• No results found

94 Er zijn twee maatschappelijke fenomenen die door de wetgever aangevoerd worden als

§2 De facultatieve controle

Hoofdstuk 2. Oorsprong van de huidige regelgeving 94 Er zijn twee maatschappelijke fenomenen die door de wetgever aangevoerd worden als

zijnde de grondslag voor de Belgische regelgeving inzake burgerinfiltratie. Enerzijds werd de figuur van de burgerinfiltratie ingevoerd om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende terroristische dreiging binnen de Europese Unie. Het valt niet te ontkennen dat Europa de voorbije jaren enorm geteisterd werd door een aanzienlijk aantal terroristische aanslagen. Zo waren de aanslagen van 22 maart 2016 te Brussel slechts één voorbeeld in de oneindige reeks van aanslagen die het dagelijks leven in Europa destijds overspoelden. Dergelijke bedreigingen van de openbare veiligheid toonden manifest de noodzaak aan een nieuwe vorm van bestrijding van dergelijke maatschappelijke gevaren aan.242

Tevens kan ook de invloed van de problematiek van de georganiseerde criminaliteit op het maatschappelijke leven niet ontkend worden.243 Als voorbeeld kan Antwerpse ‘war on drugs’

worden aangehaald. Antwerpen wordt de laatste tijd immers geconfronteerd met een aanzienlijke drugsproblematiek, en de daarmee gepaarde criminaliteit (zoals granaataanvallen ed.), in kader van georganiseerde criminaliteit en maffiabendes.

De bestaande bijzondere opsporingsmethoden, politionele infiltratie en informantenwerking, bleken in de praktijk onvoldoende opgewassen te zijn tegen dergelijke vormen van criminaliteit (infra randnrs. 113-117). Hierdoor moest men beleidsmatig zoeken naar andere mogelijke alternatieven, teneinde die vormen van criminaliteit een halt te kunnen toeroepen. 242 Wetsontwerp van 19 februari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2940/001, 12. 243 Ibid.

Hoofdstuk 3. Begrip burgerinfiltratie

Afdeling 1. Wettelijke definitie burgerinfiltratie

95. Artikel 47 novies/1, §1, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering definieert de burgerinfiltratie als “het door een meerderjarig persoon die geen politieambtenaar is, burgerinfiltrant genoemd, desgevallend onder een fictieve identiteit, onderhouden van een duurzaam en gestuurd contact met één of meerdere personen ten aanzien van wie er ernstige aanwijzingen zijn dat zij een van de in de wet opgesomde strafbare feiten plegen of zouden plegen”.244 In het wetsontwerp haalt de wetgever aan expliciet te hebben geopteerd voor een

ruime omschrijving, daar de voorwaarden en controlemechanismen een ruime toepassing zouden kennen.245

§1. De burgerinfiltrant

96. Bovenstaande omschrijving impliceert dat zodra de duurzame en gestuurde contacten worden onderhouden door een meerderjarig persoon, die geen politieambtenaar is, er toepassing zou kunnen worden gemaakt van de regeling inzake burgerinfiltratie.246

Uit bovenstaande omschrijving volgt dat ook andere bijzondere opsporingsambtenaren als burgerinfiltrant zullen kunnen optreden, in tegenstelling tot wat het geval is bij de klassieke politionele infiltratie. Te denken valt aan leden van de Algemene Administratie Douane en Accijnzen, administratief personeel bij de politie, officieren van gerechtelijke politie met een bijzondere of algemene bevoegdheid.247 244 Art. 47novies/1, § 1, eerste lid Sv. 245 Wetsontwerp van 19 februari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2940/001, 23. 246 Ibid. 247 Ibid., 23-24.

97. Het wetsontwerp zegt duidelijk wat er onder een politieambtenaar begrepen dient te worden. Een politieambtenaar betreft een lid van het operationeel kader van de geïntegreerde politie met de graad van inspecteur tot hoofdcommissaris.248 Deze personen kunnen optreden als

politionele infiltranten, mits het volgen van opleidingen en indien ze deel uitmaken van de Directie van de speciale eenheden van de federale politie. Hieruit volgt dat elke persoon, anders dan een politieambtenaar, bijgevolg als burgerinfiltrant zal kunnen opereren.249 98. De burgerinfiltrant in kwestie kan desgevallend een beroep doen op een fictieve identiteit, doch is dit geen must.250 Hieruit volgt dat de burgerinfiltrant zowel onder zijn werkelijke naam kan opereren in een reeds gekend milieu als onder een fictieve identiteit in een voor hem alsnog niet bekende omgeving.251

§2. De context van georganiseerde criminaliteit of terrorisme

99. De toepassing van de figuur van de burgerinfiltratie is uitsluitend beperkt tot misdrijven gepleegd in de context van georganiseerde criminaliteit of terrorisme, vermits artikel 47novies/1, §1, eerste lid Sv. bepaalt dat er sprake moet zijn van “ernstige aanwijzingen van een van de strafbare feiten bedoeld in artikel 90ter, §§ 2 tot 4, met uitzondering van artikel 90ter, § 2, 11°, op voorwaarde dat zij gepleegd zijn of zouden gepleegd worden in het kader van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, of een van de strafbare feiten bedoeld in boek 2, titel Iter van het Strafwetboek”.

Bovenstaand wetsartikel spreekt vooreerst over één van de strafbare feiten bedoeld in boek 2, titel Iter van het Strafwetboek.252 Titel Iter van boek II spreekt expliciet over terroristische

misdrijven. 248 Wetsontwerp van 19 februari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2940/001, 23. 249 Ibid., 40. 250 Art. 47novies/1, § 1, eerste lid Sv. 251 Wetsontwerp van 19 februari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2940/001, 40. 252 Art. 47novies/1, §1, eerste lid Sv.

Daarenboven stelt het wetsartikel voorts uitdrukkelijk dat de strafbare feiten uit artikel 90ter, §§2 tot 4 Sv. moeten zijn gepleegd of worden gepleegd in kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek.253

Een criminele organisatie wordt in artikel 324bis Sw. omschreven als “iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen”. Een organisatie waarvan het feitelijke oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend elk ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan daarentegen niet beschouwd worden als een criminale organisatie.254 Tenslotte is er ook voorzien in een uitsluiting met betrekking tot de misdrijven zoals bedoeld in artikel 90ter, §2, 11° Sv. vermits deze de autonome strafbaarstellingen van het lidmaatschap van de criminele organisatie inhouden.255

§3. Ernstige aanwijzingen van in de wet opgesomde strafbare feiten

100. Het begrip ernstige aanwijzingen doelt op het feit dat de criteria enigszins moeten blijken uit het dossier en er bijgevolg tegenspraak over gevoerd kan worden. Loutere vermoedens zijn immers niet afdoende. De wetgever voert aan dat in het dossier onder andere verwezen kan worden naar criminele antecedenten, contacten, onverklaarbare levensstijl.. die in hun eenheid de rechter kunnen overhalen van het feit dat de machtiging van de bijzondere opsporingsmethoden steunde op voldoende argumenten.256 253 Art. 47novies/1, §1, eerste lid Sv. 254 Art. 324bis, tweede lid Sw. 255 Wetsontwerp van 19 februari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2940/001, 41. 256 Ibid., 42.

Het begrip ernstige aanwijzingen dient echter onderscheiden te worden van het begrip bewijs, daar er niet verwacht kan worden dat deze ernstige aanwijzingen reeds in aanzienlijke of doorslaggevende mate aanwezig zijn.257

De vereiste van ‘ernstige aanwijzingen’ heeft, in vergelijking met de informantenwerking, een beperking van het toepassingsgebied van de burgerinfiltratie tot gevolg. In de context van de informantenwerking kan de informant namelijk uit eigen beweging informatie verschaffen over alle denkbare misdrijven. Dit zal, gelet op de voorafgaandelijke machtiging, echter absoluut onmogelijk zijn bij de figuur van de burgerinfiltratie.258