• No results found

Het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag Marit Bos

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10767967

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Begeleider: dhr. dr. P.J. Hoffenaar

28 januari 2019 Aantal woorden: 5438

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het fysieke aspect van

uitdagend opvoedgedrag? 8

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het verbale aspect van

uitdagend opvoedgedrag? 11

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het sociaal-emotionele aspect van

uitdagend opvoedgedrag? 14

Discussie 16

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht is het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag bekeken. Dit is gedaan aan de hand van de fysieke-, verbale-, en sociaal-emotionele aspecten van uitdagend opvoedgedrag. De aspecten zijn bekeken in spelsituaties overeenkomend met het aspect. Het fysieke aspect is in uitdagende spelsituaties onderzocht, het verbale aspect in stimulerende spelsituaties en het sociaal-emotionele aspect in sensitieve spelsituaties. Vaders blijken hun kind zowel fysiek als verbaal meer uit te dagen. Moeders spelen daarentegen sensitiever met hun kind. Al met al kan geconcludeerd worden dat vaders meer uitdagend opvoedgedrag vertonen dan moeder. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden te focussen op triadische interacties tussen vader, moeder en kind en om rekening te houden met het geslacht van het kind.

Key words: Uitdagend opvoedgedrag, vader-moeder verschillen, fysiek aspect, verbaal aspect, sociaal-emotioneel aspect

(4)

Het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag

De afgelopen jaren wordt de rol van vaders door onderzoekers steeds serieuzer genomen. Er wordt daarom in toenemende mate onderzoek naar het vaderschap gedaan. Waar bij de gehechtheidstheorie van Bowlby (1969) nog werd uitgegaan van de moeder als belangrijkste zorgdrager voor het kind, wordt de betrokkenheid van vaders steeds meer van belang geacht. Niet geheel onterecht, want wanneer vaders meer betrokken zijn in de levens van hun kinderen, blijkt dit ten goede te komen aan de cognitieve-, sociale- en emotionele ontwikkeling van de kinderen (Sarkadi, Kristiansson, Oberklaid, & Bremberg, 2008). Daarnaast blijkt uit de Emancipatiemonitor dat vaders steeds meer tijd thuis doorbrengen met hun kinderen, door de toenemende mogelijkheden om flexibel- of thuis te werken (Portegijs, & Van den Brakel, 2016). Verder is er een stijging te zien in de arbeidsparticipatie van moeders (Rijksoverheid, 2017). Mede hierdoor wordt de opvoeding van de kinderen meer verdeeld over moeders en vaders en zijn moeders niet meer per definitie de belangrijkste zorgdrager voor de kinderen. Deze grotere rol voor vaders en de groeiende erkenning van het belang van deze rol, roept in de wetenschap verschillende vragen op. In verscheidene onderzoeken wordt ingegaan op de unieke rol die vaders zouden kunnen spelen in de opvoeding en of er wel of geen verschil bestaat tussen vaders en moeders in hun manier van opvoeden (Cabrera, Shannon, & Tamis‐LeMonda, 2007; Cabrera, Tamis‐LeMonda, Bradley, Hofferth, & Lamb, 2000).

Een belangrijk verschil in de manier van opvoeden van vaders en moeders, zou te vinden zijn in het speelgedrag van ouders met hun kind. Spelen met een kind wordt als een belangrijk aspect van de opvoeding gezien vanwege de directe invloed ervan op de fysieke-, cognitieve- en emotionele ontwikkeling van het kind (Ginsburg, 2007). Spelen wordt gezien als een typische activiteit voor vaders en zij zouden dan ook het grootste gedeelte van de tijd die zij met hun kind hebben, spelend doorbrengen (Mehall, Spinrad, Eisenberg, & Gaertner,

(5)

2009). Door te spelen met hun kind uiten vaders hun liefde, waar moeders dit meer doen door middel van fysieke en verbale affectie (Sabey, Rauer, Haselschwerdt & Volling, 2017). De interactie tussen vader en kind door middel van spelen is belangrijk want door te spelen, kunnen vaders bijdragen aan de emotionele ontwikkeling van hun kinderen (Cabrera & Roggman, 2017). Verder kan de vader-kind hechting worden voorspeld door de mate waarin de vader met het kind speelt (Kazura, 2000).

Het verschil in speelgedrag tussen vaders en moeders is met name te zien in de mate van risico’s nemen in het spel. Voor de ontwikkeling van kinderen is het belangrijk dat zij risico’s leren nemen (Tremblay, Gray, Babcock, Barnes, Bradstreet, Carr, & Brussoni, 2015). Risico’s nemen tijdens het spelen, is een goede mogelijkheid voor kinderen om hun grenzen te leren kennen. Tijdens risicovol speelgedrag wordt het kind blootgesteld aan prikkels waar het eerder angstig voor is geweest, vermeden heeft of belet werd om te ervaren (Harper, 2017). Kinderen blijken goed in staat te zijn zelf de risico’s van hun gedrag in te schatten en rekening te kunnen houden met eventueel bestaande risico’s, maar toch kunnen met name moeders hun kinderen hierin niet goed loslaten (Allin, West, & Curry, 2014). Wanneer kinderen in een risicovolle omgeving aan het spelen zijn, blijken moeders constant een spanning te ervaren tussen het willen stimuleren van het kind door het risico’s te laten nemen tijdens het spelen en de behoefte om hun kind veilig te houden en juist de risico’s weg te nemen (Little, 2015). Vaders lijken hier minder moeite mee te hebben.

Voor kinderen spelen hun ouders bij het leren nemen van risico’s een belangrijke rol. Het is van belang dat ouders hun kinderen uitdagen tijdens het spelen. Dit uitdagen kan op verschillende manieren en in verschillende vormen van spel gebeuren. Majdandžić, de Vente en Bögels (2016) definiëren dit uitdagen van kinderen om risico’s te nemen als uitdagend opvoedgedrag. In deze definitie spelen fysieke-, verbale- en sociaal-emotionele aspecten een rol (Majdandžić, et al., 2016). Bij het fysieke aspect gaat het erom dat het kind uitgedaagd

(6)

wordt om fysiek risico’s te nemen, bijvoorbeeld door middel van stoeien met de ouders. Bij het verbale aspect gaat het vooral om de uitdagende communicatie met het kind, wat zich bijvoorbeeld zou kunnen uiten in plagend tegen het kind praten. Het sociaal-emotionele aspect betreft vooral het aansluiten bij de behoeftes van het kind, om het kind zo te kunnen stimuleren iets te doen wat het nog niet eerder durfde. Uitdagend opvoedgedrag zou een buffer zijn tegen angst van het kind, omdat het kind wordt geleerd om grenzen te verleggen (Majdandžić, de Vente, Colonnesi, & Bögels, 2018). Ook zou uitdagend opvoedgedrag van vaders ervoor zorgen dat kinderen op late leeftijd minder angstig zijn (Majdandžić, et al., 2016).

Deze aspecten uitdagend opvoedgedrag zijn terug te vinden in verschillende vormen van spel. Zo is het fysieke aspect terug te vinden in het uitdagende spel. In uitdagend spel wordt het kind uitgedaagd om de grenzen van zijn of haar eigen krachten op te zoeken (Craig, 2006). Een voorbeeld van deze manier van spelen is het zogenaamde ‘Rough and Tumble Play’ (RTP). Dit wordt beschreven als energiek gedrag, zoals worstelen, beetpakken, trappen en vallen, wat voorkomt in een speelcontext (Pellegrini & Smith, 1998). Verder is het verbale aspect van uitdagend opvoedgedrag terug te vinden in het stimulerende spel, waarbij verbaal stimulerende activiteiten als voorlezen, zingen en verhalen vertellen centraal staan (StGeorge, Wroe, & Cashin, 2018). Het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag is ten slotte terug te vinden in het sensitieve spel. Bij het sensitieve spel staan vooral de warmte en sensitiviteit van de ouder gedurende de spelsituatie met het kind centraal, waarbij de ouders adequaat moeten kunnen reageren op de behoeftes van het kind (StGeorge, et al., 2018). Net als bij het sociaal-emotionele aspect gaat het dus bij sensitief spel vooral om het kunnen aansluiten bij de behoeftes van het kind.

Zoals eerder beschreven, lijkt het zo te zijn dat moeders meer moeite hebben met het loslaten van hun kind als het gaat om risicovolle situaties tijdens het spel. Dit zou ook kunnen

(7)

verklaren waarom eerder gevonden werd dat vaders meer participeren in fysiek uitdagend spel dan moeders (Craig, 2006; StGeorge, et al., 2018). Moeders onderkennen het belang van uitdagend speelgedrag maar vinden het in vergelijking met vaders lastiger om een kind in het speelgedrag ook daadwerkelijk risico’s te laten nemen (Moller, Majdandzic, de Vente, & Bogels, 2013). Hoewel aan de ene kant blijkt dat moeders minder participeren in het uitdagende speelgedrag dan vaders, zijn er aan de andere kant ook onderzoeken te vinden waaruit blijkt dat moeders niet meer risico-vermijdend zijn dan vaders of zelfs evenveel risico’s nemen (Ahnert et al., 2017; Filippin, 2016; Paquette, Carbonneau, Dubeau, Bigras, & Tremblay, 2003; StGeorge, Goodwin, & Fletcher, 2018).

In dit literatuuronderzoek zal het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag centraal staan. Uitdagend opvoedgedrag valt uiteen in een fysiek aspect, een verbaal aspect en een sociaal-emotioneel aspect. Om het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag te onderzoeken, zal daarom het verschil tussen vaders en moeders in deze verschillende aspecten onderzocht worden. Naar het verschil in het fysieke aspect zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben zich met name gericht op het verschil in uitdagend speelgedrag tussen vaders en moeders. Deze onderzoeken laten tegenstrijdige resultaten zien. Om deze reden zal het verschil tussen vaders en moeders op het fysieke aspect van uitdagend opvoedgedrag opnieuw bekeken worden, door in te gaan op het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend spel.

Uitdagend opvoedgedrag gaat verder dan het fysieke aspect alleen. Bij uitdagend opvoedgedrag speelt ook mee op welke manier ouders hun kinderen uitdagen door middel van communicatie, het verbale aspect. Het verbale aspect is terug te vinden in het stimulerende spel. In deze vorm van spel gaat het met name om voorlezen, zingen en verhalen vertellen. Er zal ingegaan worden op het verschil tussen vaders en moeders in situaties van uitdagend spel, maar er zal ook ingegaan worden op de uitdagende communicatie van ouders met hun

(8)

kinderen in algemene spelsituaties. Op deze manier wordt het verbale aspect van uitdagend opvoedgedrag in zijn totaliteit omvat.

Tot slot speelt ook het sociaal-emotionele aspect een belangrijke rol in uitdagend opvoedgedrag. Omdat uitdagend opvoedgedrag het beste te observeren is in spelsituaties, zal gekeken worden naar het verschil tussen vaders en moeders in sensitief spel. Zoals eerder beschreven, komt het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag namelijk naar voren in het sensitieve spel. Door deze drie verschillende aspecten van uitdagend opvoedgedrag los van elkaar te onderzoeken, kan er een completer beeld ontstaan van de verschillen tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag.

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het fysieke aspect van uitdagend opvoedgedrag?

Om de vraag te kunnen beantwoorden of moeders en vaders van elkaar verschillen op het fysieke aspect van uitdagend opvoedgedrag, is het van belang om allereerst te onderzoeken op welke manier vaders met hun kinderen spelen en op welke manier moeders met hun kinderen spelen. John, Halliburton en Humphrey (2013) hebben deze verschillen in de manier van spelen tussen vaders en moeders onderzocht. In hun onderzoek hebben zij bij 18 kinderen het verschil bekeken tussen hoe de moeder met het kind speelde en hoe de vader met het kind speelde. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de gezinnen thuis en de kinderen waren tussen de 2 en 4,5 jaar oud (M = 2,6 jaar). Voorafgaand aan het spel mochten de ouder-kind paren een stuk speelgoed uitkiezen waar zij mee wilden gaan spelen. Dit kon bijvoorbeeld een stuk klei of een paar blokken zijn. Tijdens het onderzoek werden de moeder-kind en vader-moeder-kind interacties tijdens gestructureerd spel aan een eet- of speeltafel opgenomen.

Deze opnames zijn vervolgens zowel kwalitatief als kwantitatief geanalyseerd. De kwantitatieve analyse werd uitgevoerd door de ouder-kind interacties te coderen met behulp

(9)

van het Emotional Availability (EA) codeer systeem. Dit systeem bevat zes verschillende schalen. De gedragingen van de ouders werden op vier van deze schalen, namelijk sensitiviteit, structurering, niet-intrusievermogen en non-vijandigheid gescoord. De kwalitatieve analyse werd uitgevoerd door van iedere ouder-kind interactie tijdens het spel het doel te bepalen. Hiervoor zijn de opnames van de speelinteracties meerdere malen bekeken door de onderzoekers. Nadat de eerste onderzoeker de doelen van het speelgedrag vastgesteld had, is een andere onderzoeker, die geen weet had van het doel van dit onderzoek, de interacties gaan bekijken en heeft hier een verslag van geschreven. Wanneer dit verslag afweek van het doel wat de eerste onderzoeker geformuleerd had, werd het oorspronkelijk geformuleerde doel aangepast.

Uit deze kwantitatieve analyse van de observatiegegevens kwam niet veel verschil naar voren tussen vaders en moeders. Alleen op de structureringsschaal scoorden vaders significant lager dan moeders. Uit het onderzoek blijkt dat moeders hun kinderen tijdens het spel structuren willen aanleren en bezig zijn met hun kinderen dingen te leren, terwijl vaders zich meer bleken te gedragen als leeftijdsgenoten van het kind. Uit de kwalitatieve analyse kwam meer verschil tussen vaders en moeders tijdens het speelgedrag naar voren. Zo bleek uit de kwalitatieve analyse dat moeders veel de leiding namen tijdens het spel. Wanneer een kind bijvoorbeeld met een ander stuk speelgoed wilde spelen, zorgde de moeder ervoor dat eerst het andere speelgoed opgeruimd werd. Vaders daarentegen lieten het kind leiden tijdens het spel. Nog een verschil tussen vaders en moeders dat naar voren kwam, was dat vaders bezig waren met meer fysiek spel en dat moeders dit niet deden. Een andere belangrijke observatie was dat het doel van de vaders vaak was om hun kind uit te dagen om meer te gaan doen dan het al kon. Bij moeders kwam dit niet naar voren (John, Halliburton, & Humphrey, 2013). Het uitdagen van een kind in een spelsituatie om meer te doen dan het al kan, is onderdeel van uitdagend speelgedrag. Daar bovenop bleek dat vaders meer betrokken zijn in fysiek spel dan

(10)

moeders. Deze onderzoeksresultaten tonen daarom aan dat er verschil is tussen vaders en moeders in het fysieke aspect van uitdagend opvoedgedrag.

Ook Lindsey en Mize (2001) hebben onderzoek uitgevoerd naar het verschil in uitdagend speelgedrag tussen vaders en moeders, maar hielden hierbij rekening met de sekse van het kind. Dit onderzoek werd uitgevoerd onder 18 jongens, 15 meisjes en hun ouders. De kinderen waren tussen de 3,5 en 6,5 jaar oud. Er werd onder anderen gekeken naar het fysieke spel tussen vader-zoon, vader-dochter, moeder-zoon en moeder-dochter. De ouders en het kind zijn voor dit onderzoek verschillende keren naar het lab gekomen, waar zij geobserveerd werden tijdens verschillende soorten interacties. Tijdens de vierde sessie werd het fysieke spel tussen ouder en kind geobserveerd. Ouder en kind waren samen in een kamer met verschillende soorten speelgoed die fysiek spel uit zouden kunnen lokken. De ouders kregen de opdracht om 10 minuten met hun kind te spelen zoals ze thuis ook zouden doen. Speelgedrag werd als fysiek speelgedrag gecodeerd wanneer er tussen de ouder en het kind speels contact of grove motorische activiteiten plaatsvonden (bijvoorbeeld kietelen, rennen, spelen met een bal, worstelen).

In lijn met het onderzoek van John en collega’s (2013), vonden ook Lindsey en Mize (2001) dat moeders meer leiding namen in het spel dan vaders. Vaders waren meer het speelkameraadje van het kind dan moeders. Wel bleek uit onderzoek van Lindsey en Mize (2001) dat vader met een zoon zich meer voordeden als een speelkameraadje dan vaders met een dochter. Vaders gaven richting dochters wel meer leiding. Anders dan John en collega’s (2013) vonden Lindsey en Mize (2001) geen significant verschil tussen vaders en moeders in de mate van fysiek speelgedrag. Wat Lindsey en Mize (2001) wel vonden, was dat bij vaders de mate van het fysieke speelgedrag afhankelijk was van de sekse van het kind. Het bleek namelijk dat vaders en zoons meer fysiek speelgedrag vertoonden dan vaders en dochters.

(11)

Tussen moeders en zoons en moeders en dochters werd geen verschil gevonden in de mate van fysiek speelgedrag.

Op basis van het onderzoek van John en collega’s (2013) zou geconcludeerd kunnen worden dat vaders meer uitdagend speelgedrag vertonen dan moeders. Vaders daagden hun kinderen tijdens het onderzoek immers uit om een stapje verder te gaan, terwijl moeders meer de leiding hielden in het spel. Dat moeders meer leiding houden in het spel wordt ook gevonden door Lindsey en Mize (2001), maar anders dan John en collega’s (2013) vonden Lindsey en Mize (2001) geen verschil tussen vaders en moeders in de mate van fysiek spel. Wel vonden Lindsey en Mize (2001) dat de mate van fysiek spel van de vader, geslachtsafhankelijk was. Vaders vertoonden meer fysiek spel richting een zoon dan richting een dochter. Dit zou kunnen betekenen dat er wellicht geen verschil is in het uitdagend spelen van vaders en moeders met een dochter, maar dat er wel verschil is in het uitdagend spelen tussen vaders en moeders met een zoon.

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het verbale aspect van uitdagend opvoedgedrag?

Onderzoek naar het verschil in de verbale interactie met het kind tussen vaders en moeders is veelal gedateerd. In de jaren tachtig werd al door verschillende onderzoekers verschil in verbale interactie tussen vaders en moeders gevonden. Zo zouden vaders meer verschillende en ongewone woorden gebruiken dan moeders (Masur, & Gleason, 1980; Ratner, 1988). Ook zouden vaders een uitgebreidere vocabulaire gebruiken richting hun kind, als dit specifiek relevant is voor een bepaalde taak (Brachfeld-Child, Simpson, & Izenson, 1988). Deze resultaten suggereren dat vaders hun kinderen qua taalgebruik meer uitdagen dan moeders. Het uitdagen van het kind door het gebruiken van moeilijkere woorden, zorgt er volgens Masur en Gleason (1980) voor dat kinderen een rijkere woordenschat ontwikkelen.

(12)

Recenter onderzoek van Pierce, Genessee, Gauthier en Dubois (2015) bevestigt de bevindingen van de onderzoeken uit de jaren tachtig. In dit onderzoek naar het taalgebruik van 18 vaders en moeders tijdens het spelen met hun 15 maand oude kinderen, werd namelijk ook gevonden dat moeders meer met hun kinderen praten dan vaders. Ook bleek uit dit onderzoek dat moeders hun taalgebruik meer afstemmen op het kind dan dat vaders dat doen. Moeders gebruiken dus simpelere taal die beter aansluit bij het kind. Verder werd door Pierce en collega’s (2015) hetzelfde gevonden als door Masur en Gleason (1980), namelijk dat vaders dan wel minder praten met hun kinderen tijdens het spelen, maar dat zij wel meer verschillende en moeilijkere woorden gebruiken, waardoor hun vocabulaire uitdagender is dan die van moeders (Pierce, et al., 2015). Het aanbieden van een uitdagendere vocabulaire heeft als gevolg dat het kind meer geprikkeld wordt op cognitief gebied (Kornhaber & Marcos, 2000).

Ook uit onderzoek van Duursma (2016) bleek dat vaders hun kinderen verbaal meer uitdagen dan moeders. Video-opnames van hoe vaders en moeders thuis voorlazen, lieten zien dat vaders significant meer indirect voorlazen dan moeders. Met andere woorden, vaders maakten tijdens het voorlezen meer koppelingen tussen bijvoorbeeld de teksten in het boek en de dagelijkse belevingswereld van het kind dan moeders. Ook haalden ze tijdens het voorlezen meer herinneringen op van gebeurtenissen gerelateerd aan de teksten in het boek en hadden ze het met hun kind over betekenissen van bepaalde woorden. Indirect voorlezen wordt als meer uitdagend voor het kind gezien dan direct voorlezen, waarbij ouders enkel direct gefocust zijn op het boek. Ook zorgt het indirect voorlezen ervoor dat de taal en vocabulaire van het kind zich beter ontwikkelen (Reese, Cox, Harte, & McAnally, 2003).

In het onderzoek van Lindsey, Cremeens en Caldera (2010) is net als in het onderzoek van Pierce en collega’s (2015) gefocust op het taalgebruik van ouders terwijl zij los van elkaar in een laboratorium setting met hun kind speelden. Aan het onderzoek deden 41 meisjes en 39

(13)

jongens met hun vaders en moeders mee. Er werd gekeken naar de verbale initiatieven van de ouders richting het kind. Onder anderen leiding nemen in het spel, toestemming vragen aan het kind om ergens samen mee te gaan spelen en tegen het kind praten op een gebiedende wijs, zijn voorbeelden van deze verbale initiatieven. In de spelsituaties waren verschillende soorten gedragingen tussen ouders en kinderen zichtbaar. Zo gingen sommige ouders mee in het speelgedrag van het kind en lieten zij zich dus leiden door het kind. Andere ouders namen zelf meer de leiding door te bepalen met welk soort speelgoed het kind moest spelen en door het kind bepaalde aanwijzingen te geven. Uit het onderzoek kwam naar voren dat vaders in de speelsituatie meer op een gebiedende wijs tegen het kind praatten (bijvoorbeeld ‘pak dit stuk speelgoed’) en meer beleefde bevelen gaven dan moeders. Daarentegen bleek dat moeders meer de leiding namen in het spel dan vaders en vaker voor het kind bepaalden waar ze mee gingen spelen (Lindsey, et al., 2010). Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat vaders minder de leiding nemen en het kind meer zelf laten ontdekken en spelen dan moeders.

De resultaten van de onderzoeken van Pierce en collega’s (2015) en Duursma (2016) komen overeen. In beide onderzoeken wordt gevonden dat vaders hun kinderen op verbaal gebied meer uitdagen dan moeders. In het ene onderzoek bleken vaders dit te doen door moeilijkere woorden te gebruiken dan moeders en in het andere onderzoek bleken vaders dit te doen door tijdens het voorlezen meer te vragen van het kind dan moeders. Het onderzoek van Lindsey et al. (2010) wijkt af van de andere twee onderzoeken. In dit onderzoek werd specifiek naar verbale initiatieven tijdens een spelsituatie gekeken. Hieruit bleek dat moeders meer de neiging hebben om leiding te nemen in het spel dan vaders, omdat moeders meer speelaanwijzingen gaven dan vaders. Op basis van dit resultaat zou wellicht geconcludeerd kunnen worden dat vaders juist door minder te praten hun kinderen vrijer laten in het spel en daardoor ook meer uitdagen om zelf dingen te ontdekken. Dit zegt echter weinig over het verschil in uitdagende verbale interactie tussen vaders en moeders. Op basis van de

(14)

onderzoeken van Pierce et al. (2015) en Duursma (2016) zou wel geconcludeerd kunnen worden dat vaders hun kinderen op verbaal gebied meer uitdagen dan moeders. Er zou dus geconcludeerd kunnen worden dat er verschil is tussen vaders en moeders op het verbale aspect van uitdagend opvoedgedrag.

In hoeverre verschillen vaders en moeders in het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag?

Het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag gaat een stapje verder dan het fysieke en verbale aspect. Het sociaal-emotionele aspect heeft namelijk vooral betrekking op hoe ouders hun kind stimuleren om iets te doen wat hij of zij nog niet durfde, bijvoorbeeld optreden voor een groot publiek of assertief zijn in bepaalde situaties (Majdandžić, de Vente, & Bögels, 2016). Wanneer een ouder een kind wil stimuleren om iets te doen wat het eigenlijk niet durft, moet de ouder sensitief kunnen reageren op de behoeftes van het kind. Sensitiviteit wordt namelijk gedefinieerd als de mogelijkheid van de ouders om signalen vanuit het kind (bijvoorbeeld dat het iets spannend vindt) te herkennen en hier op te reageren op een affectieve-, goed getimede- en gepast stimulerende manier (Ainsworth, Bell, & Stayton, 1974).

Het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag is terug te vinden in sensitief spel tussen ouders en kind. Zoals eerder beschreven is het in het sensitieve spel van belang dat ouders adequaat reageren op de verlangens en behoeftes van het kind (StGeorge, et al., 2018). Sensitiviteit vanuit ouders is erg belangrijk, want als een ouder sensitief speelt met het kind, zal er een veilige gehechtheidsrelatie ontstaan en zal het kind uiteindelijk een veilige basis hebben om nieuwe dingen te gaan ontdekken en leren (Bowlby, 1969). Sensitiviteit blijkt ook een belangrijke voorspeller te zijn voor sociaal-emotionele veiligheid tussen ouder en kind en sensitief spel van vaders met kinderen op jonge leeftijd, blijkt een belangrijke

(15)

voorspeller te zijn voor de vader-kind hechting in de adolescentie (Grossmann, Grossmann, Fremmer-Bombik, Kindler, Scheuerer-Englisch, & Zimmermann, 2002; Skinner, 1986).

Het verschil tussen vaders en moeders in sensitief spel met het kind, is onderzocht door Barnett, Deng, Mills-Koonce, Willoughby en Cox (2008). Zij deden dit door middel van videoanalyses van 97 ouder-kind paren met kinderen van ongeveer 6 maanden oud. De video opnames werden gemaakt tijdens een vrije spelsituatie waarbij de vader of moeder met het kind op de grond zat met verschillende soorten speelgoed. De ouder kreeg de opdracht om met het kind te spelen zoals hij of zij dat normaal gesproken ook zou doen. Onderzoekers scoorden de ouders op sensitiviteit tijdens het spel onder anderen door te kijken naar de frequentie en intensiteit van expressies van positieve gevoelens van de ouder richting het kind (bijvoorbeeld lachen en fysieke affectie). Ook bekeken zij de mate waarin ouders probeerden aan te sluiten bij het kind door leeftijd gerelateerd gedrag te vertonen dat de cognitieve en fysieke ontwikkeling van het kind stimuleerden. Tot slot werd gekeken naar de vocale, fysieke en affectieve energie van de ouders richting het kind tijdens de interacties in het spel. Moeders scoorden hoger op sensitiviteit tijdens het spel (M = 3.54, SD = .78) dan vaders (M = 3.17, SD = 0.74). Op basis van dit resultaat zou geconcludeerd kunnen worden dat moeders sensitiever met het kind spelen dan vaders, dus dat vaders en moeders van elkaar verschillen in het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag.

Ook Hallers-Haalboom en collega’s (2017) onderzochten het verschil tussen vaders en moeders in sensitief spel. Aan hun onderzoek namen 364 gezinnen deel. Alle deelnemende ouders hadden twee kinderen, waarvan het eerste kind ongeveer 1 jaar oud was en het tweede kind tussen de 2,5 en 3,5 jaar oud. De gezinnen werden twee keer bezocht. Eén keer terwijl de moeder alleen was met de twee kinderen en één keer terwijl de vader alleen was met de twee kinderen. Tijdens de bezoeken werden de ouder-kind interacties en de interacties tussen de kinderen onderling gefilmd, gedurende een vrije spelsituatie. Een van de doelen van het

(16)

onderzoek was om te kijken of de sensitiviteit van vaders en moeders richting de kinderen onderling verschilden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat zowel vaders als moeders sensitiever speelden met het oudste kind dan met het jongste kind. Vaders en moeders bleken wel te verschillen in de mate van sensitief spel met het oudste kind. Moeders vertoonden meer sensitiviteit tijdens het spel met het oudste kind (M = 24.98, SD = 2.67), dan dat de vaders vertoonden richting zowel het oudste (M = 24.04, SD = 3.03) als het jongste kind (M = 22.59, SD = 3.58). Omdat de gemiddelde score de sensitiviteit in het spel met het oudste kind tussen vaders en moeders niet veel verschilt, dienen conclusies over verschil tussen vaders en moeders in sensitief spel voorzichtig getrokken te worden. Er kan dus op basis van dit onderzoek voorzichtig gesteld worden dat vaders en moeders verschillen in het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag.

Hoewel uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat moeders gemiddeld (iets) hoger scoren dan vaders op sensitiviteit tijdens spelsituaties, vonden Malmberg en collega’s (2007) geen verschil tussen vaders en moeders in sensitief spel. Zij observeerden 97 vaders en moeders tijdens semigestructureerd spelsituaties met hun 10 tot 12 maand oude kinderen. De ouders werden gevraagd om vijf keer tweeëneenhalve met hun kind te spelen. Iedere tweeëneenhalve minuut kregen de ouder-kind paren een nieuw stuk speelgoed van de onderzoeker. In de eerste sessie werd de ouders gevraagd om vrij met hun kind te spelen (bijvoorbeeld met een klapspelletje of door een liedje te zingen met hun kind), in de tweede sessie kregen de ouder-kind paren een boek en in de derde, vierde en vijfde sessie kregen de ouder-kind paren een stuk speelgoed om mee te spelen. Hoewel er door Malmberg en collega’s (2007) geen verschil gezien werd in mate van sensitiviteit van vaders en moeders, was wel zichtbaar dat vaders gedurende de vijf sessies steeds sensitiever speelgedrag vertoonden, terwijl de moeders juist minder sensitief werden. Naar aanleiding van de drie bovenstaande onderzoeken kan voorzichtig geconcludeerd worden dat er wel degelijk verschil

(17)

is in het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag tussen vaders en moeders. Het lijkt erop dat moeders sensitiever zijn in hun spel dan vaders, maar dit komt niet in alle onderzoeken even duidelijk naar voren. De conclusie dient daarom met voorzichtigheid getrokken te worden.

Discussie

In dit literatuuroverzicht is ingegaan op het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag aan de hand van de drie aspecten die uitdagend opvoedgedrag definiëren. De gebruikte onderzoeken in dit literatuuroverzicht waren allen observationeel van aard. Hierdoor kan een objectief beeld geschetst worden van verschillen tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag. De drie aspecten zijn bekeken in verschillende spelsituaties. Op basis van de gebruikte onderzoeken kan gesteld worden dat vaders in het fysieke aspect van moeders verschillen omdat vaders meer (fysiek) uitdagend speelgedrag vertonen dan moeders. Ook in het verbale aspect verschillen vaders van moeders. Vaders blijken namelijk uitdagendere taal te gebruiken tijdens stimulerende en normale spelsituaties dan moeders. Tot slot is met enige voorzichtigheid te zeggen dat er verschil is tussen vaders en moeders in het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag. Moeders lijken sensitiever met hun kind te spelen dan dat vaders dit doen, al werd in ander onderzoek geen verschil tussen vaders en moeders gevonden. Al met al lijkt het zo te zijn dat vaders op twee van de drie aspecten van uitdagend opvoedgedrag hun kinderen meer uitdagen dan dat moeders dit doen. Er zou daarom voorzichtig gesteld kunnen worden dat vaders meer uitdagend opvoedgedrag vertonen dan moeders.

De bevinding dat vaders meer uitdagend opvoedgedrag vertonen dan moeders sluit aan bij resultaten uit eerdere onderzoeken waarin naar voren komt dat moeders minder risico’s durven te nemen en dus hun kinderen minder uitdagen dan vaders (Paquette, Carbonneau, Dubeau, Bigras, & Tremblay, 2003; StGeorge, Goodwin, & Fletcher, 2018). Dit resultaat lijkt

(18)

positief te zijn, want onderzoek van Majdandžić en collega’s (2018) toont aan dat uitdagend opvoedgedrag van vaders hun kinderen beschermt tegen het ontwikkelen van angstproblematiek. Voor moeders werd niet gevonden dat uitdagend opvoedgedrag een beschermende factor zou zijn. Op basis van de resultaten van dit onderzoek lijkt het zo te zijn dat vaders meer uitdagend opvoedgedrag vertonen dan moeders. Omdat uitdagend opvoedgedrag alleen als beschermende factor tegen angstproblematiek werd gevonden als het vanuit vaders kwam en vaders dit gedrag meer lijken te vertonen dan moeders, is de kans dus groter dat kinderen beschermd blijven tegen de ontwikkeling van angstproblematiek.

In het huidige literatuuroverzicht komt opnieuw naar voren dat de resultaten van onderzoeken naar verschillen tussen vaders en moeders in (fysiek) uitdagend speelgedrag elkaar tegenspreken. Uit het onderzoek van John en collega’s (2013) kwam naar voren dat vaders meer (fysiek) uitdagend speelgedrag vertoonden dan moeders, terwijl Lindsey en Mize (2001) geen verschil konden aantonen tussen vaders en moeders in (fysiek) uitdagend speelgedrag. Hoewel beide onderzoeken gebaseerd zijn op een kleine onderzoeksgroep, schetsen deze resultaten toch een beeld van de verdeeldheid in de wetenschap over dit onderwerp. Tegelijk laten deze resultaten zien dat er nog lang geen eenduidige conclusie getrokken kan worden over op welke manier vaders en moeders van elkaar verschillen in het fysieke aspect van uitdagend opvoedgedrag. In vervolgonderzoek is aan te raden om één van de resultaten van het onderzoek van Lindsey en Mize (2001) mee te nemen. Zij concludeerden namelijk dat het (fysiek) uitdagende speelgedrag van vaders afhankelijk is van het geslacht van het kind. Wanneer naar risicovolle gedragingen van kinderen in het algemeen gekeken wordt, blijkt er ook ander onderzoek te zijn waaruit blijkt dat zowel vaders als moeders anders op risicovol gedrag van meisjes reageren dan op risicovol gedrag van jongens (Morrongiello, Zdzieborski, & Normand, 2010). Wellicht kan er dus een eenduidiger beeld ontstaan van de

(19)

verschillen tussen vaders en moeders in (fysiek) uitdagend speelgedrag, als rekening gehouden wordt met het geslacht van het kind.

Wanneer gekeken wordt naar het sociaal-emotionele aspect van uitdagend opvoedgedrag, lijken moeders sensitiever te zijn in het spel met hun kinderen dan vaders. Een mogelijke verklaring van Hallers-Haalboom en collega’s (2017) hiervoor is dat moeders toch nog meer primaire verzorgers van kinderen zijn dan vaders en daarom meer ervaring hebben met het gedrag van hun kind en er beter op aan kunnen sluiten dan vaders. Ook Barnett en collega’s (2008) verklaren het verschil tussen vaders en moeders in sensitiviteit op deze manier. Deze verklaringen worden onderbouwd door onderzoek van Fuertes en collega’s (2016), waaruit bleek dat moeders over het algemeen meer tijd doorbrengen met hun kind dan vaders. Dit zou betekenen dat ondanks het gegeven dat vaders meer tijd thuis doorbrengen, dit niet als gevolg heeft dat de rol als primaire verzorger van de moeder veranderd is. Hierdoor brengen moeders meer tijd door met hun kinderen dan vaders en weten zij beter wat hun kind op welke momenten nodig heeft. Het zou voor hen daarom makkelijker kunnen zijn om sensitief op hun kind te reageren in verschillende situaties.

Een belangrijke beperking van de onderzoeken die meegenomen zijn in dit literatuuroverzicht, is dat de onderzoeken zich enkel richten op dyadische interacties, dus de interacties tussen ofwel moeder en kind ofwel vader en kind. In het dagelijks leven zijn vader en moeder echter geen van elkaar losstaande personen, maar spelen zij vaak beiden een rol in het leven van hun kind. De rol van de vader lijkt hierin ook steeds belangrijker te worden dan dat deze in het verleden was, door zijn toenemende aanwezigheid thuis. Hierom is het van belang om te onderzoeken of en zo ja, op welke manier vader en moeder elkaar kunnen aanvullen in de interacties met hun kind. Er is namelijk eerder gebleken dat de ene ouder de andere ouder kan compenseren wanneer de ene ouder minder uitdagend of juist minder sensitief is in de opvoeding dan de ander (Majdandžić, et al., 2018; Malmberg, Lewis, West,

(20)

Murray, Sylva, & Stein, 2015). Ook kunnen de momenten waarop vader en moeder samen, dus triadisch, in interactie zijn met kind een interessant onderwerp van onderzoek zijn. Mogelijk is er verschil tussen en vader- of moeder-kind interactie wanneer de andere ouder hier ook bij aanwezig is.

Zoals eerder benoemd zijn in dit literatuuroverzicht enkel observationele studies meegenomen om zo een objectief beeld te kunnen schetsen van het verschil tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedgedrag. In de gebruikte onderzoeken werden de vader-kind en moeder-kind interacties geobserveerd in verschillende soorten spelsituaties. Dat er enkel gekeken is naar spelsituaties maakt dat de resultaten niet een uitspraak doen over het volledige construct uitdagend opvoedgedrag. Uitdagend opvoedgedrag gaat namelijk verder dan enkel spelsituaties en is ook in het dagelijks functioneren van ouders met hun kinderen terug te zien (Majdandžić, et al., 2016). Toch wordt de zeggingskracht van de resultaten van dit onderzoek vergroot door het feit dat er gebruik is gemaakt van onderzoeken die allen zijn uitgevoerd in een spelsituatie, omdat de resultaten op deze manier goed met elkaar te vergelijken zijn. De resultaten van dit onderzoek kunnen daarom meegenomen worden in vervolgonderzoek naar uitdagend opvoedgedrag van ouders buiten een spelsituatie.

(21)

Referenties

Ahnert, L., Teufl, L., Ruiz, N., Piskernik, B., Supper, B., Remiorz, S., … Nowacki, K. (2017). Father-child play during the preschool years and child internalizing behaviors:

Between robustness and vulnerability. Infant Mental Health Journal, 38, 743–756. doi:10.1002/imhj.21679

Ainsworth, M. D. S., Bell, S. M., & Stayton, D. J. (1974). Infant-mother attachment and social development: “Socialization” as a product of reciprocal responsiveness to signals. In M. P. M. Richards (ed.), The integration of a child into a social world (pp. 99–135). London, England: Cambridge University Press.

Allin, L., West, A., & Curry, S. (2014). Mother and child constructions of risk in outdoor play. Leisure Studies, 33, 644–657. doi:10.1080/02614367.2013.841746

Barnett, M. A., Deng, M., Mills-Koonce, R. W., Willoughby, M., & Cox, M. (2008). Interdependence of parenting of mothers and fathers of infants. Journal of Family Psychology, 22, 561-573. doi:10.1037/0893-3200.22.3.561

Bowlby, J. (1969). Attachment and loss: Attachment. New York, NY: Basic Books. Brachfeld-Child, S., Simpson, T., & Izenson, N. (1988). Mothers’ and fathers’ speech to

infants in a teaching situation. Infant Mental Health Journal, 9, 173–180. doi: 10.1002/1097-0355-0355

Cabrera, N. J., Shannon, J. D., & Tamis‐LeMonda, C. (2007). Fathers’ influence on their children's cognitive and emotional development: From toddlers to pre‐k. Applied Developmental Science, 11, 208–213. doi:10.1080/10888690701762100

Cabrera, N., & Roggman, L. (2017). Fathers play: Is it special? Infant Mental Health Journal, 38. 706-708. doi:10.1002/imhj.2

(22)

Cabrera, N., Tamis‐LeMonda, C. S., Bradley, R. H., Hofferth, S., & Lamb, M. E. (2000). Fatherhood in the twenty‐first century. Child Development, 71, 127–136.

doi:10.1111/1467-8624.00126

Craig, L. (2006). Does father care mean fathers share? Gender & Society, 20, 259–281. doi:10.1177/0891243205285212

Duursma, E. (2016). Who does the reading, who the talking? Low-income fathers and mothers in the US interacting with their young children around a picture book. First Language, 36, 465–484. doi:10.1177/0142723716648849

Filippin, A. (2016). Gender differences in risk attitudes. IZA World of Labor. doi:10.15185/izawol.100

Fuertes, M., Faria, A., Beeghly, M., & Lopes-dos-Santos, P. (2016). The effects of parental sensitivity and involvement in caregiving on mother–infant and father–infant attachment in a Portuguese sample. Journal of Family Psychology, 30, 147–156. doi:10.1037/fam0000139

Ginsburg, K. R. (2007). The importance of play in promoting healthy child development and maintaining strong parent-child bonds. Pediatrics, 119, 182–191.

doi:0.1542/peds.2006-2697.

Grossmann, K. Grossmann, K.E., Fremmer-Bombik, E., Kindler, H., Scheuerer-Englisch, H., & Zimmermann P. (2002). The uniqueness of the child-father attachment relationship: Fathers' sensitive and challenging play as a pivotal variable in a 16-year longitudinal study. Social Development, 11, 301-337. doi:10.1111/1467-9507.00202

Hallers-Haalboom, E. T., Groeneveld, M. G., van Berkel, S. R., Endendijk, J. J., van der Pol, L. D., Linting, M., … Mesman, J. (2017). Mothers’ and fathers’ sensitivity with their two children: A longitudinal study from infancy to early childhood. Developmental Psychology, 53, 860–872. doi:10.1037/dev0000293

(23)

John, A., Halliburton, A., & Humphrey, J. (2013). Child–mother and child–father play interaction patterns with preschoolers. Early Child Development and Care, 183, 483– 497. doi:10.1080/03004430.2012.711595

Kazura, K. (2000). Fathers’ qualitative and quantitative involvement: An investigation of attachment, play and social interactions. The Journal of Men’s Studies, 9, 41-57. doi:10.3149/jms.0901.41

Kornhaber, M., & Marcos, H. (2000). Young children's communication with mothers and fathers: Functions and contents. British Journal of Developmental Psychology, 18, 187–210. doi:10.1348/026151000165643

Lindsey, E. W. & Mize, J. (2001). Contextual differences in parent–child play: Implications for children’s gender role development. Sex Roles, 44, 155-176.

doi:10.1023/A:1010950919451

Lindsey, E. W., Cremeens, P. R., & Caldera, Y. M. (2010). Gender differences in mother-toddler and father-mother-toddler verbal initiations and responses during a caregiving and play context. Sex Roles, 63, 399–411. doi:10.1007/s11199-010-9803-5

Little, H. (2015). Mothers’ beliefs about risk and risk-taking in children’s outdoor play. Journal of Adventure Education and Outdoor Learning, 15, 24–39.

doi:10.1080/14729679.2013.842178

Majdandžić, M., de Vente, W., & Bögels, S. M. (2016). Challenging parenting behavior from infancy to toddlerhood: Etiology, measurement, and differences between fathers and mothers. Infancy, 21, 423–452. doi:10.1111/infa.12125

Majdandžić, M., de Vente, W., Colonnesi, C., & Bögels, S. M. (2018). Fathers’ challenging parenting behavior predicts less subsequent anxiety symptoms in early childhood. Behaviour Research and Therapy, 109, 18-28. doi:10.1016/j.brat.2018.07.007

(24)

Malmberg, L.E., Lewis, S., West, A., Murray, E., Sylva, K., & Stein, A. (2015). The influence of mothers’ and fathers’ sensitivity in the first year of life on children’s cognitive outcomes at 18 and 36 months. Child Care, Health and Development, 42, 1-7. doi:10.1111/cch.12294

Malmberg, L.E., Stein, A., West, A., Lewis, S., Barnes, J., Leach, P., & Sylva, K. (2007). Parent–infant interaction: A growth model approach. Infant Behavior and

Development, 30, 615–630. doi:10.1016/j.infbeh.2007.03.007

Masur, E. F., & Gleason, J. B. (1980). Parent–child interaction and the acquisition of lexical information during play. Developmental Psychology, 16, 404–409. doi:10.1037/0012-1649.16.5.404

Mehall, K.G., Spinrad, T.L., Eisenberg, N., & Gaertner, B.M. (2009). Examining the relations of infant temperament and couples’ marital satisfaction to mother and father

involvement: A longitudinal study. Fathering, 7, 23–48. doi:10.3149/fth.0701.23 Moller, E.L., Majdandzic, M., de Vente, W., & Bogels, S.M. (2013). The evolutionary basis

of sex differences in parenting and its relationship with child anxiety in Western societies. Journal of Experimental Psychopathology, 4, 88–117. doi:10.1007/s10802-013-9774-4

Morrongiello, B. A., Zdzieborski, D., & Normand, J. (2010). Understanding gender

differences in children's risk taking and injury: A comparison of mothers' and fathers' reactions to sons and daughters misbehaving in ways that lead to injury. Journal of Applied Developmental Psychology, 31, 322-329. doi:10.1016/j.appdev.2010.05.004 Paquette, D., Carbonneau, R., Dubeau, D., Bigras, M., & Tremblay, R. E. (2003). Prevalence

of father-child rough-and-tumble play and physical aggression in preschool children. European Journal of Psychology of Education, 18, 171–189. doi:10.1007/bf03173483

(25)

Pellegrini, A. D., & Smith, P. K. (1998). Physical activity play: The nature and function of a neglected aspect of play. Child Development, 69, 577. doi:10.2307/1132187

Pierce, L., Genesee, F., Gauthier, K., & Dubois, M.-E. (2015). Communication patterns between parents and children: Comparing mothers and fathers in different learner contexts. Applied Psycholinguistics, 36, 1223–1246. doi:10.1017/s0142716414000125 Portegijs , W., & Van den Brakel, M. (2016). Emancipatiemonitor 2016. Verkregen van

https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2016/Emancipatiemonitor _2016?_sp=a32c5a4f-4616-46e4-842a-ae4ae3a825fc.1537719174321 op 23

september 2018

Ratner, N. B. (1988). Patterns of parental vocabulary selection in speech to very young children. Journal of Child Language, 15, 481–492. doi:10.1017/s0305000900012514 Reese E., Cox A., Harte D., McAnally H. (2003). Diversity in adults’ style of reading books

to children. In van Kleeck A., Stahl S. A., Bauer E. B. (Eds.), On reading books to children: Parents and teachers (pp. 37–57). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Rijksoverheid (2017). 4e kwartaalrapportage 2016 kinderopvang. Verkregen van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvang/documenten/rapporten/2017/ 04/07/4e-kwartaal-2016-kinderopvang

Sabey, A. K., Rauer, A. J., Haselschwerdt, M. L., & Volling, B. (2017). Beyond “lots of hugs and kisses”: Expressions of parental love from parents and their young children in two-parent, financially stable families. Family Process, 57, 737–751.

doi:10.1111/famp.12327

Sarkadi, A., Kristiansson, R., Oberklaid, F., & Bremberg ,S. (2008). Fathers’ involvement and children’s developmental outcomes: A systematic review of longitudinal studies. Acta Paediatrica, 97, 153–158. doi:10.1111/j.1651-2227.2007.00572

(26)

Skinner, E. A. (1986). The origin of young children's perceived control: Mother contingent and sensitive behavior International Journal of Behavioral Development, 9, 359-382. doi:10.1177/016502548600900307

StGeorge, J. M., Goodwin, J. C., & Fletcher, R. J. (2018). Parents’ Views of Father–Child Rough-and-Tumble Play. Journal of Child and Family Studies, 27, 1502–1512. doi:10.1007/s10826-017-0993-0

StGeorge, J. M., Wroe, J. K., & Cashin, M. E. (2018). The concept and measurement of fathers’ stimulating play: a review. Attachment & Human Development, 20, 634–658. doi:10.1080/14616734.2018.1465106

Tremblay, M. S., Gray, C., Babcock, S., Barnes, J., Bradstreet, C. C., Carr, D., & Brussoni, M. (2015). Position statement on active outdoor play. International Journal of Environmental Research and Public Health, 12, 6475–6505.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

functionalities of PHRs mainly include online self-management support, monitoring the disease course and functionalities for information exchange among health care

Furthermore, this experiment shows that most participants erroneously believe that they are better at estimating future stock prices than financial institutions based on

Mijn eigen observatie van de afwezigheid van de kerk wordt ondersteund door Keersmaekers (1981: 37), die beweert dat De Belleforests Histoires Tragiques (en dus ook

Figure 2 shows the estimated posterior densities of the testlet variance para- meter using an informative and a vague prior under the TRT model, given sampled values in Condition 7

There- fore, the third hypothesis tested was if transformational leader behavior (a) augments and (b) moderates the relationships between the initiating structure behav-

eHealth heeft invloed op de manier waarop geëvalueerd wordt: steeds meer onderzoekers geven aan dat we verder dan de RCT moeten gaan om te bepalen welke interventieonderdelen

Change of both transmitted and reflected intensities The enhancements of the total transmitted intensity η tr , the total reflected intensity η re , and the intensity outside

This leads, finally, to the main research question: Are internal integration of the functions within the buying firm and the accumulation of social capital