• No results found

De Nederlandse publieke omroep in verandering Een framinganalyse van de berichtgeving in Nederlandse dagbladen waarin de ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep centraal staat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse publieke omroep in verandering Een framinganalyse van de berichtgeving in Nederlandse dagbladen waarin de ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep centraal staat"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nederlandse publieke omroep in verandering

Een framinganalyse van de berichtgeving in Nederlandse dagbladen waarin de ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep centraal staat

Universiteit van Amsterdam

Thesis van Lisa Konings - 10579141

Afstudeerscriptie Corporate Communicatie

Begeleiders: dr. Jelle Boumans en Alma van den Berg

Aantal woorden: 7862 06-06-2016

(2)

Abstract

In deze thesis is de mate van aanwezigheid van de vijf generieke nieuwsframes uit eerder onderzoek onderzocht, namelijk: het verantwoordelijkheidsframe, het human-interestframe, het conflictframe, het economische gevolgenframe en het moraliteitsframe. Dit is gedaan aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse van 195 Nederlandse krantenartikelen waarin ingrijpende wetgeving voor de Nederlandse publieke omroep centraal staat. Ingrijpende wetgeving in de vorm van wetsvoorstellen, wetswijzigingen of reeds gestelde wetten in de Mediawet, die allen van invloed zijn op de huidige of toekomstige publieke omroep. Resultaten wezen uit dat het verantwoordelijkheidsframe het meest werd toegepast in de mediaberichtgeving, gevolgd door het human-interestframe, het conflictframe, het

moraliteitsframe en tot slot het economische gevolgenframe. Er zijn verschillen gevonden tussen het soort krant, waarbij populaire kranten meer het human-interestframe hebben toegepast en kwaliteitskranten meer het moraliteitsframe. Bovendien werd het

verantwoordelijkheidsframe vaker toegepast als er werd gerefereerd naar de

hervormingsplannen voor de publieke omroep. Tot slot zorgde het human-interestframe voor een interactie-effect tussen het refereren naar de hervormingsplannen en het gegeven oordeel over de Mediawet.

Keywords: corporate communicatie, inhoudsanalyse, mediaberichtgeving, generieke nieuwsframes, framing, het Nederlandse publieke omroepbestel, Mediawet

(3)

De Nederlandse publieke omroep in verandering

‘Vaarwel levensbeschouwelijke omroepen. Of is het tot ziens?’ en ‘Nieuwe Mediawet blijft Hilversum verdelen’ (Van Teefelen, 2015; Van der AA, 2016). Zomaar wat

krantenkoppen uit 2015 en 2016 die refereren naar de huidige Nederlandse publieke omroep die onderhevig is aan verandering door politieke wetgeving. Een referentie naar de publieke omroep die in de kern er voor de kijker is en voor kritische nieuwsvoorziening moet zorgen, zoals terug te zien in de volgende krantenkoppen: ‘Wij willen alleen maar een goede

nieuwsvoorziening’ en ‘Geef de omroep terug aan de burgers’ (De Jong, 2015; Minkema, 2015). De publieke omroep vertegenwoordigt het publiek en dient goede informatie te verschaffen die het publiek kritische kennis bijbrengt wat vervolgens helpt om de publieke sfeer te bevorderen (Harrison & Woods, 2001). Om dit te bewerkstelligen moet de publieke omroep een politieke, sociale, culturele en democratische functie nastreven en moet de publieke omroep als doel het publiek en de maatschappelijke impact centraal stellen. De politieke wetgeving rondom de beoogde doelen van de publieke omroep kan regelmatig aangepast worden, net zoals wetgeving rondom de programmering, organisatie en financiering van de publieke omroep. Dit wordt ook regelmatig gedaan, aangezien het

mediabeleid immers hoog op de politieke agenda staat (Van Cuilenburg, 2006). Dit geldt ook voor de situatie in Nederland waarin ingrijpende wetgeving van invloed kan zijn op de publieke omroep. Al met al kan gesteld worden dat de politieke wetgeving de toekomst bepaalt van de Nederlandse publieke omroep.

Al sinds de komst van de publieke omroep wordt er in de media vaak gekeken naar de toekomst van de publieke omroep (Wijfjes, 2006). Aan de hand van deze mediaverslagen krijgt het publiek informatie over de ingrijpende wetgeving die van invloed kan zijn op de publieke omroep. Binnen deze mediaverslagen worden vaak bepaalde elementen van een topic meer belicht dan andere elementen. Dit wordt ook wel framing genoemd (Entman,

(4)

1993). De manier waarop een nieuwsartikel wordt geframed kan invloed hebben op hoe iemand over een bepaald topic, de ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep, gaat nadenken (Aalberg & Curran, 2012). De perceptie van het publiek kan dus beïnvloed worden door de gebruikte frames in een krantenartikel. Dit onderzoek richt zich op de berichtgeving in Nederlandse dagbladen waarin er wordt geschreven over de Nederlandse publieke omroep en de veranderingen die zijn ontstaan of zullen ontstaan door ingrijpende wetgeving.

Ingrijpende wetgeving in de vorm van wetsvoorstellen, wetswijzigingen of reeds gestelde wetten in de Mediawet. Hierbij wordt er specifiek gekeken naar de toegepaste nieuwsframes in de krantenartikelen. Dit is van toegevoegde waarde aangezien de publieke omroep bedoeld is voor het publiek en maatschappelijke impact centraal stelt (Harrison & Woods, 2001). Zodoende richt de probleemstelling van dit onderzoek zich dus op de manier van framing in Nederlandse dagbladen waarbij berichtingeving over ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep centraal staat.

Binnen deze krantenartikelen dient de Mediawet in context te worden geplaatst van het Nederlandse publieke omroepbestel en de daar bijhorende organisaties. Dit zijn onder andere de omroepverenigingen en het overkoepelende orgaan de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Naar de mediaberichtgeving omtrent veranderingen voor de publieke omroep dient gedegen onderzoek gedaan te worden, aangezien de publieke omroep van belang is voor de maatschappij. De publieke omroep is namelijk van vitaal belang voor de democratie (Esser et al., 2012; Aalberg & Curran, 2012). Een democratie, zoals in Nederland, functioneert het best wanneer inwoners voldoende politiek geïnformeerd zijn (Esser et al., 2012; Aalberg &

Curran, 2012). De publieke omroep heeft een informatieve en kritische functie en zorgt bovendien voor adequate politieke informatievoorziening. Door dit allen kan de publieke omroep worden beschouwd als een construerend deel van de democratie (Bardoel, 2006). De Nederlandse publieke omroep, zoals gesteld in de Mediawet, moet zich kwalitatief

(5)

onderscheiden en cultiverend zijn om zodoende de opinievorming van het publiek te stimuleren.

Het belang van onderzoek naar de mediaberichtgeving omtrent ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep wordt ondersteund door het feit dat er weinig tot geen kwantitatief onderzoek is verricht naar de ingrijpende wetgeving die voor verandering kan zorgen bij de publieke omroep. Vaak zijn de uitgevoerde onderzoeken beschrijvend en kwalitatief (o.a. Wijfjes, 2006; Van Cuilenburg, 1999; Van den Bulck & Sinardet, 2007). Dit onderzoek zal een bijdrage leveren aan deze onderzoeken vanwege de kwantitatieve benadering. De

toegepaste nieuwsframes worden in kaart gebracht zodat er meer inzicht kan worden verschaft in het door het publiek gevormde beeld over de Nederlandse publieke omroep in verandering ten gevolge van ingrijpende wetgeving. De toegepaste frames kunnen namelijk de percepties van issues in het nieuws beïnvloeden (Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Binnen politieke wetenschappen hebben framinganalyses een prominente plek gekregen als methodologie (Hertog & McLeod, 2001). Er wordt dan berichtgeving geanalyseerd omtrent politieke issues. Binnen corporate communicatie wordt deze methodologie echter nog niet veel gehanteerd, terwijl framinganalyses naar corporate communicatie gerelateerde issues net zo goed

waardevolle inzichten kunnen opleveren. Enkele studies hebben reeds al framinganalyses naar corporate communicatie gerelateerde issues uitgevoerd (o.a An & Gower, 2009; Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Dit wordt in dit onderzoek ook gedaan. Het betreft een zeer specifiek corporate communicatie gerelateerd issue waarbij er wordt gekeken naar ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep die verschillende groepen en organisaties affecteren. Zoals het publiek, de politieke partijen in de Eerste en Tweede kamer, de

omroepverenigingen, de NPO en het Commissariaat voor de Media.

In het vervolg van deze thesis zal allereerst onderzoek naar het publieke omroepbestel besproken worden. Bovendien wordt er ingegaan op het concept framing en zullen de

(6)

deelvragen besproken worden. Deze deelvragen zullen informatie verschaffen over welke groepen of organisaties verantwoordelijk worden gehouden in de mediaberichtgeving, welke manier van framing er wordt toegepast in mediaberichtgeving en welke factoren gerelateerd kunnen zijn aan de toegepaste frames. Vervolgens wordt er ingegaan op de uitgevoerde inhoudsanalyse en zal de relevante berichtgeving van de zes grootste betaalde Nederlandse kranten, De Telegraaf, AD, de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw en Het Financieele Dagblad, geanalyseerd worden om te bepalen op welke manier er geframed wordt. Hierbij staan de volgende nieuwsframes centraal: het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe, het moraliteitsframe, het economische gevolgenframe en het human-interestframe. De uitkomsten worden vervolgens gepresenteerd en besproken waaruit een conclusie volgt. Daarna wordt de thesis afgesloten met de discussie en de aanbevelingen.

Theoretisch kader

In deze paragraaf worden verschillende concepten besproken die de bovengenoemde probleemstelling bijstaan. Allereerst wordt er ingegaan op de relevantie van de publieke omroep voor het publiek en de democratie. Vervolgens wordt het concept framing besproken waarbij de belangrijkste onderzoeksresultaten tegen elkaar worden afgezet. Daarna wordt er ingegaan op de generieke nieuwsframes, op hoe de media-agenda wordt bepaald en wordt tot slot de case besproken die bij dit onderzoek hoort.

Relevantie publieke omroep

Het belang van de publieke omroep voor het publiek en de democratie is in vele studies in kaart gebracht en bevestigd. Daarbij wordt vaak de publieke omroep beschouwd als een informatievere omroep dan de commerciële omroep waarbij het belang van de publieke omroep wederom wordt bevestigd (Aalberg &Curran, 2012; Fraile & Iyengar, 2014; Soroka et al., 2012). Bovendien blijkt dat de publieke omroep van belang is voor het waarborgen van

(7)

democratie, pluralisme, de sociale cohesie en de taalverscheidenheid (Harrison & Woods, 2001). Daarnaast functioneert een democratie het beste wanneer inwoners voldoende politiek geïnformeerd zijn (Esser et al., 2012; Aalberg & Curran, 2012). Het is daarom van belang dat een mediasysteem veel en kwalitatief hoogstaande informatievoorziening biedt en hoge mediaconsumptie nastreeft (Esser et al., 2012). De media dienen het publiek adequaat te informeren met betrekking tot politieke en publieke affaires (Aalberg & Curran, 2012). Deze affaires komen aan bod in onder andere nieuwsprogramma’s. Als er specifiek naar

nieuwsprogramma’s wordt gekeken, dan blijkt dat nieuwsprogramma’s uitgezonden door publieke omroepen meer kijkers trekken dan dat commerciële omroepen dat doen (Aalberg & Curran, 2012). Hieruit kan geconcludeerd worden dat met name de publieke omroep van belang is voor adequate informatievoorziening wat een democratie ten goede komt. Bovendien zullen zowel de minder als beter opgeleide burgers profijt hebben van meer nieuwsuitzendingen op de televisie aangezien de opgedane kennis voor beide groepen in toenemende mate positief wordt beïnvloed (Jerit, Barabas & Bolsen, 2006). Doordat de publieke omroep meer nieuwsprogramma’s aanbiedt op meerdere tijdsmomenten op een dag zal deze relatie sterker zijn voor de publieke omroep in vergelijking met de commerciële omroep (Aalberg & Curran, 2012). Deze constatering wordt ondersteund door Fraile en Iyengar (2014). In vergelijking met de commerciële omroep biedt de publieke omroep

namelijk vaker inhoudelijk nieuws aan en is het effect op kennis bovendien positief terwijl het effect op kennis van het publiek dat is blootgesteld aan nieuws door de commerciële omroep tegenovergesteld is. Soroka et al. (2012) hebben tot slot ook een positieve relatie gevonden tussen kennis en nieuwsprogramma’s van de publieke omroep. Zij hebben daarentegen wel aangekaart dat niet alle programma’s van de publieke omroep effectief bijdragen aan

kennisverwerving. Al met al kan gesteld worden dat de publieke omroep relevant is voor het publiek en de democratie.

(8)

Framing

De media spelen een belangrijke rol in het vormen van opinies door het begrip en de perceptie van de kijker of de lezer te beïnvloeden met berichtgeving (Otieno, Spada & Renskl, 2013). Mensen verzamelen informatie over onderwerpen die voor hen van belang zijn op het internet of in de gedrukte media. Hierin zorgen bepaalde nieuwsframes ervoor dat de aandacht van de lezers wordt getrokken. De mate van opvallendheid kan worden verhoogd in een mediabericht als bepaalde informatie over een issue wordt benadrukt in het mediabericht, dit wordt ook wel framing genoemd (Entman, 1993). Framing kan gezien worden als een proces met vier verschillende fasen (Daiton & Zelly, 2011). Namelijk selectie: Welke verhalen worden er gekozen?, benadrukking: Waar wordt op gefocused?, uitwerking: Wat wordt er toegevoegd aan het verhaal? en uitsluiting: Welke situaties van de situaties worden niet beschreven?. De wijze waarop een onderwerp wordt behandeld in een mediabericht, heeft invloed op de manier waarop het door het publiek wordt geïnterpreteerd. Samenvattend kan er gesteld worden dat de manier waarop er in een krantenartikel wordt geframed, van invloed is op de publieke opinievorming met betrekking tot een bepaald issue (Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Daarentegen wordt niet elke lezer die wordt blootgesteld aan bepaalde nieuwsframes op dezelfde manier geaffecteerd (McCombs & Shaw, 1972).

Generieke nieuwsframes

Verschillende wetenschappelijke studies hebben de volgende veel gebruikte journalistieke nieuwsframes geïdentificeerd en getest: het conflictframe, het

verantwoordelijkheidsframe, het moraliteitsframe, het economische gevolgenframe en het human-interestframe (Otieno, Spada & Renskl, 2013; Semetko & Valkenburg, 2000; Cho & Gower, 2006; De Vreese, 2004; An & Gower, 2009; Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Deze vijf nieuwsframes kunnen worden gezien als de zogenoemde generieke nieuwsframes.

(9)

Dit houdt in dat deze frames niet specifiek gebonden zijn aan bepaalde onderwerpen, maar dat de frames betrekking kunnen hebben op verschillende onderwerpen, tijden of verschillende culturele contexten (De Vreese, 2005). Het verantwoordelijkheidsframe legt de nadruk op de verantwoordelijkheid van een individu, groep of organisatie voor een bepaalde handeling, gebeurtenis of het gevolg, terwijl het moraliteitsframe de nadruk legt op een probleem in het kader van religieuze, ethische of morele voorschriften (Semetko & Valkenburg, 2000). Het economische gevolgenframe richt zich op financiële situaties en de economische gevolgen voor individuen, groepen of organisaties, terwijl het conflictframe juist kijkt naar de

conflicten en onenigheden tussen hen. Tot slot het human-interestframe welke wordt gebruikt om het verhaal een individueel, persoonlijk gevoel te geven.

In studies waarbij er wordt gekeken naar deze nieuwsframes in mediaberichten zijn de resultaten verschillend. Ten eerste zijn de resultaten afhankelijk van het soort berichtgeving dat in een onderzoek wordt geanalyseerd. Zodoende wordt er in mediaberichtgeving over organisaties in crisis het meest het verantwoordelijkheidsframe gevonden (Semetko &

Valkenburg, 2000; An & Gower, 2009). In mediaverhalen waarin de corporate communicatie van een organisatie in crisis centraal staat, hebben Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2015) geconstateerd dat er het meest geframed wordt in termen van human-interest, gevolgd door framing in termen van conflict. Bij mediaberichtgeving omtrent politieke issues zorgen zowel het conflict- als het economische gevolgenframe het meest ervoor om de gedachten van het publiek te beïnvloeden (De Vreese, 2004). Daarnaast kan gesteld worden dat het

moraliteitsframe het minst aanwezig is in mediaberichtgeving over verschillende issues (Semetko & Valkenburg, 2000; De Vreese, 2004; Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Ook kunnen de resultaten afhankelijk zijn van het onderzochte issue. Zodoende wordt er met betrekking tot mensenrechten zoals bij homorechten veel geframed in termen van moraliteit

(10)

(Detenber, Cenite, Zhou, Malik & Neo, 2014) en bij natuurrampen zoals de orkaan Katrina in termen van human-interest (Fahmy, Kelly & Kim, 2007).

De generieke nieuwsframes zijn niet specifiek gebonden aan bepaalde onderwerpen en kunnen daarom ook toegepast worden op de mediaberichtgeving waarin wetsvoorstellen, wetswijzigingen en de reeds getelde wetten in de Mediawet centraal staan. Om te kunnen bepalen in welke mate de generieke nieuwsframes aanwezig zijn in de mediaberichtgeving is er een aparte deelvraag opgesteld:

DV 1: In welke mate worden de generieke nieuwsframes toegepast in de

mediaberichtgeving omrent ingrijpende wetsvoorstellen, wetswijzingen en reeds gestelde wetten in de Mediawet?

Niet alleen worden bepaalde groepen of organisaties in mediaberichtgeving gekoppeld aan de wetgeving of aan de verandering voor de publieke omroep, ook kunnen zij daarvoor verantwoordelijk gehouden worden. Dit zijn groepen of organisaties zoals de

omroepverenigingen, de NPO, het publiek, politieke partijen in de Eerste en Tweede Kamer en het Commissariaat voor de Media. Om te bepalen welke van deze het meest

verantwoordelijk worden gehouden is er een aparte deelvraag opgesteld in dit onderzoek:

DV 2: Welke groepen of organisaties worden in de mediaberichtgeving omtrent ingrijpende wetsvoorstellen, wetswijzigingen en reeds gestelde wetten in de Mediawet verantwoordelijk gehouden?

News media gatekeepers

Journalisten en nieuwsorganisaties maken dagelijks beslissingen over hoe zij een bepaald issue framen en welke frames zij willen laten opvallen (Nijkrake, Gosselt, Gutteling, 2015). Zij maken hier actief gebruik van om ervoor te zorgen dat het publiek deze frames

(11)

gebruikt om publieke affaires te interpreteren en te bediscussiëren (Scheufele, 1999). Hierdoor kan de publieke opinie beïnvloed worden (Nijkrake, Gosselt, Gutteling, 2015). Journalisten kunnen de news media gatekeepers genoemd worden aangezien zij de media-agenda bepalen (Daiton & Zelly, 2011). Zij selecteren, benadrukken, werken uit en sluiten nieuwsberichten of delen van een nieuwsbericht uit om een bepaald effect te creëren voor het publiek. Grof gezegd kan er onderscheid gemaakt worden tussen twee typen

nieuwsorganisaties met verschillende doelen waarbij de focus ligt op hard nieuws of op zacht nieuws (Bakker & Scholten, 2011). Hard nieuws zie je vaak terug bij kwaliteitskanten en zacht nieuws bij populaire kranten. Bij kwaliteitskranten is het doel gericht op het zo goed mogelijk informeren van betrokken burgers en het plaatsen van meer serieuze (politieke) informatie met weinig amusement, terwijl bij populaire kranten het doel is om de behoeften van een zo groot mogelijk publiek te bevredigen met behulp van veel amusement en de meer sensationele aspecten van serieus nieuws (Schaap & Pleijter, 2012). Een belangrijk verschil tussen kwaliteitskranten en populaire kranten is te vinden in de lezerskring (Bakker &

Scholten, 2011). In de lezerskringen van de kwaliteitskranten in Nederland, namelijk het NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw en Het Financieele Dagblad, zijn met name de hogere inkomens- en opleidingscategorieën oververtegenwoordigd. Terwijl de lezers van de populaire kranten in Nederland, namelijk het AD en De Telegraaf, met name de

dwarsdoorsnede burgers betreffen. Kranten die zich focussen op hard nieuws passen met name het verantwoordelijkheidsframe en het conflictframe toe (Semetko & Valkenburg, 2000). De dagbladen die zich focussen op zacht nieuws daarentegen maken het meest gebruik van het human-interestframe (Semetko & Valkenburg, 2000). Om in kaart te brengen of de manier van framing van de twee soorten kranten voor verschillen zal zorgen in de toegepaste frames, is er een aparte deelvraag opgesteld:

(12)

DV 3: In hoeverre is er een verschil in de toegepaste frames tussen populaire - en kwaliteitskranten met betrekking tot de mediaberichtgeving omrent ingrijpende wetsvoorstellen, wetswijzingen en reeds gestelde wetten in de Mediawet?

De auteurs van de krantenartikelen kunnen een oordeel vellen over de wetsvoorstellen, de wetswijzigingen en de reeds gestelde wetten in de Mediawet. Ze kunnen op een positieve of negatieve manier hierover spreken. De toon in een artikel, een positieve of negatieve evaluatie, correleert met de generieke nieuwsframes (Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Zodoende kan het bijvoorbeeld zo zijn dat zodra een krantenartikel wordt geframed in termen van conflict, dat dan de evaluatie meer negatief is. De correlatie kan wellicht sterker worden zodra er alleen naar de mediaberichtgeving wordt gekeken waarin er wordt gerefereerd naar de hervormingsplannen voor de publieke omroep. Deze hervormingsplannen hebben onder andere bij de omroepverenigingen voor veel protest gezorgd. Dit is onder andere terug te zien in de zienswijze van het College van Omroepen, Voor Alle(s) Publiek (College van

Omroepen, 2015). Vanwege de protesten tegen de hervormingsplannen kan het zo zijn dat er andere frames zijn toegepast in de krantenartikelen en dat er sprake is van een negatievere evaluatie over de Nieuwe Mediawet. Om te bepalen in hoeverre er sprake is van een relatie tussen de evaluatie van de Mediawet en de referentie naar de hervormingsplannen in de krantenartikelen en de toegepaste frames is er een vierde deelvraag opgesteld:

DV 4: In hoeverre is de mediaberichtgeving over de hervormingsplannen en het gegeven oordeel over de Mediawet gerelateerd aan de toegepaste frames?

Naast het oordeel dat auteurs kunnen vellen over de ingrijpende wetgeving, kunnen zij dit ook doen over de relevantie van de publieke omroep. Zoals in het begin van het theoretisch kader is aangegeven, is de publieke omroep volgens wetenschappelijke studies vanwege onder andere kritische en kwalitatieve nieuwsvoorziening relevant voor het publiek en voor

(13)

de democratie. In dit onderzoek wordt er gekeken of de auteurs van de artikelen de publieke omroep ook als relevant beschouwen. De volgende laatste deelvraag is opgesteld:

DV 5: In welke mate wordt in de mediaberichtgeving de publieke omroep als relevant beschouwd voor het publiek en de democratie?

Case: de Mediawet en de hervormingsplannen

Om regels te stellen aan het programma-aanbod op de televisie en de radio wordt sinds 1987 in Nederland gebruik gemaakt van de Mediawet (Dommering, 2014). De Mediawet stelt regels op voor de publieke en commerciële partijen en voor hun programma’s. Het

Commissariaat voor de Media heeft toezicht op de uitvoering van het mediabeleid (Van Cuilenburg, 2006). De politiek heeft aan de hand van regels die zij stellen in de Mediawet een grote invloed op het mediabeleid en de beoogde functies, de organisatie, de financiering en de programmering van de publieke omroep.

In het begin van de twintigste eeuw worden er nog steeds aanpassingen doorgevoerd in de Mediawet. Zo werd er in de Mediawet van 2008 als doel gesteld om een gevarieerd aanbod van radio- en televisiezenders te handhaven die door iedereen ontvangen kan worden. Het kabinet heeft echter plannen deze Mediawet aan te passen om zo de publieke omroep te hervormen en toekomstbestendig te maken. Een van de hervormingsplannen was de

zogenoemde moderniseringswet die op 1 januari 2014 reeds is doorgevoerd in de Mediawet. De moderniseringswet spreekt van een betere samenwerking door de omroepen en een betere programmering als gevolg van een fusering van de omroepen. Op 1 januari 2014 zijn de AVROTROS, KRO-NCRV en BNN-VARA als gefuseerde omroepen ontstaan en bleven de EO, MAX en VPRO zelfstandige omroepen. Daarnaast bleven de NOS en NTR als

(14)

Ook is de publieke omroep onderhevig aan bezuinigingen en zijn de budgetten met meer dan een kwart gekort (College van omroepen, 2005).

Daarnaast was er gepland om op 1 januari 2016 de overige hervormingsplannen door te voeren ter verbetering van de Mediawet van 2008. Deze hervormingsplannen, net zoals gesteld in kamerbrief van staatssecretaris Dekker aan de Tweede Kamer over de toekomst van het publieke mediabetel (Dekker, 2014), hebben betrekking op de volgende zaken: Een betere onderscheiding tussen de publieke en de commerciële omroep door niet meer amusement na te streven in publieke programmering, de openstelling van de publieke omroep voor externe partijen, een efficiëntere organisatie bij de regionale omroepen en een grotere zeggenschap voor de NPO.

Methode

In dit onderzoek wordt er een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd naar de manier van framing in berichtgeving over de ingrijpende wetgeving in Nederlandse dagbladen. Met een kwantitatieve inhoudsanalyse kan op een objectieve, systematische en kwantitatieve wijze worden beschreven in welke mate bepaalde vormen van communicatie voorkomen. In dit onderzoek wordt er onder andere getoetst welke frames van de vijf generieke nieuwsframes van Semetko en Valkenburg (2000) het meest aanwezig zijn in de krantenartikelen waarin er gesproken wordt van ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep. Er is sprake van een deductieve benadering aangezien de al eerder gedefinieerde en geoperationaliseerde frames worden getoetst (De Vreese, 2005). Een framinganalyse is bijzonder geschikt om

communicatie in massamedia te onderzoeken (Vliegenthart, 2012). Door een framinganalyse kan mediacontent op systematische wijze geanalyseerd worden en kan er beschreven worden in welke mate bepaalde frames voorkomen (Vliegenthart, 2012). Daarnaast is er de

(15)

media als tussen tijdsperioden. Tot slot is framing een nuttig instrument om de impact van de media op attitudes en gedragingen van individuen beter te begrijpen (Vliegenthart, 2012).

Dataverzameling

De probleemstelling wordt aan de hand van de deelvragen kwantitatief onderzocht. Dit wordt gedaan met een inhoudsanalyse waarbij berichtgeving van de zes grootste betaalde Nederlandse dagbladen wordt geanalyseerd. Dit is gebaseerd op de publicatie van NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia) waarin is aangegeven wat de totaal verspreide oplage is per landelijk dagblad van zowel betaalde als onbetaalde dagbladen in de periode van 2014 tot en met 2015. Achtereenvolgens in afnemende oplagecijfers betreffen dit De Telegraaf, AD, de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw en Het Financieele Dagblad. De analyse is gebaseerd op berichtgeving van deze dagbladen dat na 1 januari 2014 is gepubliceerd. Aangezien de Mediawet toen bepaald heeft dat het aantal omroepen teruggedrongen moest worden naar acht omroepverenigingen (Dommering, 2014). Alleen relevante berichtgeving van de zes grootste Nederlandse dagbladen dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met maart 2016 is

gepubliceerd, wordt in deze kwantitatieve inhoudsanalyse geanalyseerd. Met behulp van de volgende steekwoorden die zijn ingevoerd in de online database Lexis Nexis zijn er 223 krantenartikelen gevonden: NPO, AVRO, TROS, KRO, NCRV, BNN, VARA, EO, VPRO, MAX, NOS, NTR, AVROTROS, STER, Commissariaat voor de Media, omroep, omroepen, omroepvereniging, omroeporganisatie, publieke zender, omroepbestel of media-aanbod in combinatie met Mediawet. Zodoende zijn er artikelen gevonden waarin de Mediawet wordt gekoppeld aan organisaties die werkzaam zijn binnen de Nederlandse publieke omroep.

Er is sprake van een censussampling aangezien de gehele populatie, alle 223

krantenartikelen, in dit onderzoek worden bestudeerd. Tijdens de dataverzameling wordt er gekeken of alle artikelen relevant zijn. Een artikel is ten eerste relevant indien er gekeken

(16)

wordt naar de gevolgen van de gestelde Mediawet, bijvoorbeeld naar een overtreding of naar toekomstige mogelijkheden voor organisaties door wetten in de Mediawet. Ten tweede indien er in een artikel de wetsvoorstellen of wetswijzigingen in de Mediawet worden genoemd of besproken. Tot slot indien er wordt ingegaan op de discussiepunten die zijn ontstaan naar aanleiding van gestelde of toekomstige wetten in de Mediawet met de gevolgen van dien.

Meetinstrumenten

De aanwezigheid van de generieke nieuwsframes wordt gemeten door naar het gehele artikel te kijken. Indien de bovengenoemde zaken niet in het gehele artikel centraal staan, wordt het artikel per relevante alinea gecodeerd. De vijf generieke nieuwsframes worden aan de hand van vijf items kwantitatief getoetst. Per item codeert de codeur ja (1) als het item aanwezig is en nee (0) als dit niet het geval is. Er zijn gemiddelde schalen van de

nieuwsframes gevormd door de scores van de items per frame bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door het aantal relevante items per frame. Op deze manier varieert de score tussen 0 en 1 en geeft deze een indicatie in hoe sterk een bepaald frame aanwezig is (o.a. De Vreese, 2005). Doordat er een gemiddelde schaal is gemaakt, kan er gesproken worden van interval niveau. De items zijn gebaseerd op eerder onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000). Als eerste zijn de items vertaald van het Engels naar het Nederlands en zijn vervolgens aangepast op de context van dit onderzoek. Dit is gebaseerd op de bestaande achtergrondkennis en de betrokken partijen rondom zaken van de Mediawet. Zodoende hebben de vijf items van het verantwoordelijkheidsframe niet met name betrekking op

overheidsgroepen maar ook op individuen en organisaties. Bij het human-interestframe is een item over visuele beelden vervangen door een item van Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2014) waarbij er gesproken wordt over niet-directe slachtoffers van een issue. Ook is op basis van Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2014) een vijfde item toegevoegd aan het conflictframe, een item dat ingaat op de verdediging van een partij door ontvangen kritiek. De items van het

(17)

economische gevolgenframe en het moraliteitsframe zijn wegens het specifieke onderwerp het meest aangepast. Zodoende is er bij het economische gevolgenframe onder andere ingegaan op de structurele bezuinigingen, de financiering van de publieke omroep en boetes en

dwangsommen. Bij het moraliteitsframe zijn de items van Semetko en Valkenburg (2000) en Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2014) samengevoegd en onder andere gespecificeerd naar de religieuze achtergrond van de omroeporganisaties, het verzuilde publieke mediabestel en de beïnvloedde functies van de publieke omroep. Deze nieuw geconstrueerde items zijn te vinden in het codeboek (Appendix 1).

Naast de variabelen die betrekking hebben op de generieke nieuwsframes zijn er variabelen opgenomen in het codeboek die het artikelnummer bepalen en die bepalen uit welke krant het artikel afkomstig is en wanneer deze is gepubliceerd. Ook is er een variabele in het codeboek opgenomen waarbij de verantwoordelijke organisaties centraal staan.

Bovendien is er een variabele die ingaat op het gegeven positieve of negatieve oordeel in het krantenartikel over de Mediawet. Tot slot is er een variabele die ingaat op het gegeven oordeel over de relevantie van de huidige of toekomstige Nederlandse publieke omroep.

Analysemethoden

Elke gestelde deelvraag wordt op een andere manier geanalyseerd. Voor de eerste deelvraag is er een somvariabele gemaakt per nieuwsframe. Op deze manier kan bepaald worden in hoeverre de nieuwsframes en de bijhorende indicatoren van elkaar verschillen. Voor de derde deelvraag is de variabele Nieuwsbron gehercodeerd tot een dichotome variabele waarbij er onderscheid gemaakt wordt tussen een kwaliteitskrant (0) of populaire krant (1). De vierde deelvraag wordt beantwoord met behulp van een MANOVA waarbij de vijf gemiddelde nieuwsframes tegelijk worden meegenomen. Voorafgaand aan de MANOVA

(18)

worden alle gecodeerde artikelen waarbij er geen oordeel wordt gegeven, niet van toepassing, gedeselecteerd. Deze artikelen worden dus niet meegenomen in de MANOVA.

Intercodeurbetrouwbaarheid

In totaal hebben vier codeurs gezamenlijk dertig dezelfde krantenartikelen gecodeerd waarbij er is gekeken naar de toegepaste frames in de krantenartikelen. Om te bekijken in hoeverre de codeurs dezelfde waarden hebben ingevuld, is er gebruik gemaakt van de relatief nieuwe intercodeurbetrouwbaarheid coëfficiënt Lotus. Lotus is verstandig om te hanteren bij variabelen met minder categorieën (Aaldering & Vliegenthart, 2015). Na het berekenen van de eerste gestandaardiseerde Lotusscores bleken de variabelen niet allen betrouwbaar te zijn. Daarom is er vervolgens besloten het codeboek aan te passen en variabelen met een te lage S-Lotus zo manifest mogelijk te maken aangezien bleek dat deze variabelen nog steeds te latent waren. Dit is gedaan om meer consistentie te creëren bij het coderen, wat de betrouwbaarheid van variabelen bevorderd. Na de tweede test varieerde de S-lotus van 0,51 tot 0,93 (Appendix 2). De gemiddelde gestandaardiseerde Lotusscore per frame zijn als volgt:

verantwoordelijkheidsframe 0,72; human-interest frame 0,78; conflictframe 0,682;

economische gevolgenframe 0,746; moraliteitsframe 0,744. De gemiddelde S-Lotusscore over de vijf frames bedraagt 0,73. Ondanks dat sommige variabelen een lotusscore hebben onder de grens 0,67, is ervoor gekozen alle variabelen mee te nemen in de analyses. Dit vanwege het feit dat de gemiddelde scores per frame boven de 0,67 liggen.

Naast de intercodeurbetrouwbaarheid is er voorafgaand aan de analyses per frame een factoranalyse uitgevoerd om te bepalen of de schaalvariabelen valide zijn. De indicatoren van het verantwoordelijkheidsframe, het human-interestframe, het conflictframe, het economische gevolgenframe en het moraliteitsframe leverden per frame twee componenten op die beiden een eigenwaarde hoger dan één bevatten. De twee componenten verklaarden respectievelijk

(19)

53,5%, 51,5%, 50,9%, 59,9% en 47,4% van de variatie in de antwoorden. Om te bepalen of de schaalvariabelen betrouwbaar zijn, is er een betrouwbaarheidsscore per schaalvariabele

berekend. De betrouwbaarheid van het verantwoordelijkheidsframe is zeer laag (Cronbach’s α = 0,02), net zoals die van het moraliteitsframe (Cronbach’s α = 0,09). De betrouwbaarheid van het human-interestframe is redelijk(Cronbach’s α = 0,32), eveneens als van het

conflictframe (Cronbach’s α = 0,30) en van het economische gevolgenframe (Cronbach’s α = 0,37). Ondanks de aanwezigheid van meerdere componenten en de relatief lage

betrouwbaarheidsscores is er voor alle vijf de items per frame een schaalvariabele gemaakt. De frames zijn namelijk gebaseerd op bestaand onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000) dat na publicatie meerdere malen is gebruikt in ander onderzoek. Bovendien zijn de frames in dit onderzoek aangevuld met bestaand onderzoek van Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2014). Hierbij is de aanname gemaakt dat de geanalyseerde schalen van beiden onderzoeken valide en betrouwbaar genoeg zijn. Er is een schaal geconstrueerd voor het verantwoordelijkheidsframe (M = 0,42, SD = 0,20), het human-interestframe (M = 0,29, SD = 0,19), het conflictframe (M = 0,24, SD = 0,21), het economische gevolgenframe (M = 0,15, SD = 0,19) en tot slot het moraliteitsframe (M = 0,21, SD = 0,18).

Resultaten

In de resultatensectie worden de vijf deelvragen aan de hand van verschillende toetsen geanalyseerd. Dit wordt gedaan om een antwoord te krijgen op de probleemstelling. De probleemstelling richt zich op de manier van framing in Nederlandse dagbladen waarbij berichtingeving over ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep centraal staat.

Mate van toepassing nieuwsframes in mediaberichtgeving

Om te bepalen in welke mate de generieke nieuwsframes worden toegepast in de mediaberichtgeving omrent ingrijpende wetgeving, is er van elk nieuwsframe een

(20)

somvariabele gemaakt. Vervolgens is er een frequentietabel met centrum- en spreidingsmaten uitgedraaid om te bepalen welk frame het meest aanwezig is in de krantenartikelen (N = 195), zie hiervoor tabel 1. Zodra er één indicator van een frame aanwezig is, kan gesteld worden dat het hele nieuwsframe aanwezig is (Semetko & Valkenburg, 2000). Het

verantwoordelijkheidsframe is het meest aanwezig in de mediaberichtgeving, namelijk in 182 van de 195 krantenartikelen (93,3%). Het human-interestframe is aanwezig in 167

krantenartikelen (85,6%), het conflictframe in 134 krantenartikelen (68,7%), het

moraliteitsframe in 133 krantenartikelen (68,2%) en het economische gevolgenframe in 99 krantenartikelen (50,8%).

Hoe meer indicatoren er aanwezig zijn in een krantenartikel, hoe sterker het frame aanwezig is. Bij het verantwoordelijkheidsframe komen gemiddeld de meeste indicatoren voor in de mediaberichtgeving (M = 2,10, SD = 1,01). Het verantwoordelijkheidsframe wordt gevolgd door het human-interestframe (M = 1,45, SD = 0,96), het conflictframe (M = 1,18, SD = 1,06), het moraliteitsframe (M = 1,03, SD = 0,90) en tot slot het economische

gevolgenframe (M = 0,77, SD = 0,95).

Tevens is er gekeken naar de scores van de indicatoren op zichzelf. Zie hiervoor tabel 2 in de bijlage (Appendix 3). In het tabel staat aangeven per indicator hoe vaak deze voorkomt in de mediaberichtgeving, dit is bovendien ook uitgedrukt in percentages. Bij het

verantwoordelijkheidsframe blijkt dat met name de eerste indicator, het herzien, behandelen of afhandelen van een discussiepunt, ervoor heeft gezorgd dat het verantwoordelijkheidsframe vaak aanwezig is in mediaberichtgeving. De indicator is aanwezig in 65,1% van de

krantenartikelen. Bij het human-interestframe gold dit voor de derde indicator (72,3%): De nadruk leggen op affectie voor direct betrokken partijen, en bij het conflictframe voor de eerste indicator (41%): Sprake van onenigheid tussen wetten of wetsvoorstellen en de publieke omroep. Bij het economische gevolgenframe is de vierde indicator, verwijzing naar

(21)

bron van financiering, het meest aanwezig (28,2%). Tot slot zijn er bij het moraliteitsframe drie indicatoren die allen voor ongeveer 30% voorkomen in de geanalyseerde

mediaberichtgeving. Dit zijn achtereenvolgens de volgende indicatoren: verwijzing naar specifieke sociale beschrijving, verwijzing naar beïnvloeding functies publieke omroep door Mediawet en bekritisering slechte gedrag betrokken partij.

Tabel 1

Frequentietabel: Mate van aanwezigheid nieuwsframes

Frames Aantal indicatoren Verantwoor delijkheids frame Human-interest frame Conflict frame Economische gevolgen frame Moraliteits frame n % n % n % n % n % 0 13 6,7 28 14,4 61 31,3 96 49,2 62 31,8 1 35 17,9 85 43,6 66 33,8 63 32,3 76 39 2 81 41,5 54 27,7 46 23,6 23 11,8 48 24,6 3 52 26,7 23 11,8 16 8,2 10 5,1 7 3,6 4 13 6,7 5 2,6 6 3,1 3 1,5 2 1 5 1 0,5 0 0 0 0 0 0 0 0 M 2,10 1,45 1,18 0,77 1,03 SD 1,01 0,96 1,06 0,95 0,90

(22)

De tweede deelvraag luidt als volgt: Welke groepen of organisaties worden in de mediaberichtgeving omtrent ingrijpende wetsvoorstellen, wetswijzigingen en reeds gestelde wetten in de Mediawet verantwoordelijk gehouden?. Om dit te bepalen is er een grafiek uitgedraaid waarin staat welke groepen of organisaties er aan zaken rondom de Mediawet worden gelinkt. In figuur 1 is te zien welke groepen of organisaties er verantwoordelijk worden gehouden in de mediaberichtgeving (N = 195). Hierbij is er onderscheid gemaakt in het onderwerp dat centraal staat in de krantenartikelen. In 131 krantenartikelen wordt er gerefereerd naar de hervormingsplannen voor de publieke omroep en in 64 krantenartikelen naar de reeds gestelde wetten in de Mediawet die in het geding zijn met organisaties van de publieke omroep.

Figuur 1

Frequentietabel verantwoordelijke groepen en organisaties

Relatie soort krant en toegepaste frames in mediaberichtgeving

0 20 40 60 80 100 120 140 160 Ho ev ee lh eid k ran ten ar tik elen

Verantwoordelijke groepen en organisaties

(23)

De derde deelvraag gaat in op de relatie tussen het soort krant en de toegepaste frames. In de analyseperiode zijn er in totaal 140 krantenartikelen gepubliceerd door kwaliteitskranten en 55 krantenartikelen door populaire kranten. Om de deelvraag te beantwoorden zijn er verschillende t-toetsen uitgevoerd om te kijken of de gemiddeldes van de vijf generieke nieuwsframes verschillen tussen kwaliteitskranten en populaire kranten. Het

verantwoordelijkheidsframe is niet significant gerelateerd aan het soort krant, t(193) = 0,73, ƿ = 0,466, CI = [0,02; 0,03]. Het human-interestframe echter wel aangezien de gemiddelde scores significant verschillen, waarbij populaire kranten (M = 0,36, SD = 0,21) het frame vaker toepassen dan kwaliteitskranten (M = 0,26, SD = 0,18), t(193) = -3,116, ƿ = 0,002, CI = [0,15; 0,03]. Het conflictframe is niet significant gerelateerd aan het soort krant, t(193) = -0,07, ƿ = 0,287, CI = [-0,10; 0,03]. Ditzelfde geldt voor het economische gevolgenframe, t(193) = 0,93, ƿ = 0,352, CI = [-0,03; 0,09]. De gemiddelde scores verschillen echter wel significant bij het moraliteitsframe aangezien kwaliteitskranten (M = 0,23, SD = 0,18) significant vaker het frame toepassen dan populaire kranten (M = 0,15, SD = 0,16), t(193) = 2,84, ƿ = 0,005, CI [0,02; 0,13].

Relatie hervormingsplannen

De vierde deelvraag luidt als volgt: In hoeverre is de mediaberichtgeving over de hervormingsplannen en het gegeven oordeel over de Mediawet gerelateerd aan de toegepaste frames?. Deze deelvraag wordt aan de hand van een MANOVA geanalyseerd. Deze toets is uitgevoerd ondanks dat uit de Levene’s F-toets voor gelijkheid tussen varianties blijkt dat het conflictframe significant is, F(5, 116) = 3,11, ƿ = 0,011.

Gegeven oordeel Mediawet. Van de 195 krantenartikelen wordt er in 122 krantenartikelen een oordeel gegeven over de Mediawet, waarbij het oordeel in 23 artikelen positief is

(24)

Gebaseerd op een significantieniveau van 5% [a=0,05] kan op basis van Wilks’s statistic worden geconcludeerd dat er geen significant verband is tussen het gegeven oordeel over de Mediawet in de mediaberichtgeving en de toegepaste frames, Ʌ = 0,93, F(10, 224) = 0.84, ƿ = 0,591. Het gegeven oordeel is eveneens niet gerelateerd aan het verantwoordelijkheidsframe, F(2, 116) = 1,04, ƿ = 0,357, het human-interestframe, F(2, 116) = 1,90, ƿ = 0,155, het

conflictframe, F(2, 116) = 1,70, ƿ = 0,187, het economische gevolgenframe, F(2,116) = 0,15, ƿ = 0,863, en tot slot het moraliteitsframe F(2, 116) = 0,74, ƿ = 0,480.

Specificering berichtgeving hervormingsplannen. Gebaseerd op de verzamelde data en een significantieniveau van 5% [a = 0,05] kan worden geconcludeerd dat uit de MANOVA blijkt dat zodra er onderscheid wordt gemaakt in het soort berichtgeving er een significant verband is met de toegepaste frames in de krantenartikelen, Ʌ = 0,74, F(5, 112) = 7.92, ƿ < 0,001. Zodra er specifiek gekeken wordt naar de vijf frames, blijkt alleen het

verantwoordelijkheidsframe significant gerelateerd te zijn, F(1, 116) = 17,46, ƿ < 0,001, ŋ = 0,02. Het verantwoordelijkheidsframe wordt vaker toegepast zodra er wordt gerefereerd naar de hervormingsplannen (M = 0,49, SD = 0,19) dan als dat niet wordt gedaan in een

krantenartikel (M = 0,26, SD = 0,21). Daarnaast blijkt het moraliteitsframe marginaal significant gerelateerd te zijn, F(1, 116) = 3,52, ƿ = 0,063, ŋ = 0,01. Zodra er wel wordt gerefereerd naar de hervormingsplannen wordt het moraliteitsframe vaker toegepast (M = 0,24, SD = 0,19) dan als er niet naar gerefereerd wordt in de krantenartikelen (M = 0,15, SD = 0,15). Het refereren naar de hervormingsplannen is niet significant gerelateerd aan het human-interestframe, F(1, 116) = 1,71, ƿ = 0,194, het conflictframe, F(1, 116) = 2,24, ƿ = 0,137, en tot slot het economische gevolgenframe, F(1, 116) = 1,06, ƿ = 0,305.

(25)

Interactie-effect. Gebaseerd op de verzamelde data en een significantieniveau van 5% [a = 0,05] kan worden geconcludeerd dat uit de MANOVA blijkt dat er geen sprake is van een significant interactie-effect tussen het gegeven oordeel over de relevantie van de publieke omroep en het refereren naar de hervormingsplannen en de toegepaste frames, Ʌ = 0,882, F(10, 224) = 1.45, ƿ = 0,162. Desondanks blijkt het human-interestframe wel voor een significant interactie-effect te zorgen, F(2,116), ƿ = 0,022, ŋ = 0,02. Uit de aangevraagde plot (zie figuur 2) die het interactie-effect beschrijft, blijkt dat zodra er gerefereerd wordt naar de hervormingsplannen het human-interestframe vaker en meer continu toegepast wordt dan als er niet naar gerefereerd wordt en dan kan het oordeel zowel positief, negatief als positief en negatief tegelijkertijd zijn. Zodra er niet wordt gerefereerd naar de hervormingsplannen dan wordt het human-interestframe vaak toegepast als het oordeel tegenover de wetten of wetsvoorstellen negatief is, echter als het oordeel positief is, komt het frame niet vaak voor. Het verantwoordelijkheidsframe zorgt niet voor een significant interactie-effect, F(2,116) = 0,01, ƿ = 0,992, eveneens als het conflictframe, F(2, 116) = 0,46, ƿ = 0,633, het economische gevolgenframe, F(2, 116) = 1,58, ƿ = 0,210, en tot slot het moraliteitsframe, F(2, 116) = 0,35, ƿ = 0,707.

Figuur 2

Interactie-effect oordeel Mediawet en referentie naar hervormingsplannen bij human-interestframe

(26)

Referentie hervormingsplannen

Relevantie publieke omroep

De vijfde deelvraag gaat in op de relevantie van de publieke omroep voor het publiek en de democratie. Aan de hand van een frequentietabel met spreidings- en centrummaten, blijkt dat van de 195 artikelen er in 130 krantenartikelen geen oordeel is gegeven over de relevantie van de publieke omroep. Zodra er een oordeel wordt gegeven is deze in 55 van de 65 artikelen (84,6%) positief: De publieke omroep wordt als relevant beschouwd. De publieke omroep wordt als niet relevant beschouwd in 10 van de 65 artikelen (15,4%).

Discussie

Hoofdconclusies

Dit onderzoek heeft zich specifiek gericht op de Nederlandse publieke omroep en de veranderingen door ingrijpende wetgeving waarover werd bericht in de Nederlandse

dagbladen. Hierbij is er gekeken naar de manier van framing in deze dagbladen.

Het nieuwsframe dat het vaakst is voorgekomen in de mediaberichtgeving omtrent wetsvoorstellen, wetswijzingen en reeds gestelde wetten in de Mediawet is het

verantwoordelijkheidsframe. Dit zal er in zekere mate voor hebben gezorgd dat de lezers van

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4 0,45 0,5

Positief Negatief Positief én negatief

Mar g inale g emi dde lden human -int ere stfr ame

Oordeel wetten/wetsvoorstellen/wetswijzigingen Mediawet

(27)

de dagbladen met name meer begrip hebben gekregen over welke partijen er verantwoordelijkheid worden gehouden voor zaken rondom de Mediawet. Bij de

beantwoording van tweede deelvraag is gebleken dat in de 195 relevante artikelen het vaakst werd gerefereerd naar de publieke omroep waaronder alle omroepverenigingen gezamenlijk vallen, gevolgd door politieke partijen in de Eerste Kamer of Tweede Kamer, de NPO en daarna het Commissariaat voor de Media. Daarnaast bleek dat rondom zaken van de

Mediawet er over het algemeen meer gerefereerd werd naar de publieke omroep waaronder alle omroepverenigingen gezamenlijk vallen, dan naar losse omroepverenigingen. Als er werd gerefereerd naar een losse publieke omroepvereniging, was het meestal omroep MAX. Dit kan verklaard worden doordat de directeur van omroep Max, Jan Slagter, zich heeft opgeworpen als de Grote Verzetsstrijder tegen de hervormingsplannen voor de publieke omroep (De Winther & Witteman, 2016).

Na het verantwoordelijkheidsframe was het human-interestframe het meest aanwezig, gevolgd door het conflictframe, het moraliteitsframe en tot slot het economische

gevolgenframe. Opmerkelijk is dat het moraliteitsframe niet het minst aanwezig was in de mediaberichtgeving, terwijl dit in vele studies wel was geconcludeerd (o.a. De Vreese, 2004; Semetko & Valkenburg, 2000; Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015). Dit kan verklaard worden doordat er drie indicatoren waren van het moraliteitsframe die allen voor ongeveer 30% voorkwamen in de geanalyseerde mediaberichtgeving. Bij het economische

gevolgenframe was er slechts één indicator die voor ongeveer 30% voorkwam in de

berichtgeving. Gebaseerd op de steekproef kan geconcludeerd worden dat de resultaten met betrekking tot de mate van aanwezigheid van nieuwsframes afhankelijk waren van het onderzochte issue en niet in lijn lagen met eerder onderzoek. Een verklaring hiervoor is dat het onderzochte issue een heel specifiek onderwerp is, dat zich alleen richt op de publieke omroep van Nederland en de verandering van de omroep door ingrijpende wetgeving. Het

(28)

onderwerp heeft raakvlakken met zowel corporate communicatie als met politieke issues, waardoor de resultaten niet in lijn lagen met eerdere framinganalyses (o.a. Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015; Semetko & Valkenburg, 2000; An & Gower, 2009).

De derde en vierde deelvraag zijn ingegaan op factoren die voor verschillen hebben gezorgd in de mate van de toepassing van de frames. Ten eerste het soort krant. Uit de resultaten is gebleken dat populaire kranten meer het human-interestframe toepassen in de mediaberichtgeving omtrent ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep dan

kwaliteitskranten. Dit kan verklaard worden doordat de focus bij het human-interestframe ligt op het geven van een individueel, persoonlijk gevoel aan een verhaal en niet op harde

(politieke) feiten. Er is dus sprake van meer zacht nieuws wat met name door populaire kranten wordt gepubliceerd. Semetko en Valkenburg (2000) hebben eerder in hun studie aangetoond dat het human-interestframe vaker door populaire kranten werd gehanteerd. Bovendien is uit de resultaten gebleken dat niet alleen het human-interestframe voor

verschillen heeft gezorgd in de mate van toepassing van nieuwsframes, dit gold ook voor het moraliteitsframe. Kwaliteitskranten hebben het moraliteitsframe vaker toegepast dan

populaire kranten. Het moraliteitsframe heeft eerder raakvlakken met hard nieuws dat met name in kwaliteitskranten wordt gepubliceerd dan met zacht nieuws. Dit vanwege het feit dat het moraliteitsframe de nadruk legt op religieuze, ethische of morele voorschriften waarbij een kritische houding van belang is (Bakker & Scholten, 2011).

Ten tweede de relatie van mediaberichtgeving over de hervormingsplannen en de toegepaste frames. Uit de resultaten is gebleken dat zodra de mediaberichtgeving specifiek over de hervormingsplannen voor de publieke omroep ging, dat dit voor verandering zorgde in de toegepaste frames. De effectgrootte was wel zeer laag. Het verantwoordelijkheidsframe werd vaker toegepast in krantenartikelen zodra er werd gerefereerd naar de

(29)

verantwoordelijk gehouden in de tekst. Staatssecretaris Sander Dekker werd verantwoordelijk gehouden voor de indiening van de hervormingsplannen, politieke partijen voor het bespreken en afhandelen van deze plannen en organisaties als de omroepverenigingen voor het

tegenhouden van de plannen en de NPO voor het uitvoeren van de plannen (Dekker, 2014; College van Omroepen, 2015).

Ten derde de relatie tussen het oordeel over de Mediawet en de toegepaste frames. Uit de resultaten is gebleken dat het oordeel over de Mediawet over het algemeen vaker negatief was. Ondanks deze bevinding zorgde het oordeel over de Mediawet niet voor verandering in de mate van toepassing van de nieuwsframes. Dit is niet overeenstemming met het onderzoek van Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2015) waarin is gebleken dat de toon in een artikel, een positieve of negatieve evaluatie, correleert met de generieke nieuwsframes.

Uit de resultaten is echter wel gebleken dat er sprake was van een interactie-effect tussen het gegeven oordeel over de Mediawet en het wel of niet refereren naar de

hervormingsplannen op het human-interestframe. De effectgrootte was wel zeer laag. Zodra er werd gerefereerd naar de hervormingsplannen werd het human-interestframe vaker toegepast en kon het oordeel zowel positief, negatief als positief en negatief tegelijkertijd zijn. Dit kan worden verklaard doordat uit de resultaten is gebleken dat er in bijna driekwart van de geanalyseerde krantenartikelen de nadruk werd gelegd op de affectie voor directe betrokken partijen (het derde item van het human-interestframe). Aangezien de hervormingsplannen de organisaties van de publieke omroep in sterke mate zullen affecteren (College van Omroepen, 2015), is het begrijpelijk dat het human-interestframe in mediaberichtgeving dat specifiek over de hervormingsplannen gaat, sterk aanwezig is.

Tot slot is uit de resultaten van de laatste deelvraag gebleken dat de publieke omroep niet alleen in wetenschappelijke studies als relevant werd beschouwd vanwege de kritische en kwalitatieve nieuwsvoorziening voor het publiek ter bevordering van de democratie (o.a.

(30)

Aalberg & Curran, 2012; Fraile & Iyengar, 2014; Soroka et al., 2012). In de

mediaberichtgeving omrent ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep werd de publieke omroep over het algemeen ook vaker als relevant beschouwd.

Al met al kan er geconcludeerd worden dat er in de berichtgeving met name werd geschreven in termen van verantwoordelijkheid en het minst in termen van economische gevolgen. Het soort krant zorgde voor verschillen in de mate van toepassing van het human-interestframe en het moraliteitsframe en het refereren naar de hervormingsplannen zorgde voor verschillen in de mate van toepassing van het verantwoordelijkheidsframe. Bovendien zorgde het human-interestframe voor een interactie-effect tussen het refereren naar de hervormingsplannen en het gegeven oordeel over de Mediawet. Tot slot werd de publieke omroep over het algemeen in de berichtgeving als relevant beschouwd voor de democratie en het publiek.

Limitaties en suggesties voor vervolgonderzoek

Een limitatie van dit onderzoek is ten eerste de lage validiteit en betrouwbaarheid van de gemiddelde schalen van de nieuwsframes. De vijf indicatoren per frame leken niet

hetzelfde component te meten en de betrouwbaarheidsscores waren laag. Aangezien de betrouwbaarheidsscores onder de grens lagen, mochten de items eigenlijk niet samengevoegd worden. Dit is echter wel gedaan omdat de items waren gebaseerd op bestaand onderzoek. De indicatoren in dit onderzoek waren echter gespecificeerd naar het issue dat centraal stond, waardoor de generieke frames niet in hun volledigheid zijn overgenomen. Dit zou er toe hebben kunnen geleid dat de schalen minder valide en betrouwbaar zijn gebleken dan werd verwacht. In toekomstig onderzoek is het van belang om meer aandacht te besteden aan de validiteit en betrouwbaarheid van de schalen, zodat er met zekerheid gezegd kan worden dat de indicatoren de generieke nieuwsframes daadwerkelijk meten.

(31)

Ten tweede kan de beperkte tijd waarin dit onderzoek is verricht aangehaald worden als een limitatie. Zodoende was er een beperkte tijd om de data te verzamelen en de codeurs optimaal te trainen. Ondanks dat de intercodeurbetrouwbaarheid was verbeterd na de tweede test, zouden de scores hoger hebben kunnen liggen door extra training. In vervolgonderzoek zou hiermee rekening gehouden moeten worden. Toch kan er worden gezegd dat ondanks de beperkte tijd, er voldoende zorg was besteed aan de optimalisering van de betrouwbaarheid. Na de eerste test werd het codeboek namelijk herzien en werden de variabelen zo manifest mogelijk gemaakt om meer consistentie te creëren onder de codeurs.

Ten derde was er over het algemeen sprake van voldoende verkregen data, maar was dit niet bij elke deelvraag het geval. Bij deelvraag drie werd er onderscheid gemaakt tussen populaire - en kwaliteitskranten. Hieruit bleek dat er veel minder krantenartikelen zijn

gepubliceerd in dezelfde tijdsperiode met betrekking tot ingrijpende wetgeving door populaire kranten dan door kwaliteitskranten. Kwaliteitskranten besproken het issue dus vaker. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat de resultaten wellicht minder betrouwbaar waren. Daarentegen was het niet mogelijk geweest het verschil recht te trekken aangezien er simpelweg niet meer krantenartikelen van populaire kranten waren gepubliceerd in de analyseperiode. Er was namelijk al gebruik gemaakt van een censussampling. Bovendien waren er bij deelvraag vier verschillende krantenartikelen gedeselecteerd zodat de waarde niet van toepassing niet werd meegenomen in de analyse. Dit heeft ervoor gezorgd dat van de 195 artikelen er slechts 122 waren overgebleven. Om een grotere steekproef te krijgen om eventuele vertekening van de resultaten tegen te gaan, zou er in vervolgonderzoek een longitudinale studie kunnen

plaatsvinden. Daarnaast zou een longitudinale inhoudsanalyse voor interessante nieuwe aanvullende inzichten zorgen. Bijvoorbeeld meer inzicht over in hoeverre de toegepaste frames voor verschillen tussen de verschillende tijdsperioden zullen zorgen. De resultaten van dit onderzoek zijn namelijk gebaseerd op één specifieke tijdsperiode. Een longitudinaal

(32)

design is geschikt aangezien een inhoudsanalyse de mogelijkheid biedt om variantie in de mediacontent tussen tijdsperiode te kunnen onderzoeken (Vliegenthart, 2012).

Implicaties voor wetenschap en praktijk

In dit onderzoek is er sprake geweest van een deductieve benadering aangezien de generieke nieuwsframes van Semetko en Valkenburg (2000) en deels van Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2015) kwantitatief zijn getoetst. De vijf nieuwsframes zijn toegepast op een specifiek issue, wat laat zien dat de generieke nieuwsframes inderdaad toepasbaar zijn op andere specifiekere issues indien deze worden aangepast naar de probleemstelling. Dit onderzoek biedt nieuwe informatie over de publieke omroep in verandering, wat een toevoeging is aan reeds bestaande beschrijvende en kwalitatieve onderzoeken naar de publieke omroep (o.a. Wijfjes, 2006; Van Cuilenburg, 1999; Van den Bulck & Sinardet, 2007).

Daarnaast hebben de resultaten van dit onderzoek enige inzicht geboden in de gevormde publieke opinie. De manier waarop er in een krantenartikel wordt geframed, is namelijk van invloed op de publieke opinievorming met betrekking tot een bepaald issue (Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2015), in dit geval de ingrijpende wetgeving voor de publieke omroep. Het verantwoordelijkheidsframe was het sterkst aanwezig in de mediaberichtgeving en zal in zekere mate ook het sterkst aanwezig zijn in de gevormde opinie door het publiek. In de gevormde opinie zal in zekere mate het minst het economische gevolgenframe aanwezig zijn. Ook werd in de berichtgeving zodra er werd gesproken over de relevantie van de publieke omroep, deze in de meeste gevallen als relevant beschouwd. In de gevormde publieke opinie zal in zekere mate dan ook de publieke omroep wel als relevant beschouwd worden. Niet alleen in de mediaberichtgeving werd de publieke omroep over het algemeen als relevant beschouwd, ook was dit in wetenschappelijke studies beaamd. Ondanks dat de

(33)

publieke omroep onderhevig is aan verandering door ingrijpende wetgeving, wordt de Nederlandse publieke omroep tot op heden dus nog steeds als relevant beschouwd voor de democratie en het publiek.

(34)

Bijlagen Appendix 1: Codeboek

* algemene opmerking:

Vaak wordt er gesproken over ‘zaken rondom de Mediawet’ in de onderstaande variabelen. Deze zaken kunnen slaan op:

● Gevolgen naar aanleiding van gestelde wetten in de Mediawet (zoals een boete naar een wetsovertreding)

● Wetsvoorstellen of ingrijpende wetswijzigingen in de Mediawet (die in het artikel worden besproken of genoemd)

● Discussiepunten die zijn ontstaan naar aanleiding van gestelde of toekomstige wetten in de Mediawet met de gevolgen van dien

A1: Artikelnummer

Artikelnummer loopt van 1 tot en met 228 en volgt de telling zoals opgesteld door Lexis Nexis

A2: Uit welke nieuwsbron is het item afkomstig? 1. NRC Handelsblad

2. Volkskrant

3. Algemeen Dagblad 4. De Telegraaf

5. Het Financieele Dagblad 6. Trouw

A3: Datum van publicatie Bijvoorbeeld: 17012016

A4: Wat voor stuk is het? 1. Nieuwsbericht 2. Interview 3. Opiniestuk 4. Overig

(35)

A5: Is dit artikel relevant?

0 = Nee, 1 = Ja

Het artikel is relevant indien in het artikel ten minste één van de volgende zaken wordt besproken:

● Gevolgen naar aanleiding van gestelde wetten in de Mediawet (zoals een boete of een dwangsom naar aanleiding van een wetsovertreding)

● Wetsvoorstellen of ingrijpende wetswijzigingen in de Mediawet (die in het artikel worden besproken of worden genoemd) (bijvoorbeeld het geven van meer macht aan het overkoepelende orgaan: de NPO)

● Discussiepunten die zijn ontstaan naar aanleiding van gestelde of toekomstige regels in de Mediawet met gevolgen van dien

➔ Dit kan een heel artikel betreffen of slechts een alinea (van tenminste drie zinnen). Het is van belang dat er hoofdzakelijk wordt ingegaan op ten minste één van de bovengenoemde zaken rondom de Mediawet.

Het artikel is niet relevant indien er alleen wordt gerefereerd naar ten minste één van de bovengenoemde zaken rondom de Mediawet zonder dat er op ingegaan wordt.

Betrokken organisaties

A6: Welke groep(en) of organisatie(s) worden er in het artikel verantwoordelijk gehouden voor zaken rondom de Mediawet?

● Meerdere antwoorden zijn mogelijk

● Bij een vermelding van een organisatie in de tekst deze alleen aanvinken als deze wordt gekoppeld aan bepaalde zaken van de Mediawet, meerdere organisaties kunnen worden genoemd

● Als er een persoon wordt genoemd van een bepaalde organisatie is dat ook voldoende, zoals bijvoorbeeld Jan Slager (van omroep Max)

1. Politieke partij(en) in de Eerste Kamer en/of Tweede Kamer 2. Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

3. Omroepverenigingen samen of (publieke) omroep(en) 4. AVROTROS

(36)

5. AVRO 6. TROS 7. KRO-NCRV 8. KRO 9. NCRV 10. BNN-VARA 11. BNN 12. VARA 13. VPRO 14. EO 15. MAX 16. NOS 17. NTR

18. Commissariaat voor de Media 19. STER

Referentie hervormingsplannen

A8: Wordt er in het artikel gerefereerd naar de hervormingsplannen, eventuele toekomstige wetswijzigingen, wetsvoorstellen en/of wetswijzigingen in de Mediawet of naar de ‘nieuwe Mediawet’ van Sander Dekker?

0 = Nee, 1 = Ja

Oordeel relevantie Nederlandse publieke omroep

A9: Wordt de huidige of toekomstige publieke omroep als relevant beschouwd voor het publiek en/of de democratie in het artikel?

● Let op: verwar de publieke omroep niet met de Nederlandse Publieke Omroep (de NPO, het overkoepelende orgaan van de publieke omroep)

● In het artikel komt er duidelijk een stelling naar voren dat de publieke omroep van belang is voor bijvoorbeeld de kijker of de democratie of er wordt een oordeel geveld over hoe de publieke omroep moet zijn om weer van belang te zijn voor het publiek

(37)

1 = Ja (positieve lading met betrekking tot de publieke omroep. De nadruk wordt gelegd op argumenten waarom de publieke omroep van belang is of de nadruk wordt gelegd op goede punten van de publieke omroep of er worden aanbevelingen gegeven hoe de publieke omroep moet veranderen voor meer relevantie of onderscheid)

Voorbeeld:

(1) ‘Wij verrijken Nederland door te inspireren, informeren én amuseren’

(2) ‘De staatssecretaris stelt het NPO-bestuur aan, maar zo zou de onafhankelijkheid van de publieke omroep in het geding komen. Sent: Die is juist essentieel voor een democratisch bestel’

2 = Nee (negatieve lading met betrekking tot publieke omroep. Er worden slechte punten aangekaart of er wordt vermeld dat de publieke omroep tegenwoordig en/of later niet meer van belang is)

Voorbeeld:

(1) ‘Waar dient in een tijd zonder etherschaarste de publieke omroep nog toe?’ (2) ‘Ook na deze wetswijziging zal het hybride karakter van de omroep volop blijven bestaan. Maar het valt niet te legitimeren dat omroepen programma's maken met weinig maatschappelijke waarde’

3 = Niet van toepassing (publieke omroep wordt niet genoemd of er wordt slechts naar vermeld maar zonder oordeel)

Oordeel Mediawet

A10: Hoe worden in het artikel gestelde wetten/wetsvoorstellen/wetswijzigingen in de Mediawet ontvangen/beoordeeld?

1 = Positief (vóór de Mediawet: voordelen noemen of als iets goeds zien) Voorbeeld:

(1) ‘PvdA-Kamerlid Mohandis zegt dan ook blij te zijn met de wet. Hij vreesde voor een NPO die al het amusement moest afstoten en was bang dat de kijkers anders langzaam de publieke omroep zouden verlaten’

2 = Negatief (tegen de Mediawet: nadelen noemen of als iets slechts zien) Voorbeeld:

(1) ‘Het CDA heeft zich bij het bestrijden van de nieuwe Mediawet laten influisteren door Omroep MAX’

3 = Positief én negatief (zowel voor als tegen de Mediawet: nadelen en voordelen noemen of als iets slechts én goeds zien)

(38)

4 = Niet van toepassing (geen oordeel gegeven in artikel of zowel niet positief als niet negatief)

V1: Aanwezigheid verantwoordelijkheidsframe

Signaalwoorden: verantwoordelijk / schuldig / door / verwijten / beschuldigen / aansprakelijk / veroorzaken / toerekenbaar / verantwoordelijk voor zaken rondom de Mediawet

V1.1: Wordt er in het artikel gesuggereerd dat er sprake is van een discussiepunt

rondom zaken van de Mediawet die herzien, afgehandeld of behandeld moeten worden?

 Geef JA aan als er wordt gerefereerd naar een herziening, afhandeling of behandeling in de toekomst. Het moet nog gebeuren en is nog niet gedaan of gebeurd.

○ Door ingrijpende wetswijzigingen hebben de omroepverenigingen bijvoorbeeld minder vrijheid en dit moet anders. De plannen moeten bijvoorbeeld herzien worden.

 Voorbeeld: ‘Hoe Dekker deze wijzigingen allemaal precies in wetgeving gaat omzetten, moet nog blijken’

0 = Nee, 1 = Ja

V1.2: Wordt er in het artikel gesuggereerd dat een discussiepunt rondom zaken van de

Mediawet snel afgehandeld of behandeld moeten worden?

● Geef JA aan als er duidelijk sprake is van urgentie van bepaalde zaken rondom de Mediawet die snel afgehandeld of behandeld moeten worden

○ Zoals bijvoorbeeld de urgentie van het snelle doorvoeren van een wetsvoorstel, het betalen van boetes of dwangsommen etc.

 Voorbeeld: ‘Ik ben het spuugzat, we moeten snel aan de slag’ 0 = Nee, 1 = Ja

V1.3: Wordt er in het artikel gesuggereerd dat politieke partijen in de Tweede Kamer

en/of Eerste Kamer wetsvoorstellen of andere zaken rondom de Mediawet proberen te beïnvloeden?

 Geef JA aan als er letterlijk wordt gerefereerd naar een bepaalde of naar meerdere politieke partijen in de Eerste Kamer en/of Tweede Kamer die wetsvoorstellen of andere zaken rondom de Mediawet proberen te beïnvloeden

(39)

o Er wordt bijvoorbeeld gerefereerd naar de Eerste Kamer aangezien de

Kamerleden een wetsvoorstel hebben goedgekeurd of afgekeurd. Of er wordt gerefereerd naar de Tweede Kamer aangezien de CDA en GroenLinks het wetsvoorstel steunen

 Voorbeeld: ‘Stiekem het wetsvoorstel ingefietst door de PvdA met het deerniswekkende argument’

0 = Nee, 1 = Ja

V1.4: Suggereert het artikel dat een bepaalde organisatie verantwoordelijk is voor

bepaalde zaken rondom de Mediawet?

● Geef JA aan als er in de tekst staat dat één of meerdere van de volgende organisaties: de omroepvereniging(en), de NPO of het Commissariaat voor de Media

verantwoordelijk worden gehouden

○ Het Commissariaat van de Media wordt bijvoorbeeld verantwoordelijk gehouden voor het handhaven van de regels of de publieke omroep met de daarbij horende omroepverenigingen worden verantwoordelijk gehouden voor het tegenhouden van de hervormingsplannen, zij hebben voor een discussie gezorgd

 Voorbeeld: ‘De NOS heeft de contracten met de commerciële zender FOX Sports aangepast volgens de Mediawet’

0 = Nee, 1 = Ja

V1.5: Suggereert het artikel dat een individu verantwoordelijk is voor bepaalde zaken

rondom de Mediawet?

● Geef JA aan als er letterlijk in de tekst staat dat een individu verantwoordelijk wordt gehouden voor bepaalde zaken rondom de Mediawet. Deze persoon kan een bepaalde functie uitoefenen (directeur, staatssecretaris) en/of een bepaalde partij

vertegenwoordigen (omroepvereniging, politieke partij)

○ Er wordt bijvoorbeeld gerefereerd naar de staatssecretaris Sander Dekker als boosdoener die voor een discussie heeft gezorgd

 Voorbeeld: ‘Wijzigingsvoorstellen die CDA-senator Joop Atsma voor de wet indiende, bleken door de strategisch adviseur van MAX-baas Jan Slagter te zijn geschreven.’

0 = Nee, 1 = Ja

(40)

Signaalwoorden: emotie / gevoel / privé / de emotionele toestand in relatie tot burger,

kabinetslid of medewerker bij de publieke omroep, de gehele omroepvereniging of het gehele publiek of een subgroep

V2.1: Wordt er in het artikel een menselijk voorbeeld of een menselijk gezicht gegeven

aan bepaalde zaken rondom de Mediawet?

● Geef JA als er een persoonlijke situatie of persoonlijk verhaal naar voren wordt gebracht van een individu die betrokken is bij zaken rondom de Mediawet. Hierbij moet er een naam vermeld worden

○ Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de persoonlijke situatie van Sander Dekker en zijn visie

 Voorbeeld: ‘Dekker had al eerder gezegd dat hij niet begreep waarom belastinggeld werd gebruikt voor het maken van programma's als Bananasplit, Ranking the Stars en De Slechtste Chauffeur van Nederland.’

0 = Nee, 1 = Ja

V2.2: Wordt er in het artikel gebruik gemaakt van bijwoorden die een persoonlijke

emotie uitdragen of een beschrijving van een persoonlijke situatie die gevoelens van woede, empathie, sympathie of compassie oproepen omtrent zaken rondom de Mediawet?

● Geef JA aan als er uit de tekst een emotie van een persoon afgeleid kan worden. In de tekst hoeft dus geen letterlijke emotie genoemd te worden

 Voorbeeld: ‘PvdA-Kamerlid Mohandis zegt dan ook blij te zijn met de wet. Hij vreesde voor een NPO die al het amusement moest afstoten’ 0 = Nee, 1 = Ja

V2.3: Wordt er in het artikel de nadruk gelegd op hoe bepaalde betrokken partijen door

bepaalde zaken rondom de Mediawet direct worden geaffecteerd?

 Geef JA aan als het een betrokken partij betreft die direct in verband staat met de Mediawet en die directe gevolgen zal voelen. Zoals bijvoorbeeld omroepverenigingen, de NPO of Sander Dekker. Maar let op: geen kijker

o Bijvoorbeeld de emotionele gevolgen voor de omroepverenigingen door wetsvoorstellen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ging bij het verwijt dat de AIEP de SSR maakte slechts om een verklaring voor recht, waarvan SSR zich in de praktijk ook niet veel

Want omdat de gemeenschap nu eenmaal een levensvoorwaarde is voor de mensen, zijn de mensen bang voor hun eigen drang tot vrijheid.. Ze onderdrukken

Wanneer de NPO meer zijn peilers richt op innovatie, experiment en jong talent - zoals dat in het 3Lab slot gebeurd; wanneer de NPO zijn kernambities niet alleen afvinkt,

Het doel van de publieke omroep is om “met een hoogstaand en gevarieerd programma-aanbod een rol te spelen voor alle burgers” (regels 27-30). 1p 12 † Welk algemeen uitgangspunt

Hoewel de overheid de publieke omroep een belangrijke taak toedicht (tekst 1), vindt het kabinet dat de publieke omroep efficiënter (goedkoper) en beter moet gaan functioneren

Volgens de toenmalige staatssecretaris Van der Ploeg is internet nu belangrijker voor de publieke omroep dan themakanalen. Naast televisie en radio is internet een belangrijk

Vanwege een ruim aanbod aan commerciële radio en tv moet de publieke omroep zich vanaf 2008 richten op drie typisch publieke functies: nieuws (inclusief sport),

Staatssecretaris Dekker van OCW is er niet in geslaagd zijn wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet voor 1 januari 2016 door de Eerste Kamer te loodsen.. besloot deze Kamer