• No results found

Zorgvuldiger produceren

In document De macht van het menu (pagina 73-75)

De richtlijn om meer vis te eten, staat op gespannen voet met de biodiversiteit en het gebruik van een schaarse hulpbron

2.4 Zorgvuldiger produceren

Zorgvuldige productie: meer aandacht voor lokale effecten en dierenwelzijn

Zorgvuldiger produceren is gericht op het verbeteren van de lokale milieu- en natuurkwaliteit en het verhogen van het dierenwelzijn. Voorbeelden hiervan zijn het geven van meer ruimte aan dieren in de veehouderij (eventueel met uitloop), het in stand houden van landschapselementen, agrarisch natuurbeheer en minder gebruik van hulpmiddelen als antibiotica en bestrijdingsmiddelen. Deze oplossingsrichting omvat opties die verschillende voedselproducten leveren, bijvoorbeeld biologisch voedsel of vlees met een Beter Leven-kenmerk.

Bij meer aandacht voor dierenwelzijn zal ook het gebruik van antibiotica in het algemeen lager zijn, onder andere doordat andere rassen kunnen worden geselecteerd en het stalklimaat beter is. Een voorbeeld is de Volwaardkip, die volgens de

twee

kippenhouder geen antibiotica nodig heeft (Van Seggelen 2012). Bij vrije uitloop is er wel een grotere kans op dierziektes, zoals het vogelgriepvirus. Ook de levensverwachting van een koe kan aanzienlijk worden verlengd. In de meeste stallen hebben koeien last van klauw- en uierproblemen, zodat ze na vijf à zes jaar noodgedwongen worden geslacht, terwijl een koe tot veertien jaar een hoge melkproductie kan geven (Gosselink et al. 2009). Betere huisvesting (stalklimaat, zachte vloeren), meer ruimte per koe en minder snelle vervanging vanuit de gedachte dat een nieuwe generatie koeien een hogere melkproductie zal leveren, kunnen zowel voor de boer als voor de koe duurzaamheidswinst opleveren (zie bijvoorbeeld het stalontwerpproject ‘Kracht van koeien’, WUR).

Meer dierenwelzijn: hogere kosten en hoger landgebruik

Zorgvuldiger produceren staat in veel gevallen op gespannen voet met efficiënter produceren: meer dierenwelzijn betekent vaak meer voer per kilogram vlees. Een natuurlijker beheer van graslanden of de invoering van ecologische aandachtsgebieden zoals voorgesteld bij de herziening van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (Van Zeijts et al. 2011), leidt meestal tot lagere opbrengsten. Een minder efficiënte productie betekent ook vaak dat de kostprijs voor boeren stijgt. De verdiensten kunnen echter hoger zijn als het product onderscheidend in de markt wordt gezet, bijvoorbeeld via andere verkoopkanalen of met een label, zoals Weidemelk, EKO of Beter Leven. Als consumenten bereid zijn om te kiezen voor dit type producten, is het voor boeren, de voedingsmiddelenindustrie en detailhandel ook rendabel om in dit type verduurzaming te investeren. Producenten en supermarkten kunnen het makkelijker maken voor de consument door bijvoorbeeld de verkrijgbaarheid en bereiding makkelijker te maken, waardoor dit type producten voor hen aantrekkelijker wordt (zie verder hoofdstuk 3.) In de biologische landbouw is de spanning tussen zorgvuldiger en efficiënter zichtbaar. Dit type landbouw heeft vaak minder negatieve lokale effecten dan de gangbare landbouw: minder uitspoeling van meststoffen en een hogere lokale biodiversiteit. De gewasopbrengsten zijn echter gemiddeld 20 procent lager dan die van de gangbare landbouw (Ponti 2009).

In een veehouderij waarin het dierenwelzijn is verbeterd, hebben de dieren meer comfort en leven zij soms langer. In de periode dat zij langer leven, is voer nodig dat minder efficiënt wordt omgezet in vlees (tabel 2.2) (Oenema et al. 2010; De Vries & De Boer 2010). Als consumenten dierlijke producten kopen met een hoger dierenwelzijn, leidt dit tot een toename in het landgebruik. Ook zijn de arbeidskosten hoger, evenals de kosten van de stalruimte. De toename van het voergebruik hangt sterk af van het type dier en van de beoogde verbetering van het dierenwelzijn. Een biologische veehouderij zorgt voor een significante verbetering van het dierenwelzijn, maar heeft echter veelal een grotere milieu-impact, zoals hogere emissies en meer landgebruik om het voer te produceren. Daarnaast speelt mee dat er nog extra eisen aan de

voersamenstelling zijn, zoals geen gebruik van synthetische eiwitten. Er zijn echter ook interessante tussenvormen, zoals het Beter Leven-kenmerk ‘1 ster’, waarbij het voergebruik een paar procenten tot 25 procent meer voer vraagt, afhankelijk van het

twee

twee

dier (tabel 2.2). Een concept, zoals Ronddeel voor eieren, met aandacht voor

dierenwelzijn én milieu, is nog maar enkele jaren op de markt. Naar verwachting zijn er nog meer van dergelijke innovaties op het gebied van meer dierenwelzijn met lage milieu-impact mogelijk.

Wanneer consumenten kiezen voor diervriendelijker producten, stijgt de voetafdruk met circa 2 procent (zie ook figuur 2.6). Hierbij is verondersteld dat voor varkensvlees het Beter Leven-2 sterren-kenmerk wordt gekozen, en voor eieren en kippenvlees 1 ster. In deze berekening is geen verbetering van het dierenwelzijn in de melkveehouderij verondersteld.

In de afgelopen decennia is de beleidsinzet meer op zorgvuldiger produceren gericht

De overheid heeft op verschillende manieren in de afgelopen dertig jaar bijgedragen aan zorgvuldiger produceren. In de eerste plaats met het milieubeleid op het gebied van geur, mest, ammoniak, fijn stof en bestrijdingsmiddelen. Een voorbeeld is de verplichte reductie van emissies van gewasbeschermingsmiddelen langs waterlopen. In de tweede plaats financiert de overheid onderzoek en praktijkexperimenten naar geïntegreerde landbouw en gewasbescherming en ontwikkeling van nieuwe veehouderijsystemen, zoals de Rondeelstal voor leghennen en de Comfort class-stal voor varkens, en subsidies voor investeringen voor bijvoorbeeld ‘integraal duurzame’ stallen. De Nederlandse wetgeving rond dierenwelzijn heeft tot voor kort iets vooropgelopen op Europese regelgeving. Voor het gebruik van antibiotica heeft staatssecretaris Dijksma ten opzichte van 2009 een reductiedoel vastgesteld van 50 procent in 2013 en van 70 procent in 2015. Ten slotte stimuleert de overheid multifunctionele landbouw, onder andere door vergoedingen voor agrarisch natuurbeheer.

In document De macht van het menu (pagina 73-75)