• No results found

Journalistieke interventie in Nederland en de Verenigde Staten : journalistieke zichtbaarheid, lip-flaps, wrap-ups, live berichtgeving en zichtbaarheid van experts

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Journalistieke interventie in Nederland en de Verenigde Staten : journalistieke zichtbaarheid, lip-flaps, wrap-ups, live berichtgeving en zichtbaarheid van experts"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Journalistieke interventie in Nederland

en de Verenigde Staten

Journalistieke zichtbaarheid, lip-flaps, wrap-ups, live berichtgeving en zichtbaarheid van experts.

Iris van Eijck 10759883 Dhr. J. Lefevere

Communicatiewetenschap UvA

Bachelor afstudeerproject Politieke Communicatie en Journalistiek Juni 2016

(2)

Samenvatting

Middels een kwantitatieve inhoudsanalyse is er in deze thesis onderzocht in hoeverre er sprake is van journalistieke interventie in de actualiteitenrubrieken Nieuwsuur en PBS News Hour in de aanloop van de verkiezingen in 2012. Bovendien is er gekeken of naarmate de verkiezingsweken verstrijken en de verkiezing dichterbij komt, de mate van journalistieke interventie stijgt. De volgende vijf indicatoren zijn gebruikt om journalistieke interventie te meten: journalistieke zichtbaarheid, lip flaps, wrap-ups, live berichtgeving en zichtbaarheid van experts.

De gevonden resultaten zijn verassend, want resultaat wijst uit dat er meer sprake van journalistieke interventie is in Nederland in vergelijking met de Verenigde Staten. De hypothesen en deelhypothesen werden allemaal verworpen, echter kan er vanwege veel niet significante resultaten niet geconcludeerd worden dat de journalistieke interventie in Nederland daadwerkelijk hoger is dan in de VS en is vervolgonderzoek noodzakelijk.

(3)

Inleiding

“Look at that face! Would anyone vote for that? Can you imagine that, the face of our next president?". Deze uitspraak, die presidentskandidaat Donald Trump in december vorig jaar maakte over concurrente Carly Fiorina, heeft voor veel media-aandacht in Amerika gezorgd. Andere opvallende uitspraken kwamen van Jeb Bush: “I just got to get this off my chest, Donald Trump is a jerk.” en Hilary Clinton: “You may have seen I recently launched a Snapchat account. I love it. I love it,”(US Weekly, 2015).

Sinds de start van de Amerikaanse presidentiële voorverkiezingen, loopt het storm op de nieuwsredacties van verschillende media wereldwijd. Menig wereldburger is benieuwd wie de opvolger wordt van president Obama, in toch wel een van de machtigste landen ter wereld. Opvallende uitspraken en quotes van de kandidaten vliegen de Amerikanen dan ook in overvloed om de oren. Journalisten pikken deze opvallende uitspraken bovendien maar al te graag op. Wat politici willen is media-aandacht en van oudsher is de kandidaat die de meeste gedurfde uitspraken doet, vaak degene die de meeste media-aandacht krijgt. Dit weten politici en hier spelen zij dan ook bewust op in. Zij passen zich op een bepaalde en bewuste manier aan de media aan, want de media is hun voornaamste manier om informatie door te geven aan het publiek. (McNair, 2011). Politici hebben echter geen invloed op hoe de media berichten over de politiek.

Dit spel tussen politici en de media is onderdeel van een proces, namelijk de mediatisering van de politiek. De media spelen een steeds belangrijkere rol in de samenleving en worden steeds machtiger, hierdoor wordt de politiek steeds

afhankelijker van de media (Strömbäck, 2008). Een aspect van deze mediatisering van de politiek is media interventie. Dit houdt simpelweg de mate in waarin de inhoud van politiek nieuws is gevormd door journalistieke interventie (Dimitrova & Strömbäck, 2011). Semetko et al. (1991) beschrijven deze interventie als een professioneel gemotiveerd gedrag van journalisten om hun invloed, prestige, autoriteit en

uiteindelijk de controle over het nieuws te laten toenemen, Politici willen dus graag aandacht en in het nieuws komen, maar journalisten hebben hier een interveniërende rol in hoe en op welke manier politici en politieke partijen in beeld worden gebracht.

(4)

Er is over het algemeen groeiende trend van journalistieke interventie en meer opiniërend nieuws (Neveu, 2002; Hallin, 2006; Esser, 2013). Journalisten zijn niet langer een doorgeefluik van nieuws, maar vormen steeds meer actieve actoren in het nieuws. Journalisten hebben de macht om politiek nieuws te vormen zoals zij het graag zien en dit hoeft niet noodzakelijk de manier te zijn hoe de politici of politieke partij graag in de media had willen komen. Een grote mate van journalistieke

interventie kan bijkomend leiden tot journalistieke vertekening (Hopmann & Strömbäck, 2010). Middels het gebruik van bijvoorbeeld frames, subjectiviteit en interpretatie kunnen journalisten een vertekend beeld van de werkelijkheid brengen en kunnen zij invloed hebben op de opinie van mensen jegens politieke kwesties, een bepaalde politicus of politieke partij. Men moet namelijk onthouden dat journalistiek nauw vervlochten is met onze democratie. Het democratische doel van de

journalistiek is om ervoor zorgen dat burgers goed geïnformeerd worden, dat burgers bij het democratische proces zijn en dat burgers zich een mening kunnen vormen (McNair, 2000). Journalisten zijn de waakhonden van onze democratie, als de journalisten niet goed hun werk doen en teveel interveniëren kan deze journalistieke bias ervoor zorgen dat het beeld dat de burgers krijgen niet volledig of niet juist is. Als gevolg hiervan zal het functioneren van de democratie afzwakken (McNair, 2000).

Om de mate van mediatisering in politieke berichtgeving te meten moet er geanalyseerd worden hoe journalisten politieke berichtgeving vormen, in beeld brengen en interpreteren (Strömbäck & Esser, 2009). De trend van mediatisering, journalistieke interventie, is te meten door middel van een aantal indicatoren. In dit onderzoek worden vijf indicatoren onderzocht: journalistieke zichtbaarheid, wrap-ups door journalisten – sluit de journalist het item af? - en lip flaps (Esser, 2008;

Strömbäck & Dimitrova, 2011). Omdat live berichtgeving vaak geen script bevat maar interpretatie, kozen Cushion en Thomas (2013) ervoor om live politieke berichtgeving in politieke berichtgeving mee te nemen als een indicator voor mediatisering. Deze indicator wordt ook in deze thesis meegenomen evenals de indicator zichtbaarheid van experts, die is voortgevloeid uit een onderzoek van Hopmann en Strömbäck (2010).

De zichtbaarheid van journalisten/experts meet het aantal seconden dat een

(5)

een lip flap als een journalist als het ware de stem van een politieke actor vervangt in een nieuwsitem.

Er is voor deze thesis gekozen via deze indicatoren een uitspraak te doen over de mate van journalistieke interventie in Nederland en de VS. Deze vijf bovengenoemde indicatoren zijn al vaker in eerdere onderzoeken onderzocht, maar zijn echter nog nooit samen onderzocht. In Nederland is er bovendien überhaupt nog nooit onderzoek uitgevoerd naar de mate van journalistieke interventie, dit is wel in soortgelijke landen zoals Nederland gebeurt (Strömbäck & Dimitrova, 2011).

Als men kijkt naar journalistieke interventie en de mate ervan bij politieke berichtgeving staat de Verenigde Staten vaak op nummer één op de lijst in

vergelijking met andere landen (Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011). Juist omdat de VS deze hoge mate van journalistieke interventie kent is een vergelijking tussen Amerika en verscheidene Europese landen in meerdere onderzoeken het gevolg geweest (Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011; Cushion, Aalberg & Thomas, 2013; Cushion & Thomas, 2013; Cushion, Rodger & Lewis, 2013). Een comparatief onderzoek specifiek gericht op de vijf bovengenoemde indicatoren van journalistieke interventie samen in Nederland en de VS zal een genuanceerder beeld geven van hoe en in welke mate journalisten interveniëren in beide landen.

Tevens heeft voorgaand onderzoek altijd gekeken naar normale en populaire

nieuwsprogramma’s (Cushion et al., 2013; Cushion & Thomas, 2013) en niet bewust gekeken naar nieuwsprogramma’s met meer diepgang en “long form” journalistiek, de zogeheten actualiteitenrubrieken. Actualiteitenrubrieken zouden namelijk door hun specifieke format onderwerpen moeten analyseren en van verschillende invalshoeken moeten belichten. Bovendien is er nog geen comparatief onderzoek uitgevoerd met deze variabelen tezamen dat alleen maar politieke nieuwsitems meeneemt uit de verkiezingstijd. Kijken naar berichtgeving tijdens campagnes is echter belangrijk: deze nieuwsberichten zijn namelijk van grote invloed op de manier hoe burgers ingelicht worden over de politiek en van grote invloed op hoe zij zullen deelnemen aan het democratisch proces.

(6)

Concreet zal de politieke nieuwsberichtgeving in het programma Nieuwsuur op de Nederlandse publieke omroep NOS/NTR vergeleken worden met The News Hour op de Amerikaanse publieke omroep PBS in de verkiezingstijd van 2012.

De onderzoeksvraag van deze thesis luidt dan ook als volgt:

In hoeverre is er een verschil in de mate van journalistieke interventie in de

Nederlandse en Amerikaanse actualiteitenrubrieken Nieuwsuur en PBS News Hour in de aanloop van de landelijke verkiezingen in 2012?

Theoretisch kader

Het theoretisch kader werkt vanuit het brede concept mediatisering van de politiek, middels het bespreken van de spanningen tussen media logica en politieke logica naar een specifiek aspect van de mediatisering van de politiek, namelijk journalistieke interventie. Vervolgens zullen er hypotheses worden opgebouwd omtrent de verschillen tussen de VS en Nederland.

Mediatisering

Mediatisering is een zeer ruim begrip, waar door de jaren heen veel onderzoek naar gedaan is. Belangrijk is dat mediatisering een proces georiënteerd begrip is dat zich focust op de toenemende macht van de media in onze samenleving. Politiek is er daar één van (Mazzoleni, 2008). De mate waarin nieuwsmedia invloed heeft op het

politieke landschap en de politiek zelf wordt specifiek de mediatisering van de politiek genoemd (Falsaca, 2014). Mediatisering in westerse democratieën is op te delen in vier fasen volgens Strömbäck (2008). Deze fasen eindigen eigenlijk met het feit dat de politiek zich niet alleen aanpast aan de media, de zogenoemde media logica, maar dat de politiek deze media logica uiteindelijk overneemt.

Medialogica versus politieke logica

De medialogica, die de politiek in het proces van mediatisering langzaam overneemt, is in strijd met de politieke logica (Esser, 2013). Terwijl vroeger de politieke logica het voortouw nam, is er steeds meer spanning tussen beide logica’s. Naarmate de media machtiger wordt zal de politieke logica verdwijnen en wordt de media logica steeds dominanter (Brants & Van Praag, 2014).

(7)

Altheide en Snow (1979) introduceerden de betekenis van media logica, media logica is namelijk een specifiek format. Een format, dus een presentatie van bepaald nieuws dat gecreëerd wordt door journalisten. Esser (2013) borduurde hier op door, door media logica te verdelen in drie aspecten: professionele aspecten, commerciële aspecten en technologische aspecten. De twee belangrijkste voor deze thesis zijn de professionele aspecten, die staan voor de journalistieke normen, cultuur en groeiende autonomie van journalisten en de commerciële aspecten die staan voor door markt gestimuleerde nieuwsvorming. Zowel de professionele aspecten en de commerciële aspecten van media logica beïnvloeden elkaar en hebben ervoor gezorgd dat

journalisten zich niet alleen nog maar richten op het maken van nieuws, maar zich nu ook bewust zijn van het feit dat ze deze informatie op een bepaalde manier moeten “verkopen” aan individuen (Hallin & Mancini, 2004).

Journalistieke interventie

De belangrijkste processen die de medialogica verklaren en versterken zijn professionalisering van de journalistiek en commercialisering. Beide processen wakkeren journalistieke interventie aan (McNair, 2000). Journalistieke interventie is onderdeel van media interventie en media interventie houdt de mate in waarin de inhoud van politiek nieuws is gevormd door journalistieke interventie (Dimitrova & Strömbäck, 2011). De mate van media interventie is dus hoog in een land als er een hoge mate van journalistieke interventie is.

Deze thesis focust zich specifiek op journalistieke interventie en meet deze doormiddel van vijf verschillende indicatoren. Deze vijf indicatoren zijn:

journalistieke zichtbaarheid, wrap-ups door journalisten, lip flaps, live berichtgeving en zichtbaarheid van experts. De indicator journalistieke zichtbaarheid meet eigenlijk het aandeel van een journalist in een bepaald nieuwsitem. Er wordt hierbij gekeken naar de zichtbaarheid van journalisten in een nieuwsitem.

Journalistieke zichtbaarheid is een indicator voor journalistieke interventie omdat hoe zichtbaarder journalisten zijn, door bijvoorbeeld stand-ups en interviews, hoe meer journalisten zichzelf als het ware tussen de kijkers en het oorspronkelijke

nieuwsbericht schuiven (Hopmann & Strömbäck, 2010; Strömbäck & Dimitrova, 2011; Maier, Strömbäck & Kaid, 2013). De kijker kan hierdoor afgeleid worden van het daadwerkelijke onderwerp van het nieuwsitem.

(8)

Hier gerelateerd aan zijn wrap-ups door journalisten.. Wrap-ups zijn de concluderende zinnen van een nieuwsitem en hiermee wordt een onderwerp afgesloten. Het maken van de afsluiting heeft over het algemeen voordelen, omdat mensen de neiging hebben om de laatst waargenomen informatie het beste te onthouden en deze informatie vaak de beste en meest favoriete indruk achterlaat (Strömbäck & Dimitrova, 2011; Maier et al., 2013). Verzorgt een journalist deze wrap-up, dan wordt de interpretatie van deze journalist en wat voor deze journalist belangrijk is dus het belangrijkst voor de kijker. Om deze reden mogen wrap-ups door journalisten meegenomen worden als indicator voor journalistieke interventie.

Ten derde lip flaps. Er is sprake van een lip flap als een journalist als het ware de stem van een politieke actor vervangt, die op dat moment in het beeldfragment aan het woord is (Grabe & Bucy, 2009). Bij een lip flap is er bovendien sprake van een langdurig onafgebroken beeld van een politicus. Een journalist is in zekere wijze een voice-over en kan zo zelf invulling geven aan wat de politicus op dat moment zegt. Er is dus sprake van eigen interpretatie van een journalist en hierdoor vormen lip flaps een derde indicator voor journalistieke interventie (Strömbäck & Dimitrova, 2011; Maier et al., 2013; Cushion, Rodger & Lewis, 2014).

De vierde indicator in deze thesis is live berichtgeving. Er is hiervan sprake als nieuws live wordt gebracht in een nieuwsitem en dit kan op twee manieren, namelijk door middel van een live interview of door middel van een live interview in de studio tussen bijvoorbeeld een anchor en een reporter. Volgens Cushion en Thomas (2013) wordt er in politieke nieuwsberichtgeving het meeste gebruik gemaakt van live berichtgeving in vergelijking tot andere soorten nieuws. Live berichtgeving bevat in tegenstelling tot “edited” berichtgeving vaak geen script, maar de hoogste mate van interpretatie. Hoe meer live berichtgeving, hoe meer sprake er van interventie is. Dit is dan ook de reden waarom live berichtgeving een vierde indicator vormt voor journalistieke interventie (Cushion et al., 2014).

Het gebruik van experts in nieuwsitems daarentegen, laat zien dat een journalist het interpreteren overlaat aan iemand die er verstand van heeft. Door de groeiende rol van de journalist is er namelijk meer sprake van interpretatie en eigen invulling, dat leidt tot journalistieke bias. Deze beschuldiging over bias is niet wenselijk voor

journalisten en zodoende laten zij vaak de rol van het analyseren en interpreteren over aan experts. Deze experts zorgen er als het ware voor dat de informatie in een bepaald nieuwsitem gerechtvaardigd wordt.

(9)

Onderzoek heeft aangetoond dat er een groei is van het gebruik van experts, de zogenoemde “punditocracy” (Hopmann & Strömbäck, 2010, p. 946). Er zijn meer experts die worden gevraagd om bepaald nieuws te analyseren en interpreteren. Deze groei is er onder andere gevonden in Amerika en Denemarken (Alterman, 2003). Er wordt van journalisten verwacht om een neutrale rol aan te nemen in politieke berichtgeving en experts staan vaak bekend om hun “neutrale” houding en feitelijke kennis (Albæk, 2011). De zichtbaarheid van experts in nieuwsitems wordt dus meegenomen als een (omgedraaide) indicator voor journalistieke interventie. Hoe hoger de zichtbaarheid van experts, hoe minder sprake er is van journalistieke interventie.

De Verenigde Staten en Nederland

Nederland en de Verenigde Staten zijn landen die grote verschillen kennen. Ik verwacht meer journalistieke interventie in de VS in vergelijking met Nederland, op basis van verschillen het omroepbestel en de journalistieke cultuur.

De meeste landen kennen publieke omroepen naast verscheidene commerciële omroepen, dit wordt ook wel een duaal omroepbestel genoemd. Publieke omroepen wordt gefinancierd door specifieke belastingen en contributies of, en dit geldt voor het grootste deel, direct door de overheid. De publieke omroep waarborgt in ruil voor deze subsidies dat zij vrij beschikbaar is voor iedereen zonder inschrijving en pleit voor een hoge pluraliteit en programma’s van goede kwaliteit. Er wordt van nieuwsprogramma’s op de publieke omroep verwacht om mensen zo volledig mogelijk te informeren en objectief bericht te geven (Bakker & Scholten, 2014). In de afgelopen twee decennia hebben de publieke omroepen in de meeste Europese landen veranderingen meegemaakt, dit door de komst van de commerciële omroepen en door de digitalisering (Moe & Syvertsen, 2009). Deze stijgende competitie zorgde ervoor dat nieuws producenten en eigenaren steeds, dus de nieuwsprogramma’s, meer druk voelen om de aandacht van het publiek te blijven trekken. Het toevoegen van interpretatie, een indicator voor journalistieke interventie, kan hier een goed effect op hebben (Strömbäck & Dimitrova, 2011; Schohaus, 2013).

Door deze veranderingen en mede door dereguleringen van de overheid in verscheidene landen kan een gevolg zijn dat er door deze commercialisering een stijging mogelijk is in de mate van interpretatie van nieuwsberichtgeving op de

(10)

publieke omroep (Broeders & Verhoeven, 2005). Interpretatie wordt gezien als een indicator van journalistieke interventie (Strömbäck & Dimitrova, 2011).

Hoewel de basis van de publieke omroep hetzelfde is in Nederland en de Verenigde Staten, zijn er toch verschillen zichtbaar. In Nederland heeft de publieke omroep namelijk een groot aandeel van de mediamarkt. Hoewel zij concurreren met de commerciële omroep krijgen zij – in tegenstelling tot de VS - subsidie van de overheid om hun acties door te zetten. In de VS moet de publieke omroep het vooral doen met giften van organisaties, die zij “reclame” bieden.

Kortom, de concurrentie van de publieke omroep met de commerciële omroepen in de VS is een stuk hoger dan in Nederland, hetgeen kan leiden tot een hogere mate van interpretatie op de publieke omroep.

Tot slot staat de Verenigde Staten bekend als een land met een sterk interveniërende journalistieke cultuur (Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011).

Uit surveyonderzoek van Hanitzch (2011) kwam dat er in de VS een hoge tendens is om persoonlijke evaluatie en interpretatie mee te nemen in berichtgeving. Esser en Umbricht (2013) plaatsten de Verenigde Staten dan ook, gekeken naar

mediaberichtgeving, bij landen met hoge mate van objectiviteit en interpretatie in de berichtgeving. Over het algemeen zijn er al een aantal studies geweest die de

journalistieke interventie in de Verenigde Staten vergelijken met een Europees land, of media interventie meten (Hallin,1992; Strömbäck & Dimitrova, 2006; Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova 2011). Uit deze studies bleek vooral de VS het meest

gemediatiseerd te zijn in vergelijking tot het andere land. Specifiek naar Nederland is er echter nooit gekeken.

In Europa kent politieke berichtgeving comparatief gezien de hoogste mate van media interventie (Esser, 2008). Dit kan mogelijk ook gelden voor Nederland.

Binnen Nederland is er echter nooit onderzoek uitgevoerd naar journalistieke interventie. Onderzoek naar medialogica is wel uitgevoerd, hier wordt alleen niet duidelijk ingegaan journalistieke interventie. (Brants & Van Praag, 2014). Esser en Umbricht (2013) plaatsten Nederland in een model dat zich kenmerkt door nieuws met berichtgeving vanuit meerdere perspectieven met een licht accent op rationele, feitelijke en consensuele berichtgeving. Volgens Hallin en Mancini (2004) valt

Nederland bovendien in het Democratic Corparatist model, een model dat gekenmerkt wordt door een duaal bestel en een gelimiteerde, maar actieve rol van de staat. Beide

(11)

modellen komen grotendeels overeen en binnen het model waarin Nederland valt vallen ook landen als Zweden , Zwitserland, België en Duitsland. Deze landen zijn echter wel vaker onderzocht in comparatieve studies met de VS, waar de VS uiteindelijk als land met de hoogste mate van journalistieke interventie uitkwam (Strömbäck & Dimitrova, 2006; Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011).

Actualiteitenrubrieken

Het meeste onderzoek naar journalistieke interventie focust op reguliere

nieuwsprogramma’s. In dit onderzoek wordt echter gekeken naar journalistieke interventie in actualiteitenrubrieken. Dit zijn diepgravende nieuwsprogramma’s die zich vooral richten op de actualiteiten en de achtergronden daarvan en voornamelijk worden uitgezonden op de publieke omroep. De diepgravende journalistiek die hierbij hoort, hoort dan ook vrij te zijn van veel interpretatie en vrij te staan van de algemene druk om het grote publiek aan te trekken (Moe & Syvertsen, 2009). In deze thesis worden twee actualiteitenrubrieken met elkaar vergeleken, het Amerikaanse PBS News Hour en het Nederlandse Nieuwsuur.

Kerpel, Apee en Ross (2000) vonden in de Verenigde Staten dat de

actualiteitenrubrieken op de publieke omroep vaak geprezen worden om hun langere nieuwsitemlengte, gebruik van experts en diepgravende discussies, maar dat dit in de praktijk toch bleek tegen te vallen. De frames, strategie en horse-race frames, die de actualiteitenrubrieken bij de berichtgeving over de verkiezingen gebruikten waren vrijwel dezelfde frames die werden gebruikt op de commerciële omroepen. Het verschil in structuur tussen beide nieuwsprogramma’s was duidelijk te onderscheiden, een verschil in content was er nauwelijks terwijl de actualiteitenrubriek eigenlijk een meer variërend beeld van de verkiezingen zouden moeten geven en dit kan moeilijk door constant gebruik te maken van eenzelfde frame. Strategie en horse-race framing wordt door Strömbäck en Dimitrova (2011) tevens gezien als een indicator voor journalistieke interventie. Onderzoek van Hoynes (2000) sluit aan op deze

bevindingen. Het meeste onderzoek naar actualiteitenrubrieken is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Onderzoek in Nederland (Vettehen, Nuijten & Beentjes, 2006) heeft eigenlijk alleen maar aangetoond dat er in kleine mate sprake is van een trend van sensationalisering van actualiteitenrubrieken in Nederland. De

(12)

mee te gaan in de strijd om de aandacht van het publiek, net zoals reguliere nieuwsprogramma’s.

Er kan dus geconcludeerd worden dat zowel in Nederland als de Verenigde Staten actualiteitenrubrieken qua format verschillen van reguliere nieuwsprogramma’s, maar in de praktijk hun inhoud niet heel veel verschilt. Dit verschil kan er echter wel voor zorgen dat het verschil tussen actualiteitenrubrieken in de VS en Nederland kleiner zal zijn in vergelijking met nieuwsprogramma’s.

Voorgaande literatuur leidt tot de volgende hypothesen:

H1 Er is meer sprake van journalistieke interventie in PBS News Hour dan in Nieuwsuur.

H1a. De journalistieke zichtbaarheid is hoger in PBS News Hour dan in Nieuwsuur. H1b Er is vaker sprake van lip flaps in PBS News Hour dan in Nieuwsuur

H1c Er is vaker sprake van een wrap-up door een journalist in PBS News Hour dan in Nieuwsuur

H1d Journalisten berichten vaker live in PBS News Hour dan in Nieuwsuur H1e Er zullen minder experts aanwezig zijn in PBS News Hour dan in Nieuwsuur.

Patterson (1994) en Bruni (2002) kaartten aan dat de uitspraken van politieke actoren minder nieuwswaardig worden voor journalisten als zij al eerder in de

campagneperiode bericht zijn. Echter proberen politieke actoren juist doorheen de hele campagneperiode consistent te berichten over hun ideeën en visie. Mede hierdoor verklaart Patterson dat journalisten steeds meer hun eigen gang gaan naarmate de verkiezingen naderen, juist om deze nieuwswaardigheid te behouden. Dit doen zij vaak door het gebruik van een strategie en horse-race frame. Beide frames zijn een indicator voor journalistieke interventie (Strömbäck & Dimitrova, 2011). Dit is echter een vrij ironisch gegeven aangezien mensen naarmate de verkiezingen naderen juist objectieve en informatieve berichtgeving nodig hebben (Dunaway, Davis, Padgett & Scholl, 2015). Onderzoek naar verkiezingscampagnes en de berichtgeving in

verkiezingscampagnes heeft zich vaak gericht op de verkiezingen als een statisch begrip en hoewel Patterson (1994) dit al niet zo zag is Hayes (2010) een van de eerste geweest die de campagneperiode bewust als een dynamisch proces onderzocht. Hij

(13)

kaartte ook aan dat dit belangrijk is om te doen, omdat de inhoud, vorm en de aandacht voor politiek nieuws kan fluctueren doorheen een campagne.

Bovenstaande literatuur leidt tot de volgende hypothesen:

H2a Naarmate de verkiezingsweken verstrijken zal de mate van journalistieke

zichtbaarheid,lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving toenemen en de aanwezigheid van experts afnemen in zowel PBS News Hour als Nieuwsuur.

H2b De toename van de mate van journalistieke zichtbaarheid, lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving en de afname van de aanwezigheid van experts naarmate de

verkiezingsweken verstrijken zal het meest toenemen in PBS News Hour in vergelijking met Nieuwsuur.

Methode

In deze thesis is er gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse om iets te kunnen zeggen over de mate van journalistieke interventie in de Verenigde Staten en Nederland. Er is hiervoor gekozen, omdat voorgaand comparatief onderzoek tussen de VS en andere Europese landen ook gebruik hebben gemaakt van kwantitatieve inhoudsanalyse (Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011; Cushion & Thomas, 2013; Cushion, 2015; Cushion et al., 2014). Deze inhoudsanalyses zijn tevens gebruikt om een soortgelijke variabele te meten (Esser, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2011; Maier et al., 2013).

In deze thesis zal de actualiteitenrubriek PBS News Hour, van de publieke omroep in de VS, vergeleken worden met de Nederlandse actualiteitenrubriek Nieuwsuur, uitgezonden op de publieke omroep NOS/NTR, in het jaar 2012. Er is gekozen voor 2012, omdat dit het meest recente jaar is waarin er verkiezingen zijn geweest in zowel VS en Nederland.

De keuze om televisienieuws te vergelijken is dat televisie de belangrijkste bron vormt voor mensen met betrekking tot politiek en de maatschappij (Becker & Dunwoody, 1982; Graber, 2005). Er is gekozen voor een comparatief onderzoek tussen de twee voornaamste publieke omroepen in de twee landen,

(14)

De keuze om juist deze twee actualiteitenrubrieken te vergelijken is vooral gebaseerd op feit dat allebei de programma’s zich op dezelfde manier presenteren op hun nieuwssite. PBS News Hour presenteert zich als nieuwsprogramma dat zich

verbonden voelt met serieuze, diepgaande “long-form” journalistiek. Het richt zich op de echte expansieve journalistiek en het analyseren van het dagelijkse nieuws. Journalistieke onafhankelijkheid staat hoog in het vaandel en het richt zich echt op de journalistiek zelf en niet op de waarderingen van anderen. PBS News Hour wordt door de Amerikaanse burgers gezien als het meest betrouwbare nieuwsprogramma van het land (Public Policy Polling, 2014).

Nieuwsuur presenteert zich op deze soortgelijke manier. Het nieuwsprogramma streeft ernaar om nieuws met bijbehorende achtergronden, duiding en analyse te brengen met een hoge nauwkeurigheid. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid staan hierbij voorop. Ook laten zij zich niet beïnvloeden door druk van buitenaf en belichten zij niet enkel één kant of visie.

Beide nieuwsprogramma’s zouden dus na verwachting een soortgelijke programma inhoud moeten hebben en zodoende maakt dat de nieuwsprogramma’s

goed vergelijkbaar.

Nieuwsuur kent een gemiddeld aantal kijkers van 680.000 (De Ster, 2014) en gemiddeld 1,3 miljoen mensen kijken PBS News Hour per dag (research center, 2015). De lengte van beide nieuwsprogramma’s is bovendien gemiddeld één uur. Zo zal de lengte van politieke items maar in kleine mate verschillen en kan lengte niet in grote mate zorgen voor vertekening. De politieke nieuwsitems duren bij beide

nieuwsprogramma’s ongeveer 5 à 10 minuten.

Sample

De nieuwsuitzendingen van 4 weken voor de dag van de verkiezingen van beide nieuwsprogramma’s zijn meegenomen in dit sample. Dit waren 40

nieuwsuitzendingen in het totaal voor beide actualiteitenrubrieken.

De nieuwsuitzendingen in het weekend zijn niet meegenomen in dit sample, omdat er in 2012 nog geen weekendeditie was van PBS News Hour en de weekendeditie van Nieuwsuur maar een lengte heeft van 30 minuten. Uit deze uitzendingen zijn alle politieke items geselecteerd, waar vervolgens een random sample uit is getrokken van

(15)

40 politieke nieuwsitems1 van PBS News Hour en 40 politieke nieuwsitems van Nieuwsuur. Alleen de avonduitzendingen zijn meegenomen, omdat deze bij beide het meest bekeken zijn.

De afhankelijke variabelen

Journalistieke zichtbaarheid

De indicator journalistieke zichtbaarheid (H1a) is het aantal seconden dat een journalist in beeld was in een nieuwsitem, gedeeld door de totale lengte van het nieuwsitem in seconden. Deze variabele is gebaseerd op een studie van Strömbäck en Dimitrova (2011), Maier et al. (2013) en Hopmann en Strömbäck (2010).

Lip flaps

De indicator lip flaps (H1b) is dichotoom en is gemeten door te kijken naar het gehele nieuwsitem en te kijken of er sprake is van een journalist die de stem van een

politieke actor, die op dat moment aan het woord is, in een beeldfragment vervangt (1) of niet (0) (Grabe & Bucy, 2009).

Wrap-ups

De variabele wrap-ups (H1c) is dichotoom en kent de waarde 1 als een journalist een nieuwsitem afsluit en de waarde 0 als iemand anders een nieuwsitem afsluit. Deze variabele is gebaseerd op een studie van Strömbäck en Dimitrova (2011), Maier et al. (2013) en Cushion et al. (2014).

Live berichtgeving

De variabele live berichtgeving (H1d) kent de waarde 1 als er sprake is van live

1Politieke items werden als politiek bestempeld als de naam van een politicus minimaal 1 keer werd genoemd als deze persoon in beeld is, zonder beeldmateriaal moest de naam van een politicus minimaal twee keer zijn genoemd. Bovendien was er ook sprake van een politiek nieuwsitem als er sprake was van een politieke kwestie, als er een specifieke

functienaam in de politiek minimaal twee keer werd benoemd, als er een specifieke naam van een politicus of partij werd genoemd of als het woord

(16)

nieuwsberichtgeving, dus als er sprake is van een live gesprek of een live gesprek in de studio tussen de anchor en een journalist en de waarde 0 als hier geen sprake van is. Deze variabelen zijn gebaseerd op een studie van Cushion en Thomas (2013) en Cushion et al. (2014).

Zichtbaarheid van experts

De indicator zichtbaarheid van experts (H1e) is het aantal seconden dat een of meerdere experts aan het woord was/waren in een nieuwsitem in seconden, gedeeld door de totale lengte van het nieuwsitem in seconden. Deze variabele is gebaseerd op een studie van Hopmann en Strömbäck (2010).

Onafhankelijke variabelen

Naast de afhankelijke variabelen zijn er nog een aantal andere variabelen

meegenomen in deze thesis. De belangrijkste onafhankelijk variabele in deze thesis is de variabele uitzending. Deze variabelen kent de waarden Nieuwsuur (1) of PBS News Hour (2).

Buiten de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen zijn er controlevariabelen meegenomen. Ten eerste de lengte van het nieuwsitem in seconden, de variabele lengte nieuwsitem seconden. Ook de format van het nieuwsitem, de variabele format gecodeerd met monoloog (1), dialoog (2), discussie (3) of geen studiogesprek (4) en de verkiezingsweek, de variabele week werd meegenomen als controle met de waarde 0 in de laatste week voor de verkiezingen en de waarde 3, vier weken voor de

verkiezingen.

Intercodeurbetrouwbaarheid

De intercodeurbetrouwbaarheid is getoetst door het berekenen van de Krippendorff’s alpha per variabele. Dit is erg belangrijk omdat er met drie verschillende codeurs is gecodeerd en zij de variabelen op dezelfde manier moeten interpreteren.

De ICB werd getoetst door het dubbel coderen van 20 nieuwsitems door drie verschillende codeurs. De Krippendorff’s alpha ligt voor alle variabelen die in de analyse zijn gebruikt na twee proefcoderingen boven de 0,700. De alpha’s voor alle individuele variabelen zijn weergeven in appendix B.

(17)

Resultaten

Na het analyseren van televisie nieuwsitems zijn er verschillende toetsen op de gevonden data ten uitvoer gebracht. De actualiteitenrubrieken PBS News Hour en Nieuwsuur zijn met elkaar vergeleken.

Tabel 1 Een overzicht van de gemiddelden en standaarddeviaties per land

Variabelen Totaal News Hour Nieuwsuur

Lip flaps M 0,11 (0,32) 0,15 (0.36) 0,08 (0.27) Wrap-ups door journalist M 0,54 (0,50) 0,53 (0,51) 0,55 (0,50) Live berichtgeving M 0,29 (0,46) 0,08 (0,27) 0,50 (0,51) Journalistieke zichtbaarheid M 0,22 (0,18) 0,12 (0,12) 0,31 (0,18) Zichtbaarheid van experts M 0,34 (0,24) 0,37 (0,26) 0,26 (0,15) Hypothese 1

Om H1 te toetsen en te kijken of er in PBS News Hour meer sprake is van journalistieke interventie dan in Nieuwsuur zijn de volgende indicatoren van journalistieke interventie getoetst door middel van een t-test op twee gemiddelden.

Journalistieke zichtbaarheid

Bij aanvang van de inhoudsanalyse werd verwacht dat de journalistieke zichtbaarheid in PBS News Hour hoger zou zijn dan de journalistieke zichtbaarheid in Nieuwsuur (H1a). In de gecodeerde 80 nieuwsitems kwam er in 48 nieuwsitems een journalist in beeld. Gemiddeld was de journalistieke zichtbaarheid in Nieuwsuur 0,31 (SD = 0,18). Dit is hoger dan in PBS News Hour 0,12 (SD = 0,12) en dit verschil is significant t (41,98 ) = 4,06, p < 0,001, eenzijdig, 95% CI = [0,09; 0,27]. De journalistieke

zichtbaarheid in Nieuwsuur is significant hoger dan de journalistieke zichtbaarheid in PBS News Hour. H1a wordt verworpen.

Lip flaps

In slechts 9 van de 80 gecodeerde items kwam een lip flap voor. Lip flaps komen dus over het algemeen erg weinig voor in zowel de VS als Nederland. In Nieuwsuur kwamen gemiddeld minder lip flaps voor (M = 0,08, SD = 0,27) dan in PBS News Hour (M = 0,15, SD = 0,36). Dit verschil tussen beide actualiteitenrubrieken is echter

(18)

heel beperkt en niet significant t (71,75) = -1,06, p = 0,148, eenzijdig, 95 % CI [-0,22; 0,07]. H1b wordt verworpen.

Wrap-ups

Voor het toetsen van H1c is er gekeken naar hoe vaak een journalist een nieuwsitem afsluit. In totaal sloot de journalist in 43 van de 80 nieuwsitem het item af. In

Nieuwsuur was er gemiddeld meer sprake van een wrap-up door een journalist (M= 0,55, SD = 0,50) dan in PBS News Hour (M = 0,53, SD = 0,51). Dit verschil is echter niet significant t (78) = 0,22, P = 0,413, eenzijdig, 95 % CI [ -0,20; 0,25]. H1c wordt hiermee verworpen.

Live berichtgeving

Om H1d te toetsen en te kijken of er meer sprake is van live berichtgeving in de VS, is er nogmaals een independent-samples t-toets uitgevoerd op twee gemiddelden. In 23 van de 80 gecodeerde nieuwsitems was er sprake van live berichtgeving. Dit kon in de vorm van een live gesprek in de studio en door een live interview met een journalist. Tegen de verwachting in, is er in Nieuwsuur significant meer sprake van live berichtgeving (M = 0,50, SD = 0,51) dan in PBS News Hour (M = 0,08, SD = 0,27). t (59,10) = 4,70, p < 0,001, eenzijdig, 95 % CI [0,24; 0,61]. H1d wordt verworpen.

Zichtbaarheid van experts

H1e veronderstelde dat er in PBS News Hour minder experts zichtbaar zouden zijn dan in Nieuwsuur. Uiteindelijk kwamen er in 42 nieuwsitems van de 80 nieuwsitems experts voor. Gemiddeld is de zichtbaarheid van experts in Nieuwsuur 0,26 (SD = 0,15). Dit is in vergelijking minder dan PBS News Hour waar experts gemiddeld een zichtbaarheid hebben van 0,37 (SD = 0,26). Dit gevonden verschil tussen beide gemiddelden is niet significant t (40 ) = -1,39, p = 0,086, eenzijdig, 95 % IC [-0,28; 0,05]. H1e wordt hiermee verworpen.

Hypothese 2a

Om H2a te toetsen en te toetsen of er meer sprake is van journalistieke interventie naarmate de verkiezingen naderen is er allereerst een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd. De variabelen week en uitzending zijn hierin meegenomen als

(19)

onafhankelijke variabelen en journalistieke zichtbaarheid en zichtbaarheid van experts als afhankelijke variabelen.

Journalistieke zichtbaarheid

Levene’s test geeft F (7,40) = 2,39, p = 0,039. De test is significant dus we mogen niet uitgaan van een gelijke variantie op de afhankelijke variabele in de twee groepen. We zien een significant effect van uitzending op journalistieke zichtbaarheid F (1,40) = 12,08, p = 0,001, η2 = 0,196. Dit effect is zwak. Week heeft geen significant effect op journalistieke zichtbaarheid F (3,40) = 0,04, p = 0,988. Vanwege de ongelijke variantie voeren we Tamhane’s T2 uit. Hier werd echter ook geen significant verschil gevonden tussen de groepsgemiddelden van week 0 en week 3. Er is bovendien überhaupt geen verschil te zien tussen de gemiddelden van week 0 (M=0,22, SD=0,17) en week 3 (M = 0,22, SD = 0,19)

Zichtbaarheid van experts

Levene’s test geeft F (6,35) = 1,30, p = 0,285. De test is significant dus we mogen uitgaan van een gelijke variantie op de afhankelijke variabele in de twee groepen. Er wordt geen significant effect gevonden van week op zichtbaarheid van experts F (3,35) = 0,30, p = 0,824. Ook een t-test (week 0 vs. week 3) geeft geen significant verschil t (15) = -0,26, p= 0,797, 95% CI [-0,22; 0,17]. Er is wel sprake van een daling in van de gemiddelde zichtbaarheid in week 0 (M = 0,35, SD = 0,19) en week 3 (M = 0,37, SD = 0,18). Dit verschil is alleen minimaal.

Lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving

Voor het toetsen van H2a is er tevens een meervoudige logistische regressieanalyse ten uitvoer gebracht met uitzending, week en format als onafhankelijke variabelen. Middels dit model kan er een duidelijk beeld worden geschept in welke mate week de variabelen lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving kan voorspellen

Ook format kan hierbij van belang zijn, want als er sprake is van een discussie in een studio kan er bijvoorbeeld minder tijd worden besteed aan een journalist op locatie of een stand-up en bijvoorbeeld lip-flaps. Dit kan als er geen sprake is van een

(20)

Tabel 2

Logistische regressie met als afhankelijke variabele het wel of niet voorkomen van lip flaps (model 1), wrap-ups (model 2) en live berichtgeving (model 3).

Variabelen Model 1 Model 2 Model 3 Coef S.E. Coef S.E. Coef S.E. Uitzending 0,48 (0,79) -0,33 (0,50) -2,28** (0,72) Week -0,60 (0,39) -0,53* (0,23) 0,14 (0,28) Format 0,58 (0,46) 0,30 (0,28) -1,20** (0,38) Uitzending*Week 1,24 (1,06) -0,37 (0,47) 0,81 (0,78) Log Likelihood 48,78 102,75 63,34 Pseudo R² 0,177 0,123 0,480 *** p < 0,001 ** p < 0,01 * p<0,05

Uit de logistische regressie blijkt dat week alleen een significante voorspeller vormt voor wrap-ups. Het regressiemodel met probabiliteiten vertelt ons bovendien dat er in de laatste week voor de verkiezingen (week 0) een kans is van 19% was op een lip flap terwijl dit vier weken voor de verkiezingen (week 3) maar 4% was. Deze stijging geldt tevens voor wrap-ups, de kans op een wrap-up was namelijk 71% in week 0 en in week 3 maar 36%. Alleen bij live berichtgeving was deze stijging niet te zien naarmate de verkiezingsweken verstrijken, de kans op live berichtgeving was namelijk 27% in week 0 en 29% in week 3.

Er mag dus geconcludeerd worden dat er stijgingen worden gevonden van zowel lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving naarmate de verkiezingsweken verstrijken, waarvan enkel wrap-ups significant is. Bij journalistieke zichtbaarheid en

zichtbaarheid van experts is er nauwelijks verschil te zien in de loop van de weken. H2a wordt dus weerlegd, hoewel voor drie van de vijf indicatoren een stijging te zien was.

(21)

Hypothese 2b

H2b kan getoetst worden door het analyseren van het interactie-effect van uitzending en week op de zichtbaarheid van journalisten en experts. H2b verwacht dat er in PBS News Hour in hogere mate een toename is van de journalistieke zichtbaarheid en in hogere mate een daling is in de zichtbaarheid van experts.

Het kan toch interessant zijn om te kijken naar de interactie, ook al is het effect van week op journalistieke zichtbaarheid niet significant. Dit interactie-effect geeft F (3,40) = 1,838, p = 0,156 en is hiermee niet significant. De kans is dus klein dat er meer sprake is van een hogere stijging van journalistieke zichtbaarheid in PBS News Hour naarmate de verkiezingsweken verstrijken, in tegenstelling tot de Nieuwsuur. Het interactie-effect van uitzending en week op de zichtbaarheid van experts is tevens de moeite waard om te bekijken, ook al heeft week geen significant effect op

zichtbaarheid van experts. Het interactie-effect F(2,35)= 0,98, p = 0,384 is echter wederom niet significant. Er is een kleine kans dat er minder sprake is van de zichtbaarheid van experts in PBS News Hour naarmate de verkiezingsweken verstrijken, in tegenstelling tot Nieuwsuur.

Voor H2b is er tevens gekeken naar het interactie-effect van uitzending en week en de variabelen lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving, dat wederom is weergeven in tabel 2. Middels dit regressiemodel kan er een duidelijker beeld worden geschept in welke mate week en uitzending samen de variabelen lip flaps, wrap-ups en live berichtgeving kunnen voorspellen. De interactieterm wijst echter uit dat er geen sprake is van een significant interactie-effect. Het regressiemodel met probabiliteiten vertelt ons echter wel dat de kans op lip flaps vier weken voor de verkiezingen (week 3) in zowel Nieuwsuur en PBS News Hour 4% was. In de laatste week voor de verkiezingen (week 0) was de kans op lipflaps 15 % in Nieuwsuur en 24% in PBS News Hour. Er is dus bij beide uitzendingen een stijging te zien naarmate de

verkiezingsweken verstrijken, maar deze stijging is het grootst bij PBS News Hour. Gekeken naar wrap-ups was er in week 3 een kans van 40% op een wrap-up door een journalist in Nieuwsuur en een kans van 29% in PBS News Hour. In week 0 was er een kans van 73% op een wrap-up door een journalist in Nieuwsuur en een kans van 69% in PBS News Hour. Naarmate de weken verstrijken stijgt de kans op een wrap-up in PBS News Hour meer dan de kans op een wrap-wrap-up in Nieuwsuur.

(22)

In week 3 was er in Nieuwsuur 39% kans dat er sprake was van live berichtgeving, en in PBS News Hour 15% kans. In week 0 was er in Nieuwsuur 45% kans op live berichtgeving en in PBS News Hour 7% kans. Live berichtgeving stijgt dus meer doorheen de verkiezingsweken in Nieuwsuur dan in PBS News Hour. In PBS News Hour is namelijk een daling te zien van de kans.

H2b wordt naar aanleiding van bovenstaande resultaten verworpen. Een sterkere stijging van lip flaps en wrap-ups in PBS News Hour in vergelijking met Nieuwsuur naarmate de weken verstrijken is niet te ontkennen.

Conclusie

In deze thesis is er middels een kwantitatieve inhoudsanalyse een antwoord op de volgende centrale onderzoeksvraag gezocht: In hoeverre is er een verschil in de mate van journalistieke interventie in de Nederlandse en Amerikaanse

actualiteitenrubrieken Nieuwsuur en PBS News Hour in de aanloop van de landelijke verkiezingen in 2012?

Door het gebruik van de vijf indicatoren kon er een goede inschatting gemaakt worden van de journalistieke interventie in zowel Nederland als de Verenigde Staten. Deze thesis heeft zich specifiek gericht op actualiteitenrubrieken, omdat geen enkel voorgaand onderzoek zich nadrukkelijk heeft gericht op deze type

nieuwsprogramma’s en zij wel op meerde aspecten verschillen van reguliere nieuwsprogramma’s, neem de lengte van nieuwsitems, maar ook de rest van het format en de bespreking van de onderwerpen met meer diepgang middels dialogen en discussies.

Vooraf aan de inhoudsanalyse zijn er een verwachtingen opgesteld. Voor de vijf indicatoren - journalistieke zichtbaarheid, lip flaps, wrap-ups, live berichtgeving en de zichtbaarheid van experts - werd verwacht dat er in PBS News Hour een hogere mate van journalistieke interventie zou zijn in vergelijking met Nieuwsuur. Naar aanleiding van de gevonden resultaten kan er geconcludeerd worden dat er hiervan geen sprake is, het tegenovergestelde van de verwachtingen blijkt juist waar te zijn. Gemiddeld blijkt de mate van journalistieke interventie juist hoger te zijn in Nieuwsuur in vergelijking met PBS News Hour. Enkel bij lip flaps was er gemiddeld wel meer sprake in PBS News Hour dan in Nieuwsuur, maar dit verband is verwaarloosbaar, omdat er maar zo weinig lip flaps voorkwamen. Alle vijf de deelhypothesen van H1

(23)

worden weerlegd. Dit is een opvallend resultaat, aangezien de VS in voorgaand onderzoek vooral naar voren kwam als een land met een sterk interveniërende journalistiek (Esser, 2008; Hanitzsch, 2010). Zelfs uit voorgaand onderzoek met eenzelfde indicatoren is gebleken dat er in de VS juist een hogere mate van journalistieke interventie is (Strömbäck & Dimitrova, 2011). Dit gegeven lijkt dus in tegenspraak met de gevonden resultaten, hoewel Cushion et al. (2014) al

concludeerden dat in de VS juist minder sprake is van live berichtgeving en minder sprake is van interpretatie in deze live berichtgeving in vergelijking met UK. Bovendien is er echter alleen nog maar een stijging van het gebruik van experts gevonden in Denemarken en de VS (Alterman, 2003). Hoewel Denemarken en Nederland in hetzelfde rijtje van landen worden geplaatst, kunnen ze op dit punt verschillen. De resultaten kunnen hiermee verklaard worden.

Doch kan het feit waardoor de gevonden resultaten erop wijzen dat er meer sprake is van journalistieke interventie in Nederland ten slotte bijna vanzelfsprekend verklaard worden doordat er in deze thesis twee actualiteitenrubrieken zijn vergeleken met elkaar. Reguliere nieuwsprogramma’s mogen dan een hogere mate van journalistieke interventie kennen in de VS, dit fenomeen kan voor actualiteitenrubrieken met een ander format wel degelijk verschillen. Het is mogelijk dat actualiteitenrubrieken in de VS, op een markt met veel concurrentie, goed hun traditionele positie weten te

behouden, terwijl dat in Nederland minder goed lukt. In Nederland kan er dus wellicht meer sprake zijn van gemediatiseerde actualiteitenrubrieken.

H2a en H2b verwachtten dat de nabijheid van de verkiezingen een invloed zouden hebben op de journalistieke interventie (H2a) en dat er in de VS een hogere stijging zou zijn naarmate de campagne vorderde (H2b). Beide hypotheses werden verworpen. De journalistieke zichtbaarheid en de zichtbaarheid van experts veranderde

nauwelijks doorheen de verkiezing. Deze resultaten kunnen verklaard worden door het gegeven dat hoe dichter bij de verkiezingen komen, hoe meer de media hun best doen om objectief en onpartijdig te blijven (Van Aelst, 2007).

Er is bovendien geen sprake van een hogere stijging van de mate van journalistieke interventie in de VS in vergelijking met Nederland. Deze hypothese en de resultaten van H2a kunnen wederom verklaard worden door het type nieuwsprogramma dat is onderzocht in deze thesis. Reguliere nieuwsprogramma’s in de VS zijn vaker

(24)

bestempeld met een hogere mate van journalistieke interventie, bij

actualiteitenrubrieken in de VS hoeft er niet per se ook meer sprake te zijn van deze mate van journalistieke interventie.

Discussie Beperkingen

Zoals elk onderzoek kent ook deze thesis zijn beperkingen.

Ten eerste is het aantal onderzoekseenheden redelijk klein. Er is voor deze thesis gekozen om twee actualiteitenrubrieken met elkaar te vergelijken en omdat deze nieuwsitems langer duren (5 à 10 minuten) dan reguliere nieuwsitems, is de samplegrootte kleiner dan een samplegrootte voor reguliere nieuwsprogramma’s. Vervolgonderzoek zal meer onderzoekseenheden moeten hebben om mogelijk tot meer significante resultaten te komen. De resultaten van deze thesis worden namelijk overstegen door een kleine steekproef hetgeen kan leiden tot een lage power en minder significante resultaten.

Bovendien zijn er alleen nieuwsitems meegenomen gedurende één

verkiezingscampagne, namelijk de verkiezingen in 2012. Er kon dus geen uitspraak gedaan worden over tijd of gesproken worden van een trend. Er is hiervoor gekozen vanwege de beschikbaarheid van de data, aangezien vooral van PBS News Hour, weinig nieuwsuitzendingen beschikbaar zijn. De verkiezingen in 2012 waren in Nederland bovendien spannende verkiezingen, aangezien de verkiezingen vervroegd werden door de val van kabinet-Rutte.

Er is op voorhand ook geen rekening gehouden met het feit dat Nieuwsuur rondom de verkiezingen (ongeveer twee weken voor de verkiezingen) verandert in Nieuwsuur Politiek, waarin het gehele programma bijna in zijn geheel draait om een live debat dat wordt gevoerd. Een gevolg hiervan is dat er in Nieuwsuur Politiek gemiddeld minder items waren en dat deze items minder uitgebreid en korter waren. Dit verschil kan effect hebben gehad op de mate van journalistieke interventie in Nieuwsuur en dus op gevonden resultaten en uiteindelijke conclusies.

Aanbevelingen

Om nog meer te weten te komen over journalistieke interventie en de mate van mediatisering van landen, omroepen en programma’s is vervolgonderzoek

(25)

noodzakelijk. Dit onderzoek naar journalistieke interventie in actualiteitenrubrieken op de publieke omroep is een goede aanvulling op de huidige literatuur die

voornamelijk reguliere nieuwsprogramma’s met elkaar vergelijken en/of geen rekening houden met het feit dat actualiteitenrubrieken wel degelijk anders zijn dan reguliere nieuwsprogramma’s (Strömbäck & Dimitrova, 2011; Esser, 2008). Vooral de verassende uitkomst van de gevonden resultaten bieden aanleiding tot

vervolgonderzoek.

Op dit moment is er weinig recente literatuur te vinden, dat actualiteitenrubrieken met elkaar vergelijkt, en nauwelijks tot geen literatuur te vinden dat de bij deze

nieuwsprogramma’s de journalistieke interventie meet. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op longitudinaal onderzoek binnen landen naar journalistieke interventie, om zo wellichte trends rondom actualiteitenrubrieken te weergeven. Actualiteitenrubrieken zijn namelijk van groot belang voor de journalistiek en ook voor de democratie. Het uitzenden van diepgravende en kwalitatief hoge journalistiek die vrij is van interpretatie is belangrijk om burgers objectief en onpartijdig te

berichten (Moe & Syvertsen, 2009). Burgers worden op deze manier zo volledig mogelijk geïnformeerd hetgeen leidt tot een voorspoedig democratisch proces (Bakker & Scholten, 2014; McNair, 2000). Een vervolgstap zou zijn om meerdere landen met elkaar te vergelijken, zoals in deze thesis is gedaan met de VS en

Nederland, om verschillen en gelijkenissen tussen landen op te helderen. Meer landen meenemen zal een ruimer beeld scheppen van het fenomeen journalistieke interventie en er kan in dat geval gekeken worden naar verschil in politieke systemen en

mediasystemen. Uiteindelijk zouden reguliere nieuwsprogramma’s in

vervolgonderzoek vergeleken kunnen worden met actualiteitenrubrieken op de publieke omroep. Dit zou een volledig beeld geven of er daadwerkelijk verschil is in de mate van journalistieke interventie bij beide formats.

Vervolgonderzoek zou zich bovendien ook nog kunnen uitbreiden met onderzoek dat zich niet alleen richt op de vormaspecten van journalistieke interventie, zoals in deze thesis, maar zich ook op de inhoudsaspecten van journalistieke interventie richt. Interpretatie en de mate hiervan, een indicator voor journalistieke interventie, zal zo worden uitgelicht. Er zal op deze manier een breder beeld van journalistieke

(26)

Ondanks de beperkingen binnen deze thesis, heeft dit onderzoek middels een comparatieve benadering, meer inzicht geleverd in onderzoek rondom

actualiteitenrubrieken en de mate van journalistieke interventie in dit specifieke format in Nederland en de VS. Resultaten van dit onderzoek waren verassend

aangezien in Nieuwsuur in hogere mate sprake was van journalistieke interventie dan in PBS News Hour. Dit is dus geheel tegenstrijdig aan de op voorhand opgestelde verwachtingen. De gevonden resultaten bieden genoeg opties voor vervolgonderzoek naar journalistieke interventie in actualiteitenrubrieken en dit vervolgonderzoek zou wellicht opheldering kunnen geven aan de gevonden resultaten van dit onderzoek.

(27)

Literatuurlijst

Albæk, E. (2011). The interaction between experts and journalists in news journalism. Journalism, 12(3), 335-348. doi:10.1177/1464884910392851

Alterman, E. (2003). What Liberal Media? The truth about bias and the news. New York: Basic Books.

Altheide, D. L., & Snow, R. P. (1979). Media logic. Beverly Hills, CA: Sage Publications.

Bakker, P., & Scholten, O. (2014). Communicatiekaart van Nederland : overzicht van media en communicatie (9e druk, 1e oplage). Amsterdam: Kluwer.

Becker, L., & Dunwoody, S. (1982). Media use, public affairs knowledge and voting in a local election. Journalism Quarterly, 59(2), 212-218.

doi:10.1177/107769908205900203

Blumler, J. G., & Gurevitch, M. (2001). The new media and our political communication discontents: Democratizing cyberspace. Information, Communication & Society, 4(1), 1-13. doi:10.1080/713768514

Brants, K., & Van Praag, P. (2014). Media, macht en politiek: De

verkiezingscampagne van 2012 [Media, power and politics: The election campaign of 2012]. Diemen, the Netherlands: AMB.

Cushion, S. (2015). News and politics: the rise of live and interpretive journalism. London: Routledge.

Cushion, S., Aalberg, T., & Thomas, R. (2014). Towards a rolling news logic in fixed time bulletins? A comparative analysis of journalistic interventions in the US, UK and Norway. European Journal of Communication 29(1), 100–109. doi:10.1177/0267323113504373

(28)

Cushion, S., Lewis, R., & Roger, H. (2014). Comparing levels of mediatization in television journalism: An analysis of political reporting on US and UK evening news bulletins. International Communication Gazette.1-21.

doi:10.1177/1748048514533860

Cushion, S., & Thomas, R. (2013). The mediatization of politics. Interpreting the value of live versus edited journalistic interventions in UK television news bulletins. The International Journal of Press/Politics, 18(3), 360-380. doi:10.1177/1940161213484522

Dalen, A. van, Vreese, C. H. de, & Albæk, E. (2012). Different roles, different content? A four-country comparison of the role conceptions and reporting style of political journalists. Journalism, 13(7), 903– 922. doi:10.1177/1464884911431538

De Ster (2014). Bereik zakelijk Nederland via de publieke omroep. Geraadpleegd op 10 april 2016, van

https://www.ster.nl/media/2230/bereik-zakelijk-nederland-via-de-publieke-omroep.pdf

Dunaway, J. L., Davis, N. T., Padgett, J., & Scholl, R. M. (2015). Objectivity and information bias in campaign news. Journal of Communication, 65(5), 770-792.

doi: 10.1111/jcom.12172

Esser, F. (2008). Dimensions of political news cultures: Sound bite and image bite news in France, Germany, Great Britain and the United States. The International Journal of Press/Politics, 13(4), 401–28. doi:10.1177/1940161208323691

Esser, F. (2013). Mediatizationas a challenge: Media logic versus political logic. In Democracy in the Age of Globalization and Mediatization (pp. 155–176). Basingstoke: Palgrave MacMillan.

(29)

Esser, F., & Umbricht, A. (2013). Competing models of journalism? Political affairs coverage in US, British, German, Swiss, French and Italian newspapers.

Journalism, 14(8), 989-1007. doi:10.1177/1464884913482551

Falasca, K. (2014). Political news journalism: Mediatization across three news reporting contexts. European Journal of Communication 29(5), 1-15. doi:10.1177/0267323114538853

Grabe, M. E., & Bucy, E. P. (2009). Image bite politics: News and the visual framing of elections. Oxford University Press.

Hallin, D. C. (1992). Sound Bite News: Television Coverage of Elections, 1968–1988. Journal of Communication, 42(2), 5–24. doi:10.1111/j.1460-2466.1992.tb00775.x

Hallin, D. C., & Mancini, P. (2004). Comparing media systems: Three models of media and politics. Cambridge: Cambridge University Press.

Hanitzsch, T., Anikina, M., Berganza, R., Cangoz, I., Coman, M., & Hamada, B. (2010). Modeling perceived influences on journalism: Evidence from a cross- national survey of journalists. Journalism and Mass Communication Quarterly, 87(1), 5–22. doi:10.1177/107769901008700101

Hayes, D. (2010). The dynamics of agenda convergence and the paradox of

competitiveness in presidential campaigns. Political Research Quarterly, 63(3), 594-611. doi:10.1177/1065912909331426

Hopmann, D. N., & Strömbäck, J. (2010). The rise of the media punditocracy? Journalists and media pundits in Danish election news 1994-2007. Media, Culture, and Society, 32(6), 943-960. doi:10.1177/0163443710379666

Hoynes, W. (2000). Political discourse and the “New PBS”. The Harvard International Journal of Press/Politics, 7(4), 34-56.

(30)

Kerbel, M.R., Apee, S., & Ross, M.H. (2000). PBS ain’t so different. Public broadcasting, election frames and democratic empowerment. The Harvard International Journal of Press/Politics, 5(4), 8-32.

doi: 10.1177/1081180X00005004002

Maier, M., Strömbäck, J., & Kaid, L. L. (2013). Political communication in European parliamentary elections. Ashgate Publishing, Ltd.

Mazzoleni, G. (2008). Mediatization of society. The international encyclopedia of communication, 3052-3055.

McNair, B. (2000). Journalism and democracy. London: Routledge.

Moe, H., & Syvertsen, T. (2009). Researching public service broadcasting. In: Wahl-Jorgensen, K., & Hanitzsch, T. (Eds.), The Handbook of Journalism Studies (pp. 398–412). New York: Routledge.

Neveu, E. (2002). Four generations of political journalism. In: Kuhn, R., & Neveu, E. (Eds.) Political Journalism. New Challenges, New Practices (pp: 22-43).

London: Routledge.

Patterson, T. E. (1994). Out of order. New York: Vintage.

Pew Research Center (2015). America’s news anchors are less recognizable now, but network news is still alive. Geraadpleegd op 10 april 2016, van

http://www.pewresearch.org/fact-tank/2015/02/12/americas-news-anchors-are-less-recognizable-now-but-network-news-is-still-alive/

Public Policy Polling (2011). Our second annual TV news trust poll. Geraadpleegd op 10 april 2016, van http://publicpolicypolling.blogspot.nl/2011/01/our-second-annual-tv-news-trust-poll.html

(31)

Semetko, H. A., Blumler, J. G., Gurevitch, M., & Weaver, D. H. (1991). The formation of campaign agendas: A comparative analysis of party and media roles in recent American and British elections. Hillsdale, NJ: Erlbaum

Strömbäck, J. (2008). “Four phases of mediatization: An analysis of the mediatizatio of politics.” The International Journal of Press/Politics, 13 (3): 228–46. doi: 10.1177/1940161208319097

Strömbäck J., and Dimitrova D.V. (2011). Mediatization and media interventionism: A comparative analysis of Sweden and the United States. The International Journal of Press/Politics, 16(1), 30–49. doi: 10.1177/1081180X06293549

Strömbäck, J., & Esser, F. (2009). “Shaping Politics: Mediatization and Media Interventionism.” In: Lundby, K. (Eds.), Mediatization Concepts, Changes, Consequences. New York:Peter Lang.

US Weekly (2015). Our favorite quotes from politicians. US Weekly, 4, 16-30. Geraadpleegd op 20 april 2016, van www.usmagazine.com.

Vettehen, P. H., Nuijten, K., & Beentjes, J. W. J. (2006) Research note:

Sensationalism in Dutch current affairs programmes 1992–2001. European Journal of Communication, 21(2), 227-237. doi: 10.1177/0267323105064047

(32)

Appendix A: codeboek

Alleen items die betrekking hebben tot de politiek en verkiezingen zullen worden gecodeerd. Wanneer heeft een nieuwsitem betrekking met de

politiek/verkiezingen:

 Als er een politicus in beeld is en zijn/haar naam minimaal 1 keer wordt genoemd.

 Als de naam van een politicus minimaal twee wordt genoemd.

 Als er een politieke kwestie wordt besproken, ge

 en specifieke naam van politici vereist.

 Als er een politicus aan het woord is, een specifieke naam is niet vereist. Een politicus is aan het woord als hij/zij minimaal twee zinnen zegt.

 Als het woord verkiezingen/stemmen/campagne minimaal twee keer is gevallen in het nieuwsitem.

 Als de functie van een politicus minimaal twee keer genoemd wordt.

De recap op het einde van de uitzending van PBS Newshour wordt niet meegenomen als politieke nieuwsitems.

A1Codeur: 1. Sera 2. Frederieke 3. Iris A2Datum: DD/MM/JJJJ A3Itemnr: A4Nieuwsuitzending 1. Nieuwsuur 2. PBS Newshour

(33)

Vervolgens zal het nieuwsitem bekeken worden, waarnaar de volgende variabelen gecodeerd kunnen worden.

A5Lengte nieuwsitem In aantal minuten en seconden

A6Is er een journalist aanwezig en spreekt de journalist in het nieuwsitem? (0) Nee

(1) Ja

A7Is er een expert aanwezig en spreekt de expert in het nieuwsitem? (0) Nee

(1) Ja

A8Is er een politicus/politieke actor aanwezig en spreekt hij/zij in het nieuwsitem?

(0) Nee (1) Ja

A9 Format van nieuwsitem (in studio) 1. Monoloog

2. Dialoog

3. Discussie (drie of meer) 4. Geen studiogesprek

Journalistieke zichtbaarheid:

Een journalist is iemand die voor het programma werkt waar hij/zij op wordt uitgezonden. Journalisten van andere media vallen in dit geval niet onder journalisten.

V1 Is er een journalist in beeld in het politieke nieuwsitem?

Een journalist is in beeld als hij/zij te zien is in het nieuwsitem, een foto is hierbij al voldoende. De nieuwspresentator is geen journalist.

(0) Nee, ga naar zichtbaarheid expert (V6) (1) Ja

(34)

V2 Hoe lang is een journalist in beeld?

Alle journalisten die in beeld komen bij elkaar opgeteld in seconden.

Live berichtgeving:

V3 Is er sprake van een journalistieke stand-up?

Er is sprake van een journalistieke stand-up als een journalist voor de camera verschijnt om een verhaal of een deel van een verhaal te vertellen. Vaak is de achtergrond nauwkeurig vastgesteld. De journalist in het veld vertelt meer dan een zin terwijl hij/zij voor de camera verschijnt.

(0) Nee (1) Ja

V4 Stelt de nieuwspresentator vragen aan een journalist? Is er sprake van een

live journalistieke stand-up of wel een live report of live shot? Er is hierbij vaak sprake van een split screen.

(0) Nee (1) Ja

V5Stelt de nieuwspresentator vragen een journalist die live in de studio is? Een journalist is live in de studio als de journalist zichtbaar is en daadwerkelijk in de tv-studie van de nieuwsuitzending is. Er is sprake van discussie.

(0) Nee (1) Ja

Zichtbaarheid expert:

Een expert is iemand die zeer deskundig is op een bepaald gebied bv. een journalist van een ander medium, een voormalig politicus( politieke actor), spin-doctor, student of enquêteur, auteur, professor etc.

V6 Is er een expert in beeld in het politieke nieuwsitem?

Een expert is in beeld als hij/zij te zien is in de nieuwsuitzending, een foto is hierbij al voldoende.

(0) Nee (1) Ja

(35)

V7Stelt de nieuwspresentator vragen aan een expert? Is er sprake van een live stand-up of wel een live report of live shot? (live)

Er is hierbij vaak sprake van een split screen. (0) Nee

(1) Ja

V8Stelt de nieuwspresentator vragen een expert die live in de studio is?

Een expert is live in de studio als de journalist zichtbaar is en daadwerkelijk in de tv-studie van de nieuwsuitzending is. Er is sprake van discussie.

(0) Nee (1) Ja

V9 Hoe lang is er een expert aan het woord in het nieuwsitem? De spreektijd van alle experts in een nieuwsitem samen in seconden.

Wrap-up:

V10 Heeft een journalist de concluderende wrap-up van het nieuwsbericht? Het gaat niet om letterlijk het laatste woord, maar het laatste stuk wat over het onderwerp gezegd wordt.

(0) Nee (1) Ja

Lip flaps:

V11Spreekt de journalist minimaal 5 seconden terwijl op de achtergrond een politieke actor gelijktijdig aan het spreken is en hij/zij niet hoorbaar of gedempt hoorbaar is?

De journalist vervangt bij een lip flap als het ware de stem van een politieke actor, die op dat moment in het beeldfragment aan het woord is.

(0) Nee (1) Ja

(36)

Appendix B: Krippendorff’s alpha’s Variabele KALPHA A5 Lengte nieuwsitem 0,790 A6 Aanwezigheid journalist 1 A7Aanwezigheid expert 0,835 A8 Aanwezigheid Politicus 1 A9 Format 0,781 V1 Journalist in beeld 0,723 V2 Lengte journalist beeld 0,719

V3 Stand-up 0,740

V4 Live report journalist 0,826 V5 Live studio journalist 0,780 V6 Expert in beeld 0,810 V7 Live report expert 0,703 V8 Live studio expert 1 V9 Lengte expert 0,718

V10 Wrap-ups 0,700

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn echter wel diverse soorten richtlijnen voor het opstellen van duurzaamheidsverslagen, waarvan de Global Reporting Initiative (GRI) wereldwijd de meest gebruikte methode is.

In het onderzoek wordt gebruik gemaakt een doelgericht sample, of steekproef. 408) in dat de onderzoeksgegevens niet willekeurig worden geselecteerd, maar

Nodig zijn raadsleden die niet meer denken dat de burgemeester het te druk heeft met besturen om aan politieke verantwoording te doen.. Nodig zijn raadsleden die doen waarvoor ze

In deze motie riep de gemeenteraad het college op voor de behandeling van de Voorjaarsnota 2019 met een rapport te komen, waarin scenario’s staan weergegeven om de zichtbaarheid

Knowledge production and higher education transformation in South Africa: Towards reflexivity in university teaching, research and community service. Learning regions

that surface repeatedly are the following: TB programme managers are often ill-equipped to plan, implement and monitor the components of a TB control programme; DOTS is

This study will aim to determine whether the income-capitalisation method (as preferred by Mooiman (2000) and Joubert (2012)) is the preferred method of valuation of grain silos,

El AIC de los modelos 24 al 33 para determinar la BA del sitio con base en la VS, pendiente del terreno, altitud y categorías de pendiente del terreno y de altitud (Cuadro 3)