• No results found

Het effect van de intensiteit van bezorgdheid op geboden steun

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van de intensiteit van bezorgdheid op geboden steun"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Bachelor scriptie Sociale Psychologie

Het effect van de intensiteit van bezorgdheid op geboden steun.

Sophie Spijkers 10444114 Woorden: 4931 Lisanne Pauw 29-01-2017

(2)

2 Abstract

Mensen voelen de behoefte om emotionele ervaringen te delen met anderen. In dit onderzoek werd het effect van intensiteit van de emotie bezorgdheid van de deler op de soort geboden steun door de luisteraar onderzocht. Twee typen steun werden onderscheiden: socio-affectieve steun en cognitieve steun. Twintig vrouwelijke participanten gingen in tweetallen in gesprek, waarbij één de deler was van een zorgwekkende ervaring en waarbij de ander luisterde. De mate van bezorgdheid werd voorafgaand aan het gesprek middels zelfrapportage van de deler gemeten. De soort steun werd na het gesprek middels zelfrapportage van de luisteraar gemeten. Er werd positief effect verwacht van bezorgdheid op socio-affectieve steun en er werd een negatief effect verwacht van bezorgdheid op cognitieve steun.

Desondanks werd er een negatief effect gevonden van bezorgdheid op socio-affectieve steun en werd er geen effect gevonden van bezorgdheid op cognitieve steun. Vervolgonderzoek is van belang voor kennis over hoe steunresponses kunnen worden gebruikt het psychisch welbevinden te verbeteren.

(3)

3 Het effect van de intensiteit van bezorgdheid op geboden steun

Wat betreft de omgang met een emotionele ervaring lijkt het menselijke ras een grote overeenkomst te hebben, namelijk: delen. Wanneer men ooggetuige is geweest van

bijvoorbeeld een diefstal, deelt men deze ervaring met anderen. Mensen voelen de behoefte om hun emotionele ervaringen en/of gevoelens te delen met anderen en in het ruime

merendeel van de gevallen gebeurt dit ook (Rimé, Mesquita, Philippot & Boca, 1991). Dit delen van emoties wordt social sharing genoemd. Het is niet gek dat mensen de behoefte voelen tot social sharing, aangezien er een algemeen geloof heerst dat het uitten van een emotionele ervaring de impact van die ervaring zal verzachten (Zech, 1998). Mensen geloven dat zij zich beter zullen voelen nadat zij over hun ervaringen hebben gesproken.

In dit verslag wordt gefocust op de respons van de luisteraar waarmee een emotionele ervaring wordt gedeeld. Of de emotionele impact van de deler van de ervaring daadwerkelijk verzacht, is volgens Rimé (2009) en Nils en Rimé (2012) afhankelijk van die respons. De respons die wordt geboden door de luisteraar beïnvloedt namelijk het verwerkingsproces van de deler van de emotionele ervaring. Volgens Nils & Rimé (2012) bestaan er twee soorten steunresponses die de luisteraar kan geven en deze hebben verschillende effecten als het gaat om het reduceren van de emotionele impact op de deler. Het lijkt er dus op dat de geboden steun een belangrijke factor speelt in het omgaan met emotionele ervaringen.

Omdat bezorgdheid zo sterk gerelateerd is aan het psychisch welbevinden, wordt in dit onderzoek nader ingegaan op social sharing bij de emotie bezorgdheid. Een reductie van emotionele impact na een emotionele ervaring lijkt vooral wenselijk bij negatieve emoties, omdat deze grote gevolgen kunnen hebben voor de fysieke en psychische gezondheid. De negatieve emotie bezorgdheid hangt bijvoorbeeld positief samen met angst en depressie (Muris, Roelofs, Rassin, Franken & Mayer, 2005). Daarnaast blijkt bezorgdheid sterk gerelateerd aan piekeren (Hong, 2005), waarbij de aandacht herhaaldelijk en passief wordt

(4)

4 gericht op iemands negatieve emoties (Lyubomirsky, Caldwell & Nolen-Hoeksma, 1998). Bezorgdheid lijkt dus een invloedrijke emotie wanneer het gaat om psychisch welbevinden.

Daarbij wordt in dit onderzoek de intensiteit van de emotie geïntroduceerd als invloedrijk aspect op de later geboden steun. Namelijk, gedurende het delen van een emotionele ervaring worden gedachtes en gevoelens gereactiveerd die tijdens de ervaring aanwezig waren (Rimé, Philippot, Boca & Mesquita,1992). Volgens Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech en Philippot (1998) zijn het de sterke emotionele ervaringen die vaker en over een langer tijdsbestek worden gedeeld. Dit betekent dat mensen vaker en langer de emoties zullen reactiveren die tijdens de intense emotionele ervaring aanwezig waren. De duur van die reactivering wordt door Brans, Van Mechelen, Rimé en Verduyn (2013) gezien als een van de belangrijkste aspecten in het stellen van diagnoses voor psychische problemen, zoals depressie en PTSD. Omdat de duur van reactivering afhankelijk is van de intensiteit van een emotie, lijkt intensiteit een invloedrijke factor in de ontwikkeling van psychische problemen en daarom wordt deze als predictor meegenomen in dit onderzoek.

Samenvattend, omdat bezorgdheid zulke serieuze gevolgen heeft, emotionele intensiteit als belangrijke factor naar voren komt en de respons van de luisteraar van groot belang lijkt, wordt in dit verslag onderzocht hoe de emotionele intensiteit van de deler de steunrespons van de luisteraar beïnvloedt bij de emotie bezorgdheid.

Ondanks de drang die mensen voelen tot social sharing en het geloof wat mensen hebben in de effectiviteit van social sharing, is het onzeker of het delen van emoties een positieve werking heeft. Als het bijvoorbeeld gaat om negatieve ervaringen, concludeerden Zech en Rimé (2005) dat het delen hiervan niet bijdraagt aan het herstel van de emotionele ervaringen. Het memoreren en delen van negatieve ervaringen uit het verleden bleek in hun onderzoek de emotionele en cognitieve nasleep van de ervaringen niet te veranderen. Met andere woorden, de negatieve emoties bleven bestaan ondanks het proces van social sharing.

(5)

5 Sterker nog, Pennebaker & Beall (1986) vonden dat het reactiveren van een negatieve

emotionele ervaring ervoor zorgde dat mensen opnieuw de lichamelijke sensaties en de daarbij behorende negatieve emoties gingen voelen die tijdens de emotionele ervaring zelf aanwezig waren. Het lijkt erop dat social sharing in dit geval juist de impact van de emotionele ervaring vergroot.

Daarnaast komt de herbeleving van emoties overeen met het verschijnsel piekeren, hetgeen eerder in dit verslag is genoemd. Meermalig werd in onderzoek aangetoond dat een hoge mate van piekeren verband houdt met een hoge mate van depressieve symptomen (Muris et al., 2005; Hong, 2005; Jong-Meyer, Beck & Riede, 2009). Er kan dus betwijfeld worden of het proces van social sharing gunstig is voor het verwerken van emotionele ervaringen, of dat het juist een omgekeerd effect heeft, namelijk het aanwakkeren van psychische problemen.

Hoewel Nils en Rimé (2012) niet ontkrachten dat het delen van emoties het gevoel dat bestond tijdens de emotionele ervaring opnieuw kan doen aanwakkeren, zien zij een

meerwaarde in de sociale interactie die na een emotionele ervaring plaatsvindt. Zoals eerder genoemd benadrukken zij het belang van de respons van degene met wie de emotionele ervaring wordt gedeeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten responses die luisteraars kunnen geven om de deler van de ervaring te steunen: socio-affectieve en

cognitieve steun.

Socio-affectieve steun is een antwoord op de socio-affectieve behoefte die mensen na een emotionele ervaring hebben (Rimé, 2009). Deze behoefte bestaat uit een vraag naar onder andere hulp, begrip, troost, empathie en aandacht. Volgens Nils & Rimé (2012) veroorzaakt socio-affectieve steun het gevoel van nabijheid met de gesprekspartner. Daarbij verlaagt deze steun het gevoel van eenzaamheid van de deler en verlicht de mate waarin de emotie wordt gevoeld. Cognitieve steun, daarentegen, daagt degene met de negatieve emotionele ervaring

(6)

6 uit om zijn of haar perspectief te overdenken en eventueel te veranderen (Rimé, 2009). Met dit type steun wordt de deler gewezen op de flexibiliteit van persoonlijke schema’s en modellen en gestimuleerd deze te reorganiseren. Door reorganisatie zal er een ander

perspectief ontwikkeld kunnen worden om de emotionele ervaring te benaderen. Cognitieve steun vermindert de impact van de negatieve gevoelens die spelen bij de deler en draagt zo bij aan het emotioneel herstel (Nils & Rimé, 2012). Door het ontvangen van zowel

socio-affectieve als cognitieve steun, lijkt social sharing, in tegenstelling tot eerder beschreven, wel bij te dragen aan het verwerken van een emotionele ervaring.

Ondanks dat beiden soorten respons voordelig zijn voor de deler wat betreft de omgang met de emotionele ervaring, zijn de effecten van ongelijkwaardige duur. Dit verschil kan worden verhelderd aan de hand van de two-mode theory. In de two-mode theory wordt duidelijk dat een emotie verschillende functies heeft (Rimé, 2009; Nils & Rimé, 2012). Via de signalerende functie, bijvoorbeeld, wordt aandacht voor een bepaalde situatie opgeroepen. Socio-affectieve steun is niet voldoende voor emotioneel herstel, omdat de signalerende functie behouden blijft en tot (ver) na een emotionele ervaring de bijbehorende emoties opnieuw zal aanwakkeren. Via cognitieve steun, daarentegen, wordt de persoon met de emotionele ervaring gestimuleerd tot reorganisatie van bepaalde cognities, waardoor de signalerende functie wordt losgelaten. De ervaring en bijbehorende emoties zullen niet meer onvrijwillig onder de aandacht komen, waardoor emotioneel herstel wordt bereikt. Kortom, het effect van socio-affectieve steun is werkzaam op korte termijn, terwijl dat van cognitieve steun een oplossing is voor de lange termijn.

Wanneer het gaat over intens zorgwekkende ervaringen lijkt cognitieve steun de meest effectieve steun. Eerder in het verslag werd gesproken over ervaringen die bezorgdheid opwekken en hoe deze piekeren tot gevolg kunnen hebben. Om piekeren tegen te gaan, en daarmee de kans op depressiviteit te reduceren, zal de juiste respons moeten worden

(7)

7 ontvangen door de persoon met wie het gesprek is aangegaan. Socio-affectieve steun is niet voldoende om het piekeren tegen te gaan, omdat de emotionele impact telkens opnieuw zal terugkeren. Bij intens zorgwekkende ervaringen is voorstelbaar dat socio-affectieve steun wel wenselijk is, omdat het op korte termijn de emotionele impact doet afnemen. Cognitieve steun, daarentegen, is noodzakelijk en effectief, omdat dit zorgt voor emotioneel herstel op de lange termijn.

Ondanks dat cognitieve steun op basis van de literatuur een betere respons lijkt, kan worden verondersteld dat socio-affectieve steun eerder wordt gewaardeerd door de deler van de ervaring onder een hoge emotionele intensiteit. Namelijk, bij negatieve emotionele ervaringen is de inspanning van de cognities hoger. Volgens Festinger (1957) en Mandler (1984) ontstaan negatieve emoties, doordat er een gebeurtenis plaatsvindt of juist niet plaatsvindt wat in contrast is met persoonlijke schema’s en modellen. Hiermee begint cognitieve inspanning, omdat het verschil tussen persoonlijke en werkelijke schema’s en modellen moet worden opgeheven (Festinger, 1957). Dit betekent dat cognities al belast zijn als het gaat om negatieve emotionele ervaringen. Met cognitieve steun zal er nog meer druk op de cognities worden gelegd, omdat iemand door middel van deze steun wordt

aangemoedigd persoonlijke schema’s en modellen te reorganiseren (Rimé, 2009). Door de aanwezigheid van negatieve emoties blijft minder inspanning over voor de reorganisatie die door de steungever wordt aangemoedigd bij de deler.

Bovendien vond Rimé (2009) dat mensen direct na een emotionele ervaring niet open staan voor het veranderen van hun perspectief. Het is aan te nemen dat vlak na de ervaring, de emotionele intensiteit het hoogst is. Intense ervaringen worden namelijk vaker gedeeld (Rimé et al. 1998) en juist vlak na de emotionele ervaring is het moment waarop social sharing het meest plaatsvindt (Rimé et al., 1991). Het lijkt erop dat hoe meer de ervaring gedeeld wordt, hoe intenser de ervaring wordt beleefd. Socio-affectieve steun, waarbij geen

(8)

8 extra inspanning van de cognities wordt gevraagd, lijkt daarom een beter passende steun bij intens negatieve emotionele ervaringen vanuit het perspectief van de deler van de emotionele ervaring.

Vervolgens kan er worden beargumenteerd dat socio-affectieve steun niet alleen een wenselijke vorm van steun is om te ontvangen door de deler van de intens emotionele ervaring, maar dat het ook een wenselijke vorm van steun is om aan te bieden vanuit de luisteraar. Namelijk, wanneer mensen doen aan social sharing besmetten zij diegenen waarmee zij hun emotionele ervaringen hebben gedeeld (Christophe & Rimé, 1997). De luisteraars zullen emoties overnemen die de delers van de emotionele ervaring voelen. Iemand die naar een negatieve emotionele ervaring heeft geluisterd zal dus de negatieve emotie overnemen van degene die de ervaring heeft gedeeld (Strack & Coyne, 1983). Zoals hierboven is beschreven, belasten negatieve emoties de cognities (Festinger, 1957). Zowel voor de deler als de luisteraar geldt dat de cognities zijn belast op het moment dat er een negatieve ervaring wordt gedeeld. Die belasting zorgt ervoor dat de deler niet in staat is om cognitieve steun te ontvangen (Rimé, 2009), maar ook dat de luisteraar zich er waarschijnlijk van bewust is dat de deler daar niet toe in staat is, aangezien beiden dezelfde cognitieve belasting voelen. Uit het artikel van Cohen en Wills (1985) blijkt dat het aangaan van

positieve sociale interacties de eigen mentale gezondheid verbeterd. Men heeft er dus baat bij om een sociale interactie positief te laten verlopen. Steun geven conform aan de gewenste steun van de deler van de emotionele ervaring lijkt positief te werken voor de interactie en is daarom een te verwachten uitkomst.

In conclusie, omdat de intensiteit van een emotie voorspellend lijkt voor de soort steun die wordt gegeven (Rimé, 2009) en omdat de emotie bezorgdheid relevant is om te onderzoeken door haar link met psychische problemen (Muris et al., 2005; Hong, 2005), wordt in dit onderzoek het effect van emotionele intensiteit van bezorgdheid van de deler van

(9)

9 een emotionele ervaring op geboden steun door de luisteraar onderzocht. Er wordt verwacht dat hoe hoger de intensiteit van bezorgdheid is, hoe meer socio-affectieve steun en hoe

minder cognitieve steun wordt geboden. Hierbij zal er tussen twee participanten een interactie plaatsvinden, waarbij de ene participant zijn of haar emotionele ervaring zal delen met de andere participant. Door de emotionele intensiteit van de delende participant en de soort respons van de luisterende participant te meten wordt getracht antwoord te krijgen op de vraag hoe emotionele intensiteit de geboden steun beïnvloedt.

Methode Deelnemers

Aan deze pilot studie deden twintig mensen mee, die via de onderzoekers werden gerekruteerd1. Alle deelnemers waren vrouwelijk. De deelnemers varieerden qua leeftijd over een range van 20 en 63 jaar (M = 23.65, SD= 9.30). Zij ontvingen een kleinigheidje voor hun deelname. Omdat de participanten per tweetal een gesprek met elkaar voerden, kregen zij verschillende rollen toebedeeld. De ene participant in de interactie werd deler van een voor hem of haar emotionele ervaring en de andere participant luisterde en reageerde hierop. Enkel voor elkaar onbekende participanten werden aan elkaar gekoppeld, omdat de

relationele geschiedenis tussen de participanten dan geen effect kon hebben op de interactie die werd onderzocht.

Procedure

Bij aankomst werden de participanten door de proefleider naar een wachtkamer begeleid. Wanneer beide participanten aanwezig waren vroeg de proefleider aan een van de

1

Deze dataset maakt deel uit van een groter onderzoek met in totaal 40 participanten. De helft van de participanten zat in een andere emotieconditie, waardoor deze data niet relevant zijn voor het beantwoorden van de huidige onderzoeksvraag, en dus ook niet in dit onderzoek zijn meegenomen.

(10)

10 participanten om een wit velletje te trekken zonder dat bekend was wat er op de achterkant van dit velletje stond. Op deze manier kregen de participanten willekeurig een proefpersoon nummer toegewezen.

De participant met het oneven nummer werd eerst naar een aparte kamer begeleid, omdat deze een langere instructie kreeg. Vervolgens werd de andere participant naar een aparte kamer begeleid. Beide participanten begonnen met het lezen van de informed consent van het onderzoek en het beantwoorden van een aantal vragen betreffende persoonlijke gegevens. Vervolgens kregen zij instructies te lezen over de rol die zij in moesten gaan nemen tijdens de interactie. De proefleider gaf aan te wachten in de proefleider kamer.

De participanten met het oneven nummer kregen de rol van de deler (persoon A). Hen werd gevraagd om een situatie die hen zorgen baart voor de geest te halen. Vervolgens werd hen gevraagd deze situatie met de andere participant te delen. De participanten met het even nummer kregen de rol van de luisteraar (persoon B). Hen werd gevraagd te luisteren naar wat persoon A meedeelde en daarop te reageren zoals zij dat in het dagelijks leven ook doen. Om de mate van zelf opgewekte bezorgdheid gevoeld door persoon A te meten kreeg persoon A nog een extra item te beantwoorden2.

Na het invullen van een aantal vragen en het lezen van de instructies was er een

gelegenheid gecreëerd om de andere participant wat beter te leren kennen door middel van een oefening. De twee participanten werden door de proefleider naar een grotere kamer (de conversatieruimte) geleid. Hier kregen zij een lijst met onwaarschijnlijke en onrealistische dilemma’s voorgelegd (Dilemma op Dinsdag) en moesten ze aan elkaar beargumenteren

2

Naast deze meting kregen de participanten met rol A een paar vragen te beantwoorden over hoe vaak ze de emotionele ervaring hadden gedeeld en wat hun algemene stemming was. Door middel van twee sub schalen met elk vier vragen werd tot slot de soort steun die de participanten verwachtten te ontvangen vastgesteld. Deze vragen waren irrelevant voor huidige onderzoeksvraag.

(11)

11 welke keuze zij zouden maken. Zij kregen vijf minuten de tijd voor deze

kennismakingsronde. Tijdens de kennismakingsronde verliet de proefleider de kamer. Na de kennismakingsronde arriveerde de proefleider weer in de conversatieruimte om de instructies van de rollen nogmaals kort te herhalen. De proefleider verliet dan opnieuw de kamer en de participanten kregen een seintje te horen wanneer zij de conversatie mochten starten. Dit seintje kwam van een telefoon die in dezelfde kamer was neergelegd en kort afging. Na acht minuten werd hetzelfde seintje gegeven en rondden de participanten het gesprek af3. De proefleider kwam de conversatieruimte weer binnen.

Toen de interactie was afgelopen werden de participanten terug naar de aparte kamers gebracht en werd hen een aantal vragen gesteld betreffende de afgelopen conversatie4. De proefleider was wederom afwezig in beide kamers. Aan persoon B werden vragen gesteld over de manier waarop zij dacht te hebben gereageerd op de situatie van de deler (Bijlage 3). Hierna werd de proefleider door de participanten gehaald bij de proefleider kamer en volgde nog een video-cued recall taak, die niet is meegenomen in dit onderzoek5.

Tot slot werd de debriefing in beeld getoond. Hierbij werden de participanten

geïnformeerd over het doel van het onderzoek en werden zij voorzien van een emailadres in

3

In het geval van de eerste vijf koppels duurde het gesprek zes minuten in plaats van acht. Dit had te maken met het proces van converteren van de filmopname naar een andere

bestandsvorm. Het converteren duurde lang, maar was nodig voor het afnemen van de video-cued recall taak. De eerste paar gesprekken waren korter van duur, omdat nog niet goed kon worden ingeschat hoe lang het converteren zou duren. De video-cued recall taak is niet meegenomen in dit onderzoek.

4

De vragen die gesteld werden aan persoon A gingen over het gevoel betreffende de emotionele ervaring na het gesprek, de naar eigen zeggen ontvangen steun, het gevoel van verbondenheid met persoon B en de algemene gevoelens ten opzichte van haar. Deze data waren niet relevant voor het beantwoorden van de huidige onderzoeksvraag.

5

Met de video-cued recall keken de participanten apart van elkaar de opgenomen conversatie terug. Om de twintig seconden werd deze automatisch stopgezet door een programma en werd hen drie vragen voorgelegd. Aan de hand van deze vragen werd op verschillende momenten gemeten in hoeverre de participant bezorgheid dacht te voelen en welke mate van de twee soorten steun diegene dacht te geven (persoon B) of ontvangen (persoon A).

(12)

12 het geval zij meer informatie wilde ontvangen. Hierna werden zij verzocht om naar de

proefleider kamer te gaan om het onderzoek af te sluiten. Materialen

Alle vragen werden individueel afgenomen op een computer in een aparte ruimte via het programma Qualtrics. De interacties vonden plaats in een gezamenlijke ruimte. Het experiment nam ongeveer één uur in beslag.

Informed consent. Voorafgaand aan het gesprek waren beide participanten ervan op de hoogte dat zij mogelijk over een zorgwekkende kwestie moesten vertellen tegen een

onbekende. De participanten die rol A kregen, mochten zelf de zorgwekkende kwestie kiezen en konden daarmee zelf de grens aangeven over wat ze wel en niet wilden delen.

Bezorgdheid. De mate van bezorgdheid van persoon A werd gemeten aan de hand van een item die op een 7-punts Likert-schaal kon worden beantwoord, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel). De itemvraag luidde: “In welke mate voelt u

onderstaande emoties?”. De emoties waarvoor telkens de 7-punts Likertschaal moest worden ingevuld waren: 1. Boosheid, 2. Schuld, 3. Verdriet, 4. Angst, 5. Schaamte en 6. Bezorgdheid (zie Bijlage 1).

Dilemma op Dinsdag. Voordat de interactie plaatsvond kregen de participanten gelegenheid aan elkaar en aan de setting te wennen. Zij kregen tien dilemma’s voorgelegd, welke

opgehaald zijn van Dilemmaopdinsdag.nl (zie Bijlage 2). Dit is een site waar wekelijks onrealistische dilemma’s worden geplaatst, waarbij iemand een keuze dient te maken tussen een van de twee (on)plezierige opties.

Pauze. Bij de eerste elf koppels werd na het gesprek van acht minuten ongeveer vijf minuten pauze ingelast. In deze pauze kregen de participanten de gelegenheid om even naar

(13)

13 de wc te gaan, wat te drinken of wat te lezen. De participanten bleven in deze pauze (behalve tijdens een toiletbezoek) in de gemeenschappelijke ruimte6.

Soort Steun. De soort steun die de participant met rol B gaf tijdens de interactie werd gemeten door zelfrapportage. Door middel van twee sub schalen met ieder vier items werd de mate van socio-affectieve en cognitieve steun gemeten (Duprez, Christophe, Rimé, Congard & Antoine, 2014; zie Bijlage 3). De items waren geformuleerd aan de hand van een 7-punts Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel). Een voorbeeld van een item waarmee cognitieve steun werd gemeten is: “In hoeverre heeft u geprobeerd een perspectief van buitenaf te bieden?”. Een voorbeeld van een item waarmee socio-affectieve steun werd gemeten is: “In hoeverre heeft u geprobeerd empathie te tonen?”.

Resultaten

Om te verifiëren of de manipulatie geslaagd was, werd allereerst getest of de emotie bezorgdheid meer aanwezig was dan de andere negatieve emoties door middel van een one-way repeated measures ANOVA. Hierbij werd emotie als factor opgenomen met zes within-subjects variabelen, namelijk alle zes de emoties die werden gemeten: 1. Boosheid, 2. Schuld, 3. Verdriet, 4. Angst, 5. Schaamte en 6. Bezorgdheid.

Omdat de assumptie van sphericiteit werd geschonden (χ2(14) = 25.61, p = .037), werd gekeken naar de vrijheidsgraden die gecorrigeerd waren voor de Greenhouse-Geisser (ε = .53).

6

De pauze moest worden ingepland, omdat rekening moest worden gehouden met het proces van converteren van de filmopname naar een andere bestandvorm via het programma Black Magic Media Express. Het converteren was nodig voor het afnemen van de video-cued recall taak. Na de eerste elf koppels werd gebruik gemaakt van een andere computer, waardoor het converteren een stuk sneller verliep en de pauze niet meer hoefde te worden ingepland. De video-cued recall taak is niet meegenomen in dit onderzoek.

(14)

14 De resultaten van de ANOVA lieten zien dat de intensiteit van de emoties significant van elkaar verschilden, F (2.64, 23.71) = 6.90, p = .002. Vervolgens werd gekeken naar hoe elke emotie (boosheid, schuld, verdriet, angst en schaamte) zich verhield tot de emotie bezorgdheid door middel van een Simple contrast. Het gevoel van bezorgdheid (M = 5.60, SD = 1.51) was alleen in vergelijking met de emotie schaamte significant meer aanwezig (Boosheid, M = 3.40, SD = 1.65, p = .337; Schuld, M = 2.60, SD = 2.32, p = .070; Verdriet, M = 5.50, SD = 1.08, p = 1.00; Angst, M = 4.50, SD = 1.84, p = .101; Schaamte, M = 2.80, SD = 1.87, p = .045). Dit betekent dat de emotie bezorgdheid niet significant meer aanwezig is geweest bij de participanten dan de emoties boosheid, schuld, verdriet en angst. In termen van gemiddelden verschilt de emotie bezorgdheid wel in de goede richting van de andere emoties. Namelijk, in alle gevallen is het gemiddelde van bezorgdheid hoger.

Er werd een correlatie analyse uitgevoerd om het verband tussen de emotie

bezorgdheid en de andere emoties te controleren. Uit de resultaten bleek dat alleen de emotie angst significant samenhangt met de emotie bezorgdheid, r(8) = .842, p = .002. Dit betekent dat als de intensiteit van bezorgdheid toeneemt, de intensiteit van angst ook zal toenemen.

Om de hypothese dat een grotere mate van bezorgdheid meer socio-affectieve en minder cognitieve steun tot gevolg heeft te onderzoeken, werden er twee lineaire

regressieanalyses uitgevoerd. Bij de eerste regressieanalyse werd bezorgdheid als onafhankelijke variabele opgenomen en werd socio-affectieve steun als afhankelijke variabele opgenomen. Bij de tweede regressieanalyse werd bezorgdheid wederom als onafhankelijke variabele opgenomen en werd cognitieve steun als afhankelijke variabele opgenomen.

Bij een lineaire regressieanalyse moet worden voldaan aan de assumptie van normale distributie. Aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov toets bleek dat de mate van socio-affectieve en cognitieve steun beide normaal verdeeld waren. Een andere assumptie waaraan

(15)

15 moet worden voldaan met een regressieanalyse is die van homoscedasticiteit. Dit werd

gecontroleerd via een plot, maar omdat in dit onderzoek slechts tien datapunten werden gebruikt kon daar geen conclusie aan verbonden worden. Aan de hand van de Durbin-Watson toets bleek dat aan de assumptie voor onafhankelijke residuen werd voldaan. Ten slotte is er nog gecheckt of elk data punt binnen een range van 𝑀 ∓ (𝑆𝐷 × 3) viel om eventuele outliers te detecteren. Voor zowel socio-affectieve (M = 19.5, SD = 1.9) als cognitieve steun (M = 20.1, SD = 3.0) werden geen outliers gevonden.

Er werd een lineaire regressieanalyse uitgevoerd om te onderzoeken hoe de intensiteit van bezorgdheid van de deler de mate van gegeven socio-affectieve steun door de luisteraar beïnvloedt. Hieruit bleek dat de intensiteit van bezorgdheid een significante voorspeller is voor de mate van geboden socio-affectieve steun, R2 = 60.3%; F(1, 8) = 12.17, p = .008. In tegenstelling tot de verwachting bleek echter dat socio-affectieve steun juist afneemt zodra bezorgdheid toeneemt, β = -0.98, t = -3.49, p < .001.

Ook werd er een lineaire regressieanalyse uitgevoerd om te onderzoeken hoe de intensiteit van bezorgdheid van de deler de mate van gegeven cognitieve steun door de luisteraar beïnvloedt. Hieruit bleek dat de intensiteit van bezorgdheid geen significante voorspeller is voor de mate van geboden cognitieve steun, R2 = 3.5%; F(1, 8) = 0.29, p = .605. Hoewel niet significant, werd er een omgekeerd effect gevonden, waarbij cognitieve steun afneemt zodra bezorgdheid toeneemt, β = -0.37, t = -0.54, p = .605.

Discussie

In deze studie werd het effect van de intensiteit van bezorgdheid van de deler op geboden steun door de luisteraar onderzocht. Er werd verwacht dat naarmate de intensiteit van bezorgdheid toeneemt, de mate van geboden socio-affectieve steun toeneemt en de mate van geboden cognitieve steun afneemt. In tegenstelling tot de verwachting, bleek uit de

(16)

16 resultaten dat een hogere intensiteit van bezorgdheid minder geboden socio-affectieve steun tot gevolg had. Daarnaast bleek, wederom in contrast met de verwachting, dat de intensiteit van bezorgdheid geen effect heeft op de mate van geboden cognitieve steun.

Dat er geen effect is gevonden van bezorgdheid op cognitieve steun kan eventueel worden verklaard door het geringe aantal participanten dat is gebruikt tijdens het onderzoek. Hoewel er een negatieve relatie lijkt te bestaan tussen bezorgdheid en cognitieve steun, is deze niet significant. Om de power van de analyse te verbeteren en hierdoor eventueel wel een significant effect te vinden is het nodig om meer participanten te werven. De gevonden (niet-significante) relatie is in lijn met het idee van Rimé (2009) dat mensen vlak na een emotionele ervaring nog niet open staan voor het veranderen van bestaande persoonlijke schema’s en modellen. Door het participantenaantal te vergroten kan dit idee misschien ondersteund worden.

Een mogelijke verklaring voor het niet overeenkomen van, ditmaal, beide hypothesen en de gevonden resultaten is het falen van de manipulatie. Alhoewel de emotie bezorgdheid het hoogste gemiddelde had in vergelijking met de andere emoties, was alleen de emotie

schaamte significant minder aanwezig dan de emotie bezorgdheid bij de participant die over de emotionele ervaring vertelde. Dit betekent dat er niet met zekerheid gezegd kan worden of bezorgdheid wel de dominante emotie was die werd gevoeld door de deler tijdens het

gesprek.

Desondanks kan betwijfeld worden of die onzekerheid problematisch is. De resultaten kunnen eventueel verklaard worden doordat er slechts negatieve emoties zijn gebruikt als vergelijkingsmateriaal. Het is aannemelijk dat negatieve emoties met elkaar correleren, omdat ze zich aan dezelfde kant van het spectrum van emoties in het algemeen bevinden.In studies van Lepore, Fernandez-Berrocal, Ragan en Ramos (2004) en Nils & Rimé (2012) werd dan ook geen specifieke negatieve emotie gemanipuleerd, maar een negatieve emotie in het

(17)

17 algemeen. Als de emotie bezorgdheid positief correleert met de andere emoties kan worden aangenomen dat de eventuele aanwezigheid van de andere emoties geen effect zal hebben op de geboden steun. Echter, uit de resultaten bleek dat een dergelijke correlatie alleen bestaat tussen de emoties bezorgdheid en angst. Als het gaat over de aanwezigheid van de emoties boosheid, schuld en verdriet is het mogelijk dat deze de geboden steuns beïnvloeden. De interne validiteit van het onderzoek komt hierdoor in gevaar. Het lijkt daarom problematisch dat de emoties boosheid, schuld en verdriet niet significant minder aanwezig waren dan of niet significant correleren met de emotie bezorgdheid.

Om meer zekerheid te krijgen over de manipulatie moet in vervolgonderzoek de emotie bezorgdheid eventueel kunstmatiger worden opgewekt. Bijvoorbeeld, in plaats van dat participanten zelf een zorgwekkende episode uit hun leven mogen kiezen om te bespreken, wordt er een zorgwekkende situatie voorgelegd waarin de participant zich dient in te leven. Op die manier kan het opwekken van andere emoties worden uitgesloten.

Het resultaat dat er minder socio-affectieve steun wordt gegeven naarmate de intensiteit van de emotie bezorgdheid toeneemt komt overeen met de two-mode theory. In deze theorie werd duidelijk dat cognitieve steun de meest effectieve steun is als het gaat om emotioneel herstel en dat socio-affectieve steun slechts de emotionele impact verlicht op korte termijn (Rimé, 2009; Nils & Rimé, 2012). Socio-affectieve steun, waarna reactivering van de emotionele ervaring zal voorkomen (Rimé, Philippot, Boca & Mesquita,1992), lijkt minder schadelijk bij zwakke emotionele ervaringen, omdat de kans kleiner is dat deze psychische problemen zullen veroorzaken.

Een mogelijk kritiekpunt op dit onderzoek is dat de externe validiteit van het onderzoek laag is, aangezien het realistisch is dat wanneer iemand vertelt over een emotionele ervaring, de luisteraar een bekende zal zijn. In dit onderzoek is ervoor gekozen om voor elkaar

(18)

18 de participanten dan niet van invloed kan zijn op de resultaten. Deze keuze maakt de

resultaten wel bruikbaar voor bijvoorbeeld gesprekken tussen therapeut en cliënt. In deze studie werd onderzocht wat het effect van intensiteit van de emotie

bezorgdheid van een deler is op de soort geboden steun door de luisteraar. Er werd verwacht dat naarmate bezorgdheid toeneemt, geboden socio-affectieve steun toeneemt en geboden cognitieve steun afneemt. Uit de resultaten bleek dat naarmate bezorgdheid toeneemt, socio-affectieve steun echter juist afneemt. Er werd geen effect gevonden van bezorgdheid op geboden cognitieve steun. Hieruit blijkt dat de hypothesen niet zijn bevestigd. Gegeven de kleine steekproef is vervolgonderzoek met meer deelnemers wenselijk om met meer zekerheid een antwoord te geven op een deel van de onderzoeksvraag. Daarnaast moet een oplossing worden gevonden voor het juist manipuleren van de emotie bezorgdheid. Het is van belang onderzoek naar dit onderwerp door te zetten, omdat bezorgdheid sterk gerelateerd is aan psychisch welbevinden (Muris et al., 2005; Hong, 2005; Lyubomirksy et al., 1998). Door meer informatie in te winnen over bezorgdheid en social sharing, kan meer informatie worden verkregen over hoe het psychisch welbevinden te verbeteren.

(19)

19 Literatuurlijst

Brans, K., Van Mechelen, I., Rimé, B., & Verduyn, P. (2013). The relation between social sharing and the duration of emotional experience. Cognition and Emotion, 27, 1023 -1041.

Christophe, V., & Rimé, B. (1997). Exposure to the social sharing of emotion: Emotional impact, listener responses and secondary social sharing. European Journal of Social Psychology, 27, 37-54.

Cohen, S., & Wills, T. A. (1985). Stress, social support, and the buffering hypothesis. Psychological Bulletin, 98, 310-357.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal

Relationships, 32, 757-787.

Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. Palo Alto, CA: Stanford University Press.

Hong, R. Y. (2005). Worry and rumination: Differential associations with anxious

and depressive symptoms and coping behavior. Behavior Research and Therapy, 45, 277-290.

Jong-Meyer, R., Beck, B., & Riede, K. (2009). Relationships between rumination, worry, intolerance of uncertainty and metacognitive beliefs. Personality and Individual Differences, 46, 547-551.

Lepore, S. J., Fernandez-Berrocal, P., Ragan, J., & Ramos, N. (2004). It’s not that bad: Social challenges to emotional disclosure enhance adjustment to stess. Anxiety, Stress, and Coping, 17, 341-361.

Lyubomirsky, S., Caldwell, N. D., & Nolen-Hoeksma, S. (1998). Effects of ruminative and distracting responses to depressed mood on retrieval of autobiographical memories.

(20)

20 Journal of Personality and Social Psychology, 75, 166-177.

Mandler, G. (1984). Mind and body: Psychology of emotion and stress. New York: Norton. Muris, P., Roelofs, J., Rassin, E., Franken, I., & Mayer, B. (2005). Mediating effects of

rumination and worry on the links between neuroticism, anxiety and depression. Personality and Individual Differences, 39, 1105-1111.

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672 681.

Pennebaker, J. W., & Beall, S. K. (1986). Confronting a traumatic event: Toward an understanding of inhibition and disease. Journal of Abnormal Psychology, 95, 274 281.

Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical review. Emotion Review, 1, 60-85.

Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot, P. (1998). Social sharing of emotion: New evidence and new questions. European Review of Social Psychology, 9, 145-189.

Rimé, B., Mesquita, B., Philippot, P., & Boca, S., (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition and Emotion, 5, 435-465. Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social

consequences of emotion: Social sharing and rumination. European Review of Social Psychology, 3, 225-258.

Strack, S., & Coyne, J. C. (1983). Shared and private reaction to depression. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 798-806.

Zech, E. (1998). Is it really helpful to verbalise one’s emotions? Gedrag en Gezondheid, 27, 42-47.

(21)

21 Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on

emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology & Psychotherapy, 12, 270-287.

(22)

22 Bijlage 1. Zelfrapportage vragenlijst over intensiteit van verschillende emoties, ingevuld

door de deler.

Geef aan in welke mate u op dit moment de onderstaande emoties voelt wanneer u terugdenkt aan de beschreven situatie:

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) Boosheid (1)        Schuld (2)        Verdriet (3)        Angst (4)        Schaamte (5)        Bezorgdheid (6)       

(23)

23 Bijlage 2. Dinsdag Dilemma’s gebruikt tijdens de kennismakingsopdracht.

Dilemma op Dinsdag

Om jullie als gesprekspartners aan elkaar voor te stellen en wat beter te laten leren kennen leggen we jullie Dinsdag Dillema’s voor. Hierbij word je gevraagd een keuze te maken tussen twee zaken die even (on)aantrekkelijk zijn. Lees deze dilemma’s aan elkaar voor, maak een keuze en discussieer hierover. Als je moest kiezen, wat zou je dan liever willen? Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor. Na 5 minuten zal de proefleider terugkomen om verdere instructies te geven.

• Je loopt de rest van je leven op zowel handen als voeten OF je ogen zitten voor de rest van je leven vast aan de zijkant van je hoofd

• Je kleding is van crêpe papier OF je praat alsof je dronken bent

• Als je iemand ziet hardlopen moet je 100 meter mee rennen OF je moet het hardop aankondigen als je moet poepen

• Je moet alle klinkers heel laaaaaaaaaaaaaaang uuuuuuuuuuuuuitspreken OF je hebt maar 1 dag weekend

• Je hebt een robot-butler OF je onthoudt alles wat je leest

• Elke keer als je een regenboog ziet, verander je van seksuele geaardheid OF je moet elke week een feestelijke parade organiseren

• Voor de rest van je leven in de Efteling werken OF je eten wordt voor de rest van je leven voorgekauwd door iemand anders

• Je moet 1 dag per week uit de vuilnisbak van je buurman eten OF je windjes zijn zichtbaar

• 25 kilo aankomen en nooit meer verliezen OF 2 jaar in de gevangenis zitten

• Je hebt geen uitdrukking in je gezicht OF je moet ‘s nachts om 03.00uur 1 kilometer achteruit rennen

(24)

24 Bijlage 3. Zelfrapportage vragenlijst over steunresponses, ingevuld door de luisteraar.

Lees nu onderstaande stellingen aandachtig door.

Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd.. Helemaal niet (1) (2) (3) (4) (5) (6) Helemaal wel (7) de ander te troosten (1)        begrip te tonen (2)        te helpen om een ander perspectief op de situatie te verkrijgen (3)        empathie te tonen (4)        te helpen om betekenis te vinden in wat er is gebeurd (5)        een perspectief van buitenaf te bieden (6)        steun te bieden (7)        wat er gebeurd is in perspectief te plaatsen (8)       

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Este resul- tado incentivó la aplicación del método para monitorear cambios en habilidad corporal para jugar exergames, en periodos largos de tiempo (meses) y para evaluar el

De overtuiging dat zonder moord geen liefde bestaat, sluit aan bij Hofmeester die de dood inzet als middel van liefde voor zijn dochter, en Beck die zijn vrouw met zijn liefde

Omdat niet vereist is dat deze fout voor de inspecteur een 'nieuw feit' is, mag de inspecteur ook op deze grond navorderen indien deze redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met

Despite the need of knowledge on precipitation dis- crepancy between urban and nonurban areas, efforts to investigate the extreme precipitation variations and its relationship

As Teff is the equivalent soil temperature and the soil moisture retrieved from the zeroth-order incoherent model representing the effective emissivity in Equation 6.1, one may use

loss pumps were aligned to remove energy from the tail of the Lorentzian profile, (b) the optical filter amplitude response, (c) the resonance applied to the upper sideband of a

After showing that the third-order dynamical model describ- ing the power network admits a port-Hamiltonian represen- tation, we provide a systematic method to design