• No results found

Veranderingen in de beroepspraktijk van de architect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veranderingen in de beroepspraktijk van de architect"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veranderingen in de beroepspraktijk van de architect

Citation for published version (APA):

van Eldonk, J. P. M. (1989). Veranderingen in de beroepspraktijk van de architect. (Fundamentele grondslagen van de open bouwwijze). Technische Universiteit Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1989

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

wi

~

R

E

K

890

2

..

8 9

..

..

:

F

U

N

.

(.,

CD

Z

W

c..

0

w

c

z

oCt

>

Z

W

VERANDERINGEN -

_ _ _ _ _ _

_

"

oCt

..J

IN DE BEROEPSPRAKTIJK _ _ _ _

_

en

c

VAN DE ARCHITECT

z

0

,

a:

"

w

..J W

I-Z

w

:E

oCt

c

z

:)

u..

(3)

Eindhoven. april 1989

VERANDERINGEN

IN DE BEROEPSPRAKTIJK

VAN DE ARCHITECT

ir. J.P.M. van Eldonk

prof. dr. H. Fassbinder

(projectleiding)

(4)

INHOUD

voorwoord

inleiding 2

de rationele Avant Garde 3

de technisch ingenieur 5

de ontwerpend ingenieur 7

lijst van illustraties 10

(5)

Deze uitgave in de reeks 'Fundamen-tele Grondslagen van de Open Bouw-wijze' is een deelrapport van het onderzoek "Fundamentele Grondslagen Open Bouwen".

Dit onderzoeksprojekt, een onderdeel van het lOP Bouw programma 'Open Bouwen" is uitgevoerd door de 'Werk-groep Fundamentele Grondslagen Open Bouwen' onder leiding van prof. dr. H.Fassbinder.

Deze uitgave verschijnt in het kader van bet 'Innovatiegericht Onderzoek-programma Bouw·. De Onderzoek- programmacom-missie IOP-BOUW, voornamelijk samen-gesteld uit deskundigen afkomstig uit het bedrijfsleven en de onderzoeks-wereld, stimuleert de universitaire organisaties toepassingsgericht onder-zoek uit te voeren. Beoogd wordt daarmee de technologische vernieuwing binnen de bouw te bevorderen.

In dit kader is het onderzoek begeleid door de 'Begeleidingscommissie Fun-damentele Grondslagen Open Bouwen' bestaande uit:

ir. J .A. Griffioen

Raad en Beheer Utrecht BV

(voorzitter begeleidingscommissie en voorzitter cOOrdinatieteam lOP-Open Bouwen)

ing. K.H. Dekker KD consultants BV

(lid van cOOrdinatieteam lOP-Open Bouwen) Dhr. CH. de Vilder Amstelland BV ir. A. Peters PPD Limburg, NCIV dr. ir. J.B.M. Louwe TNO, IBBC ir. S. Hokwerda

Deerns Raadgevende Ingenieurs Daarnaast is een deel van het onder-zoek begeleid door de discussiegroep: 'Bedrijfseconomische Potenties van een Open Bouwproces' bestaande uit:

ir. J .A. Griffioen

voorzitter cOOrdinatieteam lOP-Open Bouwen

ir. K.H. Dekker

voorzitter discussiegroep, lid cOOrdi-natieteam lOP-Open Bouwen

ing. G.H.W. Sanders

Smit's Bouwbedrijf Beverwijk (lid coOrdinatieteam lOP-Open Bouwen) ing. W. v.d. Does

Nijhuis Rijssen Bouwbedrijf BV Dhr. H. Flapper

Nelissen van Egteren Bouwbedrijf BV Dhr. M. Cornelissen

Intervam BV

ing. A.W.N. Nederkoorn Simbion Bouwbedrijf BV

Wij danken hen voor hun inspirerende en zorgvuldige begeleiding van dit onderzoek.

In deze reeks verschijnen de verschil-lende deelrapporten en bet hoofdrap-port (in voorbereiding) als afzonder-lijke, bij de werkgroep te bestellen uitgaven:

• fundamentele grondslagen lIan de open bouwwijze (hoofdrapport) (I.'f.) • landenstudie DDR • flexibilisering in de woningbouw in historisch perspektief • flexibilisering in de industrie en de 'fertaalslag naar de bouwnij'ferheid (I. 'f.) • 'ferandering in de beroepspraktijk lIan de architekt

• historische experimenten met flexibele bouwmethoden • huishoudenS'formen,

flexibiliteit en gebruik • op de maat lIan de markt De prijs van bet hoofdrapport is,

exclusief verzendkosten, fl 20,-; de

prijs van de afzonderlijke deelrap-porten is fl 7,50 (excl.).

(6)

De invoering van automatisering in het bouwproces zet een ontwikkeling van verdere arbeidsdeling alsook van reorganisatie van de roherdeling en het ontstaan van nieuwe deskundlgheid voort.

We schetsen in dit onderzoek de historische ontwikkelingslijn van dit proces zoals dit met de toenemende systematische invoer van wetenschappelijke resultaten in het bouwproces (planvoorbereiding, ontwerpfase) al vanaf de jaren '20 gestart is.

Centraal In deze studie staat de veranderende taak en positie van de architect in het bouwproces. Na de uitholling van het vak in een fase van grootschaJige industrialisatie in de jaren '60 zien we vanaf het eind van de jaren '70 met de invoering van een rationele, geautomatiseerde, f1exibele bouwproductie en de toenemende emancipatie en zeggenschap van de gebruiker voor de architect kansen ontstaan om weer een groot dee) van zijn traditionele taak terug te winnen. De architect zal dch als specialist opnieuw kunnen manifesteren als vormgever van kwalitatief hoogwaardige gebouwen voor een markt van opdrachtgevers\gebruikers met speclfieke wensen en elsen.

Inleiding

De zelfstandige architect heeft aan het begin van deze eeuw een integrerende

functie tussen enerzijds de individuele bouwheer en anderzijds de versplinterde bouwambachten. Het is zijn taak om de behoeften en gebruikswensen van de bouwheer om te zetten in ruimtelijke structuren en technische constructies en daarnaast de productie en uitvoering van het plan te realiseren.

Hij kent de opdrachtgever en vertaalt zijn gebruikswensen naar een passend ontwerp en werkt niet zoals de ingenieur in de industrie, aan producten die in massaproductie voor een anonieme markt geproduceerd worden. De architect draagt als plaatsvervanger van de gebruiker bij aan het welzijn van de toekomstige gebruiker. In deze productie van gebruikswaarden wortelt het zelfbeeld van de architect voor het algemene welzijn, ook in maatschappelijke zin verantwoordelijk te zijn.

Zijn zelfstandigheid ten opzichte van de opdrachtgever enerzijds en de verschillende bouwbedrijven anderzijds is een uitvloeisel van de geringe concentratiegraad van de bouwnijverheid. De bouwactiviteiten van de opdrachtgevers zijn veelal eenmalig waardoor slechts gedurende een bepaalde periode gebruik gemaakt wordt van de diensten van de architect. Hij wordt niet, zoals dat in de vorige eeuwen door staat en kerk gebeurde, permanent in dienst genomen.

Tegelijkertijd is de kapitaal concentratie in de bouwsector nog te gering om de architect, als ontwerper of constructeur, op te nemen binnen het uitvoerend bouwbedrUf.

In de vorige eeuwen hielden architecten zich vooral bezig met de bouw van representatieve gebouwen. De volkswoningbouw die in de voorgaande periode nog vrijwel geheel in handen was van het uitvoerend bouwbedrijf werd na de invoering van de Woningwet (1901\2) een belangrijke opgave voor architecten. Mede onder invloed van H.P.Berlage komt de representatie van de arbeiderscultuur en de

(7)
(8)
(9)

3 H.P. Berlage, Arbeiderswoningen aan het Java-plein, Amsterdam 1912/1915

(10)

daarmee samenhangende ontwikkeling van nieuwe sociale woonvormen en nieuwe stadsstructuren centraal te staan en daarvoor is er behoefte aan de vakkennis en ontwerpvaardigheden van de architecten. Nieuwe reglementen en voorschriften en de daaruit voortvloeiende toenemende complexiteit van het bouwproces eisen een toenemende professionalisering in het bouwvak die leidt tot een monopolisering van het ontwerpen van de gebouwde omgeving door architecten stedebouwers en planners.

De woningbouwopgave met bouwondernemingen, speculanten en industrHHen is voor de architecten een nieuwe bouwopgave met nieuwe opdrachtgevers, en een nieuwe symbolische waarde.

DE RATIONELE AVANT GARDE

De invoer van wetenschappelijke resultaten in het bouwproces begint in de jaren '20. De universele rationalistische kunst van de Stijl-beweging is daarbij te zien als de esthetische voorbode van dit nieuwe rationalistische bouwen in Nederland.

De architecten van de Nieuwe Zakelijkheid baseren zich in hun voorkeur voor abstractie, dematerialisering en eenvoudige geometrische (rechthoekige) vormen juist op de experimenten van de Stijl en werken als eerste vanuit een wetenschappelijke intensie. Zij richten zich op de representatie van de arbeiderscuItuur als nieuwe opgave en stellen type-ontwikkeling, standaardisatie en industriele vervaardiging tegenover de gang bare gevoelsmatige subjectieve aanpak van de Amsterdamse School architecten. Boeken verwoordde deze ratione Ie wetenschappelijke uitdaging zeer duidelijk: 1

'Het is geen toe val dat het architectenwerk bij den

maatschappelijken bouw, bij den stadsaanleg, den woningbouw in het groot en al wat daarbij komt aan algemene voortzieningen en massainrichtingen, distributie, ontspanning en cultuur, dezelfde ingenieurswerkwijze, gebaseerd op streng wetenschappeIijk onderzoek vereischt als die welke de groot industriele en groot commerciele instellingen reeds lange tijd van hun ingenieurs gevergd hebben. Evenals hierbij kwam het bij den maatschappelijken bouw, bij het werken voor de massa er op aan steeds het maximum te geven voor minimum materiaal en minimum arbeidsuren. Werd in het ene geval het maximum minimum probleem gesteld door de levenseisch van het commerciele bedrijf, in het andere geval werd dit gesteld door den nog vee I strengeren eisch van het maatschappelijk belang.'

In 1927 proclameerde De 8, de amsterdamse architectengroep binnen de Nieuwe Zakelijkheid, in haar manifest de wetenschappelijke en maatschappelijke functie van de architect:

1 Boeken, de socialistische gids IX, 1924 p27

(11)

4

5

M. de Klerk, voorbeeld van Amsterdamsche School architectuur, Woningblokken Hemburgstraat, Amsterdam, 1918

(12)

6 J.B. van Loghem, Woningen in Betondorp, 1922-23

(13)

De 8 wil geen weelde architectuur, ontsproten aan de vormenwellust van getalenteerde individuen.

De 8 wit streven naar een maatschappelijke grondslag voor de modernen architect.

De 8 is a-esthetisch, de 8 is a-dramatisch, de 8 is a-romantisch. De 8 werkt meer voor een WETENSCHAP dan voor een bouw-KUNST.

De 8 zegt het is niet uitgesloten schoon te bouwen, maar het ware beter voorshands lelijk te bouwen en doelmatig, dan parade architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.

Het manifest van De 8 is eveneens te zien als een reactie op de houding van de Amsterdamse School architecten. Het gebruik van nieuwe materialen als staal en beton en de fabrieksmatige construe ties staat tegenover de traditionele materialen hout, baksteen en pannen en de ambachtelijke bouwwijze. Bij de architecten van De 8 ligt de nadruk ligt op de functie-analyse van plattegronden en niet op de vormgeving van de gevels. De praktische bevrijding van de arbeider als de nieuwe mens staat tegenover de eeuwige waarden, het hogere en de schoonheidsbeleving van de Amsterdamse School architecten.

Ook bij de rotterdamse architectengroep Opbouw (ontstaan in 1920) ligt de nadruk op een rationalistische benadering van het bouwen. Het complexe probleem van de woning werd gereduceerd tot een economisch, technisch en hygienisch optimaliseringsprobleem dat wetenschappelijk opgelost kon worden en door de toe passing van nieuwe bouwstoffen, constructies en productiemethoden en zou leiden tot nieuwe ruimteconcepten.

Deze wetenschappelijke benadering resulteerde in onderzoek naar de verschillende deelaspecten van het bouwen en leidde eveneens tot verschillende publicaties van de hand van architecten over de nieuwe onderzoeksvelden. Er veschenen boeken over de ergonomie van keukens, warmer wonen, acoustisch en thermisch bouwen ed. Het wetenschappetijk werken aan de huisvesting van arbeiders betekende werken aan de vooruitgang en daarmee werd de architect naast de schepper van ruimtetijke structuren de symbooluitdrukker van de sociale waarden van de arbeiders en diende daarmee de gemeenschap.

De opgave die de architecten van de Nieuwe Zakelijkheid zichzelf stelden gaat daarmee verder dan enkel de rationalisatie van het bouwproces. Deze rationalisatie wordt juist ingezet vanwege haar maatschappelijke betekenis.

Van Loghem verwoordde deze houding in 1933:2

' ... dat de nieuwe zakelijkheid vooriopig met stijl niets te maken heeft, maar een levensvernieuwing en architectonische bevrijding beoogt.'

'Door deze groep.... worden de mensch en de maatschappelijke verhoudingen als uitgangspunt van aIle arbeid genomen. Voor de kunstenaars en speciaal voor de architecten heeft dit veranderd levensinzicht gevoerd tot een absoluut gewijzigde instelling tegenover hun werk. Voor deze groep wordt de scheppingsdaad niet

2 Van Loghem, 8 en Opbouw 1933, p127, p84,

(14)
(15)

geboren uit verlangen naar schoonheid zondermeer, maar de drang tot uiting is primair gericht op vervulling van de essentiele geestelijke en materilHe behoeften van den mensch.'

De architecten van De 8 en Opbouw hadden als rationele avant garde op vele fronten een voortrekkersrol. Zij stonden aan de wieg van de industrialisatie; ontwikkelingen op het gebied van de techniek werden gelntegreerd in de architectuur en vormgeving en er ontstond een nieuwe rationele esthetiek gebaseerd op de vormgeving van industrieel vervaardigde producten.

Ze werkten weliswaar als individualisten, maar met de voorgestelde wetenschappelijke aanpak wordt reeds de basis gelegd voor een verdere arbeidsdeling en het ontstaan van nieuwe deskundigheid.

Ook internationaal lag in die jaren bij verschillende architecten de nadruk op de rationele en wetenschappelijke benadering van het bouwen. Op de eerste ClAM bijeenkomst in 1928 in la Sarraz (Zwitserland) namen de aanwezige architecten een manifest aan waarin werd gepieit voor een rationeie, gestandaardiseerde en geindustrialiseerde bouwwijze en stelling werd genomen tegen het traditionele bouwen. Op het tweede congres in Frankfurt (1929) stonden de ontwikkeling van de minimumwoning (Wohnung fur das existenzminimum) en de ontwikkeling van een rationele analytische ontwerpmethodiek centraal.

Op het congres in 1930 in Brussel werden de nederlandse experimenten van de architectengroepen De 8 en Opbouw besproken.

De jaren '20 en '30 werden echter niet aileen bepaald door de inspanningen van de architecten van het Nieuwe Bouwen.

Granpre Moliere, vanaf 1924 hoogleraar in Delft en grondlegger en vooral verdediger van de Delftsche School ontwikkelde als reactie op de door hem gekritiseerde moderne architectuur, een schoonheidsleer. Want juist aan 'stijl' ontbrak het de moderne architectuur in zijn ogen. Hij zocht de schoonheid in de onopzettelijkheid en eenvoud van de verloren gewaande tradities en het ambacht. De architecten van de Delftsche School waren in deze periode bijzonder invloedrijk.

Vooral na het uitbreken van de internationale crisis in 1929 en de politieke verschuiving naar rechts die dan optreedt winnen in de woningbouw deze meer traditionalistisch ingestelde architecten aan invloed. Men grijpt terug naar de meer vertrouwde traditionele bouwvormen en -methoden en er wordt opnieuw op een ambachtelijke manier gebouwd: kleinschalig, romantisch en met traditionele materialen.

Ook direct na de tweede wereldoorlog zijn het vooral de architecten van de Delftse School die een groot deel van de wederopbouw voor hun rekening nemen. 64 Steden worden zoveel mogelijk in hun oude glorie hersteld.

DE TECHNISCH INGENIEUR

Met de groei van de industrialisatie in de jaren 50 neemt de invloed van de traditionalisten echter snel af en komt de rol van de architect als universeel kunstenaar ter discussie te staan. De enorme bouwopgave noodzaakt tot een verdere rationalisatie en verwetenschappelijking van het ontwerp- en bouwproces.

(16)

9

10

J. Brinkman,

L.c.

van der Vlugt, W. van Tijen, Woonflat Bergpolder,

1933-1934

Prof. If. M.J. Granpre Moliere, Traditioneel woonhuis Rotterdam,

(17)

Ii

In Rotterdam, werden al in 1941 plannen gemaakt voor de wederopbouw die voortbouwden op de analytische ontwerpaanpak van de architecten van de Nieuwe Zakelijkheid. Van Tijen, Brinkman, van den Broek en Maaskant, architecten van het Nieuwe Bouwen s, deden voorstellen voor de wederopbouw van de gebombardeerde stad. Vlak na de oorlog was Rotterdam een van de weinige steden waar architecten van het Nieuwe Bouwen aan de slag gingen. Maar met de toenemende industrialisatie nam hun invloed op de wederopbouw ook in andere steden snel toe.

De invloed van de ideeen van de architecten van de Stijl, De 8 en Opbouw op de ontwikkeling van het bouwen na de oorlog is bijzonder groot geweest. Vooral hun methodische en rationele benadering van de bouwopdracht werd gemeengoed. De toenemende verwetenschappelijking van het steeds complexere bouwproces leidde tot een verdere arbeidsdeling en er ontstonden verschillende nieuwe specialismen die met de komst van de eindhovense TH ook op universitair niveau als zodanig onderwezen worden.

De door de architecten zelf in de jaren twintig ingezette verwetenschappelijking en rationalisering van het bouwproces leidde in de jaren '60 echter tot de uitholling van hun eigen taak en functie. De architect als universeel kunstenaar verloor aan terrein en het bouwproces kwam steeds meer in handen van bouwingenieurs. De

architect was niet langer als bouwheer aileen verantwoordelijk voor het

gerealiseerde plan; dit werd het resultaat van de vele deelprestaties verricht door de verschillende experts.

Met de gespannen woningmarkt en de explosieve groei van de industrialisatie aan het eind van de jaren '60 verschoof ook de vormgevende taak van de architect naar de achtergrond. De nadruk die in deze fase van industriEHe ontwikkeling op de rationalisatie van het bouwproces lag, ging gepaard met schaalvergroting en de monotone herhaling van ladenplan ontwerpen terwijl er weinig aandacht was voor de kwaliteit van de woning en de wensen van haar gebruikers. Er ontstond dan ook geen nieuwe esthetiek; de zakelijke vormgeving van de vooroorlogse avant g;:trde werd eenvoudig gecopieerd en tot esthetische norm verheven.

Binnen de op dat moment eveneens grootschalige architectenbureaus leidde de ontwikkelingen tot het afbrokkelen en inhoudeJijk uiteen vanen van de oorspronkelijke taken van de architect. Aan de ene kant groeide het aantal loonafhankelijke architecten die zich enkel nog be zig hielden met technisch detailleerwerk en aan de andere kant werd de zelfstandige architect een chef -de-bureau die als manager en cOOrdinator onderhandelde met de diverse actoren in het bouwproces maar inhoudelijk nauwelijks nog iets te maken had met het bouwwerk. De verdere kapitaa1concentratie die reeds in het begin van deze eeuw ingezet was leidde tot een groeiende anonimiteit van de opdrachtgever en het ontstaan van projectontwikkelingsmaatschappijen en turn-key ondernemingen. De bouwkundig ingenieur trad nu ook in dienst bij deze organisaties waarmee ook het zelfstandige karakter van het architectenvak onder druk kwam te staan.

Reeds vanaf het eind van de jaren '50 onstaat er eerst vanuit de Forumbeweging en later vanuit de SAR kritiek op de eenzijdigheid van de industrialisatie.

Onder leiding van N.J. Habraken werken de medewerkers van de SAR (Stichting van Tijen, Brinkman, van den Broek, Maaskant

Woonmogelijkheden in het nieuwe Rotterdam, 1941 6

(18)
(19)

12 Bijlmermeer, 1969-1972, Grubbehoeve

Een architectuur van investeerders, industrielen, technici en

ambtenaren

(20)

14

;~

~-.

Wetenschappelijke verzelfstandiging van de verschillende disciplines: constructeur, stedebouwer, architect, bouwfysicus ed.

(21)

Architecten Research) aan de bijsturing van de woningbouwproduktie binnen de randvoorwaarden van de industriele produktie door de bewoner als actor in het bouwproces te introduceren. De directe doelstellingen zijn: 'te onderzoeken in hoeverre industriele productiemethoden kunnen worden aangewend ter verhoging van de bruikbaarheid van bouwwerken in het algemeen en in het bijzonder bouwwerken ten behoeve van de votkshuisvesting4

en 'de toepassing van industriele productiemethoden te bevorderen in zoverre deze toepassing kan leiden tot de verhoging van de bruikbaarheid van bouwwerken, in het bijzonder bouwwerken ten behoeve van de huisvesting4

• • Daarnaast wit de SAR onderzoeken welke bijdragen

van de zijde van architecten kunnen worden gegeven om deze doelstellingen te bereiken. De medewerkers van de SAR werken op een wetenschappelijke en methodische wijze die voort lijkt te komen uit een zelfde geest die ook de architecten van de Nieuwe ZakeIijkheid en ClAM bezielde.

De Sar probeerde de professionele wereld eveneens aan te tonen dat de nieuwe rol van de gebruiker en de met de kapitaalsconcentratie samengaande arbeidsdeling binnen het bouwproces weliswaar een fundamentele verandering maar geen vermindering van inhoud van de architectentaak hoeft te betekenen.6

'De specifieke architectendeskundigheid is het kennen van wetmatigheden bij beslissingen over maat en plaats van ruimte en materiaal. De SAR pretendeert het instrumentarium ontwikkeld te hebben, waardoor deze deskundigheid zich weer kan manifesteren. de architect hoeft geen uomo universale te zijn om zijn greep op de gang van zaken bij de bouwkundige besluitvorming te behouden. 4

De roep om kwaliteit en de kritiek op de eenzijdige industrialisatie vanuit de architectenwereld en de maatschappij leidt in eerste instantie echter niet tot de gewenste bijsturing van de industrialisatie processen maar tot een complete ommekeer naar opnieuw een traditionele manier van bouwen.

Binnen de industrialisatieprocessen is nog geen antwoord te geven op de toenemende emancipatie van de gebruiker. Als reactie op de uniformiteit en monotonie van de stadsuitbreidingen uit het eind van de jaren 60 begin jaren 70 verschijnen vanaf 1975 de traditionele kleinschalige uitbreidingswijken, opnieuw naar een Delftsche School architectuur verwijzend, met de nadruk op herkenbaarheid, identiteit en visuele complexiteit. Deze ommekeer zou in de ogen van Habraken de ontwikkelingen in de bouw op het gebied van de industrialisatie met minstens tien jaar terug werpen.

DE ONTWERPEND INGENIEUR

De arbeidsdeling als resultaat van de in de jaren '20 ingezette verwetenschappelijking wordt in de loop van de jaren '70 voltooid en leidt tot

Statuten van de Stichting Architecten Research; opgesteld in Rotterdam op 28 augustus 1964

5 John Carp en Ton van Rooij, De ontwikkeling van een taal, het gebruik van een taal, Plan 12 1973

(22)

een zelfstandige wetenschappelijke ontwikkeling van de verschillende disciplines.

Vanaf het eind van de jaren '70 verandert de bouwopgave: door de verzadiging van de markt komt de differentiatie en kwaliteit van het produkt centraal te staan. De geemancipeerde gebruiker en de professionele opdrachtgever eisen meer en meer een gebouw dat aansluit bij hun specifieke wensen en eisen. Door de ontwikkeling en acceptatie van de participatie van de gebruiker in het ontwerp- en bouwproces die ook leidt tot de verschuiving van een verkoop/verhuur markt naar een koop/huur markt worden deze wensen ook steeds vaker daadwerkelijk gerealiseerd. Door aan te sluiten op deze gedifferentieerde wensen wordt de anonimiteit van de gebruiker\opdrachtgever gedeeltelijk opgeheven. Daarnaast constateren we een toenemende zorg voor de kwaliteit van de woonomgeving en de bouwfysische, architectonische, bouw- en beheerstechnische kwaliteit van het gebouw.

Voor architecten betekent dit dat zij een dee I van hun traditionele taken kunnen herwinnen. Zij krijgen de taak op een gegarandeerd kwaliteitsniveau te ontwerpen voor een bekende gebruiker die zich als participerend bewoner direct, danwel indirect in de vorm van een gedifferentieerde marktvraag manifesteert.

Waar in de industrialisatie van het bouwproces tot aan het midden van de jaren zeventig de nadruk nog lag op de produktie van uniforme bouwelementen verschuift deze, onder invloed van de veranderende vraag vanaf het eind van de jaren '70, naar de productie van een verscheidenheid aan bouwcomponenten; een ontwikkeling die we niet aIleen in de afbouw maar ook in de ruwbouw zien. Tegelijkertijd constateren we met de invoering van flexibele automatiseringsprocessen in de voorfase, een verschuiving van de eenmalige projectgebonden productie en samenstelling van bouwdelen naar een projectongebonden, bij de toeleverende industrieen seriematig vervaardigde, productie van bouwdelen die projectgebonden geassembleerd worden.

Juist de individualisering van de vraag en de toegenomen verscheidenheid aan in de voorfase geproduceerde bouwcomponenten leidt voor de architect eveneens tot een fundamenteel herwinnen van een verloren gewaande vormgevende taak. Met de invoering van CAD-systemen krijgt de architect, nu als ontwerpend ingenieur en specialist in het bouwproces, een nieuw methodisch instrumentarium in handen voor het in opdracht van de markt (opdrachtgever/gebruiker) klantgericht ontwerpen en vormgeven van gebouwen.

Maatschappelijk gezien constateren we de behoefte bij gebruikers om hun zeggenschap over de veranderbaarheid van gebouwen te vergroten om op die manier een persoonlijk antwoord te kunnen geven op de veranderende maatschappij.

Voor de architect betekent dit dat hij de nadruk zal moeten leggen op de ontwikkeling van gebouwen en gebouwstructuren die aan de veranderende gebruikseisen en -wensen kunnen worden aangepast. Maar daarnaast heeft de architect opnieuw tot taak, daartoe gevoed door zijn nauwe contacten met gebruikers en opdrachtgevers, de behoefteontwikkeling op de markt te inventariseren en vernieuwende ideeen en concepten te lanceren.

(23)
(24)

De open bouwwijze manifesteert zich op dit moment op het kruispunt van de geschetste markt-, technische en maatschappelijke ontwikkelingen. Juist door gebruik te maken van de mogelijkheden van de flexibele bouwproductie worden flexibele plattegronden betaalbaar waardoor gericht ingespeeld kan worden op de huidige en toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen. Door de 'ontkoppeling' van het gebouw in afzonderlijke bouwdelen en de 'co/)rdinatie' van aansluitmogelijkheden en maten wordt binnen de open bouwwijze geprobeerd een methodisch antwoord te geven op de toenemende emancipatie van gebruikers en opdrachtgevers, de verschuiving van projectgebonden productie naar projectongebonden productie en de behoefte aan flexibele gebouwen. Binnen een open bouwwijze ontstaan hierdoor voor de architect

uitdagende nieuwe mogelijkheden; enerzijds als projectgebonden ontwerper van

gebouwen en anderzijds als projectongebonden ontwerper van bouwknopen en bouwprodukten.

Ais bouwkundig ontwerper van gebouwen zal de architect als specialist, direct of

indirect, als zelfstandige of in loondienst, werken in opdracht van de

opdrachtgever/gebruiker. Het is zijn taak de eisen en wensen van de opdrachtgever te vertalen naar vorm (ruimtelijk, functioneel, esthetisch) en bouwkundige kwaliteitseisen (performance specifications). Juist de vertaling naar bouwkundige kwaliteitseisen vraagt van de architect een nieuwe deskundigheid. De architect zal bouwkundige beslissingen moeten nemen en tegelijkertijd de daadwerkelijke invulling open moeten laten. Hij zal de eisen en wensen van de opdrachtgever\gebruiker niet vertalen naar concrete produkten, materialen en detailleringen maar juist naar eisen, normen en omschrijvingen waar die produkten, materialen en detailleringen aan moe ten voldoen (fysisch, konstruktief, esthetisch ed). Juist door de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de technologische invulling binnen deze kwaliteitseisen te verschuiven naar het uitvoerend bouwbedrijf wordt de projectongebonden productie van bouwdelen mogelijk waardoor het bouwbedrijf in staat gesteld wordt de bouwproductie verder te industrialiseren en te innoveren. Deze nieuwe taak daagt de architect uit opnieuw fundamenteel na te denken over de essen tie van kwaliteit en de vertaling daarvan naar een ontwerp met bijbehorende kwaliteitseisen. Maar deze nieuwe taak vraagt van de architect ook een enorme kennis op gebied van technologie, voorschriften, certificatie en specificatie.

De architect is binnen de open bouwwijze verantwoordelijk voor de kwaliteit van het ontwerp in al zijn facetten. Het uitvoerend bouwbedrijf is binnen de open bouwwijze verantwoordelijk voor de technologische realise ring van het bouwwerk binnen deze voorgeschreven kwaliteitsnormen en daarmee verantwoordelijk voor de bouwtechnische kwaliteit van het gebouw.

Binnen de open bouwwijze verandert voor de architect de traditionele wijze van projectgebonden detailleren. De meer industriele bouwproduktie noodzaakt tot een meer projectongebonden produktontwikkeling en detaillering. Dat betekent echter niet dat de architect ontheven wordt van de detailleer-taak. Aan de ene kant krijgt deze taak een nieuwe, meer algemene invulling wanneer de architect als projectongebonden produktontwerper binnen de open bouwwijze in opdracht van of in dienst bij het bouwbedrijf of de bouwindustrie werkt aan de projectongebonden

ontwikkeling en detaillering van bouwprodukten. Deze projectongebonden

produktontwikkeling is niet aileen noodzakelijk om een meer industriele

bouwproduktie mogelijk (en daarmee het bouwen goedkoper) te maken; er komt 9

(25)

tegelijkertijd kapitaal en arbeid VTlJ dat traditoneel voor de eenmalige

projectgebonden detaillering ingezet werd, en nu ingezet kan worden voor innovatieve produkt- en detailontwikkeling. Aan de andere kant blijft het steeds nog zijn taak om in overleg met opdrachtgever/gebruiker per project de passende keuze te doen uit de voorgestelde bouwcomponenten om daarmee aan het individuele produkt gehalte te geven.

Daarnaast worden eveneens de voordelen van de modulaire coordinatie ais maat-afspraken-stelsel binnen de open bouwwijze duidelijk. De modulaire coordinatie maakt niet aileen de scheiding naar zeggenschap mogelijk, het is eveneens een noodzakelijke voorwaarde waarbinnen het mogelijk wordt grotendeels projectonafhankeIijk produkten en details te ontwikkelen (op dit moment o.a. bij Infill Systems, PCI en Progresbouw) die op de bouwplaats projectgebonden geassembleerd worden tot flexibele gebouwen.

Concluderend kunnen we stellen dat er binnen de open bouwwijze voor de architect uitdagende nieuwe mogeIijkheden liggen. Zijn managementtaak wordt door de voorgestelde ontkoppeling en coordinatie afspraken sterk vereenvoudigd waardoor hij zich als markt- en produktdeskundige opnieuw kan bezighouden met zijn eigenlijke taak: de adekwate vertaling van de wensen van de gebruiker/opdrachtgever in de (open) conceptuele vormgeving van de gebouwde omgeving. Hij krijgt als nieuwe taak fundamenteel na te denken over de essen tie van kwaliteit en de vertaling daarvan naar kwaliteitseisen, waardoor hij in staat is adekwaat in te spelen op de toenemende behoefte aan een zo gunstig mogelijke kwaliteit/prijs verhouding van de gebouwde omgeving. Daarnaast krijgt hij ais produktontwerper de kans een bijdrage te leveren aan een verdere industrialisatie en innovatie van de bouwproduktie door zijn technische kennis in te zetten voor een projectongebonden produkt- en detailontwikkeling.

(26)

LIJST V AN ILL USTRA TIES

ill I verkrotting in Uilenburg, Amsterdam

Bron: Voor volkshuisvesting en stedebouw, p 75

ill 2 I-kamerwoning in Amsterdam, Mauritsstraat 1877

Bron: Housing in the Netherlands, p 29

ill 3 H.P. Berlage, Arbeiderswoningen aan het Java-plein, Amsterdam 1912/1915

Bron: Architectuur en Volkshuisvesting, Nederland 1870-1940, p 43

ill 4 M. de Klerk, voorbeeld van Amsterdamsche School architectuur,

Woningblokken Hemburgstraat, Amsterdam, 1918

Bron: J.J. Vriend, De schoonheid van ons land, Architectuur van deze eeuw, ill 26

ill 5 Th. van Doesburg - C. van Eesteren. De Stijl-modellen

Bron: ir. J.B. van Loghem, Bouwen, Bauen, B:1tir, Building - Holland, p II

ill 6 J.B. van Loghem, Woningen in Betondorp, 1922-23

Bron: Architectuur en Volkshuisvesting, Nederland 1870-1940, p 137

ill 7 J.J.P. Oud, Arbeiderswoningen Hoek van Holland, 1924-1927

Bron: Architectuur en Volkshuisvesting, Nederland 1870-1940, p 146

ill 8 Albert Boeken, Manifest tegen de Amsterdamsche School

Bron: Architectuur en Volkshuisvesting, Nederland 1870-1940, p 183

ill 9 J. Brinkman, L.C. van der Vlugt, W. van Tijen, Woonflat Bergpolder,

1933-1934

Bron: D.I. Grinberg, Housing in the Netherlands 1900-1940, p125

ill 10 Prof. ir. M.J. Granpre Moliere, traditioneel woonhuis Rotterdam, 1930

Bron: J.J. Vriend, De schoonheid van ons land, Architectuur van deze eeuw, ill 112

ill 11 Monotone systeembouw, eind jaren '60 begin jaren '70

ill 12 Bijlmermeer, 1969-1972, Grubbehoeve

Bron: Amsterdam/ Won en 1900-1975 , p 47

ill 13 Architectuur door architecten, de vormoverdaad van de jaren '70

Bron: Heleen Kabbedans, Platform 1985-1, P 12

ill 14 Wetenschappelijke verzelfstandiging van de verschillende disciplines:

constructeur, stedebouwer, architect, bouwfysicus ed. Bron: Ingenieurs voor de bouw, kaartenserie TUE, 1988

ill 15 Vensterpolder, de ratione Ie architectuur van de jaren 80 Bron: HeJeen Kabbedans, Platform 1985-1, p 12

(27)

LITERATUURLIJST

van Abbe museum

Bouwen '20 -'40, De Nederlandse bijdrage aan het Nieuwe Bouwen, Catalogus van de tentoonstelling in het van Abbe-museum Eindhoven, Eindhoven 1971

Adriaansens, prof.mr.C.A., Hillenaar,mr.c.

Open Bouwen en privaatrecht, DUP 1988 Adriaansens, Prof mr C.A.

Eigen schuld van de architect, de Architect, mei 1986, pI 08-111 Bakker, H.

De gebouwenvoorraad: opgave voor ontwerpen en beheren, Plan 3/1985, p20-21

Boekraad, C (red)

Architectuur en Volkshuisvesting, Nederland 1870-1940 Sunschrift 173, SUN, Nijmegen 1980

Cannegieter, ir J.

Beroepsuitoefening door architecten, Plan 4/1972, p49 Carp, John; Ton van Rooij

De ontwikkeling van een taal; het gebruik van een taal, Plan themanummer 1973 nr 12, pl-5

Duinen, Jeannete van; Wout Turpijn ea.

Architekt en specialisatie, poging tot een typologie, Plan 4/1972, p39-44

Erve vh,Rikhof

Maatschappelijke beroepspositie van de bouwkundige Plan 6,1980, p8-19

Erve van het, Drs H.J.

Bouwopgave en beroepspraktijk, Plan 10/1985, p6-10 Erve van het, Drs H.J. ea

De arbeidspositie van de bouwkundige ingenieur TUE, faculteit bouwkunde TUE, juni 1988

Erve van het, Drs H.J.

Bouwproces en stedelijk beheer

Producten van onderzoek van 1-12-84 tot 1-7-85 THE, Eindhoven

Fassbinder,H

Het architectenberoep - idee en werkelijkheid,

vert. uit duits, Gastcollege TH Zurich, juli 1972, wonen tabk 1975/7 Fassbinder, prof dr H., P van 't Leven, ir B.Gerritsen,

De beroepspraktijk van de bouwkundig ingenieur, Dictaat THE 1978

FeJdhusen, Gernot

Architekten und ihre beruflichen Perspektiven, Deutsche Verlags- Anstalt

Fritz-Haendeler, Renate

Socialer Wohnungbouw in den Niederlanden, IRPUD, Dortmund 1982

(28)

Gelderblom, ir J.L.

Innovatie van het ontwerpproces door de computer, Plan 5/1983, p30-33

Gemeente Amsterdam

Amsterdam/ wonen 1900-1975, Amsterdam 1975 Gerritse, Gerard

Innovatie in het architectenvak, Plan 5/1983, p26-30 Geurtsen, R.

De Geschiedenis van het architectenberoep; enkele fragmenten, THD 1986 Grinberg, D.I.

Housing in the Netherlands, 1900-1940, DUP, Delft 1977

Habraken, N.J.

De dragers en de mensen, het einde van de massawoningbouw, Stichting Architecten Research, Eindhoven 1985

oorspr. 1961 Habraken, N.J.

Hasselaar ,.

Over de gebouwde omgeving en de grenzen van de vakbeoefening. afscheidscollege THE, vrijdag 13 juni 1975

Het beroepsbeeld van de architect, Plan 4 1972, p25-31 Hendriks, Prof dr A.; Ir J.van Santen

Stellingen over de positie van de bouwkundig ingenieur, Plan 4/1972, p55-56

Hoi, Pieternel

De bouwopgave verandert, maar verandert het bouwen ook? Plan 1-2/1985, p54-56

Huisman, Evert

Veranderend Vakmanschap, Platform 1985/1, p7 Kabbedans, Heleen

Van traditionalisme tot no nonsens Platform 1985/1, p9-13

Knapper & McAlIey b.v.

De architect in de jaren '80, Een marketingonderzoek naar de veranderende positie van de architekt,

uitgevoerd i.o.v. de Architekten Alliantie 1.0., mei 1983 Kool, ir S.A.

Architect en innovatie, visie van de overheid, Plan 5/1983, p33-34

Kostof, Spiro, ed.

The Architect, Chapters in the History of the Profession, Oxford University Press, 1977

K want, Prof dr R.C.

Architecten zijn de belichaming van onze collectieve impasse, Plan 4/1973, p9-11

Leeuwen, Hendrik van

Toekomst voor ons verleden, Plan 4/1975, p 15-17

Lewis, Roger K.

(29)

Architect? A Candid Guide to the Profession, MIT Press, London ]985

Loghem, Ir. J.B. van

Bouwen/Bauen/Batir /Building- Holland,

Heruitgave (oorspr. 1932) SUN, Nijmegen 1980 Mertens, ir P.A.M.

Architect en innovatie, Plan 5/1983, p26 Mertens, ir P.A.M.

Beroepsbeeld van de architect in crisis, Plan 6/1983, pl0-12

Mertens, P.A.M.

Naar een nieuw beleid, Plan 6/1979, p27-30 Mulder, P.

Toekomst voor de architect, Plan 10/1980, p12-14 Mulder, P.

Theorie en praktijk van ontwerpers, Plan 11/1980, p13-15

Mulder, ir P.

Architecten oude en nieuwe stijl, Plan 11/1973, p39-40

Oliver, Richard (ed.)

The making of an architect. 1881-1981, Columbia University, Rizzoli 1981, New York Oostergetel, Gerrit

Architect kan projectorganisatie heroveren, Bouw 22, 25-10-1986, p52-54

Priemus, H ;

Inleiding Volkshuisvesting, THD DELFT 1886 Randen, A. van

Te verwachten en noodzakelijke ontwikkelingen, Plan 1972/4, p59-61

Redactie Plan

Wisseling van de wacht in de BNA, Plan 6/1979, p30-36 Ricken, Herbert

Der Architect, Geschichte eines Berufs, Bauakademie der DDR, Berlin 1977 Ruiter, P. de

Voor volkshuisvesting en stedebouw, Matrijs, Utrecht 1987

Ruler, Dick A. van

Lessen in overleving voor architecten, themadag BNA-kring Alkmaar, Plan 11/1982, p14-19

Ruler, Dick A. van

Het vrije beroep verouderd en overleefd? Plan 4/1972, p45-49

Saint ,Andrew

The image of the architect,

Yale University Press, New Haven & London, 1983 Seyp, Frans van de

(30)

Architect in de brave new world, Plan 5/1985, p 12-13 Smeulders, Wouter

Veranderingen bij de architekt, Plan 4/1972, p32-38 Swinkels, Cees

Grotere bureaus strijden voor beter imago van architect, De Architect 15/84/3, p22-23

Tijen v, Brinkman, van den Broek, Maaskant

Woonmogelijkheden in het nieuwe Rotterdam, W.L. & J.Brusse N.V. ,Rotterdam 1941

Tzonis, Alexander

Recente ontwikkelingen in de architectuur, Plan 12/1979, p27-37

Vegt, drs C. vd ea

Vriend, J.J.

Een verkennend onderzoek naar plaats, taak en structuur van het ontwerpbureau,

SEO, Amsterdam febr. 1980

De schoonheid van ons land; architectuur van deze eeuw, Uitgeverij Contact, Amsterdam 1949

Vries, L. de

Taak en functie van de architect bij stadsvernieuwing, Plan 4/1975, p6-IO

Wal, Oege van der

Weeber, C.

Toekomst architectenbureaus erg onzeker, De Architect 12/81/2, p48-49

Formele objectiviteit in stedebouw en architectuur als onderdeel van rationele planning,

Plan 11/1979, p26-35 Werkgroep BNA

Taak van de architect in stadsvernieuwing, Plan 6/1976, p45-48

Wit, Ir C. de

Verbetering en verandering van de beroepsuitoefening, Plan 7/1973, p28-30

Wit, Ir C. de

De 'andere' architect, Plan 11/1973, p40-41 Wit, Ir C. de

Zes jaren voorzitter van de BNA, Plan 6/1976, p22-26 Zijlstra ir J I, Gomes, H e.a.

De loopbaanontwikkeling van bouwkundigen van hogere technische scholen, academies van bouwkunst en technische hoge scholen, Onderzoek KlvI-NIRIA Werkgroep Ingenieur-Studie- Praktijk,

Den Haag ,mei 1984 Zwinkels, Cees

De rol van de architect in de volkshuisvesting, De Architect 14/1983/10, p30-33

(31)

E

R

KGROEP

F

U

ND

AMENTELE GRONDSLAGEN OPEN BOUWEN

echn

i

sc

he

Universiteit

Eind

h

oven

Bo

uw

k

unde

Realisa

t

ie en

Beheer

(P

ostvak

8)

Post

bu5513

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieronder staan de vragen, met telkens het juiste antwoord, het percentage dat deze vraag juist heeft beantwoord en het percentage dat deze vraag heeft blanco

- voor een reeks institutionele hervormingen kan een indeling in lidstaten naar grootte een rol gaan spelen. Bij het huidige uitbreidingsschema zal dit bij 20 lidstaten nog

Bovenop de hierboven vermelde wettelijke verzekeringsplicht is de architect vanuit het Reglement van beroepsplichten (vastgesteld door de Nationale Raad van de Orde van Architecten

Opvallend hierbij is dat het prijszekerheidsmoment (zie paragraaf 2.2.2) voor de opdrachtgever naar achteren in het bouwproces verschuift en de gehele

Dit probleem werd echter door partij Sauw zelf veroorzaakt, waardoor ik deze herstelling niet verder

- een nevenformulier: de addenda. Als de aanvraag betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen op verschillende locaties, beantwoordt u de vragen van onderdeel 2, 6, 7, 9, 13

Met het project Architect aan Zet is de afgelopen drie jaar onderzocht of niet de gemeente, maar architecten zelf kleine bouwplannen kunnen toetsen en laten uitvoeren, zonder dat

Voor de architect bespreken ze onder meer de wijzen waarop een architect zijn beroep kan uitoefenen en de impact daarvan op zijn aansprakelijkheid, vragen in verband met