• No results found

Zwakke en zeer zwakke scholen

In document De staat van het onderwijs (pagina 45-48)

Oordelen • Zwakke scholen hebben in de meeste gevallen onvoldoende eindopbrengsten en maximaal één ernstige tekortkoming in het onderwijsproces. Ook komt het voor dat de tussentijdse opbrengsten onvoldoende zijn en er daarnaast meerdere tekortkomingen in het onderwijsproces zijn. In enkele gevallen zijn zowel de eindopbrengsten als de tussentijdse opbrengsten voldoende, maar zijn er minimaal vier ernstige tekortkomingen in het onderwijsproces vastgesteld. Op zeer zwakke scholen zijn de opbrengsten onvoldoende en zijn er tevens meerdere tekortkomingen vastgesteld in het

onderwijsleerproces.

1.3

Verbetertrajecten • In tabel 1.3a staat weergegeven voor de basisscholen die op 1 september 2010 (zeer) zwak waren wat hun kwaliteit op 1 september 2012 was. Uit deze tabel is af te lezen dat de kwaliteit op 85 procent van deze scholen in 2012 aan de minimumnormen voldoet. De resterende 15 procent van de voormalig (zeer) zwakke scholen is ofwel nog steeds (zeer) zwak, ofwel opgeheven of gefuseerd.

figuur 1.3a

Percentage scholen waar de kwaliteit van de opbrengsten en het onderwijsproces voldoende is,

uitgesplitst naar (zeer) zwakke scholen en verbeterde scholen, in het schooljaar 2011/2012 (n landelijk=396)

Opbrengsten

Aanbod taal passend bij onderwijsbehoeften Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2012

Tabel 1.3a

Toezichtarrangementen op 1 september 2012 van basisscholen die op 1 september 2010 zwak of zeer zwak waren (in percentages, n=501)

Basis Zwak Zeer zwak Opgeheven/

gefuseerd

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2012

%

Opbrengsten einde basisschool

Kenmerken zeer zwakke scholen • Zeer zwakke scholen laten over een periode van minimaal drie jaar onvoldoende eindopbrengsten zien en kennen daarnaast ernstige tekortkomingen in het leerstof-aanbod, het didactisch handelen en/of de zorg en begeleiding (zie figuur 1.3a). Ook de kwaliteitszorg schiet vaak tekort (zie figuur 1.3b). Vaak hangt dit samen met problemen in het team, de schoolleiding en het bestuur.

figuur 1.3b

Percentage scholen waar de kwaliteitszorg voldoende is, uitgesplitst naar (zeer) zwakke scholen en verbeterde scholen, in het schooljaar 2011/2012 (n landelijk=396)

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2012

0 20 40 60 80 100

verbetermaatregelen zeer zwakke scholen • Om zeer zwakke scholen weer op de rails te krijgen zijn verschillende soorten maatregelen nodig. Het kan gaan om verbeteren van het bestuurlijk handelen, personele interventies en veranderingen in de schoolcultuur (meer opbrengstgericht werken). Soms zijn ook inhoudelijke verbeteringen nodig, bijvoorbeeld in het leerstofaanbod en het didactisch handelen (Corporaal en Van den Broek d’Obrenan, 2012). Verbetertrajecten op zeer zwakke scholen worden in de regel begeleid door externe instanties. De inspectie monitort en beoordeelt de voortgang. Aan het einde van het verbetertraject beoordeelt de inspectie of de kwaliteit op orde is. De school moet dan in ieder geval weer voldoende eindopbrengsten realiseren.

Systematische bewaking kwaliteitszorg • Een andere voorwaarde voor basistoezicht is dat de kwaliteits zorg op ten minste drie cruciale indicatoren op orde is. Hiermee wordt gewaarborgd dat de onderwijs kwaliteit niet meer terugvalt. In figuur 1.3a is te zien dat de percentages voldoendes op de belangrijkste indicatoren op scholen die zich verbeterd hebben, overeenkomen met het landelijke beeld. Figuur 1.3b laat zien dat bij de kwaliteitszorgindicatoren de groep verbeterde scholen het zelfs iets beter doet. Blijkbaar realiseren deze scholen zich vanwege het intensieve verbetertraject extra dat kwaliteit niet vanzelfsprekend is, maar systematisch bewaakt moet worden. De uitkomsten tonen tegelijkertijd aan dat er mogelijkheden voor verbetering zijn, ook bij scholen die in de middengroep vallen. Als voormalige zwakke en zeer zwakke scholen hun kwaliteitszorg op orde kunnen krijgen, moet dat ook voor alle andere scholen haalbaar zijn.

Langdurig (zeer) zwakke scholen • Een beperkt aantal scholen slaagt er niet in zich binnen een periode van twee jaar blijvend te verbeteren. Sommige scholen blijven geruime tijd, soms meer dan vijf jaar, zwak of zeer zwak. Vaak spelen verschillende factoren hierbij een rol. De schoolleiding vertoont bijvoorbeeld weinig leiderschap en focust onvoldoende op opbrengsten, of de leraren hebben te lage verwachtingen van hun leerlingen en weten niet goed om te gaan met zorgleerlingen.

Verder spelen omstandigheden, context en geschiedenis mee. De langdurig (zeer) zwakke scholen zijn meestal kleiner, hebben bovengemiddeld veel gewichtenleerlingen en bevinden zich verhoudingsgewijs vaak in de G4 en de provincies Groningen, Flevoland en Noord-Holland. De inspectie blijft voormalig zeer zwakke scholen nauwlettend volgen. Bij dreigende terugval wordt het bestuur daar door de inspectie direct en indringend op aangesproken.

89

Basis Zwak Zeer zwak

voorkomen van zwak of zeer zwak • Lang niet alle basisscholen laten een stabiel opbrengstenbeeld zien. Meer dan de helft van de basisscholen had in de jaren 2010, 2011 en 2012 ten minste één keer een eindtoetsscore die onder de inspectienorm lag. De inspectie waarschuwt besturen als de eindopbreng-sten van hun school of scholen de laatste twee jaar mogelijk onvoldoende lijken te zijn. Als de eind-opbrengsten alleen het laatste jaar onvoldoende zijn, krijgt het bestuur een attendering. Hiermee geeft de inspectie vroegtijdig een signaal af aan de besturen om in te grijpen en daarmee te voorkomen dat een school zwak of zeer zwak wordt. In 2012 heeft 17 procent van de scholen een attendering gekregen en 5 procent een waarschuwing.

Tegenwoordig voert de inspectie op scholen waar de gemiddelde leerprestaties sterk wisselen in bepaalde gevallen een kwaliteitsonderzoek uit. Een op de drie keer is een school daarbij als zwak beoordeeld. Scholen die de laatste twee jaar onvoldoende eindopbrengsten hebben en tevens een ongunstig perspectief hebben voor het derde jaar, kunnen ook bezoek van de inspectie verwachten.

Dit gebeurt als het perspectief van groep 7 niet gunstig is en het bestuur onvoldoende maat regelen heeft getroffen om de kwaliteit op de school te verbeteren. Het onderzoek is bedoeld als aanzet om het verbetertraject eerder en gerichter op te starten.

In document De staat van het onderwijs (pagina 45-48)