• No results found

Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden

In document Nota Belvedere (pagina 34-36)

Tabel 1: Indicatie van dominante ruimtelijke ontwikkelingen in Belvedere-gebieden

3 Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden

gericht op thematische versterking van de cultuurhistorie.

4 Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuur- historie, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp.

5 Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden.

6 Het verbeteren van de gebruiks- mogelijkheden van het bestaande instrumentarium.

Opgave

Culturele identiteit is een van de basis- principes voor de ruimtelijke inrichting. Het bij ruimtelijke planvorming herkenbaar houden van de historisch gegroeide situatie is reeds uitgangspunt van het vigerende ruimtelijk beleid. Nieuw is dat cultuurhisto- rische kwaliteiten bewust, vroegtijdig en volwaardig in de ruimtelijke ontwikkeling dienen te worden betrokken. Om deze keuze te garanderen dient binnen het ruim- telijk beleid en planologische procedures expliciet aandacht te worden besteed aan de waarde en de potenties van de cultuur- historie en de wijze waarop bij de vormge- ving van deze ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorische kwaliteiten worden betrokken. Dit betekent niet ‘een restrictief

regime gericht op het weren van ruimtelijke ontwikkelingen’, maar wel ‘het stellen van rand- voorwaarden voor de vormgeving van ruimte- lijke ontwikkelingen’. Voor de Vijfde Nota over

de Ruimtelijke Ordening betekent dit onder meer het bewust vormgeven van de cultu- rele dimensie van de ruimtelijke ordening en het daarbij betrekken van het cultuur- historische erfgoed. 37 B E L V E D E R E

Ruimtelijk

beleid

4

4

.1

Inleiding

In dit hoofdstuk komen de maatregelen aan de orde die in het kader van het ruimtelijk beleid in relatie tot de cultuurhistorie worden getroffen. Eerst wordt ingegaan op het algemeen ruimtelijk beleid van het Rijk en de doorwerking in het ruimtelijk beleid van de andere overheden (paragraaf 4.2). Daarna wordt nader ingegaan op het gebiedsgerichte beleid voor de landelijke gebieden (paragraaf 4.3) en steden (para- graaf 4.4), die in paragraaf 3.2 zijn geïden- tificeerd. Tenslotte wordt kort ingegaan op de maatregelen met betrekking tot een meer thematische benaderingen van de cultuur- historie (paragraaf 4.5).

4

.2

Algemeen ruimtelijk beleid

Doelen

Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stede- lijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen (Algemeen ruimtelijk beleid)

Oplossingsrichtingen

1 Het garanderen van een vroegtijdige en volwaardige afweging van cultuur- historische kwaliteiten bij ruimtelijke planvorming, inrichting en beheer, gericht op het versterken van de cultuurhistorische identiteit en de historische ruimtelijke samenhang. 2 Het volwaardig betrekken van cultuur-

historie bij planologische procedures en planvormingsprocessen.

3 Het stimuleren van het gebruik van ondersteunende planfiguren. 4 Het optimaliseren en onderling

afstemmen van het bestaande wette- lijke beschermingsinstrumentarium. 5 Een onderzoek naar de wenselijkheid

van herziening van het beheersinstru- mentarium.

Toelichting

1 Vroegtijdige en volwaardige afweging

Het huidige ruimtelijke beleid zoals nu reeds verwoord in de VINAC stelt dat ten behoeve van het behoud en de versterking van de kwaliteit van de dagelijkse leefomge- ving de basiswaarden in onze samenleving, die ruimtelijk van belang zijn, veilig gesteld dienen te worden. Cultuurhistorie (in de vorm van historische bouw- en stedenbouw- kunde, archeologie en historisch-landschap- pelijke elementen en structuren) wordt als een van deze basiswaarden gezien. Concreet

betekent dit dat op grond van de VINAC alle burgers en overheden reeds de verplichting hebben cultuurhistorie op een volwaardige wijze bij hun planvorming te betrekken. Daarbij staat het herkenbaar houden van de historisch gegroeide ruimtelijke situatie en het bodemarchief voorop. Specifiek voor het landelijk gebied wordt aanvullend opgemerkt dat “ruimtelijke ingrepen en inrichtingsactiviteiten die het algehele karakter, de wezenlijke kenmerken en de samenhang en waarden van natuurgebieden en karakteristieke landschappen kunnen schaden, niet dan in geval van zwaar- wegende maatschappelijke belangen in uitvoering worden genomen”41

.

In aanvulling hierop worden de gemeenten voor zowel het stedelijk als het landelijk gebied gevraagd in hun bestemmings- plannen aan te geven hoe en in hoeverre zij de historische ruimtelijke samenhang zullen handhaven. Hen wordt gevraagd de cultuurhistorische kernkwaliteiten van hun grondgebied (de dragers van de historisch- ruimtelijke structuur) aan te geven als ruim- telijk toetsingskader bij de locatie-, inrich- tings- en vormgevingskeuze van ruimtelijke ontwikkelingen in hun bestemmings- plannen. Zij dienen uiteraard ook door- werking te geven aan het provinciaal cultuurhistorisch ruimtelijk beleid. Dit verzoek zal als concrete beleidsbeslissing worden opgenomen in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening.

Voor het stedelijk gebied zal in aanvulling op dit ruimtelijk beleid in het kader van het programma Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV) mogelijk een aandachts- veld cultuurhistorie worden geïntroduceerd, gericht op het kunnen toetsen van de betrokkenheid van het cultuurhistorische aspect bij het ontwikkelings- en investe- ringsprogramma.

Planologische toetsing door het Rijk van het verwoorde beleid vindt zoals gebruikelijk plaats via het wettelijk kader van de Wet Ruimtelijke Ordening. In RPC- en PPC- verband zal sterker worden toegezien op de doorwerking en handhaving van het ruimte- lijke rijksbeleid. Daartoe zal de interdeparte- mentale afstemming tussen de regiodirec- ties van LNV, de beleidsuitvoerende diensten van OCenW (ROB en RDMZ) en de Inspecties Ruimtelijke Ordening worden versterkt. In RPC-verband heeft deze inter- departementale afstemming reeds vorm gekregen, terwijl ook in de RROM de vertegenwoordiging van het culturele aspect in de ruimtelijke ordeningsdiscussies is verzekerd.

2 Volwaardig betrekken van cultuurhistorie bij

planologische procedures en planvormings- processen

Naast een volwaardige positie van cultuur- historie in het ruimtelijk beleid krachtens de (te herziene) Wet op de Ruimtelijke Ordening, is het ook van belang dat cultuur-

In document Nota Belvedere (pagina 34-36)