• No results found

Effecten van de oplossingsrichtingen op het landgebruik

In document De macht van het menu (pagina 80-84)

De richtlijn om meer vis te eten, staat op gespannen voet met de biodiversiteit en het gebruik van een schaarse hulpbron

2.7 Effecten van de oplossingsrichtingen op het landgebruik

Meeste opties laten voetafdruk van het eetpatroon dalen

Wat is het effect van de diverse mogelijkheden om het eetpatroon duurzamer en gezonder te maken? Het is niet mogelijk om hier al deze effecten te kwantificeren. Ter indicatie hebben we het effect berekend van een aantal opties op het landoppervlak dat wereldwijd nodig is om te voorzien in het Nederlandse eetpatroon (figuur 2.6).

Vruchtbare landbouwgrond is een van de belangrijke schaarse hulpbronnen voor voedselproductie. Het landgebruik dat per inwoner nodig is voor voedselproductie (in binnen- en buitenland) is een veelgebruikte indicator. Landgebruik is ook het

belangrijkste onderdeel van de voetafdruk van de voedselconsumptie. We gebruiken in dit rapport de term ‘voetafdruk’ voor het landgebruik dat nodig is voor het Nederlandse eetpatroon. Dit is slechts een deel van de totale voetafdruk, omdat de non-

foodproducten buiten beschouwing blijven. Andere relevante aspecten zijn bijvoorbeeld gezondheid, emissies van broeikasgassen, fosfaat en stikstof, dierenwelzijn en effecten op biodiversiteit.

Ruwweg levert consumptieverandering het meeste op. Een halvering van de vlees- en zuivelconsumptie geeft een daling van de voetafdruk met een kwart. Bij het opvolgen van de ‘Richtlijnen gezonde voeding’ neemt de voetafdruk af met circa 10 tot 20 procent. Efficiënter produceren betekent op termijn een reductie van 5 tot 15 procent. Het verminderen van voedselverspilling bij consumptie volgens de doelstelling sorteert met ruim 1 procent relatief weinig effect. Meer effect wordt bereikt als ook in de keten

twee

twee

minder wordt verspild. Bij een halvering van de verspilling door de consument, zoals de Europese Commissie als een doel stelt, zou de voetafdruk met circa 4 procent dalen. Meer dierenwelzijn leidt tot een toename van de voetafdruk met circa 2 procent. Consumptieverandering kan ook worden gecombineerd met een duurzamere productie. Een dergelijke combinatie van opties heeft uiteraard meer effect. Een halvering van de vlees- en zuivelconsumptie en minder verspilling van voedsel, gecombineerd met een efficiëntere productie én verbetering van het dierenwelzijn, leiden tot een daling van de voetafdruk met meer dan 30 procent ten opzichte van 2010 (figuur 2.6). Zonder verbetering van het dierenwelzijn is de afname in het landgebruik nog 1 procent meer.

Figuur 2.6

Benodigde oppervlakte landbouwgrond voor Nederlandse voedselconsumptie per optie, 2030

Bron: PBL, 2013

Plantaardige producten Dierlijke producten

Combinatie 1

Halvering vlees en zuivel, minder verspilling en efficiënter produceren Combinatie 2

Gelijk aan combinatie 1 met meer dierenwelzijn Referentie 2010

Minder verspilling (20% procent) Meer dierenwelzijn Efficiënter produceren Halvering vlees en zuivel Dieet volgens richtlijn goede voeding Combinatie 1 Combinatie 2

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 m2 per persoon

pbl.nl

De voetafdruk van het eetpatroon verandert door verschillende opties. Gezonder eten, in de vorm van een halvering van de consumptie van vlees en zuivel of volgens de richtlijn, zorgt voor de grootste verlaging van het benodigde landoppervlak.

twee

2.8 Synthese

• Bij een efficiëntere landbouw vermindert het Nederlandse gebruik van schaarse hulpbronnen, omdat er dan minder grondstoffen nodig zijn. De efficiëntieverhoging zal vooral mogelijk zijn in het buitenland waar veel grondstoffen vandaan komen. In Nederland wordt het land al efficiënt gebruikt, waardoor hier nog weinig winst is te halen. Met technische maatregelen kan nog wel de uitstoot van broeikasgassen verder omlaag. Ook kan er in de Nederlandse landbouw efficiënter worden omgegaan met grondstoffen, zoals meststoffen. Een efficiëntere productie kan nadelig zijn voor de lokale natuur of het dierenwelzijn.

• Bij een zorgvuldigere productie is meer aandacht voor dierenwelzijn of lokale effecten. Ook deze manier van produceren kan bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. Maatregelen die dierenwelzijn bevorderen, staan deels op gespannen voet met de milieukwaliteit of efficiënter produceren; zo hebben dieren die langzamer groeien, meer voer nodig per kilogram vlees. Dit betekent niet dat er geen (kleine) stappen kunnen worden gezet: iets meer aandacht voor dierenwelzijn leidt tot een beperkte verhoging van de milieudruk en het landgebruik. Bij het ontwerp van veehouderijsystemen kan bovendien worden gezocht naar een efficiëntere veehouderij, binnen gegeven hogere standaarden voor dierenwelzijn. Hiervan zijn in de praktijk al voorbeelden.

• Consumenten kunnen via hun koopgedrag duurzame productiewijzen ondersteunen en er daarmee aan bijdragen dat er duurzaam en gezond voedsel in de schappen komt te liggen. Dat betekent wel dat consumenten inzicht moeten hebben in wat duurzaam en gezond ís. In de media is de berichtgeving vaak tegenstrijdig. In het onderwijs kan hier meer aandacht aan worden besteed. Ook producenten en supermarkten kunnen hierbij helpen, door van de meer duurzame en gezonde keuze de makkelijke keuze te maken (door bijvoorbeeld meer aanbod en promotie). Voor deze keuze is het belangrijk dat de productie transparant is en er goede voorlichting over wordt gegeven.

• Gezond en duurzaam eten is echter niet alleen het kopen van producten met een keurmerk, maar ook het samenstellen van een gezond en duurzaam voedselpakket. Hierbij is een gezond en duurzaam eetpatroon niet altijd duurder. Eten volgens de ‘Richtlijnen goede voeding’ verkleint de voetafdruk van het eetpatroon met circa 10 tot 20 procent. Wanneer de consumptie van vlees en zuivel wordt gehalveerd, neemt de voetafdruk af met een kwart.

• In het terugdringen van verspilling van voedsel kunnen vooral de consumenten een belangrijke rol spelen, omdat zij de grootste bijdrage leveren aan verspilling. Supermarkten en cateraars moeten een andere economische bril opzetten om verspilling terug te dringen. Het verminderen van verspilling is overigens niet de enige oplossing; 20 procent minder verspilling bij consumptie in 2015, verkleint de

voetafdruk van het eetpatroon met 1 procent, bij een halvering zou dit oplopen tot circa 4 procent.

twee

twee

• Een combinatie van opties, zoals een halvering van de vlees- en zuivelconsumptie, minder verspilling van voedsel, een efficiëntere productie en verbetering van het dierenwelzijn, levert de grootste duurzaamheidswinst op. De genoemde combinatie verkleint de voetafdruk van het eetpatroon met meer dan 30 procent in het landgebruik. Dit moet gezien worden als een potentieel, waarbij de vraag is hoe dit door bedrijven en burgers in de praktijk kan worden ingevuld. Bovendien zijn daarbij niet alleen synergieën, maar ook afwentelingen aan de orde. De oplossingsrichtingen kunnen daarom beter altijd in samenhang worden bekeken.

drie

In document De macht van het menu (pagina 80-84)