• No results found

4.1 Abiotische verkenning

4.1.2 Zonering op gebiedsniveau

In dit deel wordt voor elk deelgebied in de Zuidelijke sector ingegaan op de ingrepen en

veranderingen in fysiotopen en hun onderlinge verdeling in de actuele situatie en één of meerdere potentieel toekomstige situaties (S5 en/of S6) zowel aan Nederlandse als Vlaamse zijde (zie ook Bijlage 8.4).

Leut-Meeswijk (Be) en Urmond (NL)

Aan Vlaamse zijde vinden we benedenstrooms beginnend het deelgebied Leut-Meeswijk (Figuur 12), waar recent een rivierbedverbreding is uitgevoerd waardoor een brede grindbank is ontstaan. Door de benedenstroomse ingrepen van Negenoord en aan Nederlandse zijde Nattenhoven, vermindert de overstromingsdynamiek in het gebied waardoor de hogere delen grotendeels overgaan van het fysiotoop ‘stroomgrasland’ (in AS 16ha naar 4,2ha in S5) naar voornamelijk ‘hogere weerd’ (in AS 0ha naar 13,3 ha in S5).

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

Figuur 12 Deelgebieden Leut-Meeswijk en Urmond: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b) en toekomstige

n het

jk bied

ge an de hoogwatergeul van Mazenhoven en het terugtrekken van de zomerdijk van Negenoord.

situatie (c; S5)

Aan Nederlandse zijde bevindt zich hier de stroomgeulverbreding van Urmond. In de toekomstige situatie wordt er afgegraven op 30 m TAW wat ervoor zorgt dat het grootste gedeelte binne rivierbed (onder de 300m³-lijn) komt te liggen. De hoogste potenties ontstaan voor lage grindbankontwikkeling (5,2ha naar 16,7ha). Het gebied zal binnen het rivierbed een sterke

dynamiek krijgen. Zowel ter hoogte van de vergravingen van Urmond als van Meeswijk krijgen we een honderdtal meter van de rivieras een relatief steile helling met potenties voor

zandrugontwikkeling (0,5 => 5,3ha) maar waarbij de potentie voor Hoge grindbank (1,5ha) geli blijft. De oppervlakte fysiotoop ‘overstromingsgrasland’ stijgt tot 1,6ha. In het volledige ge stijgt het aandeel van de hogere minder dynamische weerden van 7ha tot 17ha terwijl de hoogwatervrije zones toenemen tot 3,4ha.

Dit zijn de gecombineerde effecten van de ingrepen van het Nederlands Grensmaasproject en de Vlaamse ingrepen van de Centrale Sector. Het hoofdeffect is een waterstandsverlaging ten gevol v

Mazenhoven, Maaswinkel (Be) en Maasband (NL)

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

Figuur 13 Deelgebieden Mazenhoven, Maaswinkel en Maasband: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5)

Figuur 14. Transect km 33,7 Mazenhoven – grens Urmond-Maasband

In het deelgebied Mazenhoven is aan Vlaamse zijde een hoogwatergeul voorzien (Figuur 13, Figuur 14). De huidige geul/laagte in het gebied bevindt zich in de hoogste delen van de weerd die enkel vanaf een afvoer van 3000m³/s kan overstromen. In het toekomstig scenario (S5) stroo de geul en haar omgeving mee bij 3000m³/s en valt ze binnen de hoge stroomdalgraslanden.

mt

at niet afgeleid kan worden uit de modelresultaten is het effect van het verwijderen van de W

steenbestorting (tot aan de oversteek van de PALL en Fluxys-leiding) in de zomeroever. Dit kan ook nog een sterke invloed hebben op de ontwikkelingen aan Vlaamse zijde (Severyns et al. 2001), waarbij de oever een evenwichtsituatie kan gaan innemen. Naar verwachting zal er weinig erosie

aan deze binnenbochten plaatsvinden na uitvoering van het Grensmaasproject en zal er zelfs sedimentatie kunnen optreden op de binnenbochtoever, in tegenstelling tot het sterk erosieve karakter dat de huidige oevers in de smalle bedding hebben.

Stroomopwaarts Mazenhoven inclusief Maasbeempder Greend plas bevindt zich aan Vlaamse zijde het deelgebied Maaswinkel. De grootste verandering is de verminderde dynamiek van het

interbed ten opzichte van de actuele situatie: stroomdalgrasland gaat van 61,4ha naar 4,2ha na Urmond. tvoeren van de Vlaamse ingreep zorgt voor een beperkt herstel van e stroomdalgraslanden tot 7,2 ha in S5. De hoogwatervrije zone stijgt van 7,9 naar 44,3ha in RS

k geen an

an Nederlandse zijde is een nevengeul gepland in het deelgebied Maasband tegenover

aaswinkel en het zuidelijk deel van Mazenhoven is. Het Nederlandse project doet bijkomend 5ha rindbank, 13ha zandruggen, 5ha lage oever en 1,5ha overstromingsgrasland ontstaan. In tegenstelling tot Maaswinkel verlaagt hier de hoogwatervrije zone van 33,9 naar 13,8ha. De

t op Nederlandse oever. Dynamische hogere delen, ontstaan na de Nederlandse ingrepen (RS versus AS), verminderen in oppervlakte na de uitvoering van de Vlaamse ingrepen (S5) zoals voor droog stroomdalgrasland en hogeweerdzandrug.

w

de Nederlandse ingrepen (RS). De effecten in de referentiesituatie ter hoogte van Maasbeempder Greend zijn voornamelijk het gevolg van de ingrepen te Negenoord en Nattenhoven en

Deze ingrepen van het RS veroorzaken de gewenste verlaging van de hoogwaterstanden t.h.v. het Mijnverzakkingsgebied. Het ui

d

en 48,2 ha in S5

In dit gebied is er slechts een zeer beperkte ingreep aan Vlaamse zijde voorzien, zodat er oo effect kan toegeschreven worden aan deze locale ingreep. Het effect van de voorziene

grinddrempels in de bedding is te zien in een toename met 4ha aan diepe bedding ten opzichte v de actuele situatie.

A M g

Vlaamse ingrepen hebben een beperkt effec

Meers

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

Figuur 15 Deelgebied Meers: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5)

Figuur 16 Doorsnede transect km Meers

In Meers ontstaat er met de geplande Nederlandse ingrepen nog een flinke toename van lage grindbanken (in AS 19ha naar 34ha in S5) en zandruggen (in AS 6,5ha naar 13,2ha in S5), alsook een toename in lage weerden (overstromingsgrasland in AS 1,5ha naar 9,4ha in S5).

De Vlaamse ingrepen in Kotem (S5 en S6) hebben een beperkt effect naar Meers toe in een kleine afname van dynamiek op de hogere delen (hogeweerdzandrug, hogere weerd en hoogwatervrij). Het effect van de stroomgeulverbreding in Kotem (Scenario 6 ) is nog het sterkst merkbaar in een toename van de hoogwatervrije zone (+5ha) in het Nederlandse winterbed.

Kotem

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie

c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5 d) Fysiotoop Toekomstige situatie S6

Figuur 17 Deelgebied Kotem: ingrepen in S5 en S6 (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie in scenario 5 zonder Kotemingreep (c) en in scenario 6 met de Kotemingreep (d)

Kotem ondervindt een extreme invloed van de locatie Meers (Figuur 17), met als gevolg dat st wijzigingen kunnen optreden onder invloed van kleine ingrepen en wijzigingen. Dit komt duidelijk naar voor in de uitgebreide optimalisatieslag die in de hydraulische studie voor deze locatie is uitgevoerd (Herbos et al. 2007). Er is een omslag te zien tussen stroomdalgrasland en hogere weerd met uitvoering van het Nederlandse Grensmaasproject zonder en met de uitvoering van de Vlaamse ingrepen. In de referentiesituatie (RS) dalen de potenties van het st

erke

roomdalgrasland van naar

en romingsgrasland +4ha, dynamisch grasland +5ha, Figuur 17).

39,1 ha naar 1ha. Na de uitvoering van de beperkte Vlaamse ingrepen (S5) stijgt dit opnieuw 41,3ha. Bij de rivierbedverruiming(S6) daalt het stroomdalgrasland maar stijgen de lageweerd sterk (overst

Het effect van de grinddrempel is te zien in een toename diepe bedding (1,8ha) omwille van ank met 1,6ha, de Vlaamse ingreep heeft daar geen vloed op.

Kotem-Uikhoven en Geulle Aan de Maas

Ingreep Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

stuwing en een daling van de lage grindb in

(b)en

d, in tegen stelling tot Figuur n

uitgevoerd worden (stroomdalgrasland AS: 18ha naar RS:3,7ha). Deze verschuiving ordt gedeeltelijk hersteld door de Vlaamse ingrepen (8ha in S5).

in het huidige be e

natuur. In het cumulatief ontwerp (het Vlaamse Voorkeursalternatief) was hier ook nog een weerdverlaging voorzien, maar deze is niet meer gepland. Hier wordt het aan de dynamiek van de rivier overgelaten hoe de Vlaamse oevers verder evolueren. Deze oevers zijn niet verdedigd met breukstenen.

Figuur 18 Deelgebieden Kotem-uikhoven en Geulle Aan de Maas: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele toekomstige situatie (c; S5)

Bij Kotem-Uikhoven vallen binnen de grenzen van het huidig belei

18 enkel fysiotopen van de rivierbedding tot en met de grindbanken. Hierbinnen zien we enkel ee afname aan ondiepe bedding (-0.4ha) en een toename van diepe bedding (+0,6).

Binnen de grenzen van het optimaal beheerscenario gaat de dynamiek in het winterbed aan Vlaamse zijde grotendeels verloren wanneer enkel de Nederlandse ingrepen in deze zone (Geulle Aan de Maas)

w

a) Geulle Aan de Maas-transect km 27 b) Fysiotoop Toekomstige situatie (S6)

Figuur 19 Deelgebied Geulle aan de Maas: ingreep doorsnede (a) en de verwachte fysiotopen in het toekomst scenario S6 met de Kotemingreep (b)

Met het Nederlandse project Geulle Aan de Maas ontstaat er een grote variatie aan dynamische milieus in het rivierbed, bankzone en lage weerden. De getrapte opbouw (Figuur 19 a) met een globale flauwe helling zorgt voor een accentuatie van deze gradiënt.

Lage grindbank stijgt van 9,2ha naar 30,6ha en zandrug van 0,5 naar 10,8ha. Binnen de lage weerd verhoogt de oppervlakte van overstromingsgraslanden (AS: 1,7ha) door de Nederlandse ingrepen met 5,2ha (RS) en met beperkte Vlaamse ingrepen (S5) zelfs met 19,3ha. Dit is een gevolg van een beperkte waterstandsdaling tengevolge de ingrepen in Kotem. In scenario 5 resulteert dit in lagere waterstanden bij gemiddeld hoogwaterpeil (met omschakeling van een deel hogeweerd in lageweerd).

De rivierbedverruiming ter hoogte van Kotem (S6) oefent een sterk effect uit op de locatie Geulle Aan de Maas(Figuur 19 b). In Scenario 6 vervalt de waterstandsdaling bij gemiddelde afvoeren maar daalt ze wel bij extreme hoogwaters wat zichtbaar wordt in een toename van het

hoogwatervrij gebied (2ha).

Het overstromingsgrasland bedraagt in Scenario 6 daardoor 8,6ha of een beperkte stijging van 6,9ha ten opzichte van de Actuele Situatie. Bijkomend speelt in heel de zone de sterke

Herbricht

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

Figuur 20 Deelgebied Herbricht: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5)

Met het Nederlandse ingrepen gaat in het deelgebied Herbricht (Figuur 20) een deel van de dynamiek in het winterbed verloren waardoor de hogere weerd toeneemt van 2,6ha in AS naar 14,2ha in RS. Door de Vlaamse ingrepen vermindert het aandeel aan hoge weerd ten voordele van rivierbed.

De ingrepen in Herbricht (S5) leiden ten opzichte van de Nederlandse (RS) tot een sterke toename van grindbank (+4ha) en in beperkte mate van lage oever en overstromingsgrasland (0,3 en 0,4ha). De Vlaamse ingreep compenseert zo een deel van het verlies aan grindbank dat ontstaat door de aanleg van drempels in de bedding. Deze drempels zorgen tevens voor een stijging in het aandeel diepe bedding en een daling in de ondiepe bedding. Door de aanleg van een

hoogwatervluchtplaats komt er een stuk hoogwatervrij in deze zone.

Itteren

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige situatie S5

Figuur 21 Deelgebied Itteren: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5

De grote ingreep in de Itterse Weert binnen het Nederlandse Grensmaasplan (Figuur 21) resulteert in een uitgestrekt wateroppervlak van 80ha bij een afvoer van 10 m/s of een stijging 70ha, mee tengevolge van de opstuwing door de drempels. Hierbij stijgt het oppervlak diepe bedding met 40,5ha en

)

van ondiepe bedding met 31,6ha. Door de Vlaamse ingreep is er binnen dit ateroppervlak een omslag van meer diepe bedding 39,14 door een gemodelleerde waterstijging

l n. r wel ten gevolge van een lokale stuwwatertafel op de kleischermen plaatsen met een moeraskarakter optreden (zie ervaringen Hochter Bampd verder), maar deze zijn moeilijk voorspelbaar.

w

van 6cm bij 10 m³/s.

De ingreep resulteert in een afname van dynamiek op de hogere delen, zodat er een groot aandee (99ha) laagdynamische hoge weerd ontstaat. Vanuit het grondwatermodel zijn er geen indicaties dat de stijghoogtes groot genoeg zijn om kwelafhankelijke moerasontwikkeling te doen ontstaa Mogelijks kan e

Hochter Bampd

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige

situatie S5

Figuur 22 Deelgebied Hochter Bampd: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5)

In Hochter Bampd (Figuur 22) treedt ten gevolge van de Nederlandse ingrepen in de hoge w een verschuiving op van

eerd hoogdynamische naar laagdynamische milieus (Stroomdalgrasland:

a) ten koste van hoge weerd en n de

n de gemiddelde stijghoogtes optreedt wordt erder een uitbreiding van de kwelzone verwacht.

AS:36ha –> RS:5,8ha).

Het belangrijkste effect van de voorziene Vlaamse ingrepen (scenario 5) is de ontwikkeling van meer lage weerden met voornamelijk overstromingsgrasland(+9h

waterplas. Ook het aandeel stroomdalgrasland stijgt met 5,4ha.

Vanuit het grondwatermodel wordt een kwelafhankelijke moeraszone voorspeld aan de voet va kanaaldijk centraal in het gebied. Deze voorspelde zone blijft onveranderd ook na de Vlaamse ingreep en neemt zelfs toe met 4ha.

Vanuit veldonderzoek is vastgesteld dat ook in het Wissenbos (het huidige wilgenooibos in het noordelijk deel van het gebied) een deel van het voormalig aangevulde terrein

kwel/grondwaterbeïnvloed is. Hier zien we dus de potenties voor de ontwikkeling van moeras en moerasbos op kleischermen, met een snelle en spontane vestiging van een Goudveil-Essenbos. In dit deel van het gebied daalt de overstromingsdynamiek van de rivier waarbij het overgaat naar hoge weerd. Aangezien in deze zone een stijging va

Borgharen

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige

situatie S5

Figuur 23 Deelgebied Borgharen: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c

In de ingreeplocatie Borgharen (Figuur 23) werd zowel een stroomgeulverbreding als een weerdverlaging toegepast. De grootste verandering zien we dan ook in het oppervlak aan rivierbedding, grindbank en lage oever. De rivierbedding neemt o.a. ook ten gevolge van de stuwing, toe met een oppervlak in van 36,8ha in S5 t.o.v. de 15,4ha in AS. Lage grindbank stijgt met 18,1ha en lage oever stijgt met 4,9ha. De weerdverlaging heeft een beperkte winst van 3,4 ha aan overstromingsgrasland. De hogere weerden die nog resten zijn minder dynamisch geworden met omschake

; S5)

ling van stroomdalgrasland naar meer hogere weerd en vooral hoogwatervrije zones. it betekent dat in deze zone meer dan 26ha een nagenoeg rivieronafhankelijke vegetatie gaat

Bosscherveld

a) Ingreep b) Fysiotoop Actuele situatie c) Fysiotoop Toekomstige

situatie S5 D

ontwikkelen.

Figuur 24 Deelgebied Bosscherveld: ingrepen (a) en de verwachte fysiotopen in de actuele (b)en toekomstige situatie (c; S5

Het deelgebied Bosscherveld (Figuur 24) treedt ten opzichte van de actuele potenties een

)

verhoging van overstromingsfrequentie op. Het oppervlak overstromingsgrasland verhoogt met 17,6ha. Binnen de bankzone (q<300 m³/s) ontstaat 1,4ha lage oever en 3,9ha zandrug.