je jezelf buiten de strijd plaatst. Tegelijkertijd kan er wel invulling gegeven worden aan verlangens naar hetzelfde geslacht (Ward, 2015). Voor de

heteroflexibele identiteit hoeven mensen niet uit de kast te komen, omdat hij net zo ‘onzichtbaar’ is als de heteroseksuele identiteit. Een nog belangrijker verschil is dat heteroseksuelen, of

heteroflexibele, over het algemeen blij zijn met heterocultuur of heteronormativiteit (Ward , 2015, p. 28). Heteroseksuelen genieten niet alleen van heteroseksuele seks, maar bovenal van heteroseksuele cultuur. Het voelt fijn ‘normaal te zijn.’

Ward (2015) heeft deze groep mannen ook onderzocht en schrijft over het kinderlijke karakter van homoseksuele ontmoetingen van heteroseksuele mannen. Hiermee bedoelt ze niet dat het kinderachtig is, maar dat het een soort spelen of ontdekken is, handelingen die soms nauwelijks worden geïnterpreteerd als iets seksueels en daarom buiten de binaire tweedeling vallen. Dit is een interessante constatering, omdat ik in de praktijk hoor van heteroseksuele jongens die wel eens seksueel contact met andere jongens hebben gehad, dat ze dat met andere hetero’s doen, en niet met ‘echte’ homoseksuelen. Dit kan te maken hebben met wat Ward beschrijft over ‘aard’ van de handeling, waarbij die bij hetero’s als ‘spelletje’, ‘grapje’ of ‘experiment’, wordt gezien, zijn ze wellicht bang dat een homoseksueel het als ‘seksueel’ of ‘liefdevol’ zal ervaren (Ward, 2015). Hoe de populatie die voor deze scriptie is onderzocht dit ervaart, wordt bij de bevindingen besproken.

Wekker (1993) laat in haar onderzoek zien waarin de sociale positie van de homoseksuele identiteit binnen het heteronormativieve spectrum zich in kan resulteren. Zij schrijft over ‘black lesbianism’ en Mati-culture. Vrouwen die zich in Nederland en Amerika identificeren als lesbienne, plaatsen zichzelf in een politieke strijd en lopen hiermee het risico’s nadelen van deze identiteit te ondervinden. In Suriname zijn vrouwen die zich seksueel aangetrokken voelen tot vrouwen, maar zij willen zich niet identificeren als lesbienne. Het gevolg van deze identificatie zou namelijk zijn dat zij geen seksuele ervaringen met vrouwen zouden kunnen hebben: “There are, after all, things which aren’t to be given names-giving them names kills them.” (Wekker, 1993) Voor Mati is het

(11)

11

traditionele wijze uitgevoerd blijven. Hiermee is te zien dat er onder druk van heteronormativiteit op verschillende plaatsen en tijden (in verschillende culturen) naar manieren worden gezocht om traditionele genderrollen in stand te houden. Zo wordt heteronormativiteit gereproduceerd.

Silva (2016) laat zien dat het waarborgen van masculiniteit voor mannen dé manier is om seksueel contact met mannen te kunnen legitimeren. De mannen in zijn onderzoek presenteren zich als mannelijk, bijvoorbeeld door hun voorkeur voor schieten en auto’s kenbaar te maken; interesses die met mannelijkheid geassocieerd worden. MSM past niet binnen normatieve mannelijkheid, maar doordat deze mannen zich verder masculiene gedragen maakt dat het MSM niet verwerpelijk. De mannen distantiëren zich van de vermeende relatie tussen seks met hetzelfde geslacht en vrouwelijkheid. Zij kozen bij seksueel contact met mannen vaak partners die zich ook normatief mannelijk gedroegen en zich als heteroseksueel identificeerden. Met het kiezen van deze partners normaliseren en verifiëren zij de seksuele ontmoetingen als hetero en masculiene (Silva, 2016). Daarbij framede getrouwde mannen die zij onderzocht seks met mannen als minder bedreigend voor hun huwelijk dan seks met andere vrouwen (Silva, 2016).

Uit de resultaten van Silva (2016) blijkt dat mannen flexibel met het begrip heteroseksualiteit omgaan. Zijn respondenten vinden seks met hetzelfde geslacht namelijk passen binnen een

heteroseksueel spectrum. Het is voor deze mannen niet de seksuele handeling zelf die niet in lijn staat met een mainstream opvatting van heteroseksualiteit, maar de individuele interpretatie hiervan dat iemands seksuele identiteit en gender bepaalt (Silva, 2016). Verder wordt duidelijk hoe heteroseksualiteit centraal staat bij het uitdragen van mannelijkheid in een plattelandse context. In deze gebieden is het uitdragen van normatieve mannelijkheid van cruciaal belang om op sociaal gebied te worden geaccepteerd (Silva, 2016).

Ondanks toenemende acceptatie van homoseksualiteit ziet Connel (1987) dat hegemonische mannelijkheid strikt binnen heteroseksualiteit valt. Homofobie is vaak een kernaspect van

mannelijkheid vanaf jonge leeftijd; jonge jongens leren hoe zij mannelijk over kunnen komen tegenover hun leeftijdsgenoten door gebruik te maken van het “fag discourse” (Pascoe, 2011). Heteronormativiteit zit verpakt binnen instituties en is sterk gerelateerd tot normatieve

mannelijkheid. Dit leidt ertoe dat gedrag dat niet consistent is aan hegemonische mannelijkheid afgestraft wordt binnen doorsnee sociale omgevingen, maar dat normatieve mannelijkheid ook wordt ontmoedigd in ‘gay-friendly’ omgevingen (Bird, 1996). Mannelijkheid een begrip dat niet alleen tussen landen maar ook binnen landen verschillende uitvoeringen kent. Bridges (2014) vind dat er in Amerikaanse urbane gebieden jonge, witte, heteroseksuele mannen zijn die het begrip mannelijkheid oprekken. Deze heteroseksuele jongens bestempelen sommige van hun

eigenschappen als ‘gay’, maar dat doet volgens hun niet af aan hun mannelijkheid. Zij noemen zichzelf progressief en doen doelbewust afstand van ‘plattelandse’ mannelijkheid of normatieve

(12)

12

mannelijkheid. Deze mechanismen die gevoeligere expressies van mannelijkheid mogelijk maken, zijn privileges die de witte stadse jongens hebben en Silva bijvoorbeeld onmogelijk zou kunnen

terugvinden in plattelandsgebieden. Zijn populatie heeft haast geen mogelijkheden tot sociale alternatieven van conventionele expressies van mannelijkheid (Silva, 2015).

In deze scriptie is een vrij specifieke groep mannen onderzocht; de respondenten zijn namelijk niet alleen man en hetero, maar zijn ook allemaal wit, hoogopgeleid en woonachtig in de stad. Dit zijn alle ook belangrijke structurele factoren die invloed hebben op gendergedragingen. De perceptie van zwarte mannelijkheid verschilt namelijk van de perceptie van witte mannelijkheid net als de perceptie van homoseksuele mannelijkheid verschilt van de perceptie van heteroseksuele mannelijkheid. Binnen een land zijn verschillende percepties van mannelijkheid te vinden en die zijn hiërarchisch verdeeld (Connel, 1995). Politiek-economische structuren geven richting aan hoe mannelijkheid uitgedragen dient te worden. De witte, heteroseksuele mannelijkheid noemt Connel hegemonische mannelijkheid. Deze vorm van mannelijkheid staat boven in de hiërarchie en biedt daarom de grootste mogelijkheden tot machtsuitoefening. Hegemonisch houdt hier in dat er sociale mechanismen ontstaan die de status quo van de groep aan de top van de hiërarchie bevestigen en dat er zo nog meer macht gewonnen kan worden. In dit proces worden andere sociale groepen weggedreven of uitgesloten van sociale privileges (Donaldson, 1993). In deze context geldt dat mannen niet alleen privileges hebben ten opzichte van vrouwen, maar ook dat witte,

heteroseksuelen mannen meer privileges hebben dat zwarte en/of homoseksuele mannen (Connel, 1996).

Verschillende wetenschappers die heteroseksuele MSM onderzoeken gebruiken andere terminologie om het seksuele contact mee te beschrijven. Silva (2016) noemt het bud-seks wanneer ze uitsluitend over heteroseksuele MSM spreekt. Dat doet ze omdat heteroseksuele MSM in

verschillende populaties en contexten verschillende betekenissen kan hebben. Ward (2015) spreekt bijvoorbeeld over dude-seks, omdat haar onderzochte populatie in een witte, masculiene,

heteroseksuele, stadse/militaire context seks als uiting en versterking van een mannelijke ‘bro’-relatie beschouwd. Carillo en Hoffman (2016) refereren naar hun (voornamelijk stadse) participanten als heteroflexibel, omdat zij zich uitsluitend of primair aangetrokken voelen tot vrouwen. Waar Ward (2015) zich meer op urbane contexten focust, heeft Silva (2016) haar respondenten in landelijke gebieden geselecteerd. Hierdoor ziet zij dat haar respondenten overlappen, maar ze ziet ook verschillen met betrekking tot betekenisgeving aan het heteroseksuele MSM. Silva’s bud-seks wordt door de respondenten namelijk niet gezien als een mogelijkheid om de band met vrienden te

versterken, maar meer als een manier om hun heteroseksualiteit en hun mannelijkheid te versterken en/of bevestigen (Silva, 2016). Zij verantwoorden dat dan als “helping a buddy out” met het

(13)

13

gering zijn (Silva, 2016). Deze specifieke betekenisgeving aan hetero MSM bevestigt hun

heteroseksualiteit en mannelijkheid meer dan dat het het in twijfel trekt en daarom onderscheidt het zich van andere vormen van MSM (Silva, 2016).

Concluderend kan worden gesteld dat de bovengenoemde auteurs een vergelijkbaar sociaal proces omschrijven waarmee mensen normafwijkend gedrag normatief correct maken. Hetero zijn, en de daarbij horende genderrollen, is de meest ‘aantrekkelijke’ identiteit met betrekking tot acceptatie. Hetero zijn, blank en in de stad wonen biedt de meeste mogelijkheden tot privileges. De mensen die door de onderzoekers worden beschreven willen ook graag geaccepteerd worden, maar hebben ook behoefde aan seksueel contact met mannen. Door middel van het aannemen van een heteronormatieve gender identiteit - voor vrouwen is dat vrouwelijk zijn en voor mannen betekent dat mannelijk zijn - kan same-sex seks in hoge mate sociaal worden geaccepteerd. In dit onderzoek is uitgezocht welke processen van betekenisgeving terug te zien zijn bij witte Nederlandse

heteroseksuele mannelijke studenten en wat binnen deze populatie geldt als normatief mannelijk zijn.

(14)

14 4. Onderzoeksmethode

4.1 Onderzoeksvraag

Een fundamentele vraag in dit onderzoek is of en hoe heteroseksuelen mannen MSM binnen de grenzen van heteronormativiteit plaatsen. Welke sociale mechanisme bestaan er om MSM geaccepteerd te maken? Welke betekenissen geven witte heteroseksuelen mannelijke studenten persoonlijk aan hun MSM en welke culturele betekenis heeft dat? In dit onderzoek ben ik

geïnteresseerd in (seksuele) identiteitsvorming van de onderzochte groep mannen. Na de analyse van de empirische data en de koppeling aan het theoretisch kader zal antwoord gegeven kunnen worden op de volgende hoofdvraag: Hoe geven witte Nederlandse heteroseksuele mannelijke studenten betekenis aan hun seksuele ervaringen met mannen binnen de context van de heteronormativiteit?

Een volgende interessante vraag die hieruit ontstaat, waar ook aandacht aan gegeven zal worden in deze scriptie, is welke kennis dit dan oplevert met betrekking tot de binaire seksuele tweedeling. Hoe relevant is deze nog?

4.2 Methoden

Het empirische onderzoek kent een kwalitatieve inslag, dit houdt hier in dat de verzamelde data afkomstig is uit interviews met individuele respondenten. De respondenten zijn witte mannelijke studenten uit Amsterdam die zich als heteroseksueel identificeren en wel eens seksueel contact met een man hebben gehad. De respondenten zijn tussen de 21 en 26 jaar oud en allemaal bezig met een WO opleiding of hebben deze afgerond. Ik heb 8 interviews gehouden met respondenten die ik via mijn professionele netwerk bij elkaar heb verzameld. Het zijn allemaal werknemers of

ex-werknemers van een studenten eetcafé. Dit is een relevant gegeven, omdat er bij dit studentencafé - dat tevens een vereniging is - een relatief homogene groep mensen werkt. De organisatie inclusief haar leden zijn namelijk links progressief georiënteerd. Daarbij komt dat de respondenten bijna allemaal aan de faculteiten humanistiek en sociale wetenschappen zijn verbonden. Deze eigenschappen leiden ertoe dat de respondenten in meer of mindere mate bekend zijn met dit onderwerp. Daardoor zijn sommige in staat om antwoorden te geven die in lijn liggen met theorieën over seksuele identiteit en gender die ik in het theoretisch kader behandeld heb. Ik zou niet zeggen dat de antwoorden daarom van mindere waarde zijn (omdat het soms lijk alsof er studieboeken nagepraat worden), maar het heeft wel degelijk invloed op de richting en het politiek correcte gehalte van de antwoorden. De respondenten willen namelijk ook graag gezien worden als open-minded, progressief en intellectueel. Als zij deze identiteit nastreven is het niet aan mij om te beoordelen of dit hun ‘ware’ aard is en daarom neem ik hun antwoorden in analyse als een

(15)

15

afspiegeling van hun oprechte visie. Tot slot zijn de respondenten allemaal bekenden van mij, voorafgaand aan de interviews was ik bang dat de respondenten mij misschien niet altijd serieus zouden nemen en lacherig met de vragen om zouden gaan. Dit was echter niet het geval en achteraf zie ik het juist als een voordeel dat ik de respondenten ken. Het gaf mij namelijk het gevoel dat de respondenten mede hierdoor volledig open durfde te zijn en hun politieke correctheid enigszins beperkt bleef.

Ik heb gekozen voor de groep ‘studenten’ om verschillende redenen. Uit de literatuur (Ward, 2015) komt naar voren dat heteroseksueel MSM in verschillende subculturen voor komt, zoals motorclubs, sportteams maar ook onder studenten. Deze laatste groep vind ik interessant, omdat ik hier zelf ook deel van uit maak en daardoor de praktijk van dichtbij meemaak. Ook was het voor mij makkelijker om binnen deze groep contacten te leggen en zo respondenten te vinden. Daarnaast, omdat de schaal van dit onderzoek beperkt is, was het goed om mezelf te beperken tot een enkele subcultuur heteroseksueel MSM voorkomt, zodat ik bij deze groep echt de diepte in kan gaan. Ik weet dat concepten als masculiniteit en heteronormativiteit sterk aanwezig kunnen zijn binnen de leefwereld van studenten.

De mannen die ik heb onderzocht hechten waarde aan hun heteroseksuele identiteit en die werd naar verwachting wellicht niet graag in twijfel getrokken. Daarom was het noodzakelijk dat ik tijdens de interviews zo min mogelijk suggestief en beoordelend overkom. Ik ben daarom ‘zacht’ geweest en heb contradicties binnen hun logica zelf niet te zwaar aan de tand gevoeld. Ik heb moeilijke concepten als heteronormativiteit en masculiniteit vooral vermeden, maar wel vragen gesteld die hier informatie over verschaffen. Zo vraag ik bijvoorbeeld wat ze in het algemeen vinden van seksueel contact tussen mannen en vraag ik wat ze mannelijk vinden. De belangrijkste thema’s van de interviews waren (seksuele) identiteit, heteronormativiteit, mannelijkheid en gender. Na de interviews heb ik alle interviews getranscribeerd en in Atlas.ti gecodeerd. Vervolgens heb ik netwerken en families gemaakt om overzicht te creëren en verbanden te leggen.

Volgens Connell en Messerschmidt (2005) is het belangrijk dat onderzoekers mannelijkheid op verschillende plaatsen, binnen verschillende contexten bestuderen. Mijn onderzoek bouwt voornamelijk voort op de onderzoeken van Ward (2015) en Silva (2016). In deze onderzoeken naar hetero MSM werd er onder andere gefocust op contexten zoals het leger, de gevangenis of het platteland. Naar witte, Nederlandse heteroseksuele studenten is nog geen onderzoek gedaan met betrekking tot dit thema. Daarom kan ik aan de bestaande kennis over hetero MSM, kennis over deze nieuwe populatie toevoegen. Deze populatie kenmerkt zich door de geprivilegieerde positie waarin zij verkeren. Het sociologische perspectief dat ik gebruik om deze groep mee te analyseren is daarom intersectioneel. Verder is het belangrijk om stil te staan bij de Nederlandse context met betrekking tot homoseksualiteit. Nederland staat bekend als een tolerant land met betrekking tot

(16)

16

homoseksualiteit, maar ook hier is anti-homo geweld nog steeds wel degelijk een probleem en groeien jongens op met een ‘fag-discourse’ (Buijs, Hekma, & Duyvendak, 2011). Homoseksuelen zijn een gemarginaliseerde groep en deze identiteit kent niet dezelfde vrijheden en mogelijkheden tot machtsuitoefening als de heteroseksuele identiteit. Heteroseksualiteit is de norm.

Binnen deze groep worden betekenissen aan hetero MSM gegeven die in voorgaande onderzoeken ook al naar voren kwamen, maar worden er ook unieke visies op mannelijkheid, seksuele identiteit en hetero MSM gevonden.

(17)

17

5. Welke betekenis geven de mannen aan hun MSM-ervaringen?

In dit hoofdstuk staat de persoonlijke betekenisgeving van de respondenten aan hun seksuele ervaringen met mannen centraal. Hierbij ga ik ook in op de context, omgeving en grenzen waarbinnen dit MSM plaatsvindt. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de vorming van een seksuele identiteit en in het laatste hoofdstuk op de sociale constructies die nodig zijn om dit gedrag voor deze groep mogelijk te maken.

De meeste respondenten hebben niet veel verdergaande seksuele handelingen verricht dan zoenen met jongens. De groep beschrijft de ervaringen van het gevoel dat zij bij het zoenen erg uiteenlopend. Overwegend is het weinig romantisch en Guus vindt het zelfs niet seksueel:

“Nee, ik zou dat niet als seksueel zien, ik zou dat gewoon als een ..., ik was ten eerste altijd dronken, nou niet altijd, maar wel altijd op een feestje of in een bar of in een café zeker wel gewoon wat alcohol op, dat was gewoon lachen. Het was niet seksueel, het is gewoon: laten we een keer lekker tongen.(…) Ja, een grapje of een spelletje denk ik, het is geen experiment want ik ja, ondertussen weet ik hoe het is om met een man te zoenen. Misschien dat het dat, dat het ooit een heel erg klein experiment was van ‘Hee, hoe zou het zijn om met een man te zoenen?’.”

- Guus

Hij spreekt totaal niet over termen als liefde, passie of seksualiteit, maar beschrijft het zoenen met mannen meer als een soort ‘betekenisloos’ gevolg van een dronken bui. Verder legt hij veel nadruk op de (sociale) omgeving waarbinnen hij dit doet:

“Met mensen erbij, gewoon in een groep vaak, een feestje en soms ja heel veel verschillende situaties, je hebt af en toe wel eens dat je vrienden, ook je vrouwelijke vrienden tegen je zeggen van "ga eens zoenen dan" en dan denk je haha lol, lachen, en dan doe je dat, of omdat twee meisjes dan met elkaar gingen zoenen, dat zij dan zeiden: Dan willen we ook dat jij met een jongen gaat zoenen.”

- Guus

Voor bijna alle respondenten geldt dat hun MSM plaatsvindt in dit soort settingen:

“Ja... Dat ontstaat in een dronken bui, en dan op een gegeven moment dan doe je dat en dan doe je dat vaker en het is steeds wel op een moment dat je gedronken hebt, dat je vrolijk bent, dat je samen de nacht in gaat en dat... ja... dat soort settingen.”

(18)

18

- Tim

“Ik heb best wel vaak met mannen gezoend en best wel wat verschillende, maar het was bijna elke keer in een sociale situatie, dus niet alleen met z’n tweeën.”

- Daniel

“Wel binnen een sfeer van feestjes, zeg maar, zonder feestje ga ik niet zoenen met een man.” - Jan

Kenmerken zijn dat er altijd sprake is van een groep met mannen en vrouwen en de aanwezigheid van alcohol. Dit kan ertoe leiden dat mensen worden uitgedaagd, bijvoorbeeld tijdens een spelletje flesje draaien. De alcohol zorgt er mede voor dat grenzen worden verlegd. Termen als ‘grapje’ en ‘spelletje’ voeren in dit soort situaties bij de respondenten de boventoon, wat weinig over laat voor romantiek of liefde. Ward (2015) waarschuwde al dat heteroseksuelen mannen vaak deze neiging hebben. De respondenten zeggen dat ze meestal geen romantisch of liefdevol gevoel hebben bij het zoenen met jongens. Het gros van de ervaringen die de respondenten delen kennen een dergelijke context, waardoor een groot deel van dit gedrag wordt weggezet als betekenisloos en daarom onbelangrijk. Maar juist in deze context, de publieke ruimte, zijn (heteroseksuele) mannen die met elkaar zoenen in de dominante Nederlandse cultuur verre van normaal en niet geaccepteerd (Buijs, Hekma, & Duyvendak, 2011). Misschien staan ze er niet bij stil dat dit gedrag relatief uitzonderlijk is en absoluut niet overal mogelijk (Ward, 2015). Het doet ze wellicht persoonlijk niet zo veel, maar het zegt wel veel over deze sociale omgeving, waarin normafwijkend gedrag haast de norm is: “Ik denk dat dat [heteroseksuele jongens die niet met jongens zoenen] gewoon hele bange mensen zijn eigenlijk.” – Daniel. Seksueel contact onder heteroseksuele mannen gebeurt binnen andere

contexten vaak in de privésfeer en daarbij wordt anonimiteit nagestreefd (Ward, 2015). Het door mij onderzochte heteroseksuele MSM, met de bewust gekozen zichtbaarheid, wijkt daar dus van af.

Waar het seksuele contact weinig als liefdevol of romantisch wordt ervaren, spreken de respondenten, soms met moeite, wel bijna allemaal van een uiting van (onder andere) seksualiteit:

“Nou overwegend niet eigenlijk, niet per se seksueel. Niet met een seksuele inslag. (…) en per ongeluk ook een beetje seksualiteit.”

- Jan Jan begint zijn verhaal met het ontkennen van seksualiteit in zijn MSM ervaringen. Maar na een tijdje komt hij daar voorzichtig op terug, zeker als hij begint over die ene keer met die goede vriend van hem in een huisje in België. Ook Simon veranderde tijdens het interview van mening:

(19)

19

“Het is nooit echt intiem geweest als in dat je met zn tweeën bent of zo….. Uh... Ik vond er gewoon niet zoveel van. Ik had gewoon zin om te zoenen. Enne, die vriend, die had dat ook, dat was heel duidelijk. Dus ik vond dat prima, doe maar. (…) Ja, ik denk het wel. Toch wel stiekem, ik denk wel dat het een beetje seksueel is. (…) Ja, want, ja ik denk, ik denk dat het seksueel te noemen is. Ja, dat was wel seksueel.”

- Simon

Simon benadrukt vervolgens dat hij bij MSM een aanzienlijk ander gevoel heeft dan bij seksualiteit met vrouwen. Het lijkt alsof Simon en ‘die vriend’ elkaar een vriendschappelijke gunst verrichten; ze hebben zin om te zoenen, ze zijn vrienden en dus besluiten ze dat ze het net zo goed met elkaar kunnen doen. Simon vulde aan: “Als ik zin heb in twee lippen en een tong dan maakt mij het niet zoveel uit of er wat baardgroei omheen zit of niet.” Deze nonchalante houding ten opzichte van zoenen zou op twee manieren geïnterpreteerd kunnen worden. In eerste instantie zag ik een

overkomst met het idee van ‘helping a buddy out with his sexual needs’ wat een algemeen argument was van de plattelandse mannen uit het onderzoek van Silva (2016). In Silva’s onderzoek worden de ‘sexual needs’ echter gebruikt als een rechtvaardiging voor iets dat eigenlijk verkeerd is. Daarom lijkt mij een andere interpretatie in deze context voor de hand liggender. Er geldt in deze omgeving een hoog ‘laissez-faire’ gehalte: “Op een gegeven moment werd het gewoon normaal. We deden dat gewoon af en toe en het was niks bijzonders, er hoeft niet echt over gesproken te worden.” – Jan. Simon heeft zo weinig angst voor het eventueel beoordeeld worden op basis van zijn seksuele activiteit, dat het voor hem niet nodig is om twee keer na te denken als zijn nabije zoenpartner ‘toevallig een vent’ is.

Naast een uiting van seksualiteit, spraken de respondenten van allerlei andere redenen of achterliggende gedachten achter hun MSM. Vrijheid is een belangrijk thema waardoor het gedrag van deze groep mogelijk is. De jongens zijn zich hier in meer of mindere mate van bewust, maar voor sommige is het evident dat hun MSM een belichaamde viering van hun vrijheid is: “Nee, het was meer gewoon van uhhh, bevestiging dat je gewoon vrij bent. Gewoon in wat je doet en laat. En dat je helemaal niet laat beperken door allemaal dat soort dingen.” – Riko. Deze vrijheid gaat hier over het zich onttrekken van de norm om hetero te zijn. Jan spreekt over sociale constructen die het voor een man raar maken om met een man te zoenen. Graag zou hij zien dat deze constructen niet bestaan. Hij heeft het gevoel dat het normaliseren van MSM hiertegen een strijd voert: “Belachelijk maken, soort van de constructen die eromheen bestaan herkennen en dan besluiten dat het helemaal niet raar hoeft te zijn. Het is een groepsontwikkeling binnen die groep of binnen jezelf dat dit gewoon normaal kan zijn”.

(20)

20

Een andere opvallende gedachtegang achter het MSM contact van mijn respondenten kwam ook meerdere keren terug. De drie jongens die een vriendin hadden vertelden het ook wel eens leuk te vinden om spanning te voelen met een ander: “Of omdat het gewoon, weet ik veel, of uhm.... of omdat ik zeg maar uhhh.... ik heb dus een vriendin, en af en toe is het wel leuk om met andere

mensen dan met je vriendin te zoenen. Maar dat mag niet met andere vrouwen van mijn vriendin, dus ik denk dat ik dan maar eens met een vent zoen.” – Guus.

Blijkbaar mag hij van zijn vriendin wel met andere mannen zoenen maar niet met andere vrouwen. Daniel weet niet precies waarom dat zo is: “Ja, als ik zin heb om te zoenen, dan weet ik dat het niet met een meisje mag. Omdat ik een vriendin heb. Een jongen dat is dan wel goed ofzo, ik weet ook niet precies hoe dat werkt, het is ook niet mijn mening, het is de mening van de wereld geloof ik.” Maar voor hem geldt hetzelfde. Jan heeft wel een idee waarom dat zo werkt: “Het is geen bedreiging voor haar. Het is een beetje een grapje nog steeds, ook al klinkt dat een beetje stom, maar het is het wel, I guess. Het is op geen manier een bedreiging voor haar. Misschien als er een angst was dat ik op korte termijn ineens homo zou worden en haar links zou laten liggen, omdat ik niet meer op vrouwen val, dat is een situatie waarin ik zou denken dat ze het erg zou vinden. Maar dat is niet het geval.” De jongens lijken een manier te hebben gevonden waarmee ze toch wat spanning naast hun monogame relatie kunnen genieten, zonder dat ze daarmee hun vriendin boos maken. Waar vrienden allemaal niet goed voor kunnen zijn.

Bijna alle respondenten verrichten hun MSM namelijk uitsluitend met vrienden. Het kan dus ergens wel gezien worden als een vriendendienst, maar het verschil is dat de jongens in dit

onderzoek weinig tegen zichzelf of hun omgeving hoeven te verantwoorden, met betrekking tot zoenen met mannen. Uit de antwoorden van Tim blijkt ook dat zijn seksuele activiteit met mannen met vrienden onder elkaar plaatsvindt. Voor hem heeft het alleen minder te maken met het behartigen van seksuele verlangens:

“In eerste instantie gebeurt het meestal als een soort van vriendschap, die zich uitbreid naar heel erg houden van, dat je dat dan ook uit door middel van zoenen. Ja dat zou ik wel als seksueel kunnen ervaren omdat het wel, je geniet er allebei van om het moment. uhm... Maar dat komt dan niet echt in je op om er nog meer van te maken ofzo. Omdat het daarbij blijft, omdat het goed is en omdat het echt een uiting is van die liefde die andere, ja... zonder dat daar een soort van geilheid ofzo bij zit.”

- Tim

Voor Tim hoeft het hebben van een vriendschappelijke band niet uit te sluiten dat dat gepaard kan gaan met seksuele uitingen. In tegendeel, voor hem maakt zoenen met zijn vrienden de

(21)

21

dermate opgewonden van raakt dat het verder gaat dan zoenen. Voor de meeste van mijn respondenten is zoenen ook waar hun grens ligt in hetero MSM:

“Nee, nou oké het is niet dat, ik zou niet 1 op 1 met een mannetje gaan afspreken om daar iets mee te doen. Als ik iets met een mannetje doe, dan zijn er ook vrouwen. Ik heb totaal geen behoefte om alleen 1 op 1 met een man te gaan experimenteren op seksueel gebied ofzo.”

- Riko

Guus vulde hier op aan: “En die drempel [van zoenen] is voor mij veel kleiner geweest dan laten we elkaar een keer lekker aftrekken ofzo, want dat dat hoeft niet voor mij.” Het is zinloos om in te gaan op de vraag of deze persoonlijke grenzen aan seksueel verlangen gedetermineerd zijn door

natuurlijke grondslagen of door druk van culturele regels zoals heteronormativiteit. Daar kan ik niet over oordelen. Vanuit de queer theorie zou ik hier wel over kunnen zeggen dat cultuur zo sterk is dat het zelfs lichamelijk verlangen kan beïnvloeden (Ward, 2015).

Dat deze jongens grenzen hebben aan hun MSM-activiteit resulteert in een ander interessant verschijnsel. De nonchalance waarmee de respondenten praten over zoenen met jongens kent namelijk een connotatie: liever niet met een homo. Het grote deel van de respondenten heeft bedenkingen bij seksueel contact met mannen die zich als homo identificeren:

“Ik heb één keer gehad dat er een jongen was die echt vaker met mij wilde zoenen en als ik dan bijvoorbeeld nuchter was dan vond ik dat eigenlijk niet per se nodig. En misschien ook wel een beetje a-relaxed en dan had ik altijd dat ik dat dan zeg maar afschoof, als hij dan mij probeerde te zoenen. Totdat hij op een gegeven moment aan mij vroeg van waar val jij eigenlijk op? Toen heb ik gezegd, ja op meisjes, toen is dat ook niet meer gebeurd. En dat is niet omdat ik homo's vies vind ofzo hoor, maar meer omdat ik zoiets heb van ja volgens mij zoen jij mij met een hele andere intentie dan ik jou zoen en dat vind ik dan wel a-relaxed. (…) Nou omdat ik dan dus bang zou zijn dat die persoon ook echt meer van mij zou willen, en dat verder gaat dan gewoon een keer voor de grap zoenen, dat vind ik dus zelf, zou ik me daar niet gemakkelijk bij voelen en ook niet als iemand zo een move op mij zou willen maken, omdat ik dan dus tegen die persoon zou moeten gaan zeggen van gast dit wil ik echt niet en dan kom ik weer over alsof ik een of andere homohater ben ofzo. Nee dus dat, nee, ja, om je vraag te beantwoorden, het zou in principe niet uitmaken of iemand homo is, maar dan, ik denk wel dat ik het minder snel zou doen.”

(22)

22

Deze redenatie kwam vaker terug in deze groep. Wanneer de respondenten zoenen met andere hetero’s dan weten ze van elkaar dat ze nagenoeg dezelfde intenties hebben bij het seksuele contact. Maar als ze dit doen met homo’s, dan zijn de respondenten een beetje huiverig; een homo zou wel eens verwachtingen kunnen krijgen die de respondenten niet waar willen maken:

“(…) een homo die kan, het is gewoon een beetje oneerlijk naar de andere persoon toe ook. Diegene wordt daar misschien nog opgewondener van dan dat jij er van wordt. En dan krijg je verwachtingen die je misschien niet kan waarmaken, omdat je hetero bent.”

- Noa

Een andere reden om seksueel contact met homo’s uit de weg te gaan komt ook voort uit angst, maar nu is de angst van een introspectieve aard.

“Ja nou dat is ook wel interessant ja. Ik denk dat dat voor mij misschien nog wel was dat het een soort van uhh... ja ik weet niet, niet een angst om homo te zijn, maar misschien wel ik weet niet, je eigen seksualiteit verkennen is, kan soms een beetje eng zijn, want je weet niet wat er allemaal is en hoe het allemaal werkt, als je aan het ontwikkelen bent. Als je dan met een homo zoent, dan wordt het te echt of zo.”

- Jan

Met een homo zoenen is voor de respondenten confronterend; wat zij doen begint voor hun steeds meer op homoseksualiteit te lijken en daar voelen ze zich niet prettig bij. In tegenstelling tot ‘als grapje’ zoenen met andere hetero’s, wordt het steeds lastiger om dit aan zichzelf te verantwoorden. Ward (2015) schreef dat een belangrijke reden om een heteroseksuele identiteit aan te nemen, is dat dat prettig voelt in cultureel opzicht. De onderzochte groep geniet ook van de culturele voordelen die het met zich meebrengt om je als hetero te identificeren. Zij rekken de grenzen van

heteroseksualiteit op, maar willen zich wel ‘legitiem’ hetero blijven voelen. Klaarblijkelijk ligt op dit punt een vage grens. Ik denk dat de terughoudendheid om deze reden gezien kan worden als een direct resultaat van heteronormativiteit. Het voelt veilig en vertrouwd in hun heteroseksuele schild en seksueel contact met een homo is een bedreiging voor dat schild.

(23)

23 6. Seksuele Identiteit

Op basis van het vorige hoofdstuk kan gesteld worden de uiting van hetero MSM niet

onvoorwaardelijk en vrijblijvend is; er zitten allerlei grenzen, voorwaarden, settingen en bepaalde intenties aan verbonden. Eén van de oorzaken die deze begrensde context heeft gecreëerd is heteronormativiteit. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de respondenten hun seksuele identiteit vormen in een heteronormatieve cultuur en geven zij hun visie op bestaande seksuele constructen.

Aan de aarzelingen van de respondenten viel op te maken dat het onwennig is voor deze jongens om hun MSM ervaringen als seksueel te zien. Dat zou een onbewust gevolg kunnen zijn van

heteronormatieve omgeving waar zij gedurende hun leven in sterke of minder sterke mate mee te maken hebben gehad. De identificatie als heteroseksueel sluit in het woord al uit dat er geen ‘seksueel’ contact wordt beoefend met mannen. Maar wat ik zie gebeuren, is het ontstaan van een besef dat hun gedrag eigenlijk niet rijmt met heteroseksualiteit. Er is niet per se sprake van liefde of romantiek in het spel, maar seksueel is het wel. Zelf zien zij dit ook zo. Ze kunnen zich daarom niet volledig identificeren met de term heteroseksueel:

“Ik weet wel 100 procent zeker dat ik, dat ik hetero ben. Maar het is niet dat ik me helemaal afsluit voor, uhh, andere dingetjes zeg maar, met mannetjes, ik sta daar gewoon voor open of zo.”

- Riko

“Uhh... Ik denk wel als hetero, maar ik zou niet zeggen dat het nooit, dat ik nooit een homoseksuele relatie zou kunnen hebben. Ik weet niet of dat kan, maar ik sluit het niet uit.”

- Daniel

“Ik heb nog nooit seks gehad met een jongen, maar of ik nou zeker van mezelf kan zijn dat ik 100 procent hetero ben, dat kan ik niet zeggen, want dat weet ik niet. Ja, het is een beetje een grijs gebied, ik heb nog me nog nooit seksueel aangetrokken gevoeld tot een jongen, maar ik wil het ook niet uitsluiten. Dat is het.”

- Tim

Ondanks dat de connotaties bij hun identiteit van elkaar verschillen, zie ik ook een belangrijke

overeenkomst. Ze hebben er alle drie een zekere moeite mee om het zichzelf uit te leggen. Ze zeggen allemaal ‘hetero, maar…’. Dit laat direct zien dat de alledaagse termen over seksuele identiteiten

(24)

24

voor deze jongens problematisch zijn. Sommige van mijn respondenten vinden de termen ook niet toereikend genoeg, maar hebben een zekere voorkennis over dit thema. Daarom waren zij in staat om mij uit te leggen hoe seksualiteit eigenlijk in elkaar zit en waarom mijn vraag daarom eigenlijk niet deugt:

“Uhm… Nou, want ik vind dat altijd een beetje moeilijk, want ik zie het niet dat als je of hetero of biseksueel of homo, ik heb het altijd als een soort spectrum gezien van seksualiteit. Dat je gewoon, en die ook verandert met de dag of met de week of met het jaar, dus je bent leunend naar

heteroseksueel of leunend naar homo of misschien helemaal niet seksueel. In ieder geval moet je het zien als een soort lijn met aan de ene kant hetero en aan de andere kant homo waarin we altijd ergens op die lijn zitten. En voor mij is dat ik dan uh... Misschien tussen biseksueel en heteroseksueel in, als ik dat zou moeten noemen.”

- Jan

Ook Simon gaf mij een lesje seksualiteit wat resulteerde in een van mijn meest memorabele, interessante passages van mijn veldonderzoek:

“Simon: Fluïde hè, het is allemaal fluïde.

Interviewer: Oh, is het fluïde? Wat bedoel je daar mee?

Simon: Dat het niet zo veel uitmaakt, dat seksualiteit een sociaal construct is. Interviewer: Oh, je bent ingelezen.

Simon: Ja man, Judith Butler, ik weet alles van die kut.

Interviewer: Hahahaha, oké, ja. Weet je wat ze ook wel eens zeggen daarover? Simon: Nou?

Interviewer: Heteroflexibel.

Simon: Heteroflexibel, dat vind ik leuk, dat wil ik wel zijn. Interviewer: Ja?

Simon: Heteroflexibel, ja.

Interviewer: Dat kan je gewoon zijn zoals je wilt. Simon: Dan ben ik het.

Interviewer: Haha, oké. Maar ben je door deze ervaringen anders gaan nadenken over seksuele oriëntatie?

Simon: Nee, want dat dacht ik dus al heel erg… Interviewer: Wat?

(25)

25

Simon: Nou, dat het allemaal niet zo recht toe recht aan is, dat was ook mijn reden waarom het me niet zoveel uitmaakt. Als ik zin heb in twee lippen en een tong dan maakt het mij niet zoveel uit of er wat baardgroei omheen zit of niet.

Interviewer: Ja, je doet toch je ogen dicht.

Simon: Ja, meestal wel, zeker als je met een vent tongt.”

Deze twee passages zijn voor mij tekenend voor mijn onderzochte groep mannen. Ten eerste is de toon van de tweede passage laconiek of achteloos. Hij lijkt seksuele identificatie niet belangrijk te vinden en een beetje zinloos. Ook wordt duidelijk dat dit niet de eerste keer is dat de twee in wetenschappelijk verband over seksualiteit nadenken. Dit heeft tot gevolg dat zij niet alleen in mainstream termen over zichzelf hebben nagedacht, maar daarbuiten ook op zoek naar termen voor alternatieve seksuele identiteiten. Vervolgens introduceer ik, in dit geval aan Simon, de term

heteroflexibel. Zonder enige twijfel eigent hij zich dit label toe. Hiermee plaatst hij zichzelf direct buiten de binaire seksuele tweedeling. Enerzijds getuigt dit van een grote vrijheid die de respondent ervaart om te zijn wie hij wil zijn; hij onttrekt zich moeiteloos aan de heteronorm. Deze vorm van vrijheid is een privilege dat niet voor alle mannen bestaat (Silva, 2016). En anderzijds duidt dit op het inzicht dat de mainstream ideeën over hetero- en homoseksualiteit niet de variatie aan zijn seksuele ervaringen vervatten.

Max vertelt dat hij bestaande seksuele identiteiten op een alternatieve manier interpreteert, waardoor hij zichzelf beter kan begrijpen:

“Ik denk dat het verschil is dat ik er op een gegeven moment van overtuigd was dat seksuele geaardheid niet bepaald wordt door met wie je seks wilt hebben of met wie je een seksuele relatie kan aangaan, maar binnen de sfeer… Ik weet niet of het een goed rijmpje is maar het gaat heel erg over genegenheid. Een liefdevolle relatie met iemand opbouwen, waardering voelen, dat kan ook binnen vriendschap, neem knuffelen, hand in hand lopen of zoenen, zit niet binnen vriendschap ingebouwd dus dat is niet zoals we dat normaal zien in de maatschappij. Blijkbaar kan ik dat met bepaalde mannen wel, ook al ben ik er van overtuigd dat ik heteroseksueel ben, er is wel een grijs gebied of zo. Voor mij zeg ik dan biseksualiteit ergens in het midden, heteroseksualiteit de ene pool en homoseksualiteit de andere pool en daartussen zitten dan variaties, mensen kunnen hele rare

seksuele constructies doen in hun leven waarvoor ze voorkeuren hebben die homoseksualiteit en heteroseksualiteit dus absoluut als waardes een beetje breder maken of zo, een beetje diepgang geven.”

(26)

26

Hiermee zegt hij dat seksuele aantrekkingskracht niet noodzakelijk is om liefde voor iemand te voelen. Hij kan zich emotioneel aangetrokken voelen tot een persoon, en jongen of een meisje, maar zegt dat dat niet per se gepaard hoeft te gaan met seksuele aantrekkingskracht. Op deze manier heeft hij wel eens een liefdevolle relatie met een jongen gehad waar ook seksualiteit in voor kwam, maar die seksualiteit was voor hem geen belangrijke component: “Die seks was uiteindelijk niet zo boeiend. Niet vervelend maar niet iets waar je naar streeft.” Hij maakt dus een duidelijke scheiding tussen fysieke seks en een liefdevolle band en legt uit dat hij zichzelf als hetero ziet omdat hij seks met mannen niet zo boeiend vind. Deze scheiding tussen liefde en seks maakt Guus ook, maar dan andersom. Hij stelt dat een man best seks kan hebben met beide geslachten, maar alleen verliefd kan worden op een vrouw waardoor zo’n man voor Guus een heteroseksueel is:

“Wat ik denk dat ik ervan vind is dat ik best wel, samen met dus de mensen om mij heen die ik ken die dat ook doen, soort van heel erg in een vrijheid, in liefde en seks en ook een duidelijke scheiding tussen liefde en seks geloven, en dat uh.... Ik sowieso geloof dat je seksueel, dat je zeg maar je seksuele geaardheid hetero kan zijn, maar dat je het prima vind om een keer met iemand van hetzelfde geslacht te zoenen of seks te hebben. Ik denk wel dat vrouwen eerder seks hebben met elkaar dan mannen terwijl ze hetero zijn.”

- Guus

Het scheiden van seksueel verlangen en geslacht en het uitoefenen van alternatieve seksuele constructen maakt van mijn respondenten ‘queer practicanten’. Zij doen waar in queertheorie over geschreven wordt. In een heteronormatieve cultuur zijn gender, geslacht en seksueel verlangen aan elkaar verbonden. Mijn respondenten zeggen dat dit moet worden ontbonden, zodat er vrij mee kan worden omgegaan:

“Dat moet gewoon kunnen, open seksualiteit, het hoeft allemaal niet uit te maken, je moet gewoon kunnen doen wat je wilt, vrijheid daarin, in eigen keuzes maken zolang je maar niet andere mensen in de weg zit, het recht van andere mensen beperkt, zeg maar.”

(27)

27 7. Is het mannelijk?

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welke sociale processen plaatsvinden in mijn onderzochte

populatie waardoor hun gedrag normatief ‘correct’ is. Hoe seksueel contact met mannen rijmt met mannelijkheid – of heteronormativiteit – is de centrale vraag in dit hoofdstuk. Welke sociale constructies bestaan er die (hetero) MSM sociaal geaccepteerd maken?

Uit het theoretisch kader blijkt dat het heteroseksuele gender voor mannen betekent dat je ‘mannelijk’ moet zijn. Mannelijkheid is echter niet tastbaar, het is een gedachtegoed en kent geen vaststaande definitie. En die gedachten over wat mannelijk is kunnen van elkaar verschillen. Maar wat mannelijkheid ook is, het is voor mannen dé manier om sociale acceptatie te bereiken (Silva, 2016). Zoals Connell en Messerschmidt (2005) stelden, is het belangrijk om mannelijkheid in

verschillende contexten te bestuderen. Het bestaat namelijk in allerlei verschillende vormen. In deze groep is dit duidelijk te zien. Alle respondenten konden zich maar in beperkte mate identificeren met normatieve mannelijkheid, maar noemden zichzelf tegelijkertijd wel mannelijk. Dit betekent dat zij een alternatieve vorm van mannelijkheid construeren die beter past, of meer geaccepteerd is, in deze omgeving. Om te beginnen hebben de respondenten allemaal wel een perceptie van normatieve mannelijkheid die wordt gekenmerkt door onder andere bier, auto’s, voetbal en machogedrag:

“Uhm... mannelijkheid, ja weet ik veel, wat is mannelijkheid? Dat je uh... (….) Dus wat mannelijkheid is; stoer, weet ik veel, auto's, uh, sigaren, bier, nee dan is dat [seksueel contact met mannen] niet mannelijk volgens de, de klassieke term mannelijk zijn. Maar ik vind het ook niet gay, of, of nee zo vind ik het ook niet.”

- Guus

“Moeilijk, ja nou ja, kijk, ik weet dus gewoon niet zo goed wat mannelijkheid is, ik bedoel ik voetbal, ik drink bier, ik heb seks met vrouwen. Weet je, dat is, volgens confessionele normen, zijn die kenmerken redelijk mannelijk zeg maar, dus identificeer me daar wel mee,(…)”

- Jan

“NEUKEN!!! Hahahaha. Uhm nee ik vind dat echt een fucking moeilijke vraag.”

(28)

28

“Mijn vriendinnetje zei van mij van ‘Ja, meestal val ik echt op jongens-jongens, weet je wel’, en dan vroeg ik in het verleden van ‘Wat houdt dat dan in?’ Een beetje lomp en beetje direct en eigenlijk, omschreef ze, een soort van klootzakken gewoon, een beetje eikels die groot en sterk zijn en veel aan zichzelf denken en weinig rekening houden met een vrouw. Dus dan is dat dan blijkbaar mannelijk.”

- Simon

“Een beeld van de samenleving wordt opgedragen, dit is mannelijk, dit is vrouwelijk en dat komt voor en daar kun je moeilijk een andere visie op hebben. Je zou graag willen dat het anders zou zijn, maar het is wat het is.”

- Tim

De respondenten hebben dus een beeld van normatieve mannelijkheid wat denk ik veel raakvlakken heeft met (de negatieve punten) van de alledaagse perceptie van mannelijkheid. In elk citaat is terug te vinden dat mannelijkheid een term is waar de respondenten problemen mee hebben; zij zijn het er niet mee eens, weten precies goed wat het is of houden überhaupt niet van gender normerende taal:

“Ja maar, ik vind, ik houd er niet van om in dat soort patronen na te denken, ik bedoel ik kijk naar, mannelijk dan kijk ik naar biologie dat je een piemel hebt en dan je een andere hormonenproductie hebt waardoor je, weet ik veel, dat je hersenen misschien wat anders werken ofzo. Maar mannelijk, nee... voor de rest, ik probeer in ieder geval niet echt om op die manier na te denken. (…) Maar wat ik gewoon bedoel is dat die geconstrueerde gendernormen zijn dus geconstrueerd, het hoeft niet per se zo te zijn. Je zal door biologische kenmerken die gevolgen hebben naar personen zal je hebben dat gemiddeld meer vrouwen zo zijn en dan meer mannen zo zijn, alleen dat betekent niet dat een vrouw als een man kan zijn en nog steeds een vrouw kan zijn, of een man bepaalde vrouwelijke kenmerken kan hebben zonder daardoor minder mannelijk te zijn, nee dat hoeft helemaal niet zo te zijn. ”

- Jan

De respondenten willen zich graag afzetten tegen normatieve mannelijkheid, bijvoorbeeld om een statement te maken tegen genderrollen. Dit ligt in lijn met wat Bird (1996) schreef over dat normatieve mannelijkheid wordt ontmoedigd in ‘gay-friendly’ omgevingen (de zeer enthousiaste deelname van het café aan de Gay Pride zegt genoeg over hun visie op homoseksualiteit). Toch lijken de respondenten het allemaal (op Tim na) belangrijk te vinden om te vermelden dat ze zichzelf wel ‘echt’ mannelijk vinden. Uiteraard vroeg ik mij af waarom zij dan wel alsnog mannelijk zijn. Dat

(29)

29

resulteerde in het construeren van een alternatieve vorm van mannelijkheid die binnen deze groep geldt:

“Ik denk dat ik het meest mannelijk vind is als je gewoon weet je, waar de uitdrukking ook vandaan komt: je eigen mannetje staat. Dus je bent gewoon lekker jezelf, je doet wat je zelf wilt en je trekt je niet heel aan van, je trekt je niets aan eigenlijk van wat andere mensen van jou verwachten of vinden. Vrouwen of andere mannen. Gewoon jezelf zijn.”

- Guus

“Ik ben denk ik mannelijker dan veel mannen, omdat ik niet mijn best hoef te doen om heel mannelijk te zijn, want ik, voor mij is het genoeg dat ik weet dat ik een man ben en bij heel veel mensen zie je dus compensatiegedrag ze denken van ‘oh blijkbaar is het nog niet duidelijk genoeg dat ik een man ben, dus ik moet me op een bepaalde manier gedragen’, en ik denk dat het mij juist mannelijker maakt dat ik me niet op die manier gedraag.”

- Simon

“Nou wat ik trouwens heel mannelijk vind dat is wel dat je een mannetje bent, die echt totaal niet in zijn doen en laten rekening houd met wat vrouwen van hem vinden. Dus gewoon echt helemaal doet wat ie zelf wil en niet zijn gedrag erop aanpast om, om, om dat vrouwtjes hem dan leuk vinden.”

- Riko

De respondenten zetten hun visie van mannelijkheid af op dat van een conservatief begrip van mannelijkheid. Wat ik hier interpreteer is dat mannelijkheid betekent dat je je juist bevrijdt van normatieve mannelijkheid, zoals haantjesgedrag of het hebben van een grote auto. Mannelijkheid gaat volgens de respondenten überhaupt niet om tastbare zaken. Of je nou van voetbal houdt, van toneel of van zoenen met andere mannen, in deze context maakt het één je niet meer of minder mannelijk dan het ander. Max zegt bijvoorbeeld: “Nou, er zijn sporten of dingen of acties die je met mannelijkheid zou kunnen associëren, maar het gaat zo om context altijd.” De context is de persoon achter deze ‘sporten, dingen of acties’. Ze beschrijven een emotionele toestand waarmee

mannelijkheid bereikt kan worden. Het is een bepaalde zelfverzekerdheid en zelfacceptatie die hen de ruimte geeft om in alles iets mannelijks te kunnen zien, ‘zelfs’ seksueel contact tussen mannen.

Het overmatig uitdragen van (hetero)seksualiteit is voor deze groep niet mannelijk. Dit wordt door Simon bestempeld als compensatiegedrag, om onzekerheden te verhullen. En dat is geen aantrekkelijke identiteit binnen deze groep: “Ik ben geen macho, maar ik vind het ook helemaal niet vet om macho te zijn.” Tim vult hierop aan:

(30)

30

“Ik zie mezelf niet echt als een typische mannelijke man ofzo. En dat hoef ik ook niet. En uhm, als mannelijke man, wordt het ook van je verwacht dat je je heel hetero opstelt volgens mij. Daar zit ook een bepaald gedrag tegenover vrouwen in. En dat hele mannelijke opstellen dat, dat heb ik niet in me en ik vind dat ook uhm, dat vind ik wel fijn, dat hoort hier ook bij denk ik. Ik hoef niet macho te zijn.”

- Tim

Er gebeurt hier iets interessants, want volgens deze alternatieve definitie van mannelijkheid kan homoseksualiteit in theorie ineens wel rijmen met mannelijkheid. Zij vinden het niet mannelijk als hetero’s heel erg hun best doen om vrouwen te imponeren, maar ook niet als homo’s hun best doen om mannen te imponeren. Hier zijn de respondenten consequent in:

“Ja, zeker als je kijkt naar de definitie van jezelf blijven, doen wat je zelf wilt, als dat mannelijkheid is, dan is homo zijn zeker mannelijk, als je daar voor uitkomt (…) Maar wanneer een homo zich laat beïnvloeden door zijn omgeving van buitenaf, dan is dat alleen maar eigenlijk heel erg sneu voor die persoon. En dan zou ik inderdaad denken van man up, wees jezelf.”

- Guus

“Maar ik bedoel vooral dat sommige homoseksuelen, vrouwen of mannen, voor mijn gevoel een beetje een toneelstuk opvoeren, en dat vind ik niet mannelijk of vrouwelijk, dat vind ik gewoon nep.”

- Daniel

“Kijk homo’s, ik vind wel echt best veel homo’s die helemaal niet mannelijk zijn he, echt, het merendeel denk, nou dat is misschien ook niet waar. Kijk je hebt natuurlijk homo’s waaraan je kan zien dat ze homo zijn en dat vind ik vaak niet zo mannelijk. Maar ik vind een homo waaraan je totaal niet kan zien of kan merken dat ie homo is, dat vind ik juist wel mannelijk.”

- Riko

Hier is wederom te zien dat het excessief uitdragen van seksualiteit niet op prijs wordt gesteld. Dit kan dus enerzijds aan de ene kant van het spectrum zijn, de homoseksuele kant, wat kan worden uitgelegd al nichterig. Anderzijds kan dit aan de meest heteroseksuele kant van spectrum zijn, waar zich de machomannen bevinden. Simon en ik waren het met Mark Rutte eens; om in deze groep sociale aansluiting te vinden moet je 'gewoon normaal doen'.

Een belangrijke constatering die nu gemaakt kan worden is dat deze mannen in hun sociale omgeving de macht of het privilege hebben om hun eigen variant op mannelijkheid te construeren.

(31)

31

Zij hebben bijvoorbeeld, zoals ook Bridges (2014) in haar populatie vond, het privilege om een meer gevoelige expressie van mannelijkheid aan te nemen, Tim zegt hierover:

“Ik ben blij dat ik in een sociale omgeving leef waar ik dat [normatief mannelijk] niet hoef te zijn. Dat er niet van me gevraagd wordt om me mannelijk op te stellen. En dat heb je in andere omgevingen wel heel erg. Dat je soms wel juist koud, koelbloedig, zakelijk, rationeel, opschepperig door het leven moet gaan om enigszins je rug recht te kunnen houden. En ik zoek expres die omgeving niet op, want ik zou dat verschrikkelijk vinden. Om me contant mannelijk te moeten gedragen. Dan is dit ook een uiting daarvan, of in elk geval dat ik me wat kwetsbaarder kan opstellen.”

- Tim

Dit zijn mogelijkheden die niet alle mannen hebben, zoals in plattelandse cultuur waarover Silva (2016) schrijft: “Most rural men do not have socially viable alternatives to conventional expressions of masculinity, and the masculinity they construct reflects the rigid expectations of many rural men today (Courtenay, 2006). Voor Tim is dit een reden geweest om na de middelbare school naar Amsterdam te verhuizen:

“Ja, even denken. Heel erg zoeken naar de omgeving waar je graag in wil zijn en uhm... Ja, weet niet, het is best wel, ik heb best wel grote stappen gemaakt in mijn leven om te komen waar ik nu ben. En dat is, ik kom gewoon uit een klein kutdorp met 300 mensen en dan ging ik naar school met allemaal zuiperds die roepen ‘vrouwen neuken’ en daar heb ik dus afstand van genomen. Want ik wist gewoon dat het niet bij me paste. Ik was opzoek naar iets anders. Ik heb best wel grote beslissingen genomen en dan wel heel intuïtief, echt op m’n gevoel afgegaan, maar ik ben wel blij, omdat je dan uiteindelijk wel terecht ben gekomen waar ik wel nog wil zijn.”

- Tim

Connel (1995) benoemde deze intersectionele privileges en stelde dat de witte, heteroseksuele mannelijkheid bovenaan in de hiërarchie staat. Daarmee liggen daar de meeste mogelijkheden tot machtsuitoefening en vrijheid. Uit deze analyse blijkt dat het toevoegen van de secties

‘hoogopgeleid’ en ‘urbaan’ de top van de hiërarchie nog specifieker in beeld brengt.

Nu mijn respondenten een context hebben gecreëerd waarin hetero MSM geen inbreuk doet op de hier geldende mannelijkheidsnorm, biedt hun dit de mogelijk dit praktiseren zonder daarbij sociale uitsluiting te ervaren. Het is positief dat deze heteroseksuele mannen deze vrijheid hebben. Er moet echter wel een kanttekening bij worden geplaatst. Mannen die zich namelijk als

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord in totaal niet meer dan 60 woorden. In tekst 1 worden in alinea 3 en 4 enkele al dan

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. 1p 4 Hoe kan de strekking van alinea 7 van tekst 1 het

[r]

De klap op 58-jarige leeftijd vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel bij het brugpensioen en de daling op 60-jarige leeftijd is een gevolg van de mogelijkheid om op

Dus, hoewel de oor- zaken van stress meer aanwezig zijn in jobs en sec- toren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn en hoewel vrouwen naast hun job ook nog vaak in- staan voor de

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in

Iemand weigeren voor de functie van receptionist, omdat hij of zij de taal niet goed genoeg beheerst, is geen discriminatie. Het goed beheersen van de taal is namelijk