• No results found

Iedere dag zijn er op elke groep vaste pedagogisch medewerkers die zorgdragen voor de aanwezige kinderen. Op die manier is de continuïteit in het contact zoveel mogelijk gewaarborgd.

3.1. Gezonde voeding en de maaltijden

KiWi vindt een gezonde leefstijl voor kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar belangrijk. Naast bewegen, de zorg voor je eigen lichaam en een gezonde omgeving, is ook gezonde voeding van belang. Gezond eten en drinken wordt op vaste momenten aangeboden.

Het is belangrijk dat kinderen in alle rust de dag beginnen met een ontbijt thuis. Kinderen die naar de vervroegde opvang gaan en gebracht worden voor 7.00 uur kunnen hun eigen meegebrachte ontbijt bij KiWi opeten. De pedagogisch medewerkers begeleiden het ontbijt in dit geval.

Gezonde voeding is belangrijk en eten betekent meer: het is een sociaal gebeuren. Bij KiWi wordt eten gezien als een activiteit. Er wordt altijd gezellig aan tafel gegeten van bordjes. Tijdens het eten is de omgeving prikkelarm, zodat er aan tafel aandacht is voor elkaar. Gezamenlijk eten stimuleert de eetlust doordat het gezellig is en doordat je anderen ziet eten. Om de maaltijd goed te laten

verlopen zijn er een aantal afspraken die te maken hebben met hygiëne en een gezellige sfeer, zoals niet met volle mond praten en naar elkaar luisteren.

Er is variatie in voeding door een ruim aanbod van groente, fruit en volkoren graanproducten. KiWi bepaalt wat en wanneer kinderen eten, ze bepalen zelf hoeveel ze eten. Kinderen worden niet gedwongen te eten, wel gestimuleerd. Wanneer kinderen eetproblemen hebben, wordt geprobeerd de oorzaak hiervan te vinden. Indien nodig geven de pedagogisch medewerkers grenzen aan.

De pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld door ook zelf gezond te eten en te drinken.

De pedagogisch medewerkers maken gezond eten en drinken bespreekbaar met ouders en elkaar.

Traktaties voor verjaardagen of andere feestelijkheden, ook als die vanuit huis worden meegenomen, zijn altijd zo gezond en eenvoudig mogelijk.

Bij het bereiden van voedsel volgen de medewerkers de Hygiënecode voor Kleine Instellingen. Meer informatie is te vinden op de website in het Voedingsbeleidsplan.

3.2. Hygiënisch werken

Vanzelfsprekend zijn er een aantal maatregelen getroffen om de algemene hygiëne te bewaken. Elke dag worden de groepsruimtes, de sanitaire voorzieningen en de algemene ruimtes schoongemaakt en gelucht. De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor de hygiëne in de groepsruimtes voor wat betreft het speelgoed en het ontwikkelmateriaal. Er zijn regels voor de kinderen zoals handen wassen voor het eten en na wc-gebruik, neus snuiten en bij hoesten in de elleboogplooi. De pedagogisch medewerkers wassen zorgvuldig hun handen.

3.3. Zieke kinderen en zorg bij ongevallen

Wij gaan ervan uit dat een ziek kind zich thuis het prettigst voelt. In de groep op de BSO kan een kind niet die extra aandacht, rust en verzorging krijgen die het op dat moment nodig heeft. Het is ook in het belang van de groep dat een ziek kind thuisblijft met het oog op besmettingsgevaar.

Het kan gebeuren dat een kind tijdens het verblijf bij KiWi ziek wordt. In geval van verhoging en koorts (vanaf 38°C) nemen wij contact op met één van de ouders. Ouders moeten een noodnummer doorgeven aan KiWi zodat er altijd iemand te bereiken is om een ziek kind op te halen, mochten de ouders hiertoe zelf niet in staat zijn. Wanneer de ouders en het noodadres niet te bereiken zijn zorgen wij zo goed mogelijk voor het kind.

Als het nodig is en/of bij een ongeval kan het zijn dat we een huisarts bezoeken of dat we naar de EHBO-post van het ziekenhuis gaan. We nemen hierover altijd eerst contact op met de ouders en/of het noodadres. Bij plaatsing op de BSO noteren we eventuele medische gegevens. Wij vragen ook naar de namen van de huisarts en de tandarts.

3.4. Medicijngebruik bij kinderen en bijzondere handelingen:

Het kan voorkomen dat een kind, in de tijd dat het bij KiWi verblijft, medicijnen moet gebruiken of dat er een specifieke medische handeling nodig is. Meestal komt dit in het kennismakingsgesprek al ter sprake. KiWi is bereid hieraan mee te werken. We kijken eerst altijd of de juiste voorwaarden op de locatie aanwezig zijn. Als dat het geval gaan we afspraken maken. We vragen de ouders hiervoor een schriftelijke verklaring te tekenen en om aan de pedagogisch medewerkers duidelijke instructies te geven. KiWi hanteert hiervoor het formulier Medicatieverstrekking.

3.5. Visie op vaccineren

Op grond van de huidige wetgeving kan vaccineren (inenten) niet worden verplicht. Wel is het wettelijk toegestaan voor kinderopvangorganisaties om kinderen die niet zijn ingeënt te weigeren.

KiWi vindt dat de keuze over wel of niet inenten aan ouders is. In principe laten wij alle kinderen toe, maar we pleiten wel voor transparantie. Dit houdt in dat pedagogisch medewerkers tijdens het kennismakingsgesprek aan ouders vragen of hun kind is ingeënt volgens het Rijksvaccinatie-programma en dat tevens wordt gevraagd om een kopie van het vaccinatiebewijs. De kopie wordt bewaard in het dossier van het kind (Konnect). Wanneer ouders geen vaccinatiebewijs aanleveren noteren we het kind als ‘niet ingeënt’.

Transparantie houdt ook in dat (toekomstige) ouders de vraag mogen stellen hoe het staat met de vaccinatiegraad binnen KiWi. KiWi heeft dit in beeld en geeft daarop een eerlijk antwoord, zonder dat daarbij namen kinderen te noemen.

KiWi volgt de wet- en regelgeving vanuit het RIVM als het gaat om het weren van kinderen met besmettelijke ziektes. Mocht er in de omgeving een uitbraak zijn van een van de kinderziektes uit het Rijksvaccinatieprogramma dan is bij KiWi bekend welke kinderen deelnemen aan het programma en welke niet. Bij een dergelijke uitbraak zorgt KiWi voor een goede en volledige communicatie naar alle ouders, conform advies van de GGD. Dit gaat altijd in overleg en afstemming met de GGD.

3.6. Afspraken, rituelen en gebruiken

Pedagogisch medewerkers zijn naar kinderen toe duidelijk in wat wel en wat niet mag. Dat is belangrijk om het samenzijn in een groep voor alle kinderen plezierig te laten zijn en het geeft kinderen houvast. Kinderen weten al snel wat de regels zijn en ze leren elkaar hierin te corrigeren.

Eigen initiatief van kinderen waarderen we zoveel mogelijk.

Dagelijks terugkerende rituelen en gebruiken dragen bij aan het creëren van rust en regelmaat op de groepen. Zo vieren we de verjaardagen en vieren we jaarlijks terugkerende feesten.

Afspraken worden deels bepaald door (landelijke) regelgeving die voor de kinderopvang geldt, maar ook normen en waarden spelen een rol bij het maken van afspraken.

3.7. Opvang in maximaal twee basisgroepen

Elk kind dat op de BSO zit heeft, naast een eigen basisgroep, een tweede vaste basisgroep. Daar gaat hij heen wanneer de eigen basisgroep dicht gaat. Dit gebeurt wanneer er maar één of twee kinderen van de basisgroep aanwezig zijn, bijvoorbeeld in vakanties of tijdens margedagen.

Kinderen met een flexibel rooster zitten niet in een basisgroep, zij mogen in meerdere groepen zitten.

3.8. Aantal pedagogisch medewerkers per kind

Het aantal medewerkers dat op de groep werkt is afhankelijk van het aantal kinderen en hun leeftijd.

Wettelijk is de verhouding tussen beroepskracht en het aantal (gelijktijdig aanwezige) kinderen, de beroepskracht-kind ratio, als volgt:

4 – 7 jaar: 1 pedagogisch medewerker op 10 kinderen;

2 pedagogisch medewerkers op 20 kinderen.

4 - 123 jaar: 1 pedagogisch medewerker op 11 kinderen, wv. max. negen kinderen van 4-7 jaar;

2 pedagogisch medewerkers op 22 kinderen, wv. max. achttien kinderen van 4-7 jaar.

7 - 124 jaar: 1 pedagogisch medewerker op 12 kinderen;

2 pedagogisch medewerkers op 24 kinderen;

3 pedagogisch medewerkers op 30 kinderen.

Bekende en vertrouwde gezichten zorgen ervoor dat de kinderen zich veilig en op hun gemak voelen.

Elke BSO bestaat daarom zoveel mogelijk uit een vast team van pedagogisch medewerkers.

3.9. Drie uurs regeling

Bij aaneengesloten openstelling van 10 uur of meer kan er maximaal drie uur per dag afgeweken worden van het vereiste beroepskracht-kind ratio.

De afwijkende drie uur zijn: elke werkdag 7.30 uur en 9.00 uur (in geval van calamiteiten en overmacht) en tussen 12.30 uur en 14.00 uur (i.v.m. de lunch).

3.10. De ruimtes herkenbaar ingericht

De binnenruimte:

Een uitdagende speel- leef en beleefwereld is op de BSO van belang. De inrichting van de BSO-ruimtes kan variëren en wordt voortdurend afgestemd op de samenstelling van de groep: in de ene periode bestaat de groep grotendeels bestaat uit jongere kinderen en in een andere periode zitten er bijvoorbeeld veel beweeglijke kinderen in de groep. De inrichting wordt daarop aangepast.

De ruimtes bieden voor alle kinderen de mogelijkheden om zich even (alleen) terug te trekken of juist in groepsverband activiteiten uit te voeren. Ook is er bij de inrichting rekening gehouden met de mogelijkheid om met de groep aan tafel iets te drinken, te eten of met elkaar te praten. Met het oog op de verschillende ontwikkelingsgebieden, zijn er verschillende soorten hoeken ingericht. Er kan geknutseld worden in het atelier, er is een huishoek waar rollenspel gespeeld kan worden, een leeshoek en constructiehoek. De ene BSO heeft een theater met podium, waar kinderen hun expressieve talenten kunnen beoefenen, de andere BSO heeft een techniekhoek waar bijvoorbeeld proefjes worden gedaan. Ook worden tijdelijke hoeken ingericht, passend bij een thema of een bepaalde periode van het jaar.

De inbreng van de kinderen bij de inrichting is erg belangrijk, zij denken mee over de indeling en over materialen die nodig zijn om de ruimte en de hoeken in te richten. Kinderen kunnen alle materialen en speelgoed zelf pakken. Zo kunnen ze zelfstandig hun gang gaan, passend bij de uitgangspunten van betekenisvol werken op de BSO en kinderparticipatie. Per aanwezig kind is er tenminste 3,5 m2 binnenspeelruimte.

3 d.w.z. de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt

4d.w.z. de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt

De buitenruimte:

Elke BSO-groep heeft zoveel mogelijk een eigen buitenruimte. Het is uitdagend als er buiten

verschillende plekken zijn waar kinderen kunnen spelen, verstoppen en ontdekken. Kinderen kunnen buiten niet alleen vrij spelen en bewegen, ze kunnen zich ook op meerdere gebieden goed

ontwikkelen: sociaal-emotioneel, talig, motorisch. De pedagogisch medewerkers maken daar creatief gebruik van.

In principe wordt er elke dag buiten gespeeld, kinderen zijn niet bang voor een spatje regen of wind.

De buitenlucht en beweging is goed voor kinderen. Er is altijd voldoende ruimte voor een eventuele groepsactiviteit. We maken samen afspraken en leggen uit wat wel en niet kan en waarom.

Tijdens het buitenspelen leren kinderen omgaan met kleine uitdagingen. Staat er een boom op het plein? Die laten we zeker staan, zodat kinderen kunnen klimmen. Zijn er pallets en hout beschikbaar?

Die willen we graag gebruiken, zodat kinderen een gave hut kunnen bouwen. We laten kinderen op deze manier leren en ontdekken. Natuurlijk gaat dat op een verantwoorde manier, de pedagogisch medewerkers blijven betrokken tijdens het buitenspelen en begeleiden de kinderen bij hun activiteit.

Door ‘risicovol buitenspelen’ te stimuleren leren kinderen hun eigen grenzen kennen. Ze worden er motorisch vaardiger door en doen succes- en faalervaringen op. Het ‘risicovol buitenspelen’ past daarom helemaal in onze visie op betekenisvol werken op de BSO en kinderparticipatie. Per aanwezig kind is er tenminste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar.