• No results found

zwarte zee-eenden in de Voordelta T

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000 nov- 04 dec- 04 jan- 05 feb- 05 mrt- 05 apr- 05 mei- 05 jun- 05 jul- 05 aug- 05 sep- 05 okt- 05 nov- 05 dec- 05 jan- 06 feb- 06 mrt- 06 apr- 06 mei- 06 jun- 06 jul- 06 aug- 06 maand

zwarte zee-eenden in de Voordelta - T1

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000 nov- 08 dec- 08 jan- 09 feb- 09 mrt- 09 apr- 09 mei- 09 jun- 09 jul- 09 aug- 09 sep- 09 okt- 09 nov- 09 dec- 09 jan- 10 feb- 10 mrt- 10 apr- 10 mei- 10 jun- 10 jul- 10 aug- 10 maand

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.2a Aantalsverloop van eidereenden in de Voordelta in de periode november 2008 t/m augustus 2010 (bron: alle vliegtuigtellingen T1 uit desbetreffende periode, op basis van een combinatie van tellingen in het kader van de monitoring natuurcompensatie Voordelta en de reguliere RWS Waterdienst MWTL- monitoring).

eiders in de Voordelta - T1

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 nov- 08 dec- 08 jan- 09 feb- 09 mrt- 09 apr- 09 mei- 09 jun- 09 jul- 09 aug- 09 sep- 09 okt- 09 nov- 09 dec- 09 jan- 10 feb- 10 mrt- 10 apr- 10 mei- 10 jun- 10 jul- 10 aug- 10 maand

eiders in de Voordelta - T0

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 nov- 04 dec- 04 jan- 05 feb- 05 mrt- 05 apr- 05 mei- 05 jun- 05 jul- 05 aug- 05 sep- 05 okt- 05 nov- 05 dec- 05 jan- 06 feb- 06 mrt- 06 apr- 06 mei- 06 jun- 06 jul- 06 aug- 06

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.3 Cumulatieve verspreidingskaart van zwarte zee-eeden en eidereenden in de Voordelta tijdens de T1 tot nog toe (periode april 2009 t/m augustus 2010).

Figuur 3.4 Cumulatieve verspreidingskaart van zwarte zee-eeden en eidereenden in de Voordelta tijdens de T0 (periode 2004-2006).

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

3.3.2 Zee-eenden: vliegtuigtellingen Waddenkust

In het voorjaar van 2009 (april) en 2010 (maart en april) zijn drie tellingen langs de Waddenkust uitgevoerd. Deze tellingen zijn bedoeld om de aantalsontwikkeling in de Waddenkust als referentie voor de ontwikkelingen in de Voordelta van jaar op jaar te kunnen volgen. In 2009 verbleef een groep van ca. 1.500 zwarte zee-eenden ten noorden van Ameland (Figuur 3.5). In totaal werden 1.900 zwarte zee-eenden ten noorden van de waddeneilanden geteld. Voor de Hollandse kust waren geen grote concentraties aanwezig. In april 2010 werden verrassend genoeg wel ruim 4.000 zwarte zee-eenden voor de kust van Petten waargenomen. Deze groep zat er in mei 2010 nog, maar in juli 2010 waren hier, mogelijk door de toen aanwezige zeilboten, geen vogels aanwezig (additionele waarneming tijdens een survey voor RWS Waterdienst). De grootste aantallen kwamen in maart en april 2010 voor de kust van Vlieland, Rottum en Texel voor (met eveneens additionele waarnemingen in mei en juli tijdens surveys voor RWS Waterdienst). In totaal verbleven in maart en april 2010 respectievelijk 5.700 en 8.700 zwarte zee-eenden boven de Waddeneilanden.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 3.3 Totaal aantal zwarte zee-eenden in maart (2010) en april (2009 en 2010) in de belangrijkste concentratiegebieden van de Nederlandse kustzone (exclusief de Waddenzee).

Voordelta Hollandse kust Waddenkust Totaal Voorjaar

2009 april 5.250 26 1.900 7.150

Voorjaar

2010 maart 135 0 5.700 5.800

april 93 4.000 8.650 12.750

Figuur 3.5 Verspreiding van zwarte zee-eenden in het voorjaar van 2009 (april 2009) en 2010 (maart en april).

In de gehele Nederlandse kustzone bedroeg het maximum aantal zwarte zee-eenden in het voorjaar van 2009 en 2010 respectievelijk ruim 7.000 en ruim 12.000 (Tabel 3.3). Het is opvallend dat in het voorjaar van 2009 een relatief groot aandeel van de zwarte zee-eenden (73%) in de Voordelta verbleef, terwijl dit aandeel in maart en april 2010 minder dan 5% bedroeg. Het ontbreken van een voorjaarspiek in de Voordelta in 2010 zou erop kunnen duiden dat vogels elders in de Nederlandse kustzone een geschikte stop-over plek hebben gevonden. Het is al langer bekend dat de overwinterende zwarte zee-eenden in de Nederlandse en Belgische kustwateren waarschijnlijk tot één overwinteringspopulatie behoren, waarbij uitwisseling tussen de relatief dicht bij elkaar gelegen concentratiegebieden plaatsvindt (Hoekstein et al. 2003). Figuur 3.6 laat zien dat de aantalsontwikkeling in de Belgische kustzone en de Voordelta de afgelopen decennia niet synchroon is verlopen. In jaren met hoge aantallen in de Belgische kustzone verbleven in de Voordelta regelmatig lage aantallen (o.a. 2002) en vice versa (o.a. 2003).

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief 0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000 16.000 18.000 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 België Voordelta

Figuur 3.6 Aantalsontwikkeling van zwarte zee-eenden in de Belgisch kustzone en de Voordelta. Weergegeven is het seizoensmaximum in de periode 1993-2010 (Bron: INBO en Arts 2010)

In de winter van 2008-2009 zijn in het kader van het telprogramma in opdracht van LNV door IMARES drie tellingen uitgevoerd (november en december 2008 en februari 2009). In het seizoen 2009-2010 zijn in hetzelfde telprogramma door IMARES twee tellingen uitgevoerd (december 2009 en februari 2010) waarbij één telling (december 2009) slechts voor 80% kon worden gerealiseerd (mist op de laatste teldag). November is afgevallen vanwege voortdurend te harde wind. Tijdens de december telling werden in de Waddenzee en de Noordzeekustzone 3.562 zwarte zee-eenden geteld (Smit et al. in prep). Tijdens de februari telling werden 9.881 zwarte zee-eenden geteld.

De tellingen uitgevoerd door Rijkswaterstaat, PMR en IMARES zijn methodisch zeer vergelijkbaar. De teldekking per vliegtuig is zodanig dat de grotere groepen worden gevonden en integraal worden geteld. Kleinere groepjes kunnen gemist worden door Rijkswaterstaat en IMARES. In de Voordelta wordt het gehele zeegebied afgezocht door middel van transecten zodat via gestandaardiseerde steekproeven informatie binnenkomt over het voorkomen van kleine groepjes zee-eenden verspreid voorkomend in het zeegebied.

De aantallen zwarte zee-eenden in de kustzone van de Wadden laten een verder doorzettende afnemende trend laten zien (De Jong et al. 2009), net zoals in de andere concentratiegebieden in de Nederlandse kustzone (Figuur 3.8).

Figuur 3.7 laat voor afgelopen winter 2009/2010) zien dat de halverwege de winter de aantallen zwarte zee-eenden in het noordelijke kustgebied toenamen terwijl in de Voordelta de aantallen afnamen.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief 0 2,000 4,000 6,000 8,000 10,000 12,000

Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 mar-09 Apr-09

Waddenkust Voordelta 0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000

nov-09 (V) dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10

Wadden Voordelta

Figuur 3.7 Aantalsverloop van aantal zwarte zee-eenden in de Voordelta en in het waddengebied (Waddenzee en Noordzeekustzone ten noorden van de Waddeneilanden) (bronnen: vliegtuigtellingen PMR-T1, Smit et al. in prep en Arts 2010). (In november 2009 geen telling van de Waddenkust vanwege slecht weer).

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.8 Aantalsverloop van zwarte zee-eenden in de belangrijkste concentratiegebieden in de Nederlandse kustzone. De weergegeven maxima en minima hebben betrekking op seizoensmaxima (voor zover bekend) in de desbetreffende decade. Bronnen: (Leopold et al. 1995; Baptist 2000; Poot et al. 2006; Arts 2010).

De afname van zwarte zee-eenden in de Nederlandse kustzone staat niet op zichzelf. Er lijkt sprake van een verschuiving van het overwinteringsgebied in noordelijke richting. Ook in België en Frankrijk is de afgelopen decennia namelijk sprake van afnemende aantallen in de overwinteringsgebieden (Tabel 3.4). In Engeland zijn de aantallen in de tachtiger jaren sterk afgenomen. De afgelopen tien jaar is hier echter in veel gebieden sprake van een toename. In Duitsland zijn geen aanwijzingen voor een negatieve trend (pers. med. S. Garthe). In sommige delen van het jaar lijkt zowel in de Noordzee als in de Oostzee zelfs sprake van een toename. In Denemarken is het aantal overwinterende zwarte zee-eenden voorheen sterk onderschat (Tabel 3.4). De Deense winterpopulatie wordt tegenwoordig geschat op 700.000. Uitgaande van een stabiele Deense populatie betekent dit dat de totale populatie voor 2004 bijgesteld zou moeten worden naar minimaal meer dan 1.000.000 vogels. De totale populatie

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 3.4 Populatieschatting van het aantal overwinterende zwarte zee-eenden volgens Birdlife (Anonymus 2004), Wetlands International (Delany & Scott 2006) en een update voor de belangrijkste overwinteringsgebieden op basis van al dan niet gepubliceerde telgegevens.

Birdlife (2004) WI (2006) Update (2010)

periode aantal

Alleen

totaal periode aantal België 1995-2000 900-9.600 2006-2010 350-2.500 Denemarken 1999-2000 240.000* 2004-2010 700.000 Estland 1998 50-600 Finland 1999-2001 20-200 Frankrijk 1998-2002 23.000- 45.000 2006-2010 16.000- 27.000 Duitsland 1987-2003 179.000 2002-2006 395.000 Ierland 1994-2000 15.000- 20.000 Italië 2002 150-400 Letland 1992-1994 1.000- 5.000 Litouwen 1992-2002 250-1.000 Nederland 1999-2001 69.000 2006-2010 5.600- 35.000 Noorwegen 1993-1996 2.000- 6.000 Stabiel Polen 1992-1997 20.000- 100.000 Stabiel Portugal 1990-2002 6.000- 27.000 <10.000 Spanje 1990-2001 300- 16.000 Stabiel Zweden 1998-2001 1.000- 5.000 Stabiel Verenigd Koninkrijk 1990-1999 50.000 50.000 Totaal >610.000 1.600.000 ±1.500.000

* de aantallen voor Denemarken zijn in 2004 veel te laag geschat, uitgaande van 700.000 vogels zoals vastgesteld tijdens meer volledige surveys in Deense wateren in de periode na 2004, lag het aantal vogels in 2004 boven de 1.000.000 vogels.

3.3.3 Zee-eenden: dagpatronen en gebiedsgebruik

In de winter van 2009-2010 is gestart met het onderzoek naar dagpatronen en gebiedsgebruik door zwarte zee-eenden. In november, december en januari werden in totaal op vijf dagen gedragsobservaties uitgevoerd. In deze periode verbleef enige tijd een groep zwarte zee-eenden van maximaal 2.000 exemplaren in de Voordelta. Na januari waren de aantallen zee-eenden dusdanig laag (<200) dat geen waarnemingen meer zijn uitgevoerd.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

De observaties werden uitgevoerd vanaf vooraf geselecteerde observatiepunten in het Brouwersdamgebied (het gebied tussen de Brouwersdam en de Bollen van de Ooster grofweg tussen de Kop van Schouwen aan de zuidkant tot aan de vuurtoren van Goeree aan de noordzijde) (Figuur 3.9). De observaties werden vanaf een half uur voor zonsopkomst uitgevoerd. Gedurende de dag werden de verspreiding, de verplaatsingen en het gedrag van zee-eenden nauwkeurig op kaart vastgelegd. De waarnemers stonden middels portofoons en/of GSM met elkaar in contact. Vanaf de verschillende waarneemlocaties werden zo mogelijk kruispeilingen met een kompas verricht om groepen vogels op het water zo nauwkeurig mogelijk te lokaliseren.

Figuur 3.9 Ligging van geschikte waarneemlocaties voor het gedragsonderzoek aan de aanwezige groepen zwarte zee-eenden en de vliegroutes gevlogen op dezelfde dag dat het aanvullend gedragsonderzoek werd uitgevoerd. De tellingen vanuit het vliegtuig dienen om te verifiëren wat het aandeel van de vogels is dat door de waarnemingen vanaf het land werd gedekt.

Tijdens de gedragsobservaties in december 2009 is gebleken dat zwarte zee-eenden die overdag in het Brouwersdamgebied foerageerden vermoedelijk ’s nachts op open zee verblijven. Op twee dagen (11 en 18 december 2009) arriveerden zwarte zee-eenden vanaf een half uur voor zonsopkomst vanuit westelijke en zuidwestelijke richting in het gebied (Figuur 3.10 en 3.11). Overdag foerageerden en rustten de zwarte zee-eenden op verschillende plekken in het Brouwersdamgebied met de grootste concentratie van 2.000 vogels in het centrale deel. In de namiddag en vroege avond zijn geen vliegbewegingen van

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

(tijdens laagwater) op de Bollen van de Ooster. Op 18 december 2009 zijn alleen lokale verplaatsingen van eidereenden binnen het Brouwersdamgebied waargenomen.

In november 2009 en januari 2010 alsmede in het voorjaar van 2010 was het aantal zwarte zee-eenden dusdanig laag dat geen of geen representatieve gedragswaarnemingen konden worden verricht.

Beschrijving van vliegpatronen en gedrag zwarte zee-eenden en eidereenden behorend bij figuur 3.10 en 3.11

Op 11 december 2009 arriveerden vanaf een half uur voor zonsopkomst zwarte zee-eenden in het Brouwersdamgebied. Uit zuidwestelijke richting vlogen groepjes van gemiddeld 30 tot 100 en maximaal 350 vogels vanaf open zee het gebied in. De vogels landden op drie verschillende plekken in het centrale deel van het Brouwersdamgebied. Tot anderhalf uur na zonsopkomst arriveerden ca. 1.400 zwarte zee-eenden in het gebied (waarneming vanaf Renesse). Vanaf het waarneempunt bij de vuurtoren van Haamstede waren vanaf zonsopkomst eveneens vliegbewegingen zichtbaar van zwarte zee-eenden die in noordwestelijke richting naar het Brouwersdamgebied vlogen. De aantallen die bij de vuurtoren van Haamstede werden gezien waren echter aanzienlijk lager dan de aantallen die bij Renesse werden gezien. Dit duidt erop dat een deel van de zwarte zee-eenden die naar het Brouwersdamgebied vlogen ’s nachts op open zee verbleef.

Nadat de zwarte zee-eenden geland waren was het gedrag door de golven op grote afstand moeilijk vast te stellen. Aangezien er wel regelmatig cleptoparasiterende meeuwen temidden van de zwarte zee-eenden werden gezien mag worden aangenomen dat er zeker ook door de zwarte zee-eenden gefoerageerd werd. In de middag nam het aantal lokale verplaatsingen toe (mogelijk als gevolg van tijstroom). Halverwege de middag concentreerden de zwarte zee-eenden zich meer en meer centraal in het Brouwersdamgebied (net buiten het rustgebied). De groep vloog tweemaal in zijn geheel op en bleek uit ca. 2.000 vogels te bestaan. In de namiddag leken de vogels aanstalten te maken voor vertrek, maar dit werd in de waarneemperiode tot drie kwartier na zonsondergang niet vastgesteld.

Eidereenden vlogen vanaf zonsopkomst eveneens vanuit zuidwestelijke richting het gebied binnen. Vergeleken met de aankomst van zwarte zee-eenden ging de aankomst van eidereenden langer door (tot in de middag). Hoewel minder nauwkeurig geteld dan de zwarte zee-eenden, arriveerden minimaal 600 eidereenden vanuit het zuidwesten in het gebied. De eidereenden vlogen allemaal naar de noordoostzijde van het Brouwersdamgebied. Hier bevonden zich later in de middag ca. 680 eidereenden. In de namiddag werd slechts één groep eidereenden waargenomen die het gebied in zuidwestelijke richting verliet (ca. 30 vogels over de Bollen vd Ooster).

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.10 Vliegbewegingen en pleisterlocaties van zwarte zee-eenden en eidereenden op 11 december 2009. Weergegeven zijn de dominante vliegrichtingen en de belangrijkste concentratiegebieden. De vliegbewegingen vanuit zee richting het Brouwersdamgebied werden bij zonsopkomst vastgesteld.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.11 Vliegbewegingen en pleisterlocaties van zwarte zee-eenden en eidereenden op 18 december 2009. Weergegeven zijn de dominante vliegrichtingen en de belangrijkste concentratiegebieden. De vliegbewegingen vanuit zee richting het Brouwersdamgebied werden bij zonsopkomst vastgesteld.

Bovenstaande waarnemingen wijzen er op dat ’s nachts zee-eenden zich anders verspreiden dan overdag. Dit is van belang in verband met het leggen van een relatie tussen potentieel voedsel en de aantallen en verspreiding van zee-eenden zoals die overdag worden vastgelegd. Gepland onderzoek met radar is helaas nog niet uitgevoerd omdat door de aanwezigheid van relatief lage aantallen zee-eenden de kans van slagen van een nachtelijke actie met radar beperkt is. We hebben besloten te wachten tot er weer een substantiële groep van 3.000 vogels of meer in het gebied aanwezig zijn.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

3.3.4 Zee-eenden: dieet-onderzoek

Deze module is gestart in november 2009. Er is een vrijwilligersnetwerk opgezet met medewerking van instanties zoals Rijkswaterstaat voor het zoeken en verzamelen van dood aangespoelde vogels.

In de winter van 2009-2010 zijn 11 zwarte zee-eenden verzameld langs de Nederlandse kust, waarvan twee in de Voordelta, maar vooral bij Ameland waar de hoofdmacht van de eenden zat. Deze vogels zijn inmiddels gesneden; maag/darminhoud is verzameld. Volledige analyse van de voedselresten volgt nog, maar uit een eerste scan is duidelijk dat Ensis verreweg de belangrijkste voedselbron is geweest. Een tweede, zeer opmerkelijke bevinding is dat 8 van de 11 eenden een zware infectie hadden met een schimmel, vermoedelijk Aspergillosis. Er vindt nader onderzoek plaats met hulp van de veterinair pathologen van de RU Utrecht hierover.

De twee eenden uit de Voordelta waren een volwassen mannetje op 11 december 2009 langs de Brouwersdam en een onvolwassen wijfje op 13 februari, eveneens langs de Brouwersdam. Geen van deze twee vogels had last van Aspergillosis. Het mannetje was vermoedelijk tijdens het foerageren onder water vast komen te zitten (in een net mag men aannemen) en verdronken. Aan de linkervleugel waren slagpennen 7-9 beschadigd (tijdens het uithalen van het net?); de vogel was verder in uitstekende lichamelijke conditie (dikke vetlaag, bolle vliegspieren) en had maag en slokdarm vol Ensis fragmenten. In de slokdarm troffen we zelfs een compleet doublet van Ensis aan (Figuur 3.12). Alle gegeten Ensis was circa 5-6 cm lang, wat overeenkomt met de aangetroffen dieren in situ op de zeebodem (onderwater camerabeelden; zie ook Figuur 3.13 en uitleg hieronder). Dit beeld wordt nog bevestigd door de vondst van een zwarte zee-eend op het strand van Noordwijk op 2 januari 2010, op het moment dat ter plaatse een bank jonge Ensis aanwezig was. Deze eend was ook in uitstekende lichamelijke conditie op het moment van haar (vermoedelijke verdrinkings)dood en had de maag vol Ensis fragmenten die qua maat overeenkwamen met de maten van de Ensis ter plaatse voor de kust (Leopold et al. 2010).

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.12 Een compleet doublet en minimaal twee in stukken gebroken schelpen van Ensis directus uit de slokdarm van een volwassen man zwarte zee-eend, gevonden op 11 december 2010 langs de Brouwersdam.

Het onvolwassen wijfje van de Brouwersdam was in slechte conditie (nauwelijks vet, ingevallen borstspieren) en had wellicht aan het eind van haar leven een a-typisch dieet, bestaande uit forse (ca 10 cm lange) Ensis, een strandkrab en –meest opmerkelijk- zeker een tiental forse zagers (Nereis virens), waarvan de kaken nog in de maag werden teruggevonden. Grote Ensis, en wellicht ook Nereis, zijn prooien die men eerder bij eiders dan bij zwarte zee-eenden in de Voordelta zou mogen verwachten (Leopold et al. 2008). IMARES heeft in het voorjaar van 2010 een project naar verstoring van roodkeelduikers in de Voordelta uitgevoerd, waardoor in april aanvullend een grotere zoekinspanning gedaan kon worden, maar dit heeft niet geleid tot extra gevonden dode zee-eenden

In aanvulling op het onderzoek naar gebiedsgebruik en dieet van zwarte zee-eenden zijn in januari 2010 in het Brouwersdamgebied op de belangrijkste foerageerlocaties van eidereend en zwarte zee-eend onderwater opnamen gemaakt van de zeebodem (Figuur 3.13 en 3.14). Op de plek waar deze winter regelmatig (ca. 2.000) zwarte zee-eenden foerageerden bleken hoge dichtheden jonge mesheften(Ensis) zichtbaar. De dichtheid werd geschat op 500-2.000 mesheften per vierkante meter (Lengkeek et al. 2010). Op de plek waar regelmatig eidereenden foerageerden bleek een omvangrijke mosselbank aanwezig te zijn met een dichtheid van ca. 3.500 mosselen per vierkante meter. Op de videobeelden waren hier naast de mosselbank ook relatief hoge dichtheden volwassen mesheftenzichtbaar (ca. 60 grote mesheften per vierkante meter). Andere organismen die daar goed zichtbaar waren zijn hydroidpoliepen, zeesterren en slangsterren.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 3.13 Monsterlocaties (stippen) waar in januari 2010 met behulp van een onderwatercamera opnamen zijn gemaakt van de bodem. De rode monsterlocaties corresponderen met locaties waar zwarte zee-eenden in de winter van 2009-2010 regelmatig foerageerden. Op de groene monsterlocaties foerageerden regelmatig eidereenden.

Figuur 3.14 Apparatuur van bemonstering met onderwatercamera van de zeebodem op foerageerlocaties van zwarte zee-eenden.

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

laagwater uitgevoerd, waarbij zowel het plaatgebruik als informatie over het gedrag in het open zeegebied vastgelegd wordt. Met name de aanwezigheid en verspreiding van sterns op platen is sterk aan het getij gerelateerd (omdat een deel van de platen in de Voordelta alleen bij laag water beschikbaar is), maar ook het foerageergedrag.

Tijdens het zomerhalfjaar wanneer sterns in het gebied aanwezig zijn, is het gebiedsgebruik binnen de Voordelta vastgelegd, met speciale nadruk op het rusten op de platen in verband met de maatregelen voor de natuurcompensatie. In de verspreidingskaarten wordt daarom onderscheid gemaakt tussen vogels geassocieerd aan de platen. Platen betreffen ‘zandlichamen’ die geen verbinding hebben met de kust en het betreft hier zowel vogels rustend op de platen als vogels foeragerend in de waterlijn of de ondieptes geassocieerd aan de de platen. Daarnaast worden apart ook de vogels geassocieerd aan de kust, foeragerend achter schepen of op open zee weergegeven. De kustgeassocieerde vogels betreft hier in de meeste gevallen vogels die in de waterlijn van de kust of voor de Haringvlietsluizen foerageren (met name visdieven). Hoe groot het deel is van deze vogels dat broedvogels betreft uit de kolonies in het Haringvliet is doel van het onderzoek, waarbij met name het zenderwerk een belangrijke rol speelt (zie verder).

Voor beide soorten sterns is allereerst een cumulatief verspreidingsbeeld gegeneerd van het voorkomen in de twee meest recente onderzoeksseizoenen van de T1, het zomerhalfjaar 2010 en 2009 (grote stern Figuur 3.15 en visdief Figuur 3.16). Vervolgens zijn voor beide soorten sterns de beide seizoenen in de T1 cumulatief bij elkaar genomen om een vergelijking te maken met het cumulatief verspreidingspatroon in de T0 (waarbij eveneens de twee seizoenen zomerhalfjaar 2005 en 2006 bij elkaar zijn genomen, grote stern Figuur 3.17 en visdief Figuur 3.18). In deze fase van het onderzoek zijn nog geen uitgebreide ‘distance analyses’ uitgevoerd waarbij voor detectiecorrectie een gewogen dichtheid berekend kan worden voor het open zeegebied. In de T0 werd het open zeegebied gemonitord door middel van acht transecten. In de T1 gebeurt dit met vier transecten. Voor deze rapportage worden alleen de basistelgegevens van de T1 en T0 met elkaar vergeleken. Hiertoe zijn voor de vergelijkbaarheid alleen de vier transecten van de T0 gebruikt die ruimtelijk het meest overeenkomen met de vier van T1. In de T1 is de transectmethode verder verbeterd door het aantal waarneembanden uit te breiden.

Het merendeel van de grote concentraties in het verspreidingsbeeld van de grote stern (Figuur 3.15) betreft rustende sterns op platen. Interessant hierbij is het om te wijzen op het gebruik van de zandeilanden van de toekomstige Tweede Maasvlakte die direct in april 2009 door met name grote sterns werden ontdekt. Deze platen waren ook tijdens hoogwater