• No results found

Men vs Women: an Electroencephalography (EEG) study on the impact of insults

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Men vs Women: an Electroencephalography (EEG) study on the impact of insults"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mannen vs vrouwen: een elektro-encefalogram (EEG)

onderzoek naar de impact van beledigingen.

Mila Lücker - 10798153

In dit onderzoek is onderzocht of mannen en vrouwen beledigingen (ten opzichte van

complimenten) emotioneel anders verwerken in het brein. Event-related potentials lieten zien dat beledigingen, ten opzichte van complimenten, een hogere late positive potential (LPP) amplitude opwekten (reflecteert een sterkere neurale verwerking) bij vrouwen (N= 21). Bij mannen (N= 13) was dit verschil in LPP amplitude tussen beledigingen en complimenten niet te zien. De bevindingen ondersteunen het idee dat er verschillen zijn in de neurale verwerking van beledigingen bij mannen en vrouwen. Vrouwen lijken een sterkere emotionele

verwerking te hebben bij beledigingen (t.o.v. complimenten) dan mannen, terwijl mannen geen verschil in respons tussen beledigingen en complimenten tonen. De impact van een belediging is wellicht groter bij vrouwen dan bij mannen.

Universiteit van Amsterdam Bachelorproject Brein en Cognitie Begeleider: mw. Dr. Marte Otten Vrijdag 2 Juni 2017

Woorden abstract: 121 Woorden verslag: 5425

(2)

Vrouwen worden vaak neergezet als emotioneel gevoelig en dit zou de suggestie wekken dat beledigingen veel meer impact hebben op vrouwen dan op mannen. Kan dit verklaart worden doordat vrouwen ook daadwerkelijk beledigingen neuraal anders verwerken dan mannen? De huidige literatuur biedt nog weinig inzichten hiervoor. In deze studie wordt gekeken of er een verschil is tussen mannen en vrouwen in de emotionele neurale verwerking van een

belediging.

Er bestaat overeenstemming in de literatuur dat sociale context een grote invloed heeft op de perceptie van een belediging (Otten, Mann, Van Berkum & Jonas, 2016; Cohen, Nisbett, Bowdle & Schwarz, 1996; Bond, Wan, Leung & Giacalone, 1985). Zo heeft het publiekelijk beledigd worden meer impact dan privé beledigd worden (Otten et al. 2016) en wordt het beledigen anders ervaren in verschillende culturen (Cohen et al., 1996; Bond et al., 1985).

Naast deze aspecten van sociale context kan het geslacht ook een rol spelen in het ervaren van een belediging. Dit is interessant aangezien er twee keer zo veel vrouwen depressief zijn dan mannen (Accortt, Freeman, & Allen, 2008). Verschillende cognitieve studies suggereren dat vrouwen en mannen verschillen op het gebied van het ervaren van negatieve emoties. Vrouwen herkennen negatieve gezichten beter dan mannen (Burton, Rabin, Wyatt, Frohlich, Vardy & Dimitri, 2005), ervaren verbaal aanvallend gedrag als agressiever dan mannen (Harris, 1998) en ervaren in het algemeen emoties intenser (Fujita, Diener, & Sandvik, 1991; Grossman & Wood,1993). Bovendien komt in de cognitieve studie van Young, Vance en Ensher (2003) naar voren dat vrouwen aanvallend gedrag intenser ervaren dan mannen. Dit lijkt te komen doordat vrouwen in het algemeen heftiger op negatieve stimuli reageren dan mannen (Gohier et al., 2013). De verklaring hiervoor is volgens Gohier et al. (2013) dat vrouwen een sterkere emotionele neurale verwerking hebben bij het zien van negatieve stimuli dan mannen.

Verschillende neurologische onderzoeken laten zien dat dit verschil tussen mannen en vrouwen in de ervaring van negatieve stimuli komt doordat ze andere neurale strategieën gebruiken wanneer zij hun emoties beoordelen (Wrase et al. 2003; Kemp et al. 2004; Shirao, Okamoto, Okada, Ueda & Yamawaki, 2005). Het onderzoek van Kemp et al. (2004) laat zien dat er een verschil is tussen mannen en vrouwen bij het ervaren van negatieve plaatjes, op basis van een steady-state probe topography (SSPT). In dit onderzoek zijn positieve en

(3)

negatieve plaatjes, ten opzichte van neutrale plaatjes, vergeleken aan de hand van Visually evoked potentials. De resultaten tonen aan dat er vooral een verschil is tussen mannen en vrouwen bij de verwerking van negatieve plaatjes, ten opzichte van neutrale plaatjes: bij vrouwen was meer verspreide verlaging van de frontal latency te zien dan bij mannen. De frontale gebieden zijn betrokken bij het beoordelen van de emotionele waarde van de stimuli

(Dalgleish, 2004; Kemp et al., 2004). De verlaging in de frontal latency reflecteert dus een hogere emotionele verwerking, aldus Kemp et al. (2004): vrouwen lijken impactvoller te reageren op negatieve stimuli dan mannen. Bovendien lijkt dit verschil in geslacht bij positieve stimuli minder groot te zijn dan bij negatieve stimuli. Dit is niet ondenkbaar aangezien negatieve gebeurtenissen over het algemeen emotioneler worden ervaren dan positieve gebeurtenissen (Baumeister, Bratslavsky, Finkenauer & Vohs, 2001; Taylor, 1991).

Het fMRI onderzoek van Wrase et al. (2003) laat overeenstemmingen zien bij het zien van negatieve stimuli. In dit onderzoek is de neurale reactie van negatieve en positieve plaatjes vergeleken tussen 10 mannen en 10 vrouwen. Uit de resultaten kwam naar voren dat vrouwen bij het zien van negatieve stimuli meer activiteit vertoonden in de cingulate gyrus dan mannen. De cingulate gyrus is actief bij het verwerken van emoties zoals pijn en verdriet (Kemp et al., 2004; Bruinsma & Loonen, 2006) en dient als de kern van het bewust ervaren van emoties (Dalgleish, 2004). De bevinding van Wrase et al. (2003) suggereert dus dat vrouwen een diepere emotionele verwerking hebben bij het zien van negatieve plaatjes dan mannen. Daarentegen vertoonden mannen meer activiteit in de orbifrontale prefrontale cortex (PFC) en de amygdala in vergelijking met vrouwen bij het zien van positieve plaatjes: die respectievelijk actief zijn bij het inschatten van de emotionele waardes van de stimuli bij het verwerken van emotionele stimuli (Dalgleish, 2004). Dit effect was echter klein. Kortom, hieruit kan worden opgemaakt dat vrouwen en mannen verschillende patronen laten zien bij positieve en negatieve stimuli: vrouwen reageren intenser op

negatieve stimuli en mannen op positieve stimuli. Eveneens voegt het fMRI onderzoek van Shiraoe et al. (2005) hieraan toe dat ook bij negatief geladen woorden, vrouwen intenser reageren dan mannen. De verschillen in respons op negatieve stimuli bij mannen en vrouwen is dus niet alleen bij het zien van negatieve gezichten, maar ook bij het zien van negatief geladen woorden.

Samenvattend, de bovengenoemde SSPT en fMRI onderzoeken suggereren dat Vrouwen bij het zien van negatieve stimuli (plaatjes en woorden), ten opzichte van neutrale

(4)

stimuli, meer hersenactiviteit hebben in emotie gerelateerde gebieden, dan mannen. Deze verhoogde hersenactiviteit bij vrouwen suggereert een diepere emotionele neurale

verwerking bij het zien van negatieve stimuli. Deze verschillen in het ervaren van

negativiteit sluit goed aan op de uitkomst van cognitieve studie van Young et al. (2003) die suggereert dat vrouwen aanvallend gedrag intenser ervaren dan mannen. De directe reactie op een verbale aanval is echter neurologisch nog niet vastgesteld, enkel op cognitief niveau (Young et al., 2003).

Een manier om emotionele neurale verwerking te meten bij verbale beledigingen is

electro-encephalogram (EEG), vanwege de hoge temporale resolutie (Citron, 2012). Door middel van EEG kan een emotionele respons van een negatief geladen woord op

milliseconden niveau worden gemeten. Dit onderzoek heeft EEG gebruikt om de emotionele respons op negatieve stimuli, namelijk beledigingen, te vergelijken bij mannen en vrouwen. Een emotionele respons kan worden gemeten aan de hand van een positief component van het Event Related Potential (ERP), namelijk het Late Positive Potential (LPP). Deze heeft een maximale amplitude van 300 tot 1000 ms nadat de stimulus is gepresenteerd. Een LPP kan worden opgewekt door woorden en zinnen die emotioneel geladen zijn (Herbert, Kissler, Junghofer, Peyk & Rockstroh, 2006; Herbert, Junghofer, & Kissler, 2008; Kanske & Kotz, 2007) en uitspraken die in sterke tegenspraak zijn met de morele waarde van een persoon (Van Berkum, Holleman, Nieuwland, Otten & Murre, 2009). Daarnaast wekken negatieve stimuli een hoger LPP op dan positieve stimuli (Ito, Larsen, Smith, & Cacioppo, 1998; Smith, Cacioppo, Larsen, & Chartrand, 2003). Het recente EEG onderzoek van Otten et al. (2016) heeft gekeken naar het LPP effect van beledigingen en complimenten. In dit onderzoek kregen 46 deelnemers zowel complimenteuze als beledigende zinnen te lezen. De ERP resultaten lieten zien dat beledigende zinnen een hoger LPP opwekten dan

complimenteuze zinnen, en dit reflecteert een sterkere emotionele neurale verwerking. In dit onderzoek is echter niet gekeken of er een verschil is in de emotionele neurale verwerking van de beledigingen tussen mannen en vrouwen.

In het huidig onderzoek zal daarom de emotionele neurale verwerking (het LPP effect) van beledigingen, ten opzichte van complimenten, worden onderzocht bij mannen en

vrouwen. Gebaseerd op de besproken onderzoeken lijken vrouwen intenser te reageren op negatieve stimuli dan mannen (Wrase et al., 2003; Kemp et al., 2004; Shirao et al., 2005) en op aanvallend gedrag (Young et al. 2003). Het is dus aannemelijk dat vrouwen ook een sterkere emotionele verwerking (LPP effect) zullen vertonen bij beledigingen, ten opzichte

(5)

van complimenten, dan mannen. De beledigende zinnen worden in dit onderzoek

vergeleken met complimenteuze, gezien dit ook is gedaan in het onderzoek van Otten et al. (2016). Mannen en vrouwen zullen met elkaar worden vergeleken en beide groepen lezen zowel alle beledigende als alle complimenteuze zinnen. Verwacht wordt dat de LPP amplitude groter zal zijn bij de beledigingen dan bij de complimenten, voor zowel mannen als vrouwen. Daarnaast wordt verwacht dat vrouwen een groter verschil in LPP amplitude hebben tussen beledigingen en complimenten en dat dit verschil bij mannen minder groot is.

(6)

Deelnemers

In dit onderzoek hebben 44 studenten meegedaan (26 vrouwen en 18 mannen), geworven via de Universiteit van Amsterdam met een gemiddelde leeftijd van 23 jaar (gemiddelde leeftijd 22,67, bereik 19-43). In totaal zijn er 34 van de 44 deelnemers meegenomen in de analyse waarvan 13 mannen en 21 vrouwen. Er zijn 3 deelnemers uitgevallen in verband met missende markers, één deelnemer door ontbrekende data en 5 deelnemers hadden meer dan 3 elektrodes die minder dan 20 segmenten in het gemiddelde telde van de EEG meting, dit zal verder worden toegelicht in de elektro-encefalogram. Verder is er één deelnemer als uitschieter uit de analyse gehaald omdat deze extreme waardes had, dit wordt verder toegelicht in de data analyse.

Het exclusiecriterium was dyslexie, omdat mensen met dyslexie de

voorgeprogrammeerde zinnen niet snel genoeg kunnen lezen, en het inclusiecriterium was dat iedereen goed Nederlands sprak. Er deden 27 Nederlandse studenten mee aan het onderzoek en 7 Duitse. De Duitse deelnemers hadden goede bekwaamheid in het Nederlands doordat ze een cursus van 6 weken hadden gevolgd. Het experiment is vooraf goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam. De deelnemers hebben een informerend consent gelezen en getekend. Ze kregen geen beloning, alleen de eerstejaars psychologie studenten kregen 2 studiepunten.

Stimuli

De stimuli van dit onderzoek bestond uit 56 complimenten (‘Wat ben jij een ontzettend begaafd persoon’) en 56 beledigingen (‘Jij bent opvallend laf en dat weet iedereen’). Alle 112 zinnen waren neutraal voor het Geslacht zodat deze zowel voor mannen als voor vrouwen toepasselijk waren. Ook was de zinslengte gemiddeld hetzelfde voor de beledigingen en de complimenten (Mbelediging = 9.7 SDbelediging = 2.4; Mcompliment = 9.6, SDcompliment = 3.0). Het

kritieke woord was het eerste beledigende of complimenteuze woord in de zin, deze stond nooit aan het einde van de zin. De gemiddelde positie van het kritieke woord in de zin en de lengte van het kritieke woord was voor de beledigingen en complimenten hetzelfde (positie: Mbelediging = 6.3, SDbelediging = 2.2, Mcompliment = 6.3, SDcompliment = 2.6; lengte: Mbelediging = 8.3,

SDbelediging = 3.5, Mcompliment = 7.7, SDcompliment = 2.7). De complete lijst van de zinnen is in de

(7)

Procedure

De 56 complimenten en 56 beledigingen waren ieder verdeeld in 2 blokken (een blok

beledigingen en een complimenten), binnen het blok gerandomiseerd. De blokken werden op een willekeurige volgorde gepresenteerd voor counterbalancing.

De deelnemer zag als eerst op een computerscherm een gezicht en de naam van deze persoon met instructie (‘Daan de Vries zegt tegen je:’). De introductie had een vaste

presentatietijd van 1700ms en het gezicht bleef gedurende de beledigende of complimenteuze zin in beeld1. De gezichten waren geselecteerd uit de Radboud Faces Databank en konden een Nederlandse of Marokkaanse identiteit hebben (Langner et al., 2010). Voordat de beledigende of complimenteuze zin was gepresenteerd, werd eerst de naam van de deelnemer getoond (‘He Marek!’) met een vast presentatietijd van 900ms1. Dit gebeurde bij 28 beledigende zinnen en 28 complimenteuze zinnen en waren random verdeeld over de trials. Vervolgens werden de beledigende en complimenteuze zinnen woord voor woord gepresenteerd met een presentatietijd die was bepaald aan de hand van de lengte van het woord, gebaseerd op de Variable Serial Visual Presentation (VSVP) procedure van Otten, Nieuwland en van Berkum (2007a). De standaard presentatietijd van een woord was 240ms, met voor elke extra letter 25ms extra. Een woord dat eindigde met een komma had een presentatietijd van 800ms en het laatste woord van een zin had een presentatietijd van 650ms. Het kritieke woord had een vaste presentatietijd van 425ms.

De deelnemers waren gevraagd om zo stil mogelijk te zitten, zo weinig mogelijk oogbewegingen te maken en niet met hun ogen te knipperen. Om dit te kunnen voltooien kregen de deelnemers tussen elke zin de mogelijkheid om te kunnen knipperen met hun ogen. De deelnemers konden zelf bepalen wanneer ze de volgende zin gepresenteerd wilde krijgen door op de spatiebalk te drukken (in minimaal 2, maximaal 30 seconden). Na 14 zinnen was er een korte pauze en na een blok (56 zinnen) een langere pauze waarin de mogelijkheid was om iets te drinken en te bewegen. In deze pauzes werd de deelnemers gevraagd om een vragenlijst in te vullen, dit wordt verder toegelicht in de manipulatiecheck.

1 Het gezicht, de introductie en de naam van de proefpersonen wordt verder niet onderzocht in dit

(8)

Elektro-encefalogram (EEG)

EEG is gemeten door het Biosemi systeem met 64 elektrodes: FP1, AF7, AF3, F1, F3, F5, F7, FT7, FC1, FC3, FC1, C1, C3, C5, T7, TP7, CP5, CP3, CP1, P1 , P3, P5, P7, P9, PO7, PO3, O1, lz, Oz, POz, Pz, CPz, Fpz, Fp2, AF8, AF4, AFz, Fz, F2, F4, F6, F8, FT8, FC6, FC4, FC2, FCz, Cz, C2, C4, C6, T8, TP8, CP6, CP4, CP2, P2, P4, P6, P8, P10, PO8, PO4, O2, CMS en DRL (Biosemi Inc., Amsterdam, The Netherlands). Oogbewegingen en het knipperen van de ogen zijn geregistreerd door elektrodes onder en naast het linker oog. Twee extra elektrodes zijn geplaatst aan het linker en rechter mastoïd om te corrigeren voor offline re-referencing van het EEG signaal. Het EEG signaal was versterkt door de BioSemi ActiveTwo amplifier (-3dB op ~100Hz low-pass frequentie filter, volledig DC gekoppeld) en getest op 512 Hz. Alle data was vervolgens gefilterd door een 0.16 Hz high-pass frequentie filter.

Het EEG signaal van de oogbewegingen en het knipperen van de ogen zijn verwijderd in de EEG data door Independent Component Analyses (ICA) (Jung et al. 2000, 2000). Vervolgens is de EEG data opgedeeld in epochs van 250 ms vóór het kritieke woord tot 1500 ms na het kritieke woord. Er is een baseline correctie uitgevoerd om te corrigeren voor uiteenlopende amplitudes, door de gemiddelde amplitude van de 150 ms voor het begin van het kritieke woord te nemen als het nulpunt van de meting. Vervolgens zijn de epochs met een signaal groter dan ± 100μV uit de EEG data gehaald. Daarna is voor elke deelnemer het gemiddelde van de twee condities (belediging vs compliment) genomen. Deelnemers die meer dan 3 elektrodes hadden waarbij minder dan 20 segmenten in het gemiddelde zaten van de EEG meting, werden niet meegenomen in de analyse. Er is gekeken naar de gemiddelde amplitude van het LPP (600-1200ms) bij elke deelnemer, waarbij het LLP is opgesplitst in een vroeg (600-900ms) en laat (900-1200) tijdsvenster (Brown, Steenbergen, Band, Rover, & Nieuwenhuis, 2012; Otten et al. 2016).

Data analyse

Om te kijken of er een verschil was tussen mannen en vrouwen bij de emotionele verwerking van beledigingen en complimenten zijn er twee Factorial mixed Analyses of Variances (ANOVAs) gebruikt: voor het vroege LPP tijdsvenster (600 – 900 ms) en het late LPP tijdsvenster (900 – 1200 ms). Er is gebruik gemaakt van een between en within subjects design: het Zinstype (beledigingen vs complimenten) en het Geslacht (man vs vrouw) waarbij

(9)

mannen en vrouwen alle Zinstype doorliepen (beledigende en complimenteuze zinnen). Er is rekening gehouden met de mogelijke interacties die door de positie van de elektrodes zijn ontstaan bij het meten van de ERPs in het vroege en late LPP tijdsvenster. Hiervoor zijn twee extra variabelen meegenomen in de analyse: de hemisfeer (rechter vs linker hemisfeer) en de positie van de hersenkwab (anterior vs posterior). Dit heeft geleid tot vier kwadranten:

(1) linker-anterior, omvattende Fp1, AF7, AF3, F1, F3, F5, F7, FT7, FC5, FC3, FC1, C1, C3, C5, T7; (2) rechter-anterior, omvattende Fp2, AF8, AF4, F2, F4, F6, F8, FT8, FC6, FC4, FC2, C2, C4, C6, T8; (3) linker-posterior, omvattende TP7, CP5, CP3, CP1, P1, P3, P5, P7, P9, PO7, PO3, O1; (4) rechter-posterior, omvattende TP8, CP6, CP4, CP2, P2, P4, P6, P8, P10, PO8, PO4, O2. In totaal zijn dus het Geslacht, het Zinstype, de hemisferen en de positie van de hersenkwab meegenomen in zowel de ANOVA analyse van het vroege LPP tijdsvenster (600-900 ms) als in de ANOVA analyse van het late LPP tijdsvenster (900- 1200 ms). Effecten van middenlijnelektrodes (lz, Oz, POz, Pz, CPz, Fpz, FCz, Cz AFz en Fz) zijn geanalyseerd met een aparte ANOVA voor beide tijdsvensters met als variabelen: Geslacht en Zinstype. Bij F-testen die niet aan de assumptie van sphericiteit voldeden is de Greenhouse-Geisser of Huynh-Feldt correctie van de vrijheidsgraden uitgevoerd. Niet-gecorrigeerde vrijheidsgraden en aangepaste p-waardes zijn gerapporteerd. Proefpersonen met waardes die meer dan drie interquartile ranges (IQR) van de upper of lower quartile aflagen, werden als extreme waardes beschouwd en zijn niet meegenomen in de analyse (Field, 2009).

Manipulatiecheck

Om te controleren of de beledigingen wel echt beledigend waren, is er een manipulatiecheck uitgevoerd. Hiervoor is een vragenlijst over de gemoedstoestand van de deelnemers gebruikt, bestaande uit 8 gevoelsuitdrukkingen (‘Boos’; ‘Vernederd’; ‘Beschaamd’; ‘Waardeloos’; ‘Woedend’; ‘Vrolijk’; ‘Blij’; ‘Dankbaar’). De vragenlijst had een schaal van 1 tot 7 (1 = absoluut niet, 7 = absoluut wel) en een gemiddelde score werd berekent. De

gevoelsuitdrukkingen ‘blij’, ‘vrolijk’ en ‘dankbaar’ zijn omgerekend (1 = absoluut wel, 7 = absoluut niet) zodat een hogere score op de vragenlijst een negatieve gemoedstoestand reflecteert. De vragenlijst werd voorafgaand aan het experiment en na elke 14 zinnen

(10)

vragenlijst invullen over de zelfverzekerdheid2 op dat moment (‘Ik heb het gevoel dat anderen mij respecteren en bewonderen’), in totaal 2 keer.

Om het effect van de beledigingen te controleren is de score van gemoedstoestand tijdens de beledigingen, complimenten en voorafgaand aan het experiment met elkaar vergeleken. Verwacht wordt dat de score op de gemoedstoestand, bij zowel mannen als vrouwen, hoger (=negatiever) is tijdens de beledigingen dan bij de voormeting en tijdens de complimenten, en er geen verschil is tussen de voormeting en de complimenten. Daarnaast wordt verwacht dat vrouwen in vergelijking met mannen een hogere gemoedstoestand score zullen hebben tijdens de beledigingen en dat dit verschil tussen mannen en vrouwen niet aanwezig is bij de voormeting en tijdens de complimenten. Hiervoor is een mixed ANOVA gebruikt met een between en within subjects design: Meetmoment (voormeting, tijdens de beledigingen en tijdens de complimenten) en Geslacht (man vs vrouw) waarbij mannen en vrouwen alle meetmomenten doorliepen.

2Omdat de deelnemers de vragenlijst over zelfverzekerdheid verkeerd hebben geïnterpreteerd, is deze

(11)

Resultatensectie

In figuur 1 is het verschil in de LPP amplitude (600-1200 ms) tussen beledigingen en complimenten te zien bij mannen en vrouwen. Vrouwen lijken een hogere positiviteit te hebben tussen 600 en 1200 ms bij beledigingen ten opzichte van complimenten. Dit effect is vooral te zien in bij 600-900 ms van het LPP. Bij mannen lijkt dit effect tussen beledigingen en complimenten er niet te zijn, eerder omgekeerd: een hogere positiviteit bij complimenten ten opzichte van beledigingen. Ook dit verschil in de positiviteit is vooral aanwezig bij 600-900 ms van het LPP. Om deze verschillen te kunnen analyseren tussen Geslacht en Zinstype, is de analyse in twee LPP tijdsvensters opgesplitst: een vroeg LPP tijdsvenster, 600-900 ms, en een laat LPP tijdsvenster, 900-1200 ms.

De locatie van de elektrodes heeft geen invloed gehad op de emotionele neurale verwerking, aangezien er geen significante interactie effecten waren gevonden tussen Schedel locatie en Zinstype bij beiden tijdsvensters (600-900: alle F < 1.19 en p > .20; 900-1200: alle F < 0.54 en p > .38). Daarom zullen deze verder niet worden besproken.

(12)

Figuur 1. Laat de ERP’s zien die zijn opgewekt door complimenten (rode lijn) en

beledigingen (zwarte lijn) bij vrouwen (links) en mannen (rechts). Er is een selectie gemaakt van de middenlijnelektrodes: drie van de 64 elektrodes zijn weergeven voor beide groepen (mannen en vrouwen).

Voor de manipulatiecheck was niet voldaan aan de assumptie van normaliteit, gezien Shapiro Wilk’s test significant was voor de beledigingen p < .001, en voor de complimenten p < .001. Volgens de centrale limieten theorie van Field (2009) is het niet nodig om bij

(13)

schending van normaliteit non parametrisch te testen als de steekproef groter is dan 30 deelnemers, de mixed ANOVA zal dus toch worden gebruikt. Aan de assumptie van gelijke varianties en sphericiteit was voldaan, gezien Mauchly's Test of Sphericity niet significant was, χ2(2) = 4.92, p= 0.85; er hoefde dus geen correctie van de vrijheidsgraden worden uitgevoerd. Voor zowel mannen als vrouwen werd de gemiddelde score op de

gemoedstoestand en de bijbehorende standaarddeviatie berekend voorafgaand aan het experiment, tijdens de beledigingen en tijdens de complimenten, zie Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde Gemoedstoestand scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) op de voormeting, tijdens de beledigingen en tijdens de complimenten bij mannen en vrouwen.

Zoals verwacht was er een significant hoofdeffect van Meetmoment (F(2, 82) = 12.76, p < 0.001, partial η2 =.24). Follow-up testen lieten zien dat de deelnemers een significant hogere gemoedstoestand hadden tijdens beledigingen dan tijdens de voormeting (t(42) = -4.82, p < 0.001, Cohen’s d = 0.75) en dan tijdens de complimenten (t(42) = 4.08, p<0.001, Cohen’s d =0.62). Er was geen significant verschil tussen complimenten en de voormeting

(t(43) = 3.12, p=.99, Cohen’s d =0.002). Dit was naar verwachting: de gemoedstoestand was negatiever tijdens de beledigende zinnen dan voorafgaand aan het experiment en dan tijdens de complimenteuze zinnen. Daarbij verschilde de gemoedstoestand niet tijdens de

complimenteuze zinnen en voorafgaand aan het experiment.

Er was geen significant hoofdeffect van Geslacht (F(1, 41) = 1.14, p = .29,

partial η2 =.03) en geen significant interactie effect tussen Meetmoment en Geslacht (F(2, 82) = .81 , p = .45, partial η2 =.02), dit is tegen de verwachtingen.

Voormeting Beledigingen Complimenten Mannen 1.95 (0.48) 2.25 (0.64) 1.85 (0.51)

(14)

600-900 tijdsvenster

Aan de assumptie voor normaliteit was voldaan bij de middenlijnelektrodes en de vier

kwadrantenelektrodes, behalve bij de linker-posterior elektrodes (QD3_Beledigingen), gezien Shapiro Wilk’s test significant was, p =.014. Dit was de enige significante p-waarde en

daarnaast wijkte de histogram van de linker-posterior elektrodes bij de beledigingen niet af van de normaalverdeling. Er was daarom gekozen niet non parametrisch te testen, maar toch de mixed ANOVA uit te voeren. Aan de assumptie van gelijke varianties was voldaan voor beide elektrode analyses (middenlijnelektrodes en de vier kwadrantenelektrodes). Het

gemiddelde LPP en de bijbehorende standaarddeviatie in het vroege tijdsvenster (600-900 ms) is berekend voor beledigingen en complimenten bij mannen en vrouwen, zie Tabel 2.

Tabel 2

Gemiddelde LPP’s en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) van de middenlijnelektrodes en de vier kwadrantenelektrodes bij mannen en vrouwen in het tijdsvenster 600 – 900 ms en 900- 1200 ms.

600-900 ms tijdsvenster 900-1200 ms tijdsvenster Vier

kwadrantenelektro des

Beledigingen Complimenten beledigingen complimenten

Mannen 1.24 (2.12) 1.48(1.74) .85 (2.14) .87 (1.80) Vrouwen 1.47 (1.63) .88 (1.37) 1.07 (1.84) .90 (1.56) Middenlijnelektrod es Mannen 1.34 (2.44) 1.92 (1.90) 1.03 (2.21) 1.26 (1.84) Vrouwen 1.96 (2.16) 1.04 (1.78) 1.47 (2.16) 1.23 (1.75)

(15)

Er waren geen significante hoofdeffecten van Zinstype en Geslacht (respectievelijk F(1, 32) = .37, p =.55, partial η2 =.01; F(1, 32) = .13, p =.72, partial η2 =.004), dit is tegen verwachting. Er was een trend bij de interactie tussen Zinstype en Geslacht F(1, 32) = 2.06, p =.16, partial η2 =.06. De follow-up testen laten zien dat vrouwen een significant hoger LPP

amplitude hadden bij beledigingen in vergelijking met complimenten (QD1234_beledigingen: t(20) = 1.78, p=.04, Cohen’s d =0.39), zoals verwacht. Bij mannen was er geen significant verschil in LPP amplitude tussen beledigingen en complimenten (QD1234_beledigingen: t(12) = -.47, p=.32, Cohen’s d =0.13), dit is niet verwacht. Dit suggereert dat vrouwen meer neurale verwerking vertonen bij beledigingen, ten opzichte van complimenten, terwijl er voor mannen geen verschil in respons is tussen beide type zinnen.

Voor de middenlijnelektrodes waren er geen significante hoofdeffecten van Zinstype en Geslacht (respectievelijk: F(1, 32) = .22, p =.64, partial η2 =.007; F(1, 32) = .04, p =.84, partial η2 =.001), dit is tegen de verwachtingen in. Wel was er naar verwachting een

significante interactie tussen Zinstype en Geslacht F(1, 32) = 4.48, p =.04, partial η2 =.12, waarbij vrouwen gemiddeld een hogere LPP amplitude hadden bij beledigingen dan bij complimenten (t(20) = 2.06, p=.03, Cohen’s d =0.45). Bij mannen was dit verschil in respons tussen beledigingen en complimenten een trend: een hoger LPP amplitude bij complimenten ten opzichte van beledigingen (t(20) = -1.07, p=.14, Cohen’s d =0.29).

900-1200 tijdsvenster

Aan de assumptie van normaliteit en van gelijke varianties was voldaan voor zowel de middenlijnelektrodes als de vier kwadrantenelektrodes. Het gemiddelde LPP in het late tijdsvenster (900-1200 ms) en de bijbehorende standaarddeviatie was berekend voor beledigingen en complimenten bij mannen en vrouwen, zie Tabel 2.

Er waren geen significante hoofdeffecten van Zinstype en Geslacht (respectievelijk: F(1, 32) = .06, p =.81, partial η2 =.002; F(1, 32) = .05, p =.82 , partial η2 =.002). Ook is er geen significante interactie tussen Zinstype en Geslacht (F(1, 32) = .09, p =.76,

partial η2 =.003). Dit is tegen de verwachtingen.

Voor de middenlijnelektrodes waren er ook geen significant effecten gevonden: geen significant hoofdeffect van Zinstype en Geslacht (respectievelijk: F(1, 32) = .000, p =.98 , partial η2 =.000; F(1, 32) = .12, p =.47, partial η2 =.004), en geen significante interactie tussen Zinstype en Geslacht (F(1, 32) = .47, p =.49, partial η2 =.02).

(16)

Discussie

In deze studie is het verschil tussen mannen en vrouwen onderzocht in de emotionele neurale verwerking van beledigingen ten opzichte van complimenten. De resultaten laten een

duidelijk patroon zien in verschil hiertussen. Beledigende zinnen wekten bij vrouwen een hogere positiviteit op dan complimenteuze zinnen tussen 600 en 900 ms, nadat het eerste beledigende woord was gelezen. Deze late positiviteit reflecteert een verhoging in het vroege LPP en dit suggereert dat vrouwen een sterkere emotionele verwerking hebben bij

beledigingen in vergelijking met complimenten. In het late LPP was er geen verschil tussen de type zinnen, overeenkomstig met de uitkomsten van Otten et al. (2016). Bij mannen was het verschil in respons tussen beledigingen en complimenten niet aanwezig; er leek eerder een tegenovergesteld patroon aanwezig te zijn (complimenten wekken een hoger LPP op dan beledigingen). Deze verschillen tussen mannen en vrouwen waren te zien bij de elektrodes midden op het hoofd en leken een trend te zijn bij de elektrodes van de vier kwadranten samengenomen. De resultaten ondersteunen dus niet het idee dat beledigingen in het

algemeen meer impact hebben dan complimenten, aangezien beledigingen bij mannen geen hoger LPP opwekten dan complimenten. Wel wordt het idee ondersteund dat de neurale verwerking van beledigingen bij vrouwen en mannen anders is: Vrouwen reageren impactvoller op beledigingen in vergelijking met complimenten en mannen niet.

De cognitieve studie van Young et al. (2003) is in lijn met deze uitkomst. In de studie van Young et al. (2003) kwam naar voren dat vrouwen aanvallend gedrag als emotioneel intenser ervaren dan mannen. Het huidig onderzoek laat zien dat er al verschillen zijn in de neurale verwerking tussen mannen en vrouwen, direct nadat de belediging is gegeven. Ook sluiten de neurologische onderzoeken van Wrase et al. (2003), Kemp et al. (2004) en Shiraoe et al. (2005) hierop aan: negatieve stimuli zorgen voor hogere activiteit in gebieden die verbonden zijn met het verwerken van emoties bij vrouwen dan bij mannen. Het negatieve component van de belediging zorgt dus waarschijnlijk voor deze verschillen tussen mannen en vrouwen. Dit biedt wellicht een verklaring waarom twee keer zoveel vrouwen depressief zijn dan mannen.

Daarnaast is dit een aanleiding om te denken dat de verschillende patronen van mannen en vrouwen bij de ervaring van beledigingen implicaties kan hebben voor inter-persoonlijke

(17)

conflicten, zoals relatie conflicten (ruzies), conflicten op werk en op scholen. Behalve dat conflicten in relaties een extra grote impact zouden kunnen hebben op vrouwen, is dit bovendien relevant voor onderzoek dat zich focust op de impact van huiselijk geweld. Een groot en veelvoorkomend probleem over de hele wereld is namelijk dat vrouwen

disproportioneel vaak fysiek en verbaal vernederd worden binnenshuis vergeleken met

mannen (Watts & Zimmerman, 2002). Gezien de impact die een belediging heeft op vrouwen, zou dit immers meer psychische gevolgen met zich mee kunnen brengen dan gedacht wordt.

Eveneens biedt het huidig onderzoek ook de mogelijkheid om werk- en

onderwijsgerelateerde problemen gerichter op te lossen. Binnen deze instellingen komt vaak pestgedrag voor, ook met betrekking tot verschil in geslacht (Andersson & Pearson, 1999; Anagnostopoulos, Buchanan, Pereira & Lichty, 2009). Als deze problemen niet worden erkent kan dit namelijk leiden tot verminderde werk- en schoolprestaties en zelfs het opzeggen van het werk (Laband & Lentz, 1998). Het is daarom essentieel om rekening te houden met de verschillen tussen mannen en vrouwen in het ervaren van pestgedrag, voor het herkennen van de problemen en het oplossen van deze conflicten.

Verder zijn de resultaten van dit onderzoek in verband met onderzoek dat aantoont dat mannen van nature gewelddadiger en agressiever zijn dan vrouwen (Driscoll, Zinkivskay, Evans & Campbell, 2006; Bettencourt, & Miller, 1996). Uitlokking kan volgens Bettencourt en Miller (1996) een belangrijke factor zijn voor agressiviteit bij mannen en vrouwen. Hoewel mannen van nature agressiever zijn, zijn vrouwen agressiever wanneer ze worden uitgelokt. Bettencourt en Miller (1996) beweren dat dit verschil kan worden verklaart door de intensiteit waarmee vrouwen negativiteit ervaren. Bij een belediging kan deze sterkere ervaring van negativiteit door vrouwen resulteren in agressiviteit (Van Goozen, Frijda, Kindt, van de Poll, 1994).

Het feit dat mannen in dit onderzoek geen verschil in respons hadden tussen beledigingen en complimenten is in strijd met de hypothese en de resultaten van het onderzoek van Otten et al. (2016). Uit dat onderzoek blijkt dat beledigende zinnen een hoger LPP opwekken dan

complimenteuze zinnen, terwijl dit in huidig onderzoek niet naar voren kwam bij mannen. Een mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige resultaten is dat de beledigende werking van de zinnen in huidig onderzoek niet sterk genoeg was. De zinnen die zijn gebruikt in het design zijn namelijk niet van te voren getest op hun beledigende en complimenteuze waarden. Uit de manipulatiecheck bleek wel dat de beledigingen effect hadden. Wellicht kan het type

(18)

belediging dat is gebruikt invloed hebben gehad op het feit dat mannen geen verschil in respons toonden voor beledigingen en complimenten. In vervolgonderzoek zou dit ondervangen kunnen worden door de beledigingen te pre-testen en de verschillende categorieën hierin mee te nemen.

Terwijl de Duitse deelnemers de beledigingen in hun tweede taal gepresenteerd kregen, is het opmerkelijk dat dit geen directe invloed had op de resultaten. Onderzoek van Pavlenki (2012) toont aan dat emotioneel geladen woorden een hogere emotionele verwerking hebben bij een moedertaal dan bij een tweede taal. Deze verschillen worden groter wanneer de tweede taal pas in een later stadium is aangeleerd, omdat de taal dan alleen op semantisch niveau wordt verwerkt in plaats van op semantisch en affectief niveau (Keysar et al., 2012). De Duitse deelnemers bestonden uit 7 vrouwen en 1 man en waren voor de studie Psychologie naar Nederland gekomen. Voor hen gold dus dat zij zich de Nederlandse taal pas later eigen hebben gemaakt. Je zou dus verwachten dat de Duitse deelnemers in vergelijking met de Nederlandse deelnemers een lager LPP effect vertoonden bij het lezen van de beledigingen en complimenten. Omdat de verdeling van vrouwen ten opzichte van mannen onevenredig is (7 om 1), kan dit voor de vrouwen tot een tegenstrijdige uitkomst hebben geleid. Uit de analyse blijkt echter dat dezelfde patronen tussen mannen en vrouwen bij beledigingen en

complimenten aanwezig zijn, zowel met als zonder de Duitse deelnemers3. Dit doet

suggereren dat het man/vrouw effect groter is dan het effect van een tweede of moedertaal. Daarentegen zou deze uitkomst kunnen komen doordat de groep Duitse studenten niet groot genoeg was (8 deelnemers).

In huidig onderzoek dienden de complimenteuze zinnen als een baseline voor het vergelijken van de beledigende zinnen. Het onderzoek is op dezelfde manier

geoperationaliseerd als het onderzoek van Otten et al. (2016). Toch lijken de patronen uit het huidig onderzoek te suggereren dat er verschillen zijn in het verwerken van complimenten bij vrouwen en mannen. In vervolgonderzoek zouden beledigende zinnen niet alleen met

complimenteuze zinnen maar ook met neutrale zinnen kunnen worden vergeleken. Dit kan

3De interactie effecten van Zinstype en Geslacht zonder Duitse studenten in het vroege tijdsvenster:

F(1, 25) = 3.34, p =.08, partial η2 =.12, waarbij vrouwen een hoger LPP hadden bij beledigingen dan bij

complimenten (t(13) =2,96, p =0.006); middenlijn: F(1, 25) = 6,073, p =,02, partial η2 =,202, waarbij

vrouwen een hoger LPP hadden bij beledigingen dan bij complimenten (t(13) = 2.83, p = 0.007, Cohen’s

d = 0.76). In het late tijdsvenster zijn geen significante interactie effecten van Zinstype en Geslacht: F(1,

(19)

meer inzicht bieden in de respons op zowel complimenteuze als beledigende zinnen, vergeleken met neutrale zinnen.

Al met al kan er een voorzichtige uitspraak worden gedaan over de emotionele verwerking van beledigingen, ten opzichte van complimenten, bij mannen en vrouwen. Vrouwen lijken een sterkere emotionele verwerking te hebben bij beledigingen, ten opzichte van

(20)

Literatuurlijst

Accortt, E. E., Freeman, M. P., & Allen, J. J. (2008). Women and major depressive disorder: clinical perspectives on causal pathways. Journal of Women's Health, 17(10), 1583-1590.

Anagnostopoulos, D., Buchanan, N. T., Pereira, C., & Lichty, L. F. (2009). School staff responses to gender-based bullying as moral interpretation: An exploratory

study. Educational Policy, 23(4), 519-553.

Andersson, L. M., & Pearson, C. M. (1999). Tit for tat? The spiraling effect of incivility in the workplace. Academy of Management Review, 24, 452–471.

Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C., & Vohs, K. D. (2001). Bad is stronger than good. Review of general psychology, 5(4), 323.

Bettencourt, B., & Miller, N. (1996). Gender differences in aggression as a function of provocation: a meta-analysis. Psychological bulletin, 119(3), 422.

Bond, M. H., Wan, K., Leung, K., & Giacalone, R. A. (1985). How are responses to verbal insult related to cultural collectivism and power distance? Journal of Cross-Cultural Psychology, 16(1), 111–127. doi:10.1177/ 0022002185016001009

Brown, S. B., van Steenbergen, H., Band, G. P., de Rover, M., & Nieuwenhuis, S. (2012). Functional significance of the emotion-related late positive potential. Frontiers in human neuroscience, 6, 33.

Bruinsma, F., & Loonen, A. (2006). Neurobiologie van cognitieve en emotionele motivatie. Neuropraxis, 10(3), 77-88.

Burton, L. A., Rabin, L., Wyatt, G., Frohlich, J., Vardy, S. B., & Dimitri, D. (2005). Priming effects for affective vs. neutral faces. Brain and cognition, 59(3), 322-329.

Cohen, D., Nisbett, R. E., Bowdle, B. F., & Schwarz, N. (1996). Insult, aggression, and the southern culture of honor: An” experimental ethnography.”. Journal of Personality and Social Psychology, 70(5), 945–960. doi:10.1037/0022- 3514.70.5.945

(21)

Citron, F. M. (2012). Neural correlates of written emotion word processing: a review of recent electrophysiological and hemodynamic neuroimaging studies. Brain and

language, 122(3), 211-226.

Dalgleish, T. (2004). The emotional brain. Nature Reviews Neuroscience, 5(7), 583-589.

Driscoll, H., Zinkivskay, A., Evans, K., & Campbell, A. (2006). Gender differences in social representations of aggression: The phenomenological experience of differences in inhibitory control? British Journal of Psychology,97(2), 139-153.

doi:10.1348/000712605x63073

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Fujita, F., Diener, E., & Sandvik, E. (1991). Gender differences in negative affect and well-being: the case for emotional intensity. Journal of personality and social

psychology, 61(3), 427.

Gohier, B., Senior, C., Brittain, P. J., Lounes, N., El-Hage, W., Law, V., ... & Surguladze, S. A. (2013). Gender differences in the sensitivity to negative stimuli: cross-modal affective priming study. European Psychiatry, 28(2), 74-80.

Grossman, M., & Wood, W. (1993). Sex differences in intensity of emotional

experience: a social role interpretation. Journal of personality and social psychology, 65(5), 1010.

Harris, M. B. (1993). How provoking! what makes men and women angry? Aggressive Behavior, 19(3), 199-211.

doi:10.1002/1098-2337(1993)19:3<199::aid-ab2480190305>3.0.co;2-d

Herbert, C., Junghofer, M., & Kissler, J. (2008). Event related potentials to emotional adjectives during reading. Psychophysiology, 45(3), 487–498.

doi:10.1111/j.1469-8986.2007.00638.x

Herbert, C., Kissler, J., Junghofer, M., Peyk, P., & Rockstroh, B. (2006). Processing of emotional adjectives: Evidence from startle EMG and ERPs. Psychophysiology, 43(2), 197– 206. doi:10.1111/psyp.2006.43.issue-2

(22)

Ito, T. A., Larsen, J. T., Smith, N. K., & Cacioppo, J. T. (1998). Negative information weighs more heavily on the brain: The negativity bias in evaluative categorizations. Journal of Personality and Social Psychology, 75(4), 887–900. doi:10.1037/0022-3514.75.4.887

Jung, T.-P., Makeig, S., Humphries, C., Lee, T.-W., Mckeown, M. J., Iragui, V., & Sejnowski, T. J. (2000). Removing electroencephalographic artifacts by blind source separation. Psychophysiology, 37(2), 163–178. doi:10.1111/ psyp.2000.37.issue-2

Jung, T.-P., Makeig, S., Westerfield, M., Townsend, J., Courchesne, E., & Sejnowski, T. J. (2000). Removal of eye activity artifacts from visual event-related potentials in normal and clinical subjects. Clinical Neurophysiology, 111(10), 1745–1758. doi:10.1016/S1388-2457(00)00386-2

Kanske, P., & Kotz, S. A. (2007). Concreteness in emotional words: ERP evidence from a hemifield study. Brain Research, 1148, 138–148. doi:10.1016/j.brainres.2007.02.044

Kemp, A. H., Silberstein, R. B., Armstrong, S. M., & Nathan, P. J. (2004). Gender differences in the cortical electrophysiological processing of visual emotional

stimuli. NeuroImage, 21(2), 632-646.

Keysar, B., Hayakawa, S. L., & An, S. G. (2012). The foreign-language effect thinking in a foreign tongue reduces decision biases. Psychological science, 23(6), 661-668.

Laband, D. N., & Lentz, B. F. (1998). The effects of sexual harassment on job satisfaction, earnings, and turnover among female lawyers. Industrial and Labor Relations Review, 51, 594– 607.

Langner, O., Dotsch, R., Bijlstra, G., Wigboldus, D. H., Hawk, S. T., & van Knippenberg, A. (2010). Presentation and validation of the Radboud Faces Database. Cognition and emotion, 24(8), 1377-1388.

Miller, M. A., Bershad, A. K., & de Wit, H. (2015). Drug effects on responses to emotional facial expressions: recent findings. Behavioural pharmacology, 26(6), 571.

Young, A. M., Vance, C. M., & Ensher, E. A. (2003). Individual differences in sensitivity to disempowering acts: A comparison of gender and identity-based explanations for perceived offensiveness. Sex Roles, 49(3-4), 163-171.

(23)

Otten, M., Mann, L., van Berkum, J. J., & Jonas, K. J. (2016). No laughing matter: How the presence of laughing witnesses changes the perception of insults. Social

neuroscience, 1-12.

Otten, M., Nieuwland, M. S., & Van Berkum, J. J. A. (2007a). Great expectations: Specific lexical anticipation influences the processing of spoken language. BMC

Neuroscience, 8(1), 89. doi:10.1186/1471-2202-8-89

Pavlenki, A. (2012). Affective processing in bilingual speakers: Disembodied cognition? International Journal of Psychology, 47,405-428.

Shirao, N., Okamoto, Y., Okada, G., Ueda, K., & Yamawaki, S. (2005). Gender differences in brain activity toward unpleasant linguistic stimuli concerning interpersonal relationships: an fMRI study. European archives of psychiatry and clinical

neuroscience, 255(5), 327-333.

Smith, N. K., Cacioppo, J. T., Larsen, J. T., & Chartrand, T. L. (2003). May I have your attention, please: Electrocortical responses to positive and negative stimuli.

Neuropsychologia, 41(2), 171– 183. doi:10.1016/S0028-3932(02)00147-1

Taylor, S. E. (1991). Asymmetrical effects of positive and negative events: the mobilization-minimization hypothesis. Psychological bulletin, 110(1), 67.

Van Berkum, J. J. A., Holleman, B., Nieuwland, M., Otten, M., & Murre, J. (2009). Right or wrong? the brain’s fast response to morally objectionable statements. Psychological Science, 20(9), 1092–1099. doi:10.1111/j.1467-9280.2009.02411.x

Van Goozen, S. H. M., Frijda, N. H., Kindt, M., & van de Poll, N. E. (1994). Anger proneness in women: Development and validation of the anger situation

questionnaire. Aggressive Behavior, 20, 79–100.

Watts, C., & Zimmerman, C. (2002). Violence against women: global scope and magnitude. The lancet, 359(9313), 1232-1237.

Wrase, J., Klein, S., Gruesser, S. M., Hermann, D., Flor, H., Mann, K., ... & Heinz, A. (2003). Gender differences in the processing of standardized emotional visual stimuli in humans: a functional magnetic resonance imaging study. Neuroscience letters, 348(1), 41-45.

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit betekent dat ook wanneer er sprake is van een hoge mate van identificatie met de referentiegroep er geen significant verschil is tussen de deelnemers die de tekst hebben

Dit onderzoek toont aan dat vrouwen meer distress ervaren dan mannen en mannen meer eustress ervaren dan vrouwen maar dat wordt niet verklaard door gebruik van EF-copingstijlen en

Mannen of vrouwen bleken inderdaad geen significant hogere daling van het aantal glazen alcohol te hebben dan het andere geslacht wanneer er trek naar alcohol bij kick-situaties werd

H3a: Het gebruik van een functionele groene positioneringstrategie gecombineerd met een utilitair ecologisch verantwoord product in een advertentie leidt tot een meer positieve

Among patients with chronic HF referred to Nitro- gen-13 ammonia PET/CT imaging, the presence and extent of pre-existing fixed perfusion defects, but not quantitative

This paper has presented the work of 17 student team projects during the “Data Visualization” course of the spring semester 2018 at the University of Twente, focusing

Mean stremwise velocity profile and its fluctuating component for the cases A1-2 and A2-2 for different turbulent length and time scales used to generate turbulent inflow

Vermoedelijk wordt door het gebruik van flexibiliteitsmaatregelen – vooral dan van thuiswerk – de grens tussen werk en privé vager, waardoor mensen uiteindelijk vaker dan