• No results found

Ieder kind moet de gelegenheid krijgen om zich zoveel mogelijk op zijn eigen wijze en in zijn eigen tempo te kunnen ontwikkelen. De begeleiding van de pedagogisch medewerkers is daarbij

ondersteunend en richt zich op het geven van zelfvertrouwen, het stimuleren van zelfstandigheid en het aanleren van sociale vaardigheden. Vanuit een positieve relatie is het een taak van de

pedagogisch medewerkers om kinderen te begeleiden in de verschillende ontwikkelingsfasen die kinderen doormaken. De pedagogisch medewerkers hebben een liefdevolle en aandachtige houding zodat kinderen zich veilig en geborgen voelen.

2.1. Betekenisvol werken

Op de BSO’s wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van Betekenisvol werken in de Buitenschoolse tijd. Alle pedagogisch medewerkers zijn getraind in deze manier van werken. Het belangrijkste principe van deze methode is dat het activiteitenaanbod samen met de kinderen wordt opgesteld.

Daardoor kan er beter aangesloten worden bij de eigen interesses van de kinderen en bij hun belevingswereld.

Door de kinderen te betrekken bij het kiezen en bij de invulling van de thema’s krijgen ze een stem in het reilen en zeilen op de BSO, dat wordt kinderparticipatie genoemd. Kinderen in de BSO-leeftijd krijgen meer en meer de behoefte aan zelfredzaamheid, ook wel autonomie genoemd. Door kinderparticipatie krijgen ze ruimte om mee te denken, hun mening te geven, om creatief te zijn, te leren plannen en organiseren, te verwoorden wat ze bedoelen en samen te werken. Dit geeft de kinderen vrijheid, al betekent dit niet dat de pedagogisch medewerkers alle touwtjes uit handen geven. De pedagogisch medewerkers bieden structuur, geven grenzen aan en kunnen kinderen inspireren en stimuleren. Een belangrijke taak is het observeren van de kinderen. Daardoor zien de pedagogisch medewerkers hoe kinderen zich voelen en hoe ze betrokken zijn bij activiteiten. Door goed te kijken kunnen pedagogisch medewerker inspelen op de behoefte van elk kind en wordt elk kind in deze behoefte serieus genomen.

2.2. Stimuleren van de zelfstandigheid

Aansluitend op de uitgangspunten van betekenisvol werken en kinderparticipatie stimuleren de pedagogisch medewerkers kinderen om zoveel mogelijk de zelfstandigheid van kinderen. Zo kunnen kinderen helpen bij het klaarmaken van de broodmaaltijd, helpen ze met het snijden en schillen van fruit en helpen ze met het afruimen na een eetmoment. Kinderen mogen zelf kiezen wat ze willen doen. Ze worden aangemoedigd om een plan te maken en te bedenken wat ze nodig hebben aan materialen, waar ze de activiteit kunnen doen en met wie ze dat gaan doen. Bij het vrije spel leren kinderen zoveel mogelijk zelf te ontdekken. De pedagogisch medewerkers zijn daarbij ondersteunend aanwezig.

Bij onderlinge conflicten laten pedagogisch medewerkers de kinderen zoveel mogelijk zelf naar oplossingen zoeken. Ook helpen ze kinderen om hulp te vragen aan anderen. Pedagogisch

medewerkers begeleiden kinderen om met elkaar tot afspraken te komen. En ze zien erop toe dat alle kinderen, of ze nu druk, of juist rustig van aard zijn, aan bod komen. Ze helpen hen te leren vragen en voor zichzelf op te komen.

2.3. Actief kijken en luisteren: de communicatietheorie van Thomas Gordon

In het werken met de kinderen passen de pedagogisch medewerkers de communicatietheorie van Thomas Gordon toe. Het uitgangspunt van deze theorie is een eerlijke, open houding van

gelijkwaardigheid en respect voor de ander. Elk kind wordt geaccepteerd ongeacht zijn gedrag.

De pedagogisch medewerkers leren via deze methode te begrijpen welke gevoelens en standpunten ten grondslag liggen aan het gedrag van een kind. Door open te staan en interesse te tonen voor het individuele kind krijgen ze de informatie die hen helpt het kind goed aan te voelen en te begeleiden.

Bij deze manier van werken zijn ‘actief luisteren’ en het geven van zogenaamde ‘ik-boodschappen’

aan het kind middelen voor de pedagogisch medewerker om acceptatie te laten blijken.

Actief luisteren betekent dat de pedagogisch medewerker oog en oor heeft voor wat het kind beweegt. Er worden reële eisen gesteld en kinderen krijgen verantwoordelijkheden die ze aan kunnen. Ook bij onderlinge conflicten zal geprobeerd worden de kinderen het zoveel mogelijk zelf op te laten lossen met respect voor elkaar. Zo wordt de verantwoordelijkheid, de zelfwaardering en het zelfvertrouwen van het kind gestimuleerd.

‘Ik-boodschappen’ gebruiken pedagogisch medewerkers in de communicatie met kinderen (en ouders) om te vertellen wat ze zelf vinden en hoe ze zich daar onder voelen. Pedagogisch medewerkers stellen zich open en kwetsbaar op, ze zijn duidelijk in wat ze van iets vinden (en waarom) en geven uitleg. Een ‘ik-boodschap’ geeft geen beoordeling van de persoon aan wie de boodschap gericht is maar beschrijft zijn gedrag en de consequenties. Bij jongere kinderen vertellen pedagogisch medewerkers wat ze voor gedrag wensen. Bij oudere kinderen zoeken pedagogisch medewerkers samen met het kind naar oplossingen, want oudere kinderen kunnen hier zelf meer invulling aan geven.

2.4. Interactievaardigheden

Goede interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers zijn belangrijk voor het welbevinden en de (taal)ontwikkeling van jonge kinderen. Pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat een kind zich op zijn gemak voelt. Dit doen ze door te laten merken dat een kind gezien wordt en oog te hebben voor zijn behoeften. In het kwaliteitsmodel van Riksen Walraven1 worden zes

interactievaardigheden onderscheiden die belangrijk zijn bij de interacties die pedagogisch medewerkers hebben met de kinderen:

1. Sensitieve responsiviteit:

de pedagogisch medewerker kan signalen van een kind dat zich niet goed voelt of behoefte heeft aan ondersteuning opmerken, goed interpreteren en er passend op reageren.

2. Respect voor autonomie:

de pedagogisch medewerker geeft het kind veel ruimte om zelf dingen te doen, stimuleert kinderen actief om dingen zelf te proberen en respecteert ook eigen ideeën en oplossing.

3. Structureren/grenzen stellen:

de pedagogisch medewerker kan kinderen duidelijk maken wat er van hen verwacht wordt en ervoor zorgen dat zij zich daar ook aan houden.

4. Praten en uitleggen:

de pedagogisch medewerker legt goed uit, praat niet alleen regelmatig met de kinderen, maar stemt ook de timing en inhoud van de interacties af op het begripsniveau en interesse van kinderen.

5. Ontwikkelingsstimulering:

de pedagogisch medewerker kan kinderen extra stimuleren om hun motorische-, cognitieve, en taalontwikkeling en creativiteit te ontwikkelen.

1Riksen-Walraven, M. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria.

6. Begeleiden van interacties:

de pedagogisch medewerker besteedt aandacht aan positieve interacties tussen kinderen en probeert deze te bevorderen.

Alle pedagogisch medewerkers beschikken over bovenstaande interactievaardigheden en krijgen hiervoor regelmatig (bij)scholing.

2.5. Activiteiten op de BSO

Buitenschoolse opvang vindt plaats in de vrije tijd van de kinderen. Dit betekent dat er genoeg ruimte moet zijn om te ontspannen of om juist lekker actief te zijn na een schooldag. Voor beiden wordt de ruimte gegeven.

Kinderen op de BSO vinden het belangrijk dat ze vrij kunnen (buiten) spelen en zelf kunnen kiezen wat zij doen en met wie. De pedagogisch medewerkers combineren de mogelijkheden voor vrij spel met een aanbod van activiteiten op niet-cognitieve gebieden, zoals sociale ontwikkeling (het leren omgaan met anderen, met vrije tijd, ruimte voor eigen initiatieven en zelfstandigheid) en beweging.

Een uitdagend aanbod van activiteiten en materialen om mee te spelen is van belang. Het aanbod komt tegemoet aan de verschillende behoeften van kinderen, van knutselen tot voetballen. Elk kind is uniek en getalenteerd, KiWi heeft een veelzijdig aanbod om de talentontwikkeling te stimuleren.

Gedurende het jaar bieden de pedagogisch medewerkers activiteiten aan op het gebied van sport en beweging, maar ook creatieve-, technische- en muzikale activiteiten.

2.6. BSO’s met een specifiek aanbod

Een aantal BSO’s heeft een speciaal programma. Deze BSO’s richten zich op een specifiek interessegebied van kinderen. Op de sport- en spel BSO kunnen kinderen sporten, bewegen en spelen. Hier staat ‘beweegplezier’ centraal. De kook-BSO heeft een keuken met meerdere

werkplekken, waar kinderen bezig zijn met gezond eten. Er is ook een BSO met een mooi ingericht atelier waar kinderen hun creativiteit kunnen ontwikkelen. En er is een BSO met een programma speciaal gericht voor de oudere kinderen.

Meer informatie over BSO’s met een specifiek aanbod is te vinden op de website en in de locatiewijzers.

2.7. Vaardigheden van de 21ste eeuw

De ontwikkelingen in de samenleving volgen elkaar snel op. Kennis is overal toegankelijk en

verandert razendsnel. Door het hoge tempo van deze ontwikkelingen is steeds minder duidelijk hoe de toekomst er uit ziet en dat is van invloed op het werken met kinderen. Want, hoe bereid je kinderen voor op een dergelijk toekomst? De zogenaamde ‘vaardigheden van de 21e eeuw’2 helpen om up to date te blijven.

Bij KiWi hebben de 21e eeuwse vaardigheden een duidelijke plek. Ze maken integraal onderdeel uit van het BSO-aanbod aan kinderen. Het zijn competenties die kinderen nodig hebben om succesvol deel te nemen aan de maatschappij van de toekomst. De 21e-eeuwse vaardigheden op een rij:

- Kritisch denken - Creatief denken

- Probleemoplossend denken

2 21e eeuw vaardigheden: vaardigheden en daaraan te koppelen kennis, inzicht en houdingen die nodig zijn om te kunnen functioneren in en bij te dragen aan de kennissamenleving (2014, SLO)

- Computationeel denken - Informatievaardigheden - ICT-basisvaardigheden - Mediawijsheid

- Samenwerken

- Sociale en culturele vaardigheden - Zelfregulering

- Communiceren

ICT-basisvaardigheden, informatievaardigheden, computational thinking en mediawijsheid noemen we samen digitale geletterdheid. Naast het hebben van voldoende vaardigheden op het gebied van digitale geletterdheid, blijven we ook oog houden voor het sociale aspect: samenwerken,

communiceren en zelfregulering.

Mediawijsheid:

Voor kinderen is appen, gamen en vloggen tegenwoordig niets nieuws en ze zijn daar vaak erg handig in. KiWi vindt het belangrijk dat kinderen op de BSO zich bewust zijn van de plus- en minpunten van het gebruik van media. De pedagogisch medewerkers helpen hen daarbij door ze te laten ontdekken wat bijvoorbeeld privacy is, of nepnieuws, en om een balans te vinden tussen online- en

offlineactiviteiten. De pedagogisch medewerkers blijven betrokken bij kinderen die achter de computer zitten. Ze praten er met hen over, bieden ook andere activiteiten aan als dat nodig is en laten voorbeeldgedrag zien. De pedagogisch medewerkers zoeken hierbij de verbinding met de thuissituatie door ouders te betrekken bij nieuwe ontwikkeling en gezamenlijk afspraken te maken.

KiWi heeft een werkgroep ‘mediawijsheid’ die zich bezighoudt met het bewust en activerend inzetten van media, bijvoorbeeld door digitale activiteiten te koppelen aan fysieke activiteiten.

2.8. Een middag op een van de reguliere BSO’s

De pedagogisch medewerkers zijn op tijd aanwezig op de BSO om te kijken welke kinderen zij die dag moeten ophalen en of er afmeldingen zijn binnengekomen. Het vervoer van de BSO-kinderen valt onder de verantwoordelijkheid van KiWi.

KiWi heeft eigen vervoer waarmee kinderen kunnen worden opgehaald (bus, auto’s). De pedagogisch medewerkers zijn de chauffeurs van de vervoersmiddelen.

’s Middags worden de kinderen door de KiWi medewerker opgewacht op het schoolplein of uit de klas gehaald. Hierover maakt KiWi afspraken met ouders en school. Als er gebruik wordt gemaakt van de bus of auto helpen de KiWi medewerkers de kinderen bij het instappen en het vast maken van de gordels. Bij KiWi aangekomen helpen de KiWi medewerkers de kinderen weer bij het uitstappen. Dit gebeurt altijd aan de stoepkant.

Als de school in de buurt van de BSO ligt halen de pedagogisch medewerkers de kinderen lopend op.

Tijdens de wandeling leren ze de kinderen verkeersregel.

Met schriftelijke toestemming van ouders mogen kinderen alleen op de fiets of lopend naar de BSO komen en naar huis en/of sport gaan. Afspraken over veiligheid van kinderen tijdens het vervoer zijn vastgelegd in protocollen.

Op de BSO aangekomen wordt elk kind ontvangen door de pedagogische medewerkers. Meestal gaan ze gezamenlijk iets eten en drinken wanneer alle kinderen er zijn. Aan tafel wordt er uitgewisseld over belevenissen op school, uitstapjes in het weekend, vriendjes en vriendinnetjes, sport, etc. Er wordt een boek voorgelezen of samen gezongen. Tijdens deze momenten zorgen de pedagogisch medewerkers ervoor dat iedereen die dat wil, aan bod komt om iets te vertellen.

Daarna mogen de kinderen zelf weten wat ze gaan doen, ze maken eigen keuzes. Het is de vrije tijd van de kinderen en het is belangrijk om een leuke middag te hebben. Binnen kan er gespeeld worden in verschillende hoeken, of wordt er geknutseld in het atelier. Er zijn computers waar kinderen spelletjes op kunnen doen of er staat een tv waar een dvd op afgespeeld kan worden. Over het gebruik van computers en tv zijn duidelijke regels en afspraken. Buiten kunnen de kinderen lekker rennen, klimmen, fietsen, spelletjes doen, skelteren of tuinieren.

Er is altijd een pedagogisch medewerker aanwezig om met de kinderen te praten, te spelen en om in de gaten te houden of alles goed gaat. Pedagogisch medewerkers sluiten bij hun activiteiten aan bij de leefwereld van het kind en volgen daarbij zoveel mogelijk hun initiatieven. Tijdens het spelen ondersteunen zij de kinderen bij keuzes en het samenspel met andere kinderen.

2.9. Uitstapjes met de kinderen

KiWi maakt regelmatig uitstapjes in de buurt van de opvang. De uitstapjes zijn mooie leerervaringen en, niet te vergeten, het is heel gezellig om er samen op uit te gaan. Vaak zijn de uitstapjes

gekoppeld aan het thema waar op dat moment mee gewerkt wordt. Zo worden regelmatig de supermarkt, de bibliotheek, de speeltuin, het skatepark en een park bezocht. Of de kinderen gaan geocaching spelen in het bos

Afhankelijk van de locatie, wordt gebruik gemaakt van verschillende vervoersmogelijkheden: te voet, met auto’s of met de bus. Bij elk uitstapje wordt goed nagedacht over de veiligheid en hoe dat voor elk kind gewaarborgd kan worden.

In het kennismakingsgesprek bespreekt een pedagogisch medewerker uitstapjes en het bijbehorende vervoer met ouders en wordt het Toestemmingsformulieren BSO doorgenomen.

2.10. Vakantie op bso

Tijdens vakanties en margedagen (dagen dat scholen dicht zijn i.v.m. vergaderingen en cursussen) kunnen kinderen ook naar de BSO. Er zijn in de vakanties en op margedagen altijd een aantal BSO’s geopend, hoeveel hangt af van het aantal aangemelde kinderen en kan wisselen per vakantie. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat kinderen een echt vakantiegevoel krijgen. Rondom thema’s worden er allerlei activiteiten aangeboden, variërend van o.a. gezond koken, knutselen en timmeren, tot sport en spel, muziek, dans en schminken. Er is aandacht voor alle

ontwikkelingsgebieden bij het plannen van de activiteiten. Vaak gaan de pedagogisch medewerkers er met de kinderen op uit. In de omgeving zijn genoeg leuke uitstapjes te doen: een bosdag, een museum bezoek, naar een tuincentrum, een keuken van een groot restaurant, naar de speeltuin, de bibliotheek, het park. De uitstapjes kunnen te voet gaan, maar ook met een van de beschikbare vervoersmiddelen. Afspraken over veiligheid van kinderen tijdens het vervoer zijn vastgelegd in protocollen.

In de herfstvakantie organiseren alle BSO’s een huttendorp. Alle kinderen, ook kinderen die niet op de BSO zitten, zijn dan van harte welkom om hieraan mee te doen.