• No results found

Zie noot 5, pagina 17 en

In document Nota Belvedere (pagina 36-38)

Tabel 1: Indicatie van dominante ruimtelijke ontwikkelingen in Belvedere-gebieden

41 Zie noot 5, pagina 17 en

historische kwaliteiten en potenties adequaat betrokken worden bij andere sectorale wettelijke regelingen. Enerzijds omdat deze van invloed kunnen zijn op de cultuurhistorische kwaliteiten, anderzijds omdat cultuurhistorie kansen biedt voor een hoogwaardige vormgeving.

In dit verband wordt expliciet gewezen op de landinrichtingsprocedure (zoals de Land- inrichtingswet zelf aangeeft) en de m.e.r.- procedure, maar ook in andere procedures zal eenzelfde doel worden nagestreefd. In het kader van landinrichting dient cultuurhistorie, zoals nu vaak reeds het geval is, niet alleen onderdeel te zijn van de inventarisatie en analyse, maar ook gerichter te worden betrokken bij de vorm- geving van het landinrichtings- of herinrich- tingsproject.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ruimte- lijke projecten van een bepaalde omvang de m.e.r.-procedure moeten doorlopen. Ook cultuurhistorische aspecten worden met enige regelmaat betrokken bij de opstelling van een MER. Zo is bij de m.e.r.-procedures voor dijkversterking gebleken dat cultuur- historie een goede rol kon spelen in de ontwikkeling van alternatieven. In de praktijk blijkt dit echter nog onvol- doende te gebeuren. Cultuurhistorische informatie is veelal onvolledig en speelt geen volwaardige rol bij de ontwikkeling van alternatieven. Een betere incorporatie van cultuurhistorische aspecten in MER’s

zal worden bevorderd door deskundigheids- bevordering en door versterkte aandacht bij het beoordelen van deze rapportages. Bij de wijziging van het Besluit m.e.r. in de categorie ‘gevoelige gebieden’ zullen ook de wettelijk beschermde archeologische monu- menten worden opgenomen.

3 Stimulering van het gebruik van ondersteu-

nende planfiguren

De historische en ruimtelijke samenhang houdt meestal niet op bij de gemeente- grens. Het is daarom van belang om voor het cultuurhistorisch ruimtelijk beleid tot een afstemming te komen met gemeenten die deel uitmaken van dezelfde streek c.q. landschap. Hiertoe staan de gemeenten ondersteunende planfiguren op een hoger schaalniveau ter beschikking.

Gemeenten kunnen gebruikmaken van bijvoorbeeld landschapsbeleidsplannen en structuurplannen als basis voor de opstel- ling van hun bestemmingsplannen. Ook Cultuurhistorische Effectrapportages (CHER) en/of Cultuurhistorische Verkenningen kunnen in dit verband dienen als hulpmiddel bij de beleidsformu- lering. Op basis hiervan kan meer inzicht worden verkregen in de potenties van het lokale cultureel erfgoed.

Voor de advisering vanuit de cultuurhistori- sche disciplines ten behoeve van concrete ontwikkelingsprojecten bestaan reeds sectorale instrumenten zoals de Standaard

Archeologische Inventarisaties. Voor de historische geografie ontbreekt een verge- lijkbaar instrument. De mogelijkheden van afstemming tussen de instrumenten zullen worden verkend.

Daarnaast zal ook in breder verband het gebruik en de verdere ontwikkeling van andere integrale instrumenten, zoals de Cultuurhistorische Effectrapportage, worden gestimuleerd. Hiermee is de laatste jaren door meerdere gemeenten ervaring opgedaan. Dit instrument is vanuit zijn aard flexibel in te zetten en kan derhalve worden gemodelleerd naar de specifieke gemeente- lijke situatie. Het instrument ontleent zijn kracht aan het communicatieve aspect; cultuurhistorische informatie en deskundig- heid kan in een vroeg stadium van de plan- vorming worden benut op de ‘tekentafel’. De Raad voor de Cultuur heeft geadviseerd de wenselijkheid van een afzonderlijke wettelijke regeling voor Cultuurhistorische Effectrapportage te bezien, naast de bestaande milieu-effect rapportage42

. Een dergelijke regeling wordt niet nagestreefd. Gemeenten hebben hun eigen verantwoor- delijkheid voor de wijze waarop zij de cultuurhistorie bij de planvorming betrek- king. Een wettelijk opgelegde regeling past hier niet bij.

42 Zie noot 9

39

4 Optimalisatie en afstemming bestaand wettelijke beschermingsinstrumentarium

De Monumentenwet kent al geruime tijd het instrument van de beschermde stads- en dorpsgezichten. Hiermee zijn of worden inmiddels de meest relevante stedelijke gebieden op voordracht van gemeenten aangewezen.

De nieuwe Natuurbeschermingswet biedt voor het eerst de mogelijkheid van het aanwijzen van beschermde landschapsge- zichten. De aanwijzing ervan is een provin- ciale verantwoordelijkheid. De provincies wordt gevraagd daadwerkelijk beschermde landschapsgezichten aan te wijzen, met name in het verlengde van het behoud van cultuurhistorische kwaliteiten in de daartoe op de kaart aangegeven gebieden.

Voorgenomen is een onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid tot het stroomlijnen van de aanwijzingsprocedures van wettelijk beschermde bouwkundige archeologische monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en beschermde landschapsgezichten. Een ontwikkelings- gerichte benadering van het cultureel erf- goed vraagt daarnaast om een herbezinning op de inzet van het beschermingsinstru- mentarium.

5 Onderzoek naar de wenselijkheid van

herziening van het beheersinstrumentarium

Niet alleen nieuwe ruimtelijke ontwikke- lingen zijn van invloed op de kwaliteit van stad en landschap, ook het beheer speelt een cruciale rol.

Ten aanzien van het beheersinstrumenta- rium is er sprake van een ongelijksoortige benadering van de verschillende cultuur- historische aandachtsgebieden. Voor het beheer van archeologische waarden is de grondeigenaar verantwoordelijk, zonder dat hiervoor een rijksvergoeding tegenover staat. Voor het landschapsbeheer is ook de eigenaar primair verantwoordelijk, maar hiervoor zal met het Programma Beheer een financiële bijdrageregeling worden ingevoerd43

. Daarnaast vindt veel onderhoud van landschapselementen plaats door (gesubsidieerde) provinciale stichtingen voor landschapsonderhoud. Voor het beheer van particuliere historische parken en tuinen ontvangt de Stichting tot Behoud van Historische Buitenplaatsen rechtstreeks subsidie. Voor de gebouwde monumenten zijn er bijdrageregelingen voor onderhouds- en restauratiekosten en fiscale regelingen. Gezien de grote verschillen in beheersver- goeding, zowel in de hoogte van de bijdrage als in de vergoedingswijze (zie ook hoofd- stuk 7), zal worden beoordeeld of herzie- ning van het beheersinstrumentarium gewenst is.

43 Programma Beheer. Ministerie van LNV (1999)

4

.3

Specifiek ruimtelijk beleid:

gebiedsgerichte benadering

In document Nota Belvedere (pagina 36-38)