• No results found

Zoektocht naar jeugdbendes

In document ‘bala bin, bala bai’ (pagina 31-35)

Tijdens mijn eerste periode op Curaçao heb ik veel mensen leren kennen. Voordat ik deze keer naar Curaçao ben vertrokken heb ik vanuit Nederland met zoveel mogelijk sleutelfiguren op Curaçao, die mogelijk iets zouden kunnen weten over criminele jeugdgroepen op het eiland, contact gezocht. In dit hoofdstuk beschrijf ik met welke mensen ik heb gesproken en hun visies heb ik onderstaand weergegeven.

Om in contact te komen met jongeren die tot een criminele jeugdgroep behoren lijkt het mij een goed begin om contact te zoeken met alle VSBO scholen op Curaçao. Dit omdat de kans dat ik op deze scholen jongens tegenkom waar ik naar op zoek ben groter is dan op HAVO en/of VWO scholen. Later blijkt dit een enorme klus, met helaas weinig resultaat. De scholen zijn moeilijk bereikbaar en sommige scholen houden ook bewust afstand omdat ze bang zijn voor een slechte reputatie. Wanneer ik duidelijk uitleg wat het doel van mijn onderzoek is zijn de meeste scholen toch wel bereid om een gesprek aan te gaan. In totaal lukt het me om met elf scholen contact te zoeken en spreek ik in de meeste gevallen de directeur of de maatschappelijk werker van de school. Omdat de leerlingen op alle scholen die ik heb gesproken verplicht een uniform dragen is er geen onderscheid tussen de leerlingen waar te nemen. De leerlingen krijgen dus geen kans om gangsymbolen op school te dragen. Toch vindt op bijna elke school wel groepsvorming plaats en meestal is dit met jongens die uit dezelfde buurt komen. Er ontstaan regelmatig kleine opstootjes tussen deze groepjes op de scholen. Echter gangvorming wordt door de directie van de scholen tegengesproken. Zij bevestigen wel het bestaan van individuele leerlingen die veel problemen veroorzaken maar niet in de vorm van groepen. Meer problemen worden in de toekomst wel verwacht. Helaas kom ik via de scholen dus niet in aanraking met jongens die in jeugdgroepen zitten. Ik begin me steeds meer te realiseren dat het aantal vroegtijdige schoolverlaters op Curaçao heel groot is en dat de kans bestaat dat mijn doelgroep zich onder deze jongeren bevindt. Ik besef dat ik waarschijnlijk toch meer de wijken in moet om daar met jongens te praten. Om verder te komen spreek ik toch met iedereen af die mij ook maar enigszins kan helpen om zo aan meer informatie te komen.

Op één van de eerste dagen heb ik een afspraak met een medewerker Communicatie van de Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling. Deze persoon brengt mij in contact mijn eerste sleutelfiguren. Hij vertelt mij dat er zeker sprake is van jeugdbendes op het eiland. Deze zijn

32 via wijken ingedeeld. “Dit soort jongeren zijn door de tv opgevoed en hebben een gebrek aan échte opvoeding door ouders”, aldus de medewerker. Via hem kom ik in contact met het hoofd van de Kinder - en Zeden Politie. Zij vertelt mij een aantal interessante gegevens.

Volgens haar zijn statussymbolen voor de jeugd op Curaçao heel belangrijk.

“De statussymbolen zijn heel belangrijk, wat ze zien op televisie. Dure sportschoenen, dure T-shirts etc. En dat kost geld en al die jongens willen dat.

Dan krijg je dat ze thuis wel eens gaan stelen. En degene die thuis niet kunnen stelen doen het dan ergens anders. Dan krijg je atrako’s etc. Jongeren willen niet eens meer iets dragen wat “geen merk” is. Ouders die het niet kunnen kopen hebben dan een probleem.”

Volgens deze mevrouw zijn de uniformen ingesteld omdat de leerlingen kleding gingen dragen ‘waardoor ze niet eens meer konden bukken’! Ze vertelt mij ook een verhaal over gangmeiden die tegen andere gangmeiden vechten.

“Er waren groepen meisjes die ruzie met elkaar hadden en met elkaar wilden afrekenen. Dat deden ze door een poloshirtje van iemand te lenen en dan op de desbetreffende school ruzie te zoeken. Dit werd dan gefilmd met een mobiele telefoon en op de site ‘youtube’ of ‘redupage’9 gezet.”

Een oud rector van het Radulphus College weet mij veel te vertellen over de jongeren op Curaçao en specifiek over de verschillende scholen. Volgens hem is er op bepaalde scholen wel degelijk sprake van bendevorming. Hij noemt met name één bepaalde VSBO school.

“Als je de verhalen moet geloven, gebeuren daar de meest ongelofelijke dingen.

Jongeren die de school kort en klein slaan en ga zo maar door. Dat komt vrij vaak voor. Ik heb laatst gehoord van een onderdirecteur dat ze een nieuw gebouwen complex van de vloer tot het dak hebben gesloopt. Zij staan er echt berucht om.

9 Een website waar jongeren berichtjes kunnen achterlaten. Mensen noemen het een ‘roddelsite’ waar veel ruzie op ontstaat.

33 Een school van minder ernstige aard is het […]. Het is daar volgens mij niet zo erg als het […] maar ik weet wel dat de politie daar zo nu en dan aan te pas moet komen.”

Wanneer ik later deze scholen opzoek ontkennen zij dat er iets aan de hand is.

Een medewerkster van Dienst Cultuur en Educatie voegt daaraan toe dat het één van deze scholen ook vaak met spraakmakende berichten in de media verschijnt. Of er wel of geen jeugdbendes zijn kan ze mij niet vertellen.

“Ik heb gehoord dat tot vorig jaar het niet echt voor kwam. Je hebt wel groepen gewoon. En echt bendes zijn dan op wat hoger niveau in de drugshandel, de leeftijden liggen dan ook een stuk hoger. Onder de jongeren komt het dus niet zo vaak voor. Maar onofficieel heb je wel in sommige wijken, met name achterstandswijken, dat jongeren zich groeperen en dan van daaruit criminaliteit gaan plegen. Vanuit een groepering komen ze op ideeën.”

Verder heb ik nog een heel interessant gesprek met Quantone. Quantone heeft zelf 8 jaar vastgezeten voor handel in drugs en het witwassen van geld en weet als geen ander hoe het straatleven op Curaçao eraan toegaat. Hij vertelt me dat het in de tijd dat hij vast zat eerder regel dan uitzondering was dat de ambulance langs moest komen in de gevangenis. Op een gegeven moment heeft hij samen met de leiders uit elk blok binnen de gevangenis een groep opgericht. Quantone was de voorzitter van deze commissie en kreeg veel respect. Mede door hem is het destijds een stuk rustiger geworden in de gevangenis. Volgens zijn zeggen is het weer bergafwaarts gegaan nadat hij is vrijgelaten. Quantone heeft nu een uitzendbureau opgericht waar hij ex-gedetineerden aan een baan helpt. Volgens Quantone kent Curaçao geen echte ‘gangs’ naar Amerikaans voorbeeld. De jongens worden wel geïnspireerd door de leiders uit hun wijk. Hij vertelt dat jonge jongens steeds gewelddadiger worden. Zonder pardon wordt het slachtoffer doodgeschoten, vaak om ervoor te zorgen dat ze niet meer tegen de dader kunnen getuigen.

Uiteindelijk kom ik met een aantal wijkbemiddelaars en een agent in contact die met mij een aantal wijken in willen gaan. Met de wijkbemiddelaars ben ik de wijken Otrabanda en Seru Fortuna ingegaan. Met de agent ben ik naar Montagne, Seru Fortuna, Steen Koraal en

34 Soeax geweest. Helaas was dit in de ochtend op een regenachtige dag en zagen we geen groepen in de wijken. Omdat het toch gevaarlijk schijnt te zijn om in de avond de wijken in te gaan en het mij meerdere malen is afgeraden om zelf contact met de jongens te zoeken besluit ik dat de beste plek om uiteindelijk met jongens te kunnen praten toch de gevangenis is.

35

In document ‘bala bin, bala bai’ (pagina 31-35)