• No results found

Ambities voor een duurzaam voedselsysteem

In document De macht van het menu (pagina 59-62)

een Figuur 1

1.3 Ambities voor een duurzaam voedselsysteem

Is het mogelijk om concrete doelstellingen of ambities te hanteren voor aspecten als landgebruik (en daaraan gekoppeld verlies van biodiversiteit), emissies van

broeikasgassen en een gezonder voedselpatroon? Een aantal bedrijven in de

voedselketen heeft ambities in die richting, maar geeft ook aan behoefte te hebben aan een concrete visie van de overheid op een duurzaam voedselsysteem. Welke

doelstellingen of ambities kunnen dan worden gehanteerd? In deze paragraaf proberen we voor de vier thema’s een kader te bieden voor een discussie rondom mogelijke doelstellingen voor het Nederlandse voedselsysteem.

Op het gebied van landgebruik, broeikasgas- en nutriëntenemissies zijn kritische grenswaarden niet altijd eenduidig wetenschappelijk te onderbouwen (Van Oorschot et al. 2012). Dit komt omdat deze grenswaarden in feite het resultaat zijn van een afweging tussen verschillende maatschappelijke en politieke belangen, of van een normatief oordeel over acceptabele risico’s, en het al dan niet toepassen van het

voorzorgsbeginsel bij wetenschappelijke onzekerheden. Hierdoor is het niet mogelijk om voor de diverse aspecten harde doelstellingen op wetenschappelijke wijze af te leiden. Deze moeten in een politiek en maatschappelijk debat worden vastgesteld. Ook bij aspecten die meer op het ethische vlak liggen, zoals normen voor dierenwelzijn of mondiale verdelingsvraagstukken, geldt dat deze niet op objectieve wijze zijn vast te stellen. De wetenschap kan slechts kennis in kaart brengen en de consequenties van voors en tegens beoordelen, zoals de kosten en baten voor de verschillende partijen. De uiteindelijke afweging is aan de politiek. Tot slot geldt dat het gelijktijdig bereiken van doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, biodiversiteit en ondervoeding een extra dimensie aan de opgave is (Van Vuuren & Kok 2012).

Het voorafgaande betekent niet dat er in wetenschappelijke zin niets te zeggen valt over mogelijke doelstellingen, of dat deze geheel arbitrair zijn. We gaan hierna voor de verschillende thema’s na welke algemene doelstellingen er zijn, en wat de bijdrage van het voedsel- en landbouwsysteem in positieve of negatieve zin is. We gaan daarbij niet in op de oplossingsrichtingen om het voedsel- en landbouwsysteem te verbeteren; deze komen in hoofdstuk 2 aan bod.

1.3.1 Fysieke houdbaarheid en schaarste

In tabel 1.1 is voor een aantal eerdergenoemde aspecten binnen dit thema de mondiale doelstelling of ambitie weergegeven, en waar relevant ook de Europese of Nederlandse doelstelling. In het algemeen gaat het hier om een doelstelling die niet exclusief voor het voedselsysteem geldt, maar voor de gehele economie en maatschappij. In de vierde

een

Tabel 1.1

Doelen rond fysieke houdbaarheid en schaarste, en bijdrage van voedselproductie en -consumptie.

Probleem Algemene mondiale doelstelling Nederlandse of EU-doelstelling Bijdrage voedselproductie Positie Nederland Klimaatverandering Beperken wereldwijde temperatuurstijging tot maximaal 2o C In 2050 CO2-arme (klimaatneutrale) economie, die 80% minder CO2 en andere

broeikasgassen uitstoot (ten opzichte van 1990); voor landbouwsector in EU ambitie van -42% ten opzichte van 1990 In EU circa 25%; belangrijkste bronnen rundvee, stikstofgebruik, ontbossing

Hogere emissies dan mondiaal gemiddeld

Biodiversiteitsverlies Stopzetten verlies en uiteindelijk herstellen van biodiversiteit Het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de EU uiterlijk in 2020 tot staan brengen en zo veel mogelijk ongedaan maken, en tevens de bijdrage van de EU tot het verhoeden van het wereldwijde biodiversiteitsverlies opvoeren Landbouw verantwoordelijk voor ruim 60% biodiversiteitsverlies vanwege onder andere landgebruik, stikstofemissies, fragmentatie natuurgebieden Biodiversiteitsverlies is in Nederland groter dan elders;

biodiversiteitsverlies elders door Nederlandse consumptie Beschikbaarheid en continueerbaarheid gebruik van vruchtbare landbouwgronden Geen/gekoppeld aan biodiversiteits- doelstelling Streven naar voedselzekerheid/bijdrage aan wereldvoedselvoorziening; duurzaam bodemgebruik

In EU > 95% Hogere consumptie van landbouw-producten dan mondiaal gemiddeld, maar door hoge opbrengsten per ha gebruik

landbouwgrond ongeveer gemiddeld Vermesting Geen directe

doelstelling, gerelateerd aan biodiversiteitsverlies

EU-NEC: Beperking ammoniakemissie met het oog op halen kritische depositieniveau;

Nitraatrichtlijn: al het water voldoet aan 50 mg/L en ‘evenwichtsbemesting’; Kaderrichtlijn Water: N- en P-concentraties in alle wateren brengen op (watertype afhankelijke) niveaus voor Goede Ecologie

In EU 60-90% Zeer hoge N-emissies naar water en P-emissies naar bodem in veedichte gebieden

Verbruik visvoorraden Geen Beëindiging overbevissing en visserij duurzaam maken (inclusief effecten EU visserij in internationale wateren) In EU > 95% Nederlandse visconsumptie gemiddeld

ee

N

ee

N

kolom staat de bijdrage van voedsel aan het probleem. Als deze bijdrage laag is, dan kan de oplossing ook in andere sectoren worden gezocht. Dit geldt bijvoorbeeld voor broeikasgasemissies, waarin voedsel nu een aandeel heeft van circa 25 procent. Omdat broeikasgasemissies vanuit de landbouw lastiger terug te dringen zijn dan in andere sectoren, stelt de Europese Commissie voor dat de vermindering in 2050 voor de landbouw minstens 42 procent moet bedragen, terwijl de alles omvattende doelstelling een reductie van 80 procent is ten opzichte van 1990 (EC 2011b). Bij biodiversiteitsverlies en landgebruik bijvoorbeeld, is de bijdrage van voedselproductie en -consumptie juist groot, wat betekent dat een vermindering van de druk vooral vanuit het voedselsysteem moet komen. Een laatste overweging voor het vaststellen van een doelstelling is de positie van de Nederlandse consumptie ten opzichte van de gemiddelde consumptie op mondiaal niveau. Deze overweging is relevant in het licht van de groeiende

wereldbevolking en stijgende welvaart elders. Als de Nederlandse consumptie mondiaal gezien hoog is, dan kan dat een reden zijn tot beperking van deze consumptie. Hier ligt een parallel met het klimaatbeleid, waar landen met hoge emissies meestal een zwaardere taakstelling op zich nemen dan landen met lage emissies.

Tabel 1.1 laat zien dat een aantal mondiale problemen, zoals het verlies van biodiversiteit en klimaatverandering zijn gekoppeld aan voedselproductie. Als Nederland een bijdrage wil leveren aan het oplossen van deze mondiale problemen, dan moet ook de

voetafdruk vanuit Nederland verminderen. In hoofdstuk 2 schetsen we hiervoor een aantal oplossingsrichtingen.

1.3.2 Lokale effecten

Bij dit thema is de relatie tussen landbouwproductie in Nederland en effecten meestal een stuk eenduidiger dan bij het thema ‘fysieke houdbaarheid en schaarste’. De doelen van dit thema slaan eerder op de productie dan op de consumptie van voedsel in Nederland. Voor (lokale) biodiversiteit is er in EU-verband een doelstelling afgesproken, namelijk geen verlies van biodiversiteit na 2020. Voor dierenwelzijn staat in de

Toekomstvisie op de Veehouderij onder andere: ‘Het vee vertoont natuurlijk gedrag, krijgt daglicht en ondergaat nauwelijks tot geen fysieke ingrepen’ (LNV 2008). Deze doelen moeten in 2023 zijn gerealiseerd. Ook is er een ambitie voor het gebruik van antibiotica. Voor 2013 geldt een reductiedoel van 50 procent en voor 2015 van 70 procent ten opzichte van 2009 (PBL et al. 2013d).

Voor lokale milieukwaliteit en emissies geldt een aantal Europese richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Nitraatrichtlijn. Naar verwachting voldoet in 2027 een groot deel van de oppervlaktewateren nog niet aan alle KRW-doelen (PBL 2012). Dit hangt onder andere samen met de belasting door meststoffen en bestrijdingsmiddelen vanuit de landbouw.

een

In document De macht van het menu (pagina 59-62)