• No results found

PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta - deel B : Jaarrapport 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta - deel B : Jaarrapport 2010"

Copied!
358
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarrapport 2010 PMR

monitoring Natuurcomensatie

Voordelta

(2)
(3)

Jaarrapport 2010 PMR monitoring

Natuurcompensatie Voordelta

Deel B

(4)
(5)
(6)
(7)

VOORWOORD

Deel B van het Jaarrapport 2010 PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta bevat de rapportages van de vijf onderzoekspercelen: bodemdieren, vis, vogels, abiotiek en gebruik. Hierin wordt verslag gedaan van onderzoek dat in 2010 is uitgevoerd. Daarnaast worden resultaten gerapporteerd van onderzoek uit 2009 die pas in 2010 beschikbaar zijn gekomen.

Deel A van dit rapport doet verslag van de integratie van de resultaten van alle onderzoekspercelen

(8)
(9)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Inhoud

1 Perceel Benthos 1

1.1 INLEIDING 1

1.2 METHODEN 2

1.2.1 Opzet van het onderzoek 2

1.2.2 Meetmethoden 2 1.2.3 Onderzoeksgebied 7 1.2.4 Monsterperiode 8 1.2.5 Analyses 9 1.3 RESULTATEN 14 1.3.1 Survey 2009 14 1.3.2 Trendanalyse 47 1.4 DISCUSSIE 57 1.4.1 Bodemdiergemeenschappen 57

1.4.2 Voedsel voor vogels 57

1.4.3 Soortenrijkdom 58 1.4.4 Analysemethodiek 61 1.5 REFERENTIES 65 2 Perceel Vis 67 2.1 INLEIDING 67 2.2 METHODEN 68 2.2.1 Visbemonstering 68 2.2.2 Maagbemonstering 69 2.2.3 Biologische data 69 2.2.4 Conditie 70 2.2.5 Groei en overleving 70 2.2.6 Bemonsteringsgebied 70

2.2.7 Metingen in lange termijn perspectief 72

2.3 SURVEYS 2010 74 2.4 RESULTATEN 75 2.4.1 Abiotische gegevens 75 2.4.2 Verspreiding 76 2.4.3 Lengte-frequentieverdelingen 95 2.4.4 Conditie 115

2.4.5 Metingen in lange termijn perspectief 117

2.4.6 Dieet 118

2.5 VERGELIJKING T0 EN T1 (en T2) METINGEN 122

2.5.1 Aanpak 1: Schattingen van dichtheden per soort per gebied per jaar 123 2.5.2 Aanpak 2: Veranderingen in gepaarde waarnemingen per gebied 128 2.5.3 Resultaten aanpak 1: Schattingen van dichtheden per soort per gebied per jaar

129 2.5.4 Resultaten Aanpak 2: Veranderingen in gepaarde waarnemingen per gebied

135

2.6 DE MONITORING IN 2011 - 2013 143

(10)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

3 Perceel Vogels 145

3.1 INLEIDING 145

3.2 METHODEN 148

3.2.1 Zee-eenden: vliegtuigtellingen Voordelta 148

3.2.2 Zee-eenden: vliegtuigtellingen Waddenkust 148

3.2.3 Zee-eenden: dagpatronen en gebiedsgebruik 149

3.2.4 Zee-eenden: dieet-onderzoek 149

3.2.5 Sterns: vliegtuigtellingen Voordelta 150

3.2.6 Sterns: broedecologie 151

3.2.7 Sterns: dieet en foerageergedrag 153

3.2.8 Sterns: gebiedsgebruik en gedrag juveniele sterns 154 3.2.9 Sterns: gebiedsgebruik en bepaling foerageergedrag met behulp van

gezenderde vogels 154

3.3 RESULTATEN 156

3.3.1 Zee-eenden: vliegtuigtellingen Voordelta 156

3.3.2 Zee-eenden: vliegtuigtellingen Waddenkust 160

3.3.3 Zee-eenden: dagpatronen en gebiedsgebruik 165

3.3.4 Zee-eenden: dieet-onderzoek 170

3.3.5 Sterns: vliegtuigtellingen Voordelta 172

3.3.6 Sterns: broedecologie 181

3.3.7 Sterns: voedselecologie 194

3.3.8 Sterns: gebiedsgebruik en bepaling foerageergedrag met behulp van

gezenderde vogels 205

3.3.9 Sterns: Sterns: gebiedsgebruik en gedrag juveniele sterns 223

3.4 VOORLOPIGE CONCLUSIES 224

3.5 REFERENTIES 226

4 Perceel Abiotiek 229

4.1 INLEIDING 229

4.2 MODELOPZET 229

4.2.1 Overzicht gebruikte gegevens 229

4.2.2 Opzet modelsimulaties 230

4.2.3 Overzicht van extreme condities 238

4.3 RESULTATEN JUNI 2005 – MEI 2009 239

4.4 CONCLUSIES 265

4.5 REFERENTIES 266

5 Perceel Gebruiksfuncties 267

5.1 INLEIDING 267

5.1.1 Doelstelling perceel gebruik 267

5.1.2 Opzet onderzoek perceel gebruik 267

5.1.3 Leeswijzer 269

5.2 METHODEN 270

5.2.1 Projectplanning 270

(11)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

5.3.2 Visserij – bodemberoerende visserij (A) 287

5.3.3 Visserij - visserij met vaste vistuigen (B) 293

5.3.4 Visserij - schelpdiervisserij (C1) 295

5.3.5 Visserij – sportvisserij (C2) 301

5.3.6 Waterrecreatie – algemeen 302

5.3.7 Waterrecreatie – gemotoriseerde waterrecreatie (D1) 305

5.3.8 Waterrecreatie – surfen (D2) 306

5.3.9 Waterrecreatie – plaatbezoek (D6) 308

5.3.10 Waterrecreatie – overig (D3, D4, D5) 309

5.3.11 Scheepvaart – overig (E1) 311

5.3.12 Kleine luchtvaart (F1) 314

5.3.13 Militaire activiteiten (G) 315

5.3.14 Delfstoffen (H) 316

5.3.15 Calamiteiten en incidenten 317

5.4 EVALUATIE MEETMETHODEN 320

5.4.1 Foto-afstandsbepaling bij landwaarnemingen 320

5.4.2 Statistiek 322

5.4.3 Doorgevoerde wijzigingen in het meetprogramma 322

5.5 PLANNING 323

5.5.1 Tot nu toe 323

5.5.2 Toekomst 323

5.6 REFERENTIES 324

Bijlage(n)

A Opzet nulmetingen bodemdieren (Asjes et al., 2004; Craeymeersch et al., 2005;

Escaravage et al., 2008) A-1

B Gebruikte conversiefactoren voor berekenen van asvrijdrooggewicht (AFDW) (data

bodemschaaf). (HbR 2009: monitoring in opdracht van Havenbedrijf Rotterdam in 2009; FW_AFDW: ratio versgewicht: asvrij drooggewicht; zie Craeymeersch & Escaravage

2010 ) B-1

C Bodemdierensoorten verantwoordelijk voor het onderscheiden van de studiegebieden

op basis van de gegevens uit de box-corer monitoring tijdens de vier

bemonsteringscampagnes (data box-corer). C-1

D Treklijst 2010 D-1

(12)
(13)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

1

Perceel Benthos

Auteurs: J.A. Craeymeersch (IMARES) en V. Escaravage (NIOO)

1.1 INLEIDING

Primair doel van het Perceel Benthos is het volgen van de bodemdierenbiomassa in het bodembeschermingsgebied. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de omvang van het bodembeschermingsgebied was dat door het beperken van bodem beroerende activiteiten in het gebied per oppervlakte-eenheid een winst in biomassa van bodemfauna (voedsel voor vissen en vogels) van ca. 10% te bereiken is. Om te kunnen nagaan of veranderingen het gevolg zijn van de instelling van het bodembeschermingsgebied, moeten trends vergeleken worden met referentiegebieden. De karakteristieken m.b.t. structuur en functie van de bodemdiergemeenschappen hangen af van de abiotische omstandigheden, die jaarlijks kunnen veranderen maar mogelijk deels veranderen door de aanleg van het bodembeschermingsgebied. Voor de interpretatie van gevonden trends is kennis van de abiotische kenmerken daarom onontbeerlijk.

Verder zijn bodemdieren een belangrijke voedselbron voor vissen en vogels. Kennis over de ontwikkeling van de bodemfauna is nodig om vragen over veranderingen van voedselbeschikbaarheid te kunnen beantwoorden.

Het tijdschema voor het perceel Benthos uit het Plan van Aanpak PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta (Holzhauer, 2009) is als volgt:

Activiteit 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Integratie PVA x Q-rapportage x x x x x x x x x x x x x Jaarrapportage x x x x x Integratiemoment x x x x x x x x x Interim rap. x x x Eindrapport x x x Bodemdieren Survey Voorbereiding x x x x x Survey x x x x x x x x x x Analyse bodemmonsters x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x Sediment x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x Development x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x Rapportage PVA Q-rapportage x x x x x x x x x x x x x x x Jaarrapportage x x x x x x x Interim rapportage x x x Eindrapportage x x x

Plan van aanpak Integrale rapportage Q-rapportage x Globale voortang binnen de percelen Jaarrapportage x Cumulatieve resultaten van de afgelopen jaren Integratie moment Integratie en afstemming

Interimrapportage Integrale rapportage Eindrapportage Integrale rapportage

2013

(14)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

1.2 METHODEN

1.2.1 Opzet van het onderzoek

Wat wordt gemeten

Voor het beantwoorden van de evaluatievragen worden voor bodemdieren verschillende grootheden van de bodemfauna bepaald en worden abiotische variabelen op de meetlocatie gemeten met behulp van een box-corer en een bodemschaaf.

Bodemdieren

Met behulp van een box-corer wordt de bodem bemonsterd op bodemdieren waarbij de volgende grootheden op het lab bepaald worden: soortensamenstelling, verspreiding van soorten en soortsgroepen, totale dichtheid, totale biomassa en de aanwezigheid en verspreiding van specifieke soorten.

Bemonstering met de bodemschaaf richt zich op de epifauna en op specifieke informatie over schelpdieren als voedsel voor zee-eenden zoals dichtheid, biomassa, verspreiding en grootteklasse. De bodemschaaf levert ook data over aantallen zandspiering op die samen met data van perceel Vis voor perceel Vogels gebruikt kunnen worden.

Abiotische variabelen

Op iedere monsterlocatie worden tijdens de bemonstering met de box-corer ook enkele fysische kenmerken van de meetlocatie gemeten. Met een CTD worden watertemperatuur en saliniteit bepaald. Het doorzicht wordt bepaald met een Secchi-schijf. Van het sediment aanwezig in de box-corer worden de karakteristieken beschreven in het monsterformulier. Daarnaast wordt ook een sedimentmonster genomen voor latere analyse op het lab.

1.2.2 Meetmethoden

Alle meetlocaties worden bemonsterd met een box-corer en met een bodemschaaf. Bemonsteringen gebeuren met de Luctor, het onderzoeksschip van KNAW-NIOO, volgens het schema in Figuur 1.1.

x

Projected Sampling point boxcorer Dredge haul

x

x

Projected Sampling point boxcorer Dredge haul

(15)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Box-corer

De bodemdiersoorten aanwezig in de bovenste laag van het sediment die achterblijven op een zeef met een maaswijdte van 1 mm worden bemonsterd volgens de standaard methoden in gebruik bij de Monitor Taakgroep van het NIOO die ook gebruikt zijn tijdens de nulmetingen (kwaliteitsmanagement NEN-ISO 9001:2008). Met behulp van een box-corer (Figuur 1.2) worden monsters met een oppervlak van ca. 0,078 m2 en een diepte van 20 cm van de bodem genomen. De inhoud wordt op het dek over een zeef met een maaswijdte van 1 mm gespoeld, en gefixeerd in pH-geneutraliseerde formaldehyde.

Figuur 1.2 Box-corer in staat van paraatheid voor de bemonstering.

Determinatie en bepaling van dichtheid

De determinatie van de soorten in de monsters vindt plaats in het laboratorium. Hier worden alle monsters gespoeld op een zeef met een maaswijdte van 0,5 mm en gekleurd met bengaals roze. Het uitzoeken van de monsters gebeurt volgens dezelfde standaardprocedures als gebruikt voor de nulmetingen. Met uitzondering van de Oligochaeta, Actiniaria en Nemertea worden alle dieren, zo mogelijk, tot op de soort gedetermineerd en wordt hun aantal bepaald.

Tijdens het uitzoekwerk worden de individuen van elke soort onderverdeeld in juvenielen en volwassenen om een consistente schatting van de r/K ratio (als maat voor bodemberoering) mogelijk te maken (zie Rijkswaterstaat, 2007).

Biomassabepaling

De biomassa wordt bepaald op één van de volgende manieren:

Door gebruik te maken van lengte-gewicht relaties (W=a*Lb met W=ADW in mg en L=lengte in mm). Per campagne worden alle dieren waarvan de lengte wordt gemeten (schelpen, krabben, garnalen, zee-egels en zeesterren), verast totdat er voldoende metingen zijn om een betrouwbare regressielijn te kunnen maken. Standaard zijn dit minimaal 45 metingen, zoveel mogelijk verdeeld over de gehele lengte range. Kleine dieren worden met grotere aantallen tegelijk verast. Dit wordt als één meting beschouwd. Als er eenmaal voldoende metingen zijn om een regressielijn te kunnen berekenen,

(16)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

worden de verder gevonden dieren niet meer verast maar wordt de biomassa middels de lengte/gewicht regressie berekend.

Door het converteren van natgewicht in ADW. Natgewichten worden bepaald met een Sartorius balans tot op 0,1 mg nauwkeurig. Voor de omrekening van natgewicht naar asvrijdrooggewicht is gebruik gemaakt van conversiefactoren die werden bepaald tijdens eerdere monitoring-campagnes. Enkel wanneer er geen goede conversiefactor voor een bepaalde soort in een bepaald seizoen is, worden dieren van die soort verast zodat een conversiefactor berekend kan worden.

Door het direct bepalen van het asvrijdrooggewicht (ADW).

Door het toekennen van een biomassa (in enkele gevallen waarbij lengte noch natgewicht bepaald is).

De voorkeur voor het gebruik van deze vier mogelijkheden loopt van de eerste naar de laatste: wanneer de eerste mogelijkheid niet kan worden toegepast, wordt gekeken of de volgende toegepast kan worden. Als vangnet is de laatste methode, maar daarvan is de betrouwbaarheid zo laag dat geprobeerd wordt dit te voorkomen. In de praktijk wordt de laatste methode niet of slechts enkele keren gebruikt.

Verassen gebeurt als volgt: minimaal 2 dagen drogen bij 80° C, en nadien verassen gedurende 2 uur bij 560- 580° C. Het asvrijdrooggewicht (ADW) is het verschil tussen het gewicht vóór en het gewicht na verassen.

Voor de exemplaren die gebruikt worden bij de berekening van de lengte-gewichtregressies en de conversiefactoren, zal de direct bepaalde biomassa gebruikt worden bij de biomassaberekeningen. Het bepalen van de asvrijdrooggewichten (rechtstreeks of via regressie/conversie) is geheel geautomatiseerd.

Bodemschaaf

Voor een goede beschrijving van de epifauna en lokale dichtheden van schelpdieren die een belangrijke voedselbron (kunnen) zijn voor vissen en schelpdieren worden op alle 411 locaties ook monsters met een bodemschaaf genomen (Figuur 1.3). De schaaf geeft t.o.v. de box-corer extra informatie over epifauna en zeldzamere (en veelal grotere) infauna-soorten. De gebruikte schaaf is in principe dezelfde als gebruikt tijdens de nulmetingen. Wel is de configuratie op een aantal punten gewijzigd om een betere werking te krijgen. De plaat bedoeld voor het creëren van neerwaartse druk is vervangen door een extra gewicht van 280 kg, waardoor er een beter bodemcontact is. De bodemschaaf vist over een afstand van ca. 150 m, met een mesbreedte van 0,1m waardoor de bovenste 7 cm van het sediment bemonsterd wordt over een oppervlakte van ca. 15 m2 . Hierbij wordt 3,5 maal de diepte aan vislijn gevierd om er zeker van te zijn dat de bodemschaaf goed op de bodem blijft. De beviste afstand wordt bepaald door een elektronische teller die verbonden is aan een meetwiel dat over de bodem gaat. Deze elektronische teller telt het aantal omwentelingen van het wiel. Hierbij komt één omwenteling overeen met 1,5 meter.

De monsters genomen met de bodemschaaf worden gezeefd over een 5 mm zeef (de kooi van de bodemschaaf is voorzien van gaas met een maaswijdte van 5 mm). Alle levende dieren worden aan boord geïdentificeerd tot soort (indien mogelijk), en het versgewicht (inclusief schelp) bepaald. Kokkels (Cerastoderma edule) worden gesorteerd op leeftijd (0+, 1+, 2+, >2+). Nonnetjes (Macoma balthica) worden gesorteerd op afmeting (<5mm, 5-10mm, >10mm). Strandschelpen

(17)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

In het laboratorium of, vanaf 2010, direct aan boord worden de individuele lengtes bepaald met een digitale schuifmaat. Leeftijden van schelpdieren worden bepaald aan de hand van groeiringen of, indirect, uit lengte-frequentieverdelingen. Daardoor is achteraf voor alle schelpdieren een indeling in lengteklassen mogelijk. De in het veld gemaakte indeling maakt aansluiting bij andere programma’s (met name de WOT-survey) mogelijk.

Voor 2 taxa wordt geen biomassa bepaald: de otterschelp (Lutraria lutraria) en de grote strandschelp (Mactra stultorum). De voornaamste reden is dat er enkel kapotte exemplaren gevonden worden (en er dus geen versgewicht bepaald kan worden).

Figuur 1.3 De bodemschaaf tijdens het vieren naar de zeebodem.

De met de bodemschaaf bemonsterde oppervlakte is afhankelijk van de breedte van de schaaf (10cm) en de treklengte. De treklengte wordt op twee manieren berekend:

1) Uitgaande van de registraties van het aantal pulsen van het telwiel (omtrek van wiel inclusief tanden = 1.5m), dus anderhalf maal het aantal pulsen

2) Uitgaande van de positie van de GPS-antenne op het schip (DGPS) en tijdstippen van start en einde van vieren en halen. De afgelegde route en deze punten zijn vastgelegd in het navigatieprogramma MaxSea. De afstand tussen start en einde vieren, einde vieren en start halen, en start halen en einde halen is handmatig bepaald in het

navigatieprogramma.

Bij de tweede methode is de afstand als volgt gecorrigeerd:

1) Tijdens het vieren is de bodemschaaf 60% van de afgelegde weg op de bodem 2) Tijdens het halen is de bodemschaaf 40% van de afgelegde weg op de bodem 3) Het effectieve bodemcontact is 79.4% van de afgelegde weg op de bodem

De percentages zijn gebaseerd op bemonsteringen in de Nederlandse kustzone in opdracht van het Havenbedrijf Rotterdam waarbij de schaaf uitgerust was met een Aquadopp stroommeter (Craeymeersch and Escaravage, 2010). Daardoor was het mogelijk om voor iedere trek de momenten van bodemcontact te bepalen. De voor dit project gebruikte percentages zijn de gemiddelde waardes. Optuiging van de bodemschaaf met een stroommeter is binnen het beschikbare budget niet mogelijk.

(18)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

een aantal maal bleek het aantal omwentelingen nul. Dat laatste was met name het geval bij slibrijke bodems in het mondingsgebied van het Haringvliet, ten oosten van de Hinderplaat. Eenmaal waren er ook geen MaxSea-registraties.

De reden voor het feit dat de richtingscoëfficiënt en intercept van de regressie tussen beide methodieken afwijkt van respectievelijk 1 en 0, ligt ons inziens in het gebruik van gemiddelde percentages. Eenzelfde verschil wordt namelijk gevonden bij gebruik van gemiddelde percentages op de originele data van Craeymeersch & Escaravage (2010) (Figuur 1.5).

y = 0.8023x + 43.716 R2= 0.5087 0 50 100 150 200 250 0 100 200 300 400 500 b o d e m c o n ta c t (d M S _ d K _ C f) treklengte_wiel PMR NCV 2009

tev eel omwentelingen

MaxSea-regi stratie onvolledig

zachte bodem, (prak tisc h) geen omwentelingen

Figuur 1.4 Treklengte van bodemcontact bepaald volgens methodiek 2 (bodemcontact dMS_dk_Cf) en methodiek 1 (treklengte_wiel). y = 1.0192x + 3.6825 R2= 0.6668 y = 0.7694x + 47.223 R2= 0.5088 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 100 150 200 250 T re k le n g te b o d e m c o n ta c t g e c o rr ig e e rd (m ) Treklengte wiel (TL_WL) (m)

HbR 2009

Figuur 1.5 Treklengte van effectief bodemcontact tegenover treklengte bepaald op basis van het aantal

(19)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Abiotische variabelen

Voor de analyse van sedimentkarakteristieken werden uit iedere box-corer drie deelmonsters van 1 cm doorsnede en 5 cm diep genomen en samengevoegd tot één monster. Het monster werd diepgevroren bewaard tot nadere analyse met een Malvern particle size analyzer. De saliniteit (via conductiviteit), temperatuur en waterdiepte werd bepaald met een Hydrolab CTD, doorzicht werd bepaald met een Secchischijf. Metingen met de Secchischijf werden aan boord vastgelegd op het monsterformulier, samen met de diepte, coördinaten en tijdstip van bemonstering.

1.2.3 Onderzoeksgebied

Om de effecten van de beperking van de bodemberoerende visserij op de bodemfauna te bestuderen, zijn onderzoeksgebieden nodig die wel en niet bevist worden. Het onderzoeksgebied bestaat uit het bodembeschermingsgebied en drie referentiegebieden.

Bodembeschermingsgebied

Het hele bodembeschermingsgebied zoals uiteindelijk vastgelegd, maakt deel uit van het onderzoeksgebied. In het referentiegebied zijn drie geomorfologische gebieden te onderscheiden (zie bijlage 1): Haringvlietmonding (verder als BB_mond aangeduid), open wateren Voordelta (BB_zrb) en ondiepe zandbanken (BB_zra) (Figuur 1.6).

Referentiegebieden

Om na te gaan of de verbetering van de bodemfauna al dan niet het gevolg is van het weren van bepaalde bodem beroerende vormen van visserij wordt de ontwikkeling in de bodemfauna ook gevolgd in referentiegebieden. Het is bekend dat bodem beroerende visserij een negatief effect heeft op de biomassa van bodemdieren. Het effect hangt mede af van de visserijintensiteit.

Figuur 1.6 Gemeenschappen onderscheiden door Craeymeersch et al (1990), op basis waarvan drie

geomorfologische gebieden in het bodembeschermingsgebied onderscheiden zijn (Asjes et al 2004): Haringvlietmonding, open wateren Voordelta en ondiepe zandbanken.

(20)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

De visserij-intensiteit in de Voordelta is echter niet op alle locaties gelijk, in het verleden niet en ook in de toekomst niet. Bovendien is een intensivering van bepaalde vormen van visserij in gebieden in de omgeving van het bodembeschermingsgebied niet uitgesloten. Er is daarom gekozen voor meerdere referentiegebieden, gelegen in gebieden met een verschillende bodemdiersamenstelling en een verschillende visserij-intensiteit, waarbij drie vormen van visserij (boomkorvisserij op platvis, bordenvisserij op platvis en visserij op garnalen) worden onderscheiden. Zowel de bodemdiersamenstelling als de visserij-intensiteit zijn waarschijnlijk gerelateerd aan dezelfde omgevingsvariabelen welke naar verwachting zelf maar beperkte jaarlijkse variaties kennen.

Als referentiegebied is het zuidelijk referentiegebied van de nulmeting (RefZuid), gelegen ten noordwesten van Walcheren, gekozen en aangevuld met 30 nieuwe referentiegebieden van 1 km2 gelegen aan de westrand van het bodembeschermingsgebied binnen het toenmalige zoekgebied voor het bodembeschermingsgebied (RefWest). Dit referentiegebied is met name gekozen in functie van de visserij-intensiteit van de hierboven genoemde vormen van visserij (Rijnsdorp et al., 2006) en de kennis over bodemdiergemeenschappen (Craeymeersch et al., 1990). Het noordelijk deel van RefWest behoort tot de open wateren in de Voordelta (RefWest_zrb), het zuidelijke deel tot de ondiepe zandbanken (RefWest_zra).

Voorts werd ook de zuidelijke rand van het zoekgebied verder bemonsterd, waardoor er ten zuiden van het bodembeschermingsgebied nog een extra referentiegebied (RefZRand) bijgekomen is. Daardoor liggen de referentiegebieden nabij het bodembeschermingsgebied en is voor alle referentiegebieden ook over dezelfde periode kennis van de bodemfauna, vanaf de start van de nulmetingen. Omdat ter hoogte van de Zeehondenplaat en Petroleumbol (buitendelta Oosterschelde) tijdens de nulmetingen zwarte zee-eenden waargenomen zijn, is het referentiegebied RefZRand iets verder uitgebreid zodat er voor dit gebied ook een link tussen schelpdieren en zee-eenden mogelijk is.

Meetlocaties

Alle 171 locaties die bemonsterd zijn tijdens de nulmetingen in het toenmalige zoekgebied voor het bodembeschermingsgebied en die nu ook daadwerkelijk in het bodembeschermingsgebied vallen, werden herbemonsterd (zie voor achtergrond bij opzet van To-metingen o.a. Asjes et al.,

2004 en Rijkswaterstaat, 2007, samengevat in Bijlage 1). In de 30 referentiegebieden van RefWest werden 5 locaties per gebied bemonsterd om een goedbeeld te krijgen van de fauna per gebied. In de referentiegebieden RefZuid en RefZRand werden dezelfde locaties, respectievelijk 78 en 10, bemonsterd als tijdens de nulmetingen in 2004-2005. In het extra gebied van RefZRand (Zeehondenplaat en Petroleumbol) werden in totaal 2 extra locaties bemonsterd omdat in deze gebieden tijdens de nulmetingen hoge aantallen zwarte zee-eenden waargenomen zijn. In totaal werden 411 locaties bemonsterd (Figuur 1.7).

1.2.4 Monsterperiode

Zoals dat ook tijdens de nulmetingen het geval was vond de monstercampagne in het najaar plaats. De bemonstering zal jaarlijks herhaald worden over de periode 2009-2013. De verwerking en analyse van de monsters uit 2013 zal gezien de contracttermijn niet volledig worden

(21)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

dagen) wegens slechte weersomstandigheden – teveel wind en/of te hoge golven (>1.5m) – was groter dan gepland. Uitgaande van de KNMI-gegevens voor september was geschat dat er 30% van de dagen niet gemonsterd zou kunnen worden. In de praktijk is dat 39% geweest. Anderzijds was het aantal monsters dat per gewone vaardag (waarop de hele dag gewerkt kon worden) genomen werd veelal hoger dan gepland (20 i.p.v. 16 per dag), omdat er op die dagen (20 in totaal) extra lang doorgewerkt werd. Derhalve is de algehele realisatie conform de planning geweest.

In verband met het leggen van een elektriciteitskabel (BritNed project) in het noorden van het onderzoeksgebied, hebben 4 locaties gelegen in RefWest een andere positie gekregen dan gepland, 8 tot 160 m verwijderd van de oorspronkelijk geplande positie: i.p.v. in het kabeltraject, net buiten het kabeltraject. Het gaat om locaties die niet eerder (tijdens de nulmetingen) bemonsterd zijn waardoor geen effect van deze aanpassing op het monitoringsprogramma verwacht wordt.

Na drie monstercampagnes (2004, 2005, 2007) voor de nulmetingen, verlopen de werkzaamheden aan boord met de box-corer en de bodemschaaf geroutineerd waardoor er tijdens de uitvoering geen noemenswaardige problemen ondervonden werden. Er zijn wel aanpassingen nodig geweest voor het faciliteren (veiliger maken) van de manoeuvres met de bodemschaaf bij golfhoogtes groter dan 1,2 meter. De gecombineerde uitvoering van de CTD- en Secchi-bepalingen, die bij de nulmetingen niet plaatsvonden, kon ook zonder probleem worden uitgevoerd. De CTD-meting die tot de basiswerkzaamheden aan boord van de Luctor behoort, was onder de verantwoordelijkheid van de bootbemanning (van het manoeuvreren van de CTD tot de aflevering van de resultaten in digitale vorm). De Secchibepaling werd uitgevoerd door de Monitor Taakgroep medewerkers volgens gestandaardiseerde procedures opgenomen in het monsterboek.

Inventarisatie 2010

Net als in 2009 kon de bemonstering afgerond worden in 23 vaardagen tussen 01 september en 09 november met ca 30% van de geplande vaardagen waar niet gewerkt kon worden i.v.m. slechte weersomstandigheden (Tabel 1.2). Met gemiddeld 18 monsters per dag was de productie conform de offerte.

Twaalf van de 411 monsterpunten moesten met meer dan 200 m (mediaan=300m) t.o.v. de geplande locatie verlegd worden als gevolg van te geringe diepte dan wel de aanwezigheid van obstakels zoals kabels of wrakken.

In tegenstelling tot 2009 zijn bij de bemonstering met de bodemschaaf de lengtes van de schelpen direct aan boord bepaald, met behulp van een digitale schuifmaat gekoppeld aan de invoerdatabases.

1.2.5 Analyses

Habitattypering

Net als bij de nulmetingen, is het habitat beschreven op basis van diepte en mediane korrelgrootte. In het komende jaar zal dat uitgebreid worden met hydrodynamische variabelen en waterkwaliteitsvariabelen (aangeleverd door perceel abiotiek). Het bodembeschermingsgebied en de referentiegebieden zijn, in zijn totaliteit en per deelgebied, vergeleken aan de hand van box-and-whiskerplots, en dit zowel voor het jaar 2009 (paragraaf 3.1.1) als in vergelijking met de

(22)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

nulmetingen (paragraaf 3.2.1). De verdeling van bodembeschermingsgebied en referentiegebieden is gebeurd naar de geomorfologische gebieden die ze omvatten (zie bijlage 1).

Bodemdieren box-corer

Per locatie is de dichtheid (ind/m2) en biomassa (gAFDW/m2) bepaald, per soort en totaal per locatie. Tevens is de diversiteit bepaald (aantal aangetroffen soorten) en de Pielou evenness index (een maat voor de verdeling van de individuen over de soorten). Net als voor de habitattypering zijn bodembeschermingsgebied en referentiegebieden met elkaar en in de tijd vergeleken met behulp van box-and-whiskerplots.

Tevens is er, voor 2009, een selectie gemaakt van de dominante soorten, ten aanzien van de biomassa zijn temporele en ruimtelijke verschillen in de soortensamenstelling in kaart gebracht. Kokkels en mesheften (Ensis) vormen een belangrijke voedselbron voor de zee-eenden waardoor waarnemingen over deze weekdieren relevant kan zijn voor de vogelstudies.

Kokkels zijn in 2009, net als tijdens vorige campagnes, zelden aangetroffen in de box-corermonsters. Er zijn in totaal 14 individuen gevonden tijdens de huidige campagne waarvan 13 in de monding van het Haringvliet en 1 exemplaar in het gebied RefWest_zra. Die gegevens zijn niet bruikbaar voor een analyse van de lengteverdeling van deze soort. Voor mesheften was het wel mogelijk een lengte-frequentieverdeling op te stellen.

Een analyse van de samenstelling van de verschillende trofische niveaus (IT-Index) of verhouding tussen r- en K-strategen was nog niet mogelijk omdat de huidige lijsten (Kater, 2007) betrekking hebben tot slechts een deel van de soorten getroffen in de huidige studie. Bovendien, omdat die indexen gezien worden als verstoringgraadmeters, zal die berekening, ter voorkoming van premature conclusie, plaats moeten vinden na het kwantificeren van de bodemberoering binnen en buiten het bodembeschermingsgebied. Gezien die onzekerheden lijkt de huidige rapportage waar platte monitorwaarnemingen weergegeven zijn niet de juiste gelegenheid te zijn om de ITI, R/K platjes te tonen. . Die indexen zullen wel deel uit maken van de verkennende studie naar de verandering door de monitorjaren als functie van de bodemberoering samen met de daarmee verwante ‘Biological Trait Analysis’ die we in de discussie voorstellen.

Bodemdieren bodemschaaf

Per locatie is de dichtheid (aantal individuen per vierkante meter) en biomassa (gram versgewicht per vierkante meter) bepaald. De biomassa van de kapotte exemplaren is bepaald aan de hand van de gewichten van de niet kapotte dieren.

De biomassa, uitgedrukt als asvrijdrooggewicht (AFDW), is voor alle soorten op heremietkreeften na bepaald uit het versgewicht. De voor deze conversie nieuw berekende ratio’s (bijlage 2) zijn voor zover mogelijk bepaald uit data verzameld tijdens ander onderzoek in 2009 (Craeymeersch and Escaravage, 2010). Het AFDW van heremietkreeften, die in veld niet gewogen zijn, is berekend op basis van een berekend gemiddeld individueel asvrijdrooggewicht (ook bepaald uit data 2009) en het aantal individuen.

Voor alle deelgebieden zijn minimale, maximale, mediane en gemiddelde (± standaardfout) voor de dichtheid en biomassa (AFDW) per soort berekend.

(23)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

andere tweekleppigen: <15 mm, 15-35 mm, >35 mm De middelste klasse is optimaal als voedsel voor zee-eenden.

BB, incl rustgebieden

RefZRand

RefZuid

RefWest

Figuur 1.7 Overzicht van het onderzoeksgebied. Aangegeven zijn de bemonsteringslocaties in het

Bodembeschermingsgebied (BB) en de referentiegebieden RefZuid en RefZRand. De uitbreiding van RefZRand over de Petroleumbol en Zeehondenplaat is in groen aangegeven (1 bemonsteringslocatie per blok). De referentiegebieden RefWest zijn in oranje aangegeven (5 bemonsteringslocaties per gebied).

(24)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.1 Overzicht van de monstercampagne van 2009 met het aantal monsters per dag.

Datum Monsters/dag Cumul

01-sep-09 2 2 02-sep-09 4 6 03-sep-09 0 6 04-sep-09 0 6 07-sep-09 18 24 08-sep-09 25 49 09-sep-09 4 53 10-sep-09 0 53 14-sep-09 0 53 15-sep-09 0 53 16-sep-09 0 53 17-sep-09 16 69 18-sep-09 13 82 25-sep-09 21 103 28-sep-09 20 123 29-sep-09 25 148 30-sep-09 22 170 01-okt-09 16 186 02-okt-09 0 186 05-okt-09 21 207 06-okt-09 20 227 07-okt-09 0 227 08-okt-09 24 251 09-okt-09 11 262 15-okt-09 26 288 16-okt-09 0 288 19-okt-09 20 308 20-okt-09 23 331 21-okt-09 24 355 26-okt-09 0 355 27-okt-09 21 376 28-okt-09 20 396 29-okt-09 15 411

(25)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.2 Overzicht van de monstercampagne van 2010 met het aantal monsters per dag.

Datum Monsters/dag Cumul

01-sep-10 16 16 02-sep-10 19 35 03-sep-10 9 44 09-sep-10 17 61 10-sep-10 18 79 13-sep-10 18 97 14-sep-10 0 97 15-sep-10 0 97 16-sep-10 0 97 17-sep-10 0 97 23-sep-10 17 114 24-sep-10 18 132 27-sep-10 17 149 28-sep-10 22 171 29-sep-10 22 193 30-sep-10 22 215 01-okt-10 13 228 04-okt-10 27 255 05-okt-10 23 278 06-okt-10 19 297 07-okt-10 19 316 08-okt-10 0 316 14-okt-10 12 328 18-okt-10 7 335 19-okt-10 0 335 20-okt-10 0 335 21-okt-10 0 335 22-okt-10 0 335 25-okt-10 0 335 26-okt-10 0 335 27-okt-10 0 335 28-okt-10 0 335 29-okt-10 13 348 1-nov-10 24 372 2-nov-10 0 372 3-nov-10 0 372 4-nov-10 0 372 5-nov-10 0 372 08-nov-10 22 394 09-nov-10 17 411

(26)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

1.3 RESULTATEN

1.3.1 Survey 2009

Habitattypering

De verdeling van de abiotische variabelen mediane korrelgrootte en diepte (tov NAP), gemeten op de monsterlocaties, in de verschillende deelgebieden is vergeleken met behulp van box-and-whisker plots (Figuur 1.8). Er zijn duidelijke verschillen tussen het bodembeschermingsgebied en de referentiegebieden.

De bodembeschermingsgebieden zijn in het algemeen ondieper en slibrijker dan de referentiegebieden. Binnen het bodembeschermingsgebied zijn de sedimenten in BB_mond slibrijker dan in BB_Zra en BB_Zrb. De dieptes nemen toe van BB_mond naar BB_zra en bereiken maximale waarden in BB_zrb. De mediane korrelgrootte in de referentiegebieden verschilt niet veel. De diepte neemt wel toe van RefZRand, over RefZuid naar Ref_zra en Ref_zrb.

BB_m ond BB_z ra BB_z rb RefW est_ zra RefW est_ zrb RefZ Rand RefZ uid

Deelgebieden

0

10

20

30

D

ie

p

te

(

m

)

BB_m ond BB_z ra BB_z rb RefW est_ zra RefW est_ zrb RefZ Rand RefZ uid

Deelgebieden

1

2

3

4

5

6

S

e

d

im

e

n

t

m

e

d

ia

a

n

(

P

h

i)

Figuur 1.8 Mediane korrelgrootte van het sediment ((Phi eenheid;phi = log2(mm))) en diepte (m onder NAP) gemeten in de verschillende studiegebieden in 2009.

(27)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Bodemdieren box-corer

Taxonomische samenstelling

In totaal zijn er 169 soorten op naam gebracht in de 411 monsters genomen tijdens de bemonsteringscampagne in 2009. De meeste soorten horen bij de vier taxonomische groepen Polychaeta, Crustacea, Bivalvia en Gastropoda (Tabel 1.3).

Tabel 1.3 Aantal soorten per taxon gevonden tijdens de bemonsteringscampagne 2009 (data box-corer).

Jaar Taxon_class Aantal soorten 2009 Polychaeta 71 2009 Crustacea 70 2009 Bivalvia 18 2009 Gastropoda 5 2009 Stelleroidea 4 2009 Echinoidea 1 2009 Oligochaeta 1 Dominante soorten

Op basis van de gemiddelde biomassa per soort in de verschillende deelgebieden (referentiegebieden en bodembeschermingsgebied opgesplitst naar geomorfologisch deelgebied) tijdens de bemonsteringscampagne van 2009 (de 30 eerste soorten van elk deelgebied) is een selectie van 81 soorten gemaakt (Tabel 1.4).

De frequentie van voorkomen en de gemiddelde (± SE) en maximale dichtheid en biomassa van deze 81 soorten zijn berekend per deelgebied (Tabel 1.5 t/m Tabel 1.11).

(28)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.4 Lijst van de 81 dominante soorten getroffen tijdens de bemonsteringscampagne van 2009 na selectie van de 30 eerste soorten binnen elk gebied op basis van de biomassa (data box-corer).

Taxonomische_klassen Soortennamen Taxonomische_klassen Soortennamen

Alitta succinea Abra alba

Alitta virens Cerastoderma edule

Anaitides groenlandica Donax vittatus

Anaitides mucosa Ensis directus

Aphelochaeta marioni Kurtiella bidentata

Arenicola defodiens Macoma balthica

Arenicola marina Mya arenaria

Capitella capitata Mytilus edulis

Eteone longa Petricola pholadiformis

Eunereis longissima Scrobicularia plana

Glycera tridactyla Spisula solida

Hediste diversicolor Spisula subtruncata Heteromastus filiformis Tellimya ferruginosa

Lanice conchilega Tellina fabula

Magelona papillicornis Tellina tenuis

Marenzelleria cf. wireni Venerupis senegalensis Marenzelleria viridis Abludomelita obtusata

Nephtys assimilis Bathyporeia elegans

Nephtys caeca guilliamsoniana

Nephtys cirrosa Bathyporeia pelagica

Nephtys hombergii BRACHYURA

Nephtys longosetosa Carcinus maenas

Notomastus latericeus Corystes cassivelaunus

Ophelia limacina Crangon crangon

Owenia fusiformis Diogenes pugilator

Paradoneis fulgens Gastrosaccus spinifer Pectinaria (Lagis) koreni Liocarcinus holsatus

Pholoe minuta Liocarcinus navigator

Phyllodoce Macropodia rostrata

Pygospio elegans Pagurus bernhardus

Scolelepis bonnieri Pestarella tyrrhena Scoloplos armiger Philocheras trispinosus

Sigalion mathildae Portumnus latipes

Spio martinensis Processa parva

Spiophanes bombyx Urothoe brevicornis

Sthenelais boa Urothoe poseidonis

Streblospio benedicti Echinoidea cordatum

Travisia forbesii Nassarius nitidus

Asterias rubens Nassarius reticulatus

Ophiura albida Oligochaeta OLIGOCHAETA Ophiura ophiura Stelleroidea Gastropoda Bivalvia Crustacea Polychaeta

(29)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.5 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied BB_mond van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Mya arenaria 33.3 1692.5 55.2 33.8 680076.4 43920.1 16503.8 Mytilus edulis 21.6 10310.1 422.8 259.5 413869.1 17294.0 11206.5 Ensis directus 17.6 930.2 26.1 18.4 59948.8 4489.4 1777.3 Cerastoderma edule 7.8 129.2 3.3 2.6 103318.6 2220.8 2030.0 Alitta virens 7.8 38.8 2.3 1.2 56735.1 1784.0 1166.6 Heteromastus filiformis 72.5 5232.6 1087.0 208.3 4494.8 1076.7 188.5 Hediste diversicolor 23.5 361.8 23.6 9.9 13435.4 767.0 354.0 Scrobicularia plana 11.8 25.8 2.0 0.8 9140.8 702.5 297.9 Carcinus maenas 11.8 271.3 8.6 5.7 13580.8 451.5 301.3 Macoma balthic a 37.3 90.4 10.4 2.6 2999.4 420.3 108.9 Pagurus bernhardus 2.0 12.9 0.3 0.3 7452.2 146.1 146.1 Capitella capitata 66.7 2622.7 258.4 77.5 1374.7 134.1 45.9 Nephtys hombergii 23.5 38.8 4.8 1.4 785.5 87.4 26.5 Asterias rubens 5.9 193.8 4.3 3.8 1887.6 69.0 42.9 Alitta succinea 15.7 491.0 17.0 10.3 1164.1 67.7 32.3 Marenzelleria cf. wireni 2.0 3268.7 64.1 64.1 3134.4 61.5 61.5 Portumnus latipes 3.9 12.9 0.5 0.4 2977.3 60.4 58.4 Lanice conchilega 15.7 38.8 2.8 1.0 1407.6 60.3 30.4 Crangon crangon 9.8 25.8 1.5 0.7 1985.8 51.2 39.8 Eunereis longissima 2.0 12.9 0.3 0.3 2217.1 43.5 43.5 Nephtys cirrosa 13.7 77.5 5.1 2.1 730.2 36.7 17.7 Pygospio elegans 25.5 6770.0 165.7 133.0 861.8 19.8 16.9 Spio martinensis 25.5 2842.4 114.3 60.0 392.0 17.4 8.6 Aphelochaeta marioni 56.9 1395.4 136.3 35.3 168.5 13.1 3.9 Streblospio benedicti 23.5 219.6 12.4 5.3 624.0 12.7 12.2 Marenzelleria viridis 7.8 129.2 3.5 2.6 234.4 11.8 6.7 Diogenes pugilator 3.9 12.9 0.5 0.4 454.8 9.4 8.9 Spiophanes bombyx 23.5 271.3 16.7 6.6 154.1 8.8 3.7 Paradoneis fulgens 17.6 1731.3 65.6 36.3 159.9 6.5 3.4 Eteone longa 3.9 51.7 1.3 1.0 193.0 4.3 3.8 Anaitides mucosa 21.6 103.4 5.8 2.3 34.1 3.2 1.1 Phyllodoce 21.6 77.5 4.1 1.6 95.0 2.7 1.9 Magelona papillicornis 7.8 64.6 2.5 1.4 61.0 2.3 1.4 OLIGOCHAETA 17.6 413.4 27.9 12.4 41.4 2.1 1.0 Scoloplos armiger 5.9 25.8 1.0 0.6 70.8 1.8 1.4 BRACHYURA 2.0 103.4 2.0 2.0 80.3 1.6 1.6 Abludomelita obtusata 3.9 180.9 3.8 3.6 46.8 1.0 0.9 Notomastus latericeus 2.0 64.6 1.3 1.3 27.7 0.5 0.5 Bathyporeia pelagica 7.8 64.6 2.3 1.4 19.3 0.5 0.4 Abra alba 2.0 12.9 0.3 0.3 18.7 0.4 0.4 Urothoe brevicornis 2.0 64.6 1.3 1.3 16.6 0.3 0.3 Bathyporeia elegans 2.0 25.8 0.5 0.5 3.8 0.1 0.1 Owenia fusiformis 3.9 12.9 0.5 0.4 0.8 0.0 0.0 Bathyporeia 2.0 12.9 0.3 0.3 1.0 0.0 0.0 Kurtiella bidentata 2.0 12.9 0.3 0.3 0.6 0.0 0.0 Tellimya ferruginosa 2.0 12.9 0.3 0.3 0.3 0.0 0.0 Anaitides groenlandica - - - -Arenicola defodiens - - - -Arenicola marina - - -

-Corystes cas sivelaunus - - -

-Donax vittatus - - - -Echinocardium - - - -Gastrosaccus spinifer - - - -Glycera tridactyla - - - -Liocarcinus holsatus - - - -Liocarcinus navigator - - - -Macropodia rostrata - - - -Nassarius nitidus - - - -Nassarius reticulatus - - - -Nephtys assimilis - - - -Nephtys caeca - - - -Nephtys longosetosa - - - -Ophelia limacina - - - -Ophiura albida - - - -Ophiura ophiura - - - -Pectinaria (Lagis) - - - -Pestarella tyrrhena - - - -Petricola pholadiformis - - - -Philocheras trispinosus - - - -Pholoe minuta - - - -Processa parva - - - -Scolelepis bonnieri - - - -Sigalion mathildae - - - -Spisula solida - - - -Spisula subtruncata - - - -Sthenelais boa - - - -Tellina fabula - - - -Tellina tenuis - - - -Travisia forbesii - - - -Urothoe poseidonis - - - -Venerupis senegalensis - - -

-Dichtheid (n per m2) Bi omassa (mg per m2)

Deelgebied Soortnaam Frequentie

B

B

_

m

o

n

d

(30)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.6 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied BB_zra van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Ensis directus 31.0 3139.5 52.4 44.1 164391.5 16438.7 4266.7 Mytilus edulis 18.3 142.1 10.2 3.6 332329.5 4694.3 4680.5 Venerupis senegalensis 5.6 142.1 2.5 2.0 210238.9 3633.5 2977.7 Echinocardium 33.8 762.3 23.1 11.6 49186.1 3346.5 1017.0 Asterias rubens 21.1 671.8 24.4 10.5 129895.4 3289.8 1933.7 Mya arenaria 5.6 64.6 2.0 1.1 139175.9 3015.0 2159.5 Owenia fusiformis 22.5 43604.7 1180.1 683.8 68776.5 2352.6 1198.7 Lanice conchilega 33.8 1292.0 53.9 22.4 41072.4 1545.8 687.9 Petricola pholadiformis 5.6 168.0 5.3 3.1 67041.3 1048.9 948.4 Liocarcinus holsatus 2.8 12.9 0.4 0.3 25418.6 563.5 410.3 Eunereis longissima 19.7 51.7 6.2 1.7 6710.8 484.9 170.4 Notomastus latericeus 21.1 361.8 31.5 10.0 6787.3 423.6 148.1 Carcinus maenas 7.0 25.8 1.1 0.5 19244.8 384.1 279.7 Pectinaria (Lagis) 9.9 1718.4 52.6 32.3 11410.8 291.1 185.3 Nephtys cirrosa 71.8 155.0 36.4 4.3 1213.2 260.7 34.7 Nephtys hombergii 31.0 90.4 10.4 2.4 1544.5 176.9 44.0 Ophiura ophiura 5.6 64.6 2.0 1.2 6095.3 131.4 92.2 Abra alba 11.3 426.4 21.1 9.4 2937.6 124.9 58.3 Alitta virens 7.0 12.9 0.9 0.4 4134.4 124.7 71.7 Nephtys caeca 4.2 51.7 1.5 0.9 2750.7 91.5 54.0 Spisula subtruncata 1.4 64.6 0.9 0.9 5198.4 73.2 73.2 BRACHYURA 2.8 12.9 0.4 0.3 5164.1 72.8 72.7 Liocarcinus navigator 4.2 38.8 0.9 0.6 2686.1 56.6 40.8 Spiophanes bombyx 43.7 646.0 52.4 13.5 589.6 49.6 13.4 Diogenes pugilator 14.1 25.8 2.2 0.7 1522.0 48.9 29.4 Scoloplos armiger 40.8 917.3 57.0 18.9 709.3 45.8 13.6 Tellina tenuis 9.9 51.7 2.0 0.9 972.9 44.4 18.7 Crangon crangon 12.7 25.8 1.8 0.6 1462.7 43.8 25.2 Phyllodoce 15.5 2609.8 46.8 37.4 2462.5 41.4 35.0 Magelona papillicornis 42.3 142.1 17.5 3.4 395.7 41.2 8.6 Pagurus bernhardus 2.8 12.9 0.4 0.3 2006.5 31.9 28.4 Sthenelais boa 2.8 25.8 0.5 0.4 1919.9 28.8 27.1 Scolelepis bonnieri 5.6 25.8 1.1 0.6 895.4 26.1 15.6 Aphelochaeta marioni 21.1 5697.7 222.4 107.3 655.0 24.9 13.1 Hediste diversicolor 1.4 12.9 0.2 0.2 1655.0 23.3 23.3 Heteromastus filiformis 25.4 658.9 52.6 16.2 299.6 21.5 7.3 Macoma balthic a 4.2 38.8 0.9 0.6 723.4 21.1 13.3 Anaitides mucosa 18.3 491.0 20.6 9.2 487.1 17.2 8.5 Anaitides groenlandica 4.2 12.9 0.5 0.3 735.1 16.6 11.5 Urothoe poseidonis 43.7 413.4 45.1 10.4 160.4 15.4 3.9 Kurtiella bidentata 16.9 1330.8 33.7 22.0 482.0 12.4 8.1 Tellina fabula 5.6 38.8 1.1 0.6 296.9 11.2 5.9 Glycera tridactyla 2.8 12.9 0.4 0.3 259.2 4.0 3.7 Capitella capitata 23.9 917.3 27.1 13.8 64.6 2.7 1.2 Tellimya ferruginosa 11.3 103.4 4.4 1.9 85.6 2.7 1.3 Sigalion mathildae 2.8 64.6 1.1 0.9 101.3 2.6 1.8 Processa parva 1.4 12.9 0.2 0.2 111.7 1.6 1.6 OLIGOCHAETA 19.7 1227.4 30.2 17.6 87.9 1.6 1.2 Urothoe brevicornis 8.5 51.7 2.5 1.1 47.8 1.5 0.8 Alitta succinea 4.2 12.9 0.5 0.3 81.9 1.4 1.2 Abludomelita obtusata 9.9 284.2 8.9 5.0 34.4 1.2 0.6 Bathyporeia elegans 7.0 90.4 2.9 1.5 20.0 0.6 0.3 Pholoe minuta 9.9 129.2 4.9 2.3 22.2 0.6 0.3 Ophiura albida 1.4 64.6 0.9 0.9 42.5 0.6 0.6 Streblospio benedicti 8.5 168.0 9.1 4.0 17.8 0.5 0.3 Spio martinensis 9.9 77.5 2.5 1.2 13.3 0.5 0.2 Pygospio elegans 8.5 64.6 2.5 1.2 5.6 0.1 0.1 Paradoneis fulgens 2.8 12.9 0.4 0.3 8.9 0.1 0.1 Bathyporeia pelagica 4.2 12.9 0.5 0.3 2.7 0.1 0.1 Arenicola defodiens - - - -Arenicola marina - - - -Bathyporeia - - - -Cerastoderma edule - - -

-Corystes cas sivelaunus - - -

-Donax vittatus - - - -Eteone longa - - - -Gastrosaccus spinifer - - - -Macropodia rostrata - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Nassarius nitidus - - - -Nassarius reticulatus - - -

-Dichtheid (n per m2) Bi omassa (mg per m2)

B

B

_

z

ra

(31)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.7 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied BB_zrb van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Ensis directus 54.9 503.9 29.9 10.4 173106.2 24254.3 5462.1 Lanice conchilega 68.6 3139.5 112.7 61.4 44767.4 1718.5 885.6 Echinocardium 33.3 180.9 18.7 5.4 20011.2 1261.0 504.8 Nephtys hombergii 54.9 155.0 22.3 4.4 3483.2 559.9 119.9 Liocarcinus holsatus 5.9 12.9 0.8 0.4 18145.4 486.8 367.3 Nephtys cirrosa 78.4 142.1 50.9 5.9 1159.9 398.6 48.2 Magelona papillicornis 96.1 4276.5 369.6 100.6 2957.5 296.6 71.4 Asterias rubens 9.8 51.7 2.0 1.1 12640.8 291.3 248.7 Ophiura ophiura 9.8 38.8 1.8 0.9 7507.8 262.4 164.6 Eunereis longissima 29.4 25.8 4.6 1.1 2289.4 256.0 74.5 Macoma balthica 17.6 155.0 9.1 3.8 3363.4 183.0 79.2 Notomastus latericeus 17.6 413.4 16.2 8.5 2770.0 119.5 60.4 Anaitides groenlandica 29.4 155.0 13.2 4.5 1317.8 115.8 38.1 Spiophanes bombyx 78.4 1795.9 201.1 48.8 900.5 112.0 25.7 Anaitides mucosa 47.1 3708.0 111.0 72.6 3573.6 97.7 69.9 Owenia fusiformis 35.3 335.9 17.7 8.1 1175.7 93.0 29.6 Spisula subtruncata 5.9 25.8 1.0 0.6 2104.7 74.3 46.7 Crangon crangon 13.7 25.8 2.0 0.8 1533.5 54.5 37.3 Sigalion mathildae 11.8 38.8 2.0 0.9 1177.0 45.6 27.0 Tellina fabula 15.7 25.8 3.0 1.1 656.3 43.1 20.0 Diogenes pugilator 21.6 25.8 3.8 1.1 683.5 34.4 18.5 Nephtys assimilis 2.0 12.9 0.3 0.3 1740.3 34.1 34.1 Arenicola marina 2.0 12.9 0.3 0.3 1739.0 34.1 34.1 Nephtys caeca 5.9 38.8 1.3 0.8 824.8 30.6 20.8 Abra alba 11.8 90.4 6.1 2.7 568.5 27.6 13.8 Scolelepis bonnieri 17.6 38.8 3.3 1.1 447.5 23.7 11.5 Scoloplos armiger 37.3 142.1 14.2 4.6 529.6 21.5 10.8 Pectinaria (Lagis) 15.7 51.7 3.8 1.5 293.3 18.8 7.5 Urothoe poseidonis 62.7 465.1 76.3 16.0 125.6 18.4 4.0 Donax vittatus 3.9 12.9 0.5 0.4 480.6 18.2 12.8 Nephtys longosetosa 2.0 12.9 0.3 0.3 790.7 15.5 15.5 Kurtiella bidentata 41.2 439.3 45.3 14.4 117.5 10.1 3.4 Hediste diversicolor 3.9 12.9 0.5 0.4 417.3 9.2 8.2 Tellina tenuis 2.0 12.9 0.3 0.3 388.9 7.6 7.6 Tellimya ferruginosa 21.6 193.8 13.2 5.4 141.2 6.3 3.2 Glycera tridactyla 2.0 12.9 0.3 0.3 278.5 5.5 5.5 Portumnus latipes 3.9 12.9 0.5 0.4 195.1 5.4 4.1 Phyllodoce 23.5 193.8 8.1 4.0 145.6 5.3 3.0 Processa parva 2.0 12.9 0.3 0.3 228.7 4.5 4.5 Spio martinensis 43.1 400.5 36.2 10.5 32.6 3.8 1.1 Capitella capitata 45.1 232.6 34.5 8.7 23.0 3.2 0.8 Pygospio elegans 5.9 232.6 5.1 4.6 22.7 0.4 0.4 Aphelochaeta marioni 7.8 25.8 1.5 0.8 13.9 0.4 0.3 Heteromastus filiformis 9.8 12.9 1.3 0.5 6.4 0.3 0.2 Venerupis senegalensis 2.0 12.9 0.3 0.3 14.6 0.3 0.3 Pholoe minuta 5.9 77.5 2.3 1.6 8.2 0.2 0.2 Bathyporeia pelagica 2.0 12.9 0.3 0.3 5.8 0.1 0.1 Urothoe brevicornis 2.0 25.8 0.5 0.5 4.5 0.1 0.1 Paradoneis fulgens 2.0 12.9 0.3 0.3 4.0 0.1 0.1 Mytilus edulis 21.6 77.5 5.3 1.9 1.1 0.1 0.0 Bathyporeia elegans 2.0 12.9 0.3 0.3 3.4 0.1 0.1 Gastrosaccus spinifer 2.0 12.9 0.3 0.3 1.8 0.0 0.0 OLIGOCHAETA 3.9 12.9 0.5 0.4 0.7 0.0 0.0 Abludomelita obtusata - - - -Alitta succinea - - - -Alitta virens - - - -Arenicola defodiens - - - -Bathyporeia - - - -BRACHYURA - - - -Carcinus maenas - - - -Cerastoderma edule - - - -Corystes cassivelaunus - - - -Eteone longa - - - -Liocarcinus navigator - - - -Macropodia rostrata - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Mya arenaria - - - -Nassarius nitidus - - - -Nassarius reticulatus - - - -Ophelia limacina - - - -Ophiura albida - - - -Pagurus bernhardus - - - -Pestarella tyrrhena - - - -Petricola pholadiformis - - - -Philocheras trispinosus - - - -Scrobicularia plana - - - -Spisula solida - - - -Sthenelais boa - - - -Streblospio benedicti - - - -Travisia forbesii - - -

-Dichtheid (n per m2) Biomassa (mg per m2)

B

B

_

z

rb

(32)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.8 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied RefWest_zra van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Echinocardium 59.5 77.5 19.6 2.5 42745.1 6199.8 1194.6 Ensis directus 9.5 180.9 4.0 2.5 75742.9 3241.2 1483.1 Asterias rubens 1.4 12.9 0.2 0.2 42846.8 579.0 579.0 Nephtys cirrosa 93.2 168.0 64.9 4.6 1167.3 459.3 32.0 Nephtys caeca 4.1 12.9 0.5 0.3 8429.8 278.0 161.0 Ophiura ophiura 8.1 25.8 1.2 0.5 7231.3 230.3 115.8 Diogenes pugilator 27.0 103.4 9.1 2.4 2592.1 163.6 59.8 Scolelepis bonnieri 45.9 129.2 12.4 2.6 974.2 124.4 25.5 Lanice conchilega 12.2 77.5 3.5 1.5 3523.3 123.7 63.1 Magelona papillicornis 47.3 633.1 26.0 9.2 779.1 56.9 13.2 Scoloplos armiger 24.3 25.8 3.5 0.8 604.7 42.1 12.5 Nephtys hombergii 5.4 12.9 0.7 0.3 1400.5 35.9 23.6 Urothoe poseidonis 52.7 1201.6 101.6 24.2 474.2 33.3 8.7 Crangon crangon 4.1 12.9 0.5 0.3 1772.6 24.1 24.0 Spiophanes bombyx 29.7 788.1 16.9 10.7 898.2 24.0 12.7 Pagurus bernhardus 2.7 77.5 1.4 1.1 1323.7 19.4 17.9 Tellimya ferruginosa 40.5 310.1 21.3 5.6 207.5 15.9 4.2 BRACHYURA 1.4 12.9 0.2 0.2 1116.3 15.1 15.1 Notomastus latericeus 2.7 12.9 0.3 0.2 669.7 9.8 9.1 Processa parva 5.4 12.9 0.7 0.3 199.0 6.9 3.7 Gastrosaccus spinifer 14.9 77.5 4.4 1.6 120.5 6.0 2.3 Ophiura albida 2.7 12.9 0.3 0.2 404.4 5.9 5.5 Urothoe brevicornis 16.2 25.8 2.3 0.6 27.3 2.3 0.8 Macropodia rostrata 1.4 12.9 0.2 0.2 157.6 2.1 2.1 Bathyporeia elegans 6.8 426.4 9.4 6.2 83.1 2.0 1.3 Philocheras trispinosus 1.4 12.9 0.2 0.2 99.5 1.3 1.3 Anaitides groenlandica 1.4 12.9 0.2 0.2 85.0 1.1 1.1 Bathyporeia pelagica 10.8 180.9 4.5 2.6 41.4 1.1 0.6 Bathyporeia 9.5 103.4 3.3 1.6 16.3 1.0 0.4 Nephtys longosetosa 1.4 12.9 0.2 0.2 68.0 0.9 0.9 Kurtiella bidentata 6.8 38.8 1.4 0.7 24.5 0.8 0.4 Travisia forbesii 1.4 12.9 0.2 0.2 54.6 0.7 0.7 Paradoneis fulgens 13.5 25.8 1.9 0.6 8.6 0.4 0.2 Portumnus latipes 1.4 12.9 0.2 0.2 29.7 0.4 0.4 Eteone longa 2.7 38.8 0.9 0.6 12.8 0.3 0.2 Spio martinensis 8.1 25.8 1.6 0.7 5.7 0.2 0.1 Phyllodoce 4.1 12.9 0.5 0.3 6.6 0.2 0.1 Capitella capitata 2.7 12.9 0.3 0.2 10.8 0.2 0.1 Heteromastus filiformis 2.7 12.9 0.3 0.2 0.9 0.0 0.0 Aphelochaeta marioni 2.7 12.9 0.3 0.2 0.8 0.0 0.0 Mytilus edulis 5.4 64.6 2.1 1.1 0.5 0.0 0.0 Ophelia limacina 1.4 12.9 0.2 0.2 0.4 0.0 0.0 Abludomelita obtusata - - - -Abra alba - - - -Alitta succinea - - - -Alitta virens - - - -Anaitides mucosa - - - -Arenicola defodiens - - - -Arenicola marina - - - -Carcinus maenas - - - -Cerastoderma edule - - - -Corystes cassivelaunus - - - -Donax vittatus - - - -Eunereis longissima - - - -Glycera tridactyla - - - -Hediste diversicolor - - - -Liocarcinus holsatus - - - -Liocarcinus navigator - - - -Macoma balthica - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Mya arenaria - - - -Nassarius nitidus - - - -Nassarius reticulatus - - - -Nephtys assimilis - - - -OLIGOCHAETA - - - -Owenia fusiformis - - - -Pectinaria (Lagis) - - - -Pestarella tyrrhena - - - -Petricola pholadiformis - - - -Pholoe minuta - - - -Pygospio elegans - - -

-Dichtheid (n per m2) Biomassa (mg per m2)

R

e

fW

e

s

t_

z

ra

(33)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.9 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied RefWest_zrb van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Ensis directus 68.9 503.9 69.8 10.1 565253.6 81969.8 11622.7 Echinocardium 59.5 297.2 25.0 5.0 67273.9 8991.8 1936.7 Lanice conchilega 50.0 3126.6 169.9 52.9 36347.6 2886.1 830.5 Owenia fusiformis 33.8 21201.6 864.1 389.8 16536.2 1039.2 398.3 Notomastus latericeus 41.9 1279.1 123.8 31.6 9135.9 931.6 237.3 Nephtys caeca 10.8 38.8 1.7 0.7 19360.0 556.2 288.4 Ophiura ophiura 16.2 77.5 4.9 1.8 10432.8 516.0 205.6 Pestarella tyrrhena 14.9 64.6 4.0 1.4 8784.2 506.0 188.8 Anaitides mucosa 40.5 11938.0 527.4 217.9 9852.7 448.1 188.8 Eunereis longissima 32.4 116.3 9.3 2.2 4867.8 374.6 100.6 Liocarcinus holsatus 6.8 25.8 1.0 0.5 14692.9 287.7 208.3 Corystes cassivelaunus 1.4 12.9 0.2 0.2 18416.0 248.9 248.9 Nephtys cirrosa 66.2 193.8 38.9 4.9 971.9 230.2 30.7 Nephtys hombergii 18.9 64.6 4.2 1.2 2705.7 171.1 60.9 Liocarcinus navigator 4.1 12.9 0.5 0.3 10041.3 146.5 135.8 Pectinaria (Lagis) 33.8 297.2 22.7 6.4 1547.1 146.3 40.9 Spisula solida 2.7 12.9 0.3 0.2 5435.4 140.2 98.6 Crangon crangon 16.2 38.8 3.0 0.9 4253.2 122.4 68.5 Spiophanes bombyx 68.9 5826.9 265.2 92.5 2095.7 113.1 36.3 Magelona papillicornis 60.8 671.8 98.6 16.9 696.4 111.6 18.3 Tellina fabula 25.7 103.4 8.2 2.1 1514.9 106.4 33.3 Ophiura albida 12.2 180.9 5.1 2.6 3010.2 105.5 47.5 Phyllodoce 28.4 8087.9 187.3 114.8 4323.0 104.9 61.5 Scoloplos armiger 63.5 1395.4 154.2 36.0 1113.7 103.7 26.3 Anaitides groenlandica 25.7 284.2 9.8 4.1 2699.0 96.1 39.5 Scolelepis bonnieri 35.1 142.1 11.7 2.9 1487.1 86.5 28.5 Nephtys longosetosa 2.7 12.9 0.3 0.2 5710.3 82.0 77.3 Spisula subtruncata 8.1 25.8 1.2 0.5 2626.6 68.0 41.1 Pagurus bernhardus 4.1 12.9 0.5 0.3 2060.7 56.7 38.2 Nassarius nitidus 1.4 12.9 0.2 0.2 4147.3 56.0 56.0 Abra alba 27.0 77.5 8.4 2.0 748.3 52.6 15.4 Urothoe poseidonis 66.2 1783.0 168.1 31.4 410.9 51.1 8.8 Sthenelais boa 6.8 51.7 1.4 0.8 1351.4 44.8 23.3 Processa parva 13.5 64.6 3.3 1.2 775.2 40.6 15.9 Nephtys assimilis 1.4 25.8 0.3 0.3 2088.4 28.2 28.2 Glycera tridactyla 5.4 25.8 0.9 0.5 1073.6 25.1 16.7 Tellimya ferruginosa 44.6 555.6 48.0 12.5 343.4 22.5 6.7 Hediste diversicolor 2.7 12.9 0.3 0.2 962.5 21.7 15.5 BRACHYURA 5.4 25.8 0.9 0.5 1528.4 20.9 20.7 Travisia forbesii 2.7 51.7 1.4 1.0 897.9 17.0 13.0 Diogenes pugilator 12.2 25.8 2.1 0.7 633.1 12.6 9.0 Asterias rubens 5.4 38.8 1.4 0.7 580.1 11.8 8.1 Kurtiella bidentata 29.7 1046.5 60.4 19.6 173.1 11.0 3.6 Pygospio elegans 2.7 2144.7 29.2 29.0 792.0 10.7 10.7 Heteromastus filiformis 33.8 245.5 25.3 5.9 140.3 9.2 2.6 Mytilus edulis 9.5 594.3 9.4 8.0 294.1 4.0 4.0 Capitella capitata 27.0 633.1 28.1 10.2 62.5 3.1 1.0 Urothoe brevicornis 9.5 51.7 2.3 1.0 59.3 2.1 1.0 Ophelia limacina 1.4 12.9 0.2 0.2 157.5 2.1 2.1 Carcinus maenas 2.7 25.8 0.5 0.4 126.9 2.0 1.7 Abludomelita obtusata 13.5 348.8 9.4 5.1 88.5 1.9 1.2 Gastrosaccus spinifer 5.4 25.8 1.0 0.5 37.9 1.3 0.7 Pholoe minuta 10.8 51.7 2.3 0.9 49.9 1.2 0.7 Sigalion mathildae 4.1 12.9 0.5 0.3 58.8 1.1 0.8 Spio martinensis 12.2 51.7 2.6 1.0 17.6 0.7 0.3 Macoma balthica 1.4 12.9 0.2 0.2 44.7 0.6 0.6 Eteone longa 1.4 168.0 2.3 2.3 36.8 0.5 0.5 OLIGOCHAETA 18.9 297.2 16.1 5.9 8.3 0.4 0.1 Venerupis senegalensis 1.4 12.9 0.2 0.2 23.3 0.3 0.3 Bathyporeia elegans 1.4 38.8 0.5 0.5 11.8 0.2 0.2 Mya arenaria 1.4 12.9 0.2 0.2 10.4 0.1 0.1 Aphelochaeta marioni 6.8 25.8 1.0 0.5 4.4 0.1 0.1 Paradoneis fulgens 1.4 12.9 0.2 0.2 1.8 0.0 0.0 Alitta succinea - - - -Alitta virens - - - -Arenicola defodiens - - - -Arenicola marina - - - -Bathyporeia - - - -Bathyporeia pelagica - - - -Cerastoderma edule - - - -Donax vittatus - - - -Macropodia rostrata - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Nassarius reticulatus - - - -Petricola pholadiformis - - - -Philocheras trispinosus - - - -Portumnus latipes - - - -Scrobicularia plana - - - -Streblospio benedicti - - - -Tellina tenuis - - -

-Dichtheid (n per m2) Biomassa (mg per m2)

R

e

fW

e

s

t_

z

rb

(34)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.10 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied RefZrand van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op

basis van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Venerupis senegalensis 16.7 103.4 11.8 8.9 106457.1 10799.7 8905.6 Owenia fusiformis 33.3 6472.9 807.5 549.7 51927.8 10672.3 5672.0 Ensis directus 16.7 51.7 7.5 5.1 57575.4 8977.6 6069.9 Asterias rubens 16.7 193.8 23.7 17.2 20277.6 3057.2 2074.8 Abra alba 25.0 6046.5 531.9 501.9 22160.2 1906.7 1842.2 Mya arenaria 8.3 12.9 1.1 1.1 22214.5 1851.2 1851.2 Notomastus latericeus 41.7 529.7 129.2 59.5 4019.1 1058.1 457.5 BRACHYURA 16.7 12.9 2.2 1.5 10960.0 913.8 913.3 Echinocardium 33.3 25.8 5.4 2.5 3886.0 554.7 368.6 Sthenelais boa 16.7 12.9 2.2 1.5 4723.5 515.6 401.4 Lanice conchilega 25.0 155.0 22.6 14.8 4369.1 452.0 363.8 Nephtys cirrosa 75.0 116.3 35.5 10.2 1200.7 361.3 117.6 Nephtys hombergii 33.3 77.5 15.1 7.3 1258.3 269.7 125.4 Eunereis longissima 16.7 38.8 5.4 3.7 2103.2 258.4 187.0 Ophiura ophiura 16.7 12.9 2.2 1.5 1987.3 225.8 171.0 Pectinaria (Lagis) 25.0 129.2 21.5 13.0 654.6 132.1 73.9 Scoloplos armiger 25.0 1950.9 320.8 191.6 281.9 51.5 30.4 Scolelepis bonnieri 8.3 25.8 2.2 2.2 586.6 48.9 48.9 Spiophanes bombyx 50.0 245.5 43.1 22.8 215.4 30.2 17.9 Ophiura albida 8.3 25.8 2.2 2.2 346.3 28.9 28.9 Glycera tridactyla 16.7 12.9 2.2 1.5 272.4 25.5 22.6 Magelona papillicornis 41.7 38.8 8.6 3.7 156.6 24.7 14.1 Heteromastus filiformis 33.3 452.2 103.4 53.5 68.2 12.0 6.8 Abludomelita obtusata 25.0 749.4 92.6 63.0 90.5 11.1 7.6 Tellina fabula 16.7 12.9 2.2 1.5 120.3 10.2 10.0 Kurtiella bidentata 33.3 374.7 52.8 33.4 67.8 9.5 6.0 Phyllodoce 41.7 116.3 16.2 9.7 72.8 8.7 6.1 Pholoe minuta 25.0 387.6 37.7 32.0 80.8 8.2 6.7 OLIGOCHAETA 33.3 969.0 119.5 80.4 76.8 7.7 6.3 Urothoe brevicornis 33.3 25.8 7.5 3.4 27.6 5.3 2.7 Anaitides mucosa 8.3 116.3 9.7 9.7 44.1 3.7 3.7 Spio martinensis 8.3 77.5 6.5 6.5 24.4 2.0 2.0 Travisia forbesii 8.3 12.9 1.1 1.1 21.9 1.8 1.8 Gastrosaccus spinifer 8.3 12.9 1.1 1.1 18.1 1.5 1.5 Bathyporeia 8.3 90.4 7.5 7.5 13.4 1.1 1.1 Urothoe poseidonis 8.3 12.9 1.1 1.1 12.3 1.0 1.0 Petricola pholadiformis 8.3 116.3 9.7 9.7 10.7 0.9 0.9 Mytilus edulis 41.7 878.6 118.4 76.2 3.5 0.8 0.4 Paradoneis fulgens 16.7 51.7 5.4 4.3 5.6 0.6 0.5 Capitella capitata 16.7 12.9 2.2 1.5 1.2 0.2 0.1 Aphelochaeta marioni 8.3 12.9 1.1 1.1 0.8 0.1 0.1 Crangon crangon 8.3 12.9 1.1 1.1 0.6 0.0 0.0 Alitta succinea - - - -Alitta virens - - - -Anaitides groenlandica - - - -Arenicola defodiens - - - -Arenicola marina - - - -Bathyporeia elegans - - - -Bathyporeia pelagica - - - -Carcinus maenas - - - -Cerastoderma edule - - - -Corystes cassivelaunus - - - -Diogenes pugilator - - - -Donax vittatus - - - -Eteone longa - - - -Hediste diversicolor - - - -Liocarcinus holsatus - - - -Liocarcinus navigator - - - -Macoma balthica - - - -Macropodia rostrata - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Nassarius nitidus - - - -Nassarius reticulatus - - - -Nephtys assimilis - - - -Nephtys caeca - - - -Nephtys longosetosa - - - -Ophelia limacina - - - -Pagurus bernhardus - - - -Pestarella tyrrhena - - - -Philocheras trispinosus - - - -Portumnus latipes - - - -Processa parva - - - -Pygospio elegans - - -

-Dichtheid (n per m2) Biomassa (mg per m2)

R

e

fZ

R

a

n

d

(35)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Tabel 1.11 Frequentie van voorkomen, maximale en gemiddelde dichtheid en biomassa (Maxi, Gem, SE-Gem) in deelgebied RefZuid van de 81 dominante soorten in alle gebieden. De soorten zijn gesorteerd op basis

van hun gemiddelde biomassa in het deelgebied (data box-corer).

Max Gemiddelde SE-Gem Max Gemiddelde SE-Gem

Ensis directus 33.3 155.0 19.0 4.1 234810.7 30184.6 6626.1 Echinocardium 35.9 155.0 14.7 3.2 73927.0 4034.0 1256.4 Owenia fusiformis 16.7 20116.3 478.2 286.0 94412.3 3469.6 1695.2 Asterias rubens 7.7 64.6 2.7 1.3 60993.6 1280.1 850.7 Abra alba 14.1 3837.2 111.0 59.4 31072.3 842.4 469.3 Lanice conchilega 28.2 697.7 39.8 14.4 9826.2 589.2 209.1 Notomastus latericeus 25.6 775.2 49.7 15.9 7618.3 557.8 185.7 Mya arenaria 2.6 12.9 0.3 0.2 36361.8 466.4 466.2 Scrobicularia plana 1.3 64.6 0.8 0.8 32923.1 422.1 422.1 Liocarcinus holsatus 7.7 38.8 1.7 0.7 14692.9 371.7 216.8 Ophiura ophiura 15.4 38.8 2.8 0.9 3953.5 356.0 108.3 Venerupis senegalensis 1.3 38.8 0.5 0.5 26921.0 345.1 345.1 Nephtys cirrosa 73.1 116.3 35.6 3.9 1005.0 242.0 27.4 Nephtys caeca 7.7 12.9 1.0 0.4 5841.1 193.9 99.4 Eunereis longissima 14.1 129.2 5.5 2.1 4642.1 167.2 77.7 Sthenelais boa 6.4 90.4 2.7 1.4 5264.9 148.8 82.3 Pectinaria (Lagis) 15.4 671.8 24.5 10.9 3192.4 140.0 55.9 Nassarius reticulatus 3.8 90.4 1.7 1.2 6518.1 137.2 95.9 Nephtys hombergii 17.9 129.2 5.8 2.1 1873.4 125.9 45.0 Ophiura albida 6.4 284.2 7.8 4.4 3038.2 89.0 49.2 Spisula solida 2.6 25.8 0.5 0.4 3520.7 74.6 53.6 Travisia forbesii 21.8 155.0 8.1 2.8 1165.4 68.6 23.8 Liocarcinus navigator 1.3 25.8 0.3 0.3 5118.6 65.6 65.6 Ophelia limacina 6.4 64.6 2.0 1.1 3285.5 65.6 47.1 Pagurus bernhardus 7.7 51.7 2.0 0.9 3164.1 54.6 41.2 Arenicola defodiens 1.3 12.9 0.2 0.2 4043.9 51.8 51.8 Scoloplos armiger 43.6 3191.2 101.2 47.4 415.1 51.5 12.1 Spiophanes bombyx 56.4 2907.0 91.3 42.4 1050.4 50.0 17.6 Phyllodoce 11.5 4845.0 101.9 72.3 2177.0 49.3 34.7 Heteromastus filiformis 17.9 1640.8 35.6 22.0 3190.5 43.0 40.9 Hediste diversicolor 2.6 116.3 2.0 1.6 3051.6 39.9 39.1 Crangon crangon 7.7 25.8 1.3 0.6 1262.7 36.6 20.9 Scolelepis bonnieri 14.1 64.6 3.0 1.1 695.4 33.3 12.7 Diogenes pugilator 12.8 51.7 2.7 1.0 1507.3 29.7 20.6 Magelona papillicornis 32.1 633.1 20.4 8.9 251.6 22.2 6.1 Tellina fabula 7.7 51.7 1.7 0.8 808.8 19.6 11.9 Kurtiella bidentata 15.4 2222.2 75.7 37.6 573.5 18.9 9.4 BRACHYURA 3.8 25.8 0.7 0.4 1163.6 15.0 14.9 Glycera tridactyla 6.4 25.8 1.2 0.5 589.2 14.7 8.7 Anaitides mucosa 19.2 801.0 25.5 13.0 402.7 13.4 6.8 Spisula subtruncata 1.3 12.9 0.2 0.2 1012.9 13.0 13.0 Urothoe poseidonis 30.8 529.7 34.5 10.6 183.5 12.5 3.6 Tellimya ferruginosa 17.9 503.9 23.7 9.5 242.8 12.3 4.2 Pholoe minuta 7.7 426.4 10.4 6.1 424.9 6.5 5.5 Macoma balthica 2.6 51.7 1.0 0.7 454.0 5.8 5.8 Urothoe brevicornis 23.1 77.5 7.3 2.0 80.5 5.0 1.5 Alitta succinea 1.3 12.9 0.2 0.2 364.7 4.7 4.7 Anaitides groenlandica 1.3 12.9 0.2 0.2 271.9 3.5 3.5 Gastrosaccus spinifer 11.5 51.7 2.0 0.8 60.2 2.9 1.2 Abludomelita obtusata 9.0 180.9 8.9 3.9 50.3 1.6 0.8 Aphelochaeta marioni 11.5 271.3 8.4 4.2 54.2 1.3 0.8 Paradoneis fulgens 12.8 51.7 3.0 1.0 15.3 0.8 0.3 Carcinus maenas 1.3 12.9 0.2 0.2 40.8 0.5 0.5 OLIGOCHAETA 10.3 413.4 10.9 5.9 26.6 0.5 0.4 Mytilus edulis 21.8 956.1 31.0 15.4 9.9 0.4 0.2 Bathyporeia elegans 6.4 25.8 1.2 0.5 9.0 0.2 0.1 Bathyporeia pelagica 3.8 38.8 1.0 0.6 7.4 0.2 0.1 Spio martinensis 2.6 25.8 0.5 0.4 8.5 0.1 0.1 Capitella capitata 2.6 12.9 0.3 0.2 1.4 0.0 0.0 Alitta virens - - - -Arenicola marina - - - -Bathyporeia - - - -Cerastoderma edule - - - -Corystes cassivelaunus - - - -Donax vittatus - - - -Eteone longa - - - -Macropodia rostrata - - - -Marenzelleria cf. wireni - - - -Marenzelleria viridis - - - -Nassarius nitidus - - - -Nephtys assimilis - - - -Nephtys longosetosa - - - -Pestarella tyrrhena - - - -Petricola pholadiformis - - - -Philocheras trispinosus - - - -Portumnus latipes - - - -Processa parva - - - -Pygospio elegans - - - -Sigalion mathildae - - - -Streblospio benedicti - - - -Tellina tenuis - - -

-R

e

fZ

u

id

Dichtheid (n per m2) Biomassa (mg per m2)

(36)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Op basis van de totale biomassa van elke soort in het monstergebied is een selectie gemaakt van 15 eerste soorten die samen 99% van de biomassa uitmaken, na uitsluiting van de mesheften (zelf verantwoordelijk voor meer dan 70% van de totale biomassa!) (Figuur 1.9). Figuur 1.10 tot en met Figuur 1.13 geven de verspreiding van deze 15 dominante soorten en mesheften (Ensis) weer.

De soorten zijn gesorteerd op basis van hun gemiddelde biomassa in het onderzoeksgebied (data box-corer). 0 5 10 15 20 25 30 Mya are naria Ech inoc ardi um c orda tum Myt ilus edul is Ow enia fusi form is Lani ce c onch ilega Ast eria s ru bens Ven erup is s eneg alen sis Not om astu s la teric eus Lioc arci nus hols atus Nep htys cirr osa Cer asto derm a ed ule Oph iura oph iura Abr a al ba Alitta vire ns Eun erei s lo ngis sim a Soorten P e rc e n ta g e T o ta le B io m a s s a

(37)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 1.10 Verspreiding en biomassa van Ensis, Nephtys cirrosa, Echinocardium cordatum en Laniceconchilega(data box-corer).

(38)
(39)

1200672-000-ZKS-0023, 14 april 2011, defintief

Figuur 1.12 Verspreiding en biomassa van Alitta virens, Mytilus edulis, Mya arenaria en Cerastoderma edule (data box-corer).

(40)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

As such, the findings suggest that religiosity is associated with elevated levels of agency hope, which in turn leads to higher levels of subjective

The attitude questions put to the respondents, were based on a Likert scale of 1−5 (strongly agree to strongly disagree) and anchored on various arguments linked to the

The recommendations pertain to the statutory and regulatory framework for health services in South Africa; the theoretical and statutory framework for human

The selected packaging facility inspired the study, due to the inefficiencies in the production process, which could be significantly improved by implementing a

My primary research questions were: (1) how do different communities of practice take part in and construct Conservation Discourse related to the Kruger Parks conservation goals,

The reasoning behind this is that the continuous payment forms can serve as a motivation to be counter-productive and inefficient, with the goal of extending

It is for this reason that this study aimed to achieve the primary objective to determine the impact of tourism on local economic development (LED), by analysing the Vaal

In this paper we will test the effect of the metal by evaluating the transition metals in the Grubbs 2 framework by DFT calculations according to the following criteria: