• No results found

5. De praktijk van zelfredzaamheid stimuleren

5.3. Zorgmijders

Een andere muur waar de professionals van het wijkteam tegenaan lopen zijn de zorgmijders. Mensen die niet zelf in staat zijn om hulp in te schakelen of die hulp weigeren. Door een melding van bezorgde familieleden, vrienden, buurtbewoners, de huisarts of de wijkagent raken de professionals in aanraking met deze groep mensen. Een groot deel van de zorgmijders is blij met het sociale wijkteam, hen lukt het niet om zelf hulp in te schakelen. Zo zijn er regelmatig zorgen over ouderen die dement beginnen te raken of lichamelijk niet meer alles kunnen. Met deze groep wordt omgegaan zoals de groep hulpvragers die niet meer volledig zelfredzaam kunnen zijn. De groep zorgmijders die hulp weigert is echter een compleet andere doelgroep. De werkwijze van professionals met deze groep bestaat uit contact zoeken en in gesprek gaan en daarnaast loslaten en monitoren.

5.3.1. Contact zoeken en in gesprek gaan

De professional heeft van te voren al een idee van de problematiek die er is doordat zij in gesprek zijn gegaan met degene die de aanmelding doet. Ze proberen vaak samen met diegene die de aanmelding doet langs te gaan en een gesprek te beginnen over welke zorgen er zijn. Er kan ook worden gebeld om te vertellen wat het sociale wijkteam doet en dat ze graag een keer langs zouden willen komen. Doordat de professionals bij de mensen thuis komen, is een gesprek aan de deur altijd wel mogelijk. Op deze manier proberen zij de situatie van de zorgmijder in beeld krijgen. In dit gesprek kan dan worden gepraat over problemen die zijn gesignaleerd door de omgeving. De zorgmijders vinden vaak dat zij geen probleem hebben of willen geen hulp hebben om hun probleem op te lossen. Hierna zijn er twee opties mogelijk: de zorgmijder loslaten en eventueel monitoren of als de veiligheid in het geding is een noodteam er op af sturen wat eventueel wordt vervolgd met hulp in een gedwongen kader. Hierbij gaat het om zaken als huiselijk geweld, kindermishandeling, ernstige vervuiling of wanneer iemand een gevaar voor zichzelf vormt. Hierdoor staat de professional voor een moeilijke beslissing, want waar ligt de grens tussen veilig en onveilig?

37 ‘Als ik bijvoorbeeld het gevoel heb dat de situatie niet meer veilig is […]. Maar over het algemeen is het lastig. Het is maar net waar je je eigen lat legt en wat je de norm vindt. Soms geef je door aan het noodteam van: ga alsjeblieft eens een keer kijken, maar die kunnen concluderen dat het allemaal wel meevalt. Uiteindelijk moet je niet gaan problematiseren. Je ziet dingen en je moet er zeker je ogen niet voor sluiten, maar je moet je normen niet opleggen aan de anderen. Bij twijfel overleg ik wel met een collega.’ (R. 5)

Volgens de professionals gaat het hierbij ook om je persoonlijke norm, en die leggen zij liever niet op aan anderen. Zij vinden dat ieder recht heeft op zijn eigen normen en waarden. Door je eigen normen en waarden op te leggen zou je de situatie kunnen problematiseren. Het gaat hierbij ook over de norm van zelfredzaamheid. Want wat is zelfredzaam? De professional kan iets wel een ernstige zaak vinden, maar volgens de zorgmijders zelf redden zij zich prima op deze manier van leven. Een andere professional zegt het volgende:

‘Dan kan je wel zeggen: ‘‘Mevrouw u bent niet zelfredzaam, u doet niks aan uw huishouden, de tuin is een zooitje.’’ En ze zijn tevreden, echt waar. Je kon zien dat er een jaar of vijf niet afgestoft was, kan je na gaan hoe het er daar uit zag. Maar die mensen zijn daar tevreden, en daar moet je dan ook niet wat aan willen veranderen.’ (R. 1)

Professionals vinden dat mensen het recht hebben op hun eigen autonomie. Hierin komt meer het idee van ‘eigen kracht’ naar voren. Dat de hulpvragers zeggenschap hebben over hun eigen leven en zelf keuzes mogen maken in de hulpverlening. De professionals willen dan ook niet hun normen en waarden opdringen aan de hulpvragers. In dat geval moeten de professionals de zorgmijder met rust laten, want diegene vindt zichzelf zelfredzaam. Het idee van de eigen regie voor de hulpvrager speelt hierin de overhand om tot dit besluit te komen.

5.3.2. Loslaten en monitoren

In het geval van zorgmijders die geen hulp willen en waarbij het gevaar niet in het geding is, moeten de professionals met de hulpverlening stoppen. Dit betekent niet altijd dat er nooit meer contact wordt opgenomen met de zorgmijder. Het sociale wijkteam gaat in dit geval monitoren, eens in de zoveel tijd contact opnemen om te vragen hoe het gaat.

38 ‘Ja kijk wat is willen. Als we binnen zijn en we gaan met diegene erover in gesprek. Dan zijn we al bezig hè. Maar misschien wil hij niet wat hij echt nodig heeft. Bijvoorbeeld we hebben een mevrouw, oudere mevrouw van 83 jaar. Je kan aan haar zien dat ze psychiatrisch is. Maar het is voor haar te doen. Ze heeft een broer, en zij is wat wantrouwend. Ze noemt allerlei dingen in huis die niet werken, de douche, dit en dat. Maar als we zeggen van misschien is het een idee om zus en zo dit probleem op te lossen, dan zegt ze nee, dat wil ik niet. Het is ook niet zo ernstig dat er een psychiater moet komen, gedwongen opnamen. Dat is het ook niet. Maar wij zijn wel bij haar binnen, dus dan monitoren we.’ (R. 3)

In deze gevallen moeten de professionals de zorgmijder loslaten. Toch kunnen ze contact blijven houden doordat ze al een keer zijn binnen geweest en inmiddels bekend zijn bij de zorgmijder. Professionals geven aan het soms moeilijk te vinden om de zorgmijders los te laten. Maar toch vinden dat zij dat ze het moeten accepteren dat de zorgmijder een andere keuze neemt. Net zoals bij de hulpvragers die het niet volledig zelfredzaam kunnen geven professionals aan dat het accepteren hiervan hoort bij hun professionele houding.

‘Het lukt niet altijd. Sommige dingen zijn in en in triest en zou je moeten accepteren dat het zo is. Dat is soms lastig en soms denk je bij mensen, het zal toch mooi zijn als die mensen geholpen worden. Maar dat hoort ook wel een beetje bij je professionele houding.’ (R. 2)

39