• No results found

Nota Belvedere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nota Belvedere"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nota Belvedere

Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting

(2)

Belvedere is Italiaans voor ‘mooi uitzicht’ maar wordt meestal gebruikt om een monumentale toren of koepel aan te duiden, of een gebouw met een fraai uitzicht over het omringende cultuurlandschap. Nederland heeft tal van zulke torens of uitzichtpunten. Vaak ook heten ze op z’n Frans Belvédère.

Er is ook de associatie met de groeve Belvédère bij Maastricht, waar de oudste archeologische vondsten in Nederland zijn gedaan: 250.000 jaar oud.

Met een beetje goede wil kunnen archeologie, monumentenzorg en het historische cultuur-landschap derhalve in één woord verenigd worden: Belvedere. Maar Belvedere is toch bovenal een punt om je blikveld te verruimen en om vooruit te (kunnen) kijken.

“Wij kunnen ons nooit zoveel toekomst voorstellen als we verleden hebben.”

(3)

3

(4)
(5)

3.3 Ruimtelijke dynamiek: enkele ruimtelijke trends 3.4 Ruimtelijke dynamiek

en cultuurhistorische waarden 3.5 Benaderingswijze

π Voorbeeldproject: Leidsche Rijn

4 Ruimtelijk beleid

4.1 Inleiding

4.2 Algemeen ruimtelijke beleid 4.3 Specifiek ruimtelijk beleid:

gebiedsgerichte benadering landelijke gebieden 4.4 Specifiek ruimtelijk beleid:

gebiedsgerichte benadering stedelijke gebieden

4.5 Stimulerend beleid voor een thematische aanpak

π Voorbeeldproject: Middag-Humsterland

5 Kennisontwikkeling en samenwerking

5.1 Inleiding

5.2 Integratie van cultuurhistorische kennis en informatie

5.3 Toegankelijkheid van kennis en informatie

5.4 Deskundigheidsbevordering 5.5 Onderzoek naar ruimtelijke trends 5.6 Maatschappelijke allianties

π Voorbeeldproject: Dorpen in het groen in Noordwest-Overijssel

6 Het einde is het begin

6.1 Inleiding

6.2 Het aspect cultuurhistorie en andere functies 6.3 Doorwerking in rijksbeleid 6.4 Het einde is het begin

π Voorbeeldproject: Rijkswerf Willemsoord in Den Helder 7 Financiën 7.1 Inleiding 7.2 Bestaande budgetten 7.3 Intensiveringen π Voorbeeldproject: Kerkepaden in de Achterhoek Samenvatting Gebruikte afkortingen Colofon Bijlage: Gebieden 1 Inleiding 2 Verantwoording Belvedere-kaart en selectie van gebieden en steden 3 Landelijke gebieden: de gevolgde

werkwijze

4 Steden: de gevolgde werkwijze 5 Het vervolg 6 Gebiedsbeschrijvingen 5 B E L V E D E R E 6 6 6 7 7 9 9 10 12 13 13 17 17 17 19 20 21 21 21 29 30 34 37 37 37 40 44 48 49 49 50 50 51 52 53 57 57 57 60 62 69 69 69 70 77 82 84 4 5 6 17 19 20

Inhoudsopgave

Inleiding Cultuurhistorisch beleid en ruimtelijke ordening Achtergrond, status en centrale doelstelling van het beleid Leeswijzer

Acht voorbeelden: een introductie

π Voorbeeldproject: De Mariaplaats in Utrecht

1 Context en opgave 1.1 Inleiding 1.2 Betekenis en kwetsbaarheid van cultuurhistorie 1.3 Particulier draagvlak 1.4 Beleidscontext 1.5 Beleidsontwikkelingen

π Voorbeeldproject: De Nieuwe Hollandse Waterlinie

2 Visie en positionering

2.1 Inleiding

2.2 Een haat-liefdeverhouding 2.3 De verbinding als opgave 2.4 Een scala van verbindingen

π Voorbeeldproject: Waterproject 1854 in Rotterdam

3 Kwaliteit en dynamiek

3.1 Inleiding

3.2 Kwaliteiten: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland

(6)

Maar er zijn ook kenmerken die minder direct fysiek herkenbaar zijn, zoals archeolo-gische informatie of vage overblijfselen van een vroeger landschap. Deze cultuurhistori-sche kenmerken of kwaliteiten vragen niet alleen om zorgvuldige ‘inpassing’, maar kunnen bewust bij de inrichtingsopgave van ons land benut worden, opdat ze niet geruisloos en voorgoed verloren gaan als bijverschijnsel van onze drang naar herin-richting van de ruimte aan wensen van deze tijd. Het zijn essentiële ruimtelijke en culturele kwaliteiten van ons land, die ook voor de internationale positionering van ons land van groot belang kunnen zijn.

In een vitale samenleving is het uitwissen van historische kenmerken soms onvermij-delijk. Het is immers ook nodig dat we door ons bouwen en inrichten van de ruimte uiting geven aan de cultuur van onze tijd. Ordenen, inrichten en bebouwen van de ruimte leidt tot nieuwe culturele kwaliteit, maar is vreemd genoeg ook de grootste bedreiging voor het oude. Het tempo en de schaal van de aanpassing van onze omgeving aan de nieuwe behoeften is immers zo groot geworden dat het effect ervan vernietigend kan zijn. Als er geen bewust cultuurhistorisch geïnspireerd beleid wordt gevoerd, wordt de unieke in vele eeuwen opgebouwde kwaliteit overscha-duwd door de herinrichting van de ruimte. Met als gevolg dat ruimten of plekken in alle delen van het land op elkaar gaan lijken.

Deze vervlakking en verschraling van de diversiteit van de leefomgeving is een gemeenschappelijke zorg. Er moet gezocht worden naar strategieën en concrete oplos-singen waarbij behoud en ontwikkeling zoveel mogelijk samengaan en waarmee de band tussen verleden, heden en toekomst wordt versterkt.

Achtergrond, status

en centrale doelstelling

van het beleid

De Belvedere-nota is aangekondigd in de beleidsbrief die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in december 1997 aan de Tweede Kamer hebben verzonden1

. De Nota Belvedere is een uitwerking van de voornemens uit de Cultuurnota2

en nota over het Architectuur-beleid3

. Tegelijkertijd worden ook algemene uitspraken over het belang van cultuur-historie in het Structuurschema Groene Ruimte4

en de Actualisering van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra5 geconcretiseerd.

Het kabinet noemt in zijn regeringsverkla-ring als de voornaamste opgave voor de toekomst het vinden van een verantwoord evenwicht tussen diverse dilemma’s, waaronder dat tussen “economische kracht

1 Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Kamerstuk 25818, nr. 1, betreffende het project Belvedere, een rijksvisie op de samenhang tussen cultuurhistorie en ruimtelijk beleid

2 Pantser of ruggengraat. Cultuurnota 1997 -2000. Ministerie van OCenW (1996)

3 De architectuur van de Ruimte; nota over het architectuurbeleid 1997 - 2000. Ministerie van OCenW, Ministerie van VROM, Ministerie van LNV, Ministerie van V&W (1996)

4 Structuurschema Groene Ruimte, deel 4 PKB Ministerie van LNV (1995)

5 Partiële herziening Planologische Kern-beslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid (Actualisering van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening-Extra), deel 3 PKB Ministerie van VROM (1997)

Inleiding

Cultuurhistorisch beleid

en ruimtelijke ordening

Nederland is een cultuurland bij uitstek. Als cultuurlandschap is het een creatie van natuurkrachten en menselijke inventiviteit die in de loop van vele eeuwen zijn vorm heeft gekregen. Krachten en tegenkrachten, bouwen, slopen, over-stromen en bedijken en het in cultuur brengen en tegenwoordig teruggeven aan de natuur, hebben die creatie gemodelleerd. De ruimte waarin we leven bergt een schat aan cultuurhistorische informatie in zich over de wording van deze creatie. Dit geldt ook voor onze steden: Nederland kent een grote dichtheid en diversiteit aan historische steden.

De bodem, het landschap en de gebouwde omgeving zitten op een soms complexe, maar fascinerende manier boordevol aanwijzingen over het leven en werken van mensen. Sommige cultuurhistorische kenmerken zijn kleinschalig, zoals molens in een weidelandschap, hunebedden op de Drentse heide of oude gebouwen langs een gracht. Andere daarentegen zijn groot-schalig, zij vertegenwoordigen het ‘Grand Design’ van ons land. Het zijn deze grach-tengordels, polders en droogmakerijen of militaire waterlinies die de culturele iden-titeit van Nederland in internationaal verband sterk bepalen en kleuren.

(7)

en behoud van de kwaliteit van ons leef-milieu”.6

Ten behoeve van de daarbij te maken keuzen worden enkele richting-gevende nota’s voorbereid, zoals de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en mogelijk een tweede Structuurschema Groene Ruimte (NB: Op het moment van verschijnen van de Nota Belvedere is er nog geen uitsluitsel over de vraag of er daadwer-kelijk een opvolger van het Structuur-schema Groene Ruimte zal verschijnen). In deze nota’s zullen, evenals in de Start-nota Ruimtelijke Ordening 1999,7 begrippen als ruimtelijke kwaliteit en culturele identiteit centraal staan.

De voorliggende nota geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan, en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Het geeft een aanvulling op het bestaande sectorale beleid.

Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikke-lingsgerichte benadering staat daarbij centraal. Die invalshoek dient in het ruimte-lijk beleid te worden bevorderd.

Deze nota vormt een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. De doorwerking van het in deze nota verwoorde beleid vindt ook in andere nog uit te brengen relevante rijksnota’s en -plannen plaats. Daarnaast zal het beleid uit de Nota Belvedere zijn vertaling moeten krijgen in het beleid van de andere bestuursniveaus. Daartoe worden in de nota voorstellen gedaan en richtingen aangegeven waarin antwoorden gezocht kunnen worden. Er is nog een lange weg van discussie, overleg en experiment te gaan, maar de nota wil nu reeds een veran-dering in denken en handelen markeren. De centrale doelstelling van het beleid luidt dan ook:

De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen.

Leeswijzer

De Nota Belvedere bestaat uit 2 delen: de beleidsnota en de bijlage.

In de drie eerste hoofdstukken van de

beleidsnota wordt de beleidsvisie uiteengezet.

Vervolgens worden de hieruit volgende maatregelen en voornemens weergegeven in de daarop volgende hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt de maatschappelijke en

beleidscontext geschetst. In hoofdstuk 2 wordt de benaderingswijze uiteengezet die in hoofdstuk 3 wordt geconcretiseerd. In hoofdstuk 4 komen de verschillende aspecten van het ruimtelijk beleid aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op maatregelen ter bevordering van kennisontwikkeling en samenwerking. Hoofdstuk 6 bevat een over-zicht van het vervolgtraject en hoofdstuk 7 geeft de financiële consequenties weer. De bijlage van de nota, die als afzonderlijk onderdeel van de nota is vorm gegeven, bevat een beschrijving van de wijze waarop de Belvedere-gebieden zijn geselecteerd. Daarnaast bevat dit deel voor elk geselec-teerd gebied een gedetailleerde gebieds-beschrijving en een lijst van geselecteerde Belvedere-steden.

Acht voorbeelden;

een introductie

‘Belvedere’ is niet alleen de afkorting van deze nota, het is ook Italiaans voor ‘mooi uitzicht’. Om duidelijk te maken welke visie aan Belvedere ten grondslag ligt, kan daarom niet volstaan worden met woorden alleen: er moet ook iets te zien zijn. Daarom zijn verspreid in de nota acht voorbeelden opgenomen die de visie van Belvedere illustreren. Deze voorbeelden hebben met elkaar gemeen dat ze alle aan de recente praktijk ontleend zijn. Verder zijn ze erg uiteenlopend van karakter. Een

6 Regeringsverklaring. Handelingen Tweede Kamer 1997/1998, pag. 6204 e.v.

7 De Ruimte van Nederland. Startnota Ruimtelijke Ordening 1999. Ministerie van VROM (1999)

7

(8)

kleinschalig, reeds met succes gerealiseerd plan als de inrichting van de Mariaplaats in het centrum van Utrecht. Daarnaast een nog grotendeels uit te voeren megaproject als de VINEX-locatie Leidsche Rijn ten westen van dezelfde stad. Naast tamelijk eenvoudige, door particulieren gedragen projecten als het planten van streekeigen groen in Noordwest-Overijssel en het terug-brengen van het oude padennetwerk in de Achterhoek staat een plan als de (her)inrich-ting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarbij tientallen belanghebbende partijen betrokken zijn.

De verschillende projecten zijn opgezet vanuit diverse invalshoeken. Sommige plannen hebben een voornamelijk architec-tonische benadering, andere een steden-bouwkundige, bij weer andere komt natuur-ontwikkeling om de hoek. De afgeronde projecten hebben ook verschillende functies zoals wonen, werken en recreëren. Vaak is er sprake van combinaties, zoals in het Groninger wierdengebied van Middag-Humsterland, waar aangenaam wonen, moderne agrarische bedrijfsvoering en kleinschalige recreatie samengaan in een landschap met een rijke cultuurhistorie. Ook in Den Helder streeft men bij de reconstructie van de Oude Rijkswerf naar een bundeling van woon-, werk- en recreatiefuncties.

De voorbeelden zijn niet bedoeld als volledig uitgewerkte casestudies; daarvoor zou per onderwerp een apart boekje kunnen worden geschreven. De keuze om deze voorbeelden op te nemen is een willekeu-rige geweest; er zouden nog tientallen andere voorbeelden te geven zijn. Dat juist deze voorbeelden zijn gekozen wil ook niet zeggen dat het uitsluitend om succesver-halen gaat. Ieder project kent zijn eigen problemen en verwikkelingen, nog los van het feit dat niet ieder project al gerealiseerd is en het succes dus nog moet worden afgewacht. Het is ook niet de bedoeling, dat de voorbeelden als blauwdrukken worden gezien: zo moet het, en niet anders. Dat zou tot een verarming leiden, terwijl inspiratie en dieper nadenken juist wordt beoogd. De voorbeelden moeten worden gelezen – en vooral bekeken – als impressie van wat de Belvedere-benadering inhoudt.

(9)

uitwerking die ongevoelig is voor histori-sche waarden kunnen dezelfde ruimtelijke veranderingen juist leiden tot verschraling en nivellering, tot het verdwijnen van stede-lijke en landschappestede-lijke karakteristieken en regionale verschillen, en tot ruimtelijk en maatschappelijk ‘geheugenverlies’. Er is derhalve een trendbreuk nodig waar bij de inrichtingsopgave van Nederland meer dan tot nu toe de koestering van het waardevolle zoveel mogelijk gekoppeld wordt aan een offensieve ontwikkelings-gerichte aanpak, met meer aandacht voor ontwerp en innovatieve oplossingen. De wenselijkheid hiervan wordt in de afgelopen jaren in toenemende mate betoogd. Maatschappelijk zowel als politiek groeit het bewustzijn dat ruimtelijk ordenen meer is dan alleen het accommoderen van gebruiks-functies. “De ruimtelijke ordening is in haar opdracht geslaagd als het resultaat getuigt van economische concurrentiekracht, sociale cohesie, ecologische duurzaamheid én culturele identiteit”, aldus de VROM-raad in zijn advies Stedenland-Plus8

. Opvallend is dat tegelijk met de discussie over de inrichting van Nederland het belang van cultuurhistorie als drager van culturele identiteit en als te benutten kwaliteit van de leefomgeving steeds breder wordt onder-kend. Behalve het advies van de

VROM-9

B E L V E D E R E

1

1

.1

Inleiding

Nederland staat in deze tijd voor grote ruim-telijke opgaven. Dat is niet voor het eerst, noch voor het laatst. Zo ontwikkelt de ruim-telijke inrichting van een land zich, net als bijvoorbeeld de kunsten of de economie, in een proces van voortdurende afwisseling van continuïteit en discontinuïteit, soms traag, dan weer schoksgewijs. Sporen uit de verschillende fasen van deze ontwikkeling zijn ook nu nog te vinden in het landschap, in dorpen en steden, boven en onder de grond.

De huidige ruimtelijke opgaven zullen het jongste hoofdstuk vormen van dit nimmer eindigende verhaal van de cultuurhistorie. Plannen op het vlak van infrastructuur, verstedelijking, landinrichting, natuur-ontwikkeling en waterbeheersing zijn vaak zeer omvangrijk. Ook eerdere generaties hebben soms zeer rigoureuze grootschalige ingrepen uitgevoerd, op een wijze die ook nu nog respect en waardering wekt. Nu en in de toekomst kan op grote schaal een vergelijkbaar iets tot stand worden gebracht. Van cruciaal belang daarbij is een wel-bewuste zorgvuldige vormgeving, met beleid gericht op ruimtelijke kwaliteit die elementen en structuren uit het verleden duurzaam aanwezig laat blijven. Voorkomen moet worden dat op grote schaal het waardevolle uit het verleden kapot wordt gemaakt. Bij een onzorgvuldige

Context

en opgave

(10)

raad, geven ook de recente adviezen van de Raad voor Cultuur9

en de Raad voor het Landelijk Gebied10

hiervoor een belangrijke aanwijzing en een bijdrage aan dat debat. De kern van de recente inzichten is dat cultuurhistorie niet alleen het behouden waard is, maar bovendien boeiende ontwik-kelingsmogelijkheden biedt wanneer een synthese wordt gevonden tussen het behoud van de bestaande- en het creëren van nieuwe ruimtelijke waarden.

Hier ligt dan ook een gezamenlijke opgave van overheden en particuliere organisaties. Deze opgave ligt zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied, met een accent op het landelijk gebied. Het stedelijk gebied biedt kansen in het kader van de herstructu-reringsopgave, bijvoorbeeld door het revitali-seren van bestaande kwaliteiten.

Centraal staat bij deze opgave dat er een samenhangend rijksbeleid komt dat voldoende ruimte biedt om cultuurhistori-sche identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van Nederland.

Cultuur en cultuurhistorie

“Cultuur”, aldus het regeerakkoord 199811

, “is van vitale betekenis voor zowel onze samenleving als voor de individuele burger. Cultuur is essentieel voor enerzijds integratie en cohesie als uitdrukking van wat ons bindt en anderzijds voor de

diffe-rentiatie en ontplooiing van de individuele mens. Cultuur is essentieel voor de ontwik-keling en overdracht van waarden en voor de reflectie daarop.”

Cultuurhistorie, zo kan hieraan worden toegevoegd, is van vitale betekenis als een manier van kijken die oog heeft voor de longue durée, voor de lange termijn van zowel het verleden als de toekomst. Cultuurhistorie herinnert er aan dat cultuur met al haar facetten en waarden (integratie en cohesie, differentiatie en ontplooiing, ontwikkeling, overdracht en reflectie) niet slechts op dit moment bestaat maar ook een betekenis heeft die decennia of zelfs eeuwen ver in de tijd kan reiken. Cultuurhistorie is dus van vitale betekenis omdat ze de cultuur, de samenleving en het individu, boven het momentane verheft en in de lange lijnen van de tijd plaatst.

Daar waar in deze nota gesproken wordt over cultuurhistorie gaat het om sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Cultuurhistorie omvat dus zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappe-lijk erfgoed. In de Nota Belvedere wordt dus niet ingegaan op cultuurhistorische ‘roerende goederen’ zoals bijvoorbeeld verzameld in musea of archieven.

8 Stedenland-Plus, advies over ‘Nederland 2030 - Verkenning- ruimtelijke perspectieven’ en de Woonverkenningen 2030’. Raad voor de Volkshuisvesting, de Ruimtelijke Ordening en het Milieubeheer (1998)

9 Advies Nederland 2030; de culturele dimensie. Raad voor Cultuur (1998)

10 Made in Holland, advies over landelijke gebieden, verscheidenheid en identiteit. Raad voor het Landelijk Gebied (1999)

11 Regeeraccoord, Tweede Kamer 1997/1998, 26024, nr. 10

1

.2

Betekenis en kwetsbaarheid

van cultuurhistorie

De wenselijkheid van beleid gericht op meer integratie van cultuurhistorische kwaliteit en ruimtelijke ontwikkelingen is gestoeld op twee overwegingen. Cultuurhistorie is niet alleen waardevol en betekenisvol als collec-tief bezit, maar kan bovendien beter benut worden voor verschillende maatschappelijke doeleinden. Niemand is gebaat bij onder-benutting van het cultuurhistorische kapitaal. De tweede overweging is het feit dat duurzaam behoud van cultuurhistori-sche kwaliteiten zonder actief beleid en samenwerking van alle betrokkenen niet is gegarandeerd. Beide worden hier in kort bestek toegelicht.

Betekenis

Het behouden en integreren van cultuurhistorische kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen kan veel opleveren, zowel in materiële als immateriële termen. Hier-onder wordt kort op deze aspecten ingegaan.

π Identiteit en zingeving

Cultuurhistorische kwaliteiten verschaffen bewoners van een dorp, stad, streek of land een gevoel van eigenheid. De Raad voor het Landelijk Gebied zegt hierover dat de per-soonlijke betekenis die mensen aan hun omgeving toekennen essentieel is voor de

(11)

identiteit van die omgeving. “Daardoor krijgt de verscheidenheid in ons land een extra dimensie en tegelijkertijd zorgt dat voor betrokkenheid van mensen bij hun omgeving. Die omgeving is immers niet zomaar een willekeurige – al dan niet inte-ressante – verzameling van uitwisselbare elementen, maar een hele specifieke: met een eigen betekenis, met historie en met persoonlijke associaties.”12

Dit is aan het einde van de 20eeeuw een niet te

onder-schatten factor. Dat Nederlanders groot belang hechten aan variatie in landschappen op zowel lokaal, regionaal als nationaal niveau, blijkt onder meer uit de Ruimtelijke

Verkenningen 1997.13

Ook de populariteit van

Hoe God verdween uit Jorwerd14

van Geert Mak is kenmerkend. Het boek biedt een inzicht in de mechanismen die de mense-lijke samenleving regelen en in de samenhang tussen de fysieke en sociale samenleving. De soms fragiele balans daar-tussen is iets om bij stil te staan, om een amorfe en anonieme samenleving te voorkomen. Welke invloed heeft een niet van andere plaatsen te onderscheiden leef-omgeving op de betrokkenheid van bewoners? Aandacht voor de identiteit die het cultureel erfgoed verschaft, sluit logisch aan op de ruimtelijke vraagstukken. Sterke tendensen naar schaalvergroting roepen in de samenleving tegelijkertijd een tegenbeweging op; een behoefte aan nuances, herkenbaarheid en verscheiden-heid. Het verleden kan hierbij fungeren als

referentie. Zo kunnen de onrust en het identiteitsverlies die vaak gepaard gaan met grote ruimtelijke ontwikkelingen gedeelte-lijk worden gecompenseerd door voor onze toekomstige leefomgeving inspiratie te ontlenen aan het besef van de continue, doorgaande lijnen in de geschiedenis. Het langetermijnperspectief van de cultuur-historie kan ons in staat stellen de waan van de dag te relativeren.

π Contrapunt voor mondialisering

De behoefte aan historisch verankerde iden-titeit, aan ‘trage’ bewegingen in de tijd, aan onderscheidend vermogen, aan nuances, herkenbaarheid en verscheidenheid, kan tevens worden gezien als contrapunt voor de dominante invloed van een nivellerende mondiale cultuur. Met respect omgaan met het cultureel erfgoed bij ruimtelijke ontwik-kelingen biedt waarborgen voor de histori-sche continuïteit en opent mogelijkheden om de culturele identiteit van een dorp, stad, regio of het gehele land te behouden.

π Informatiebron

Cultuurhistorie is een bron voor geschie-denisonderwijs en voorlichting. Educatie versterkt het historisch besef. Cultureel erfgoed is basismateriaal voor wetenschap-pelijk onderzoek waaruit het verhaal van de bewonings- en ontginningsgeschiedenis wordt afgeleid.

Voor bewoners en toeristen vormt het cul-tureel erfgoed de spiegel van de

bewonings-geschiedenis. Het in stand houden van cultuurhistorische waarden waarborgt infor-matie over de loop van onze geschiedenis.

π Inspiratiebron

Cultuurhistorie ‘ontstaat’ elke dag, maar het is zaak informatie van vroeger te bewaren en bewust te gebruiken voor vernieuwing. Op deze manier levert cultuurhistorische informatie inspiratie aan ontwerpers van steden, landschappen en gebouwen. Ze biedt de basis om ontwikkelingsgericht om te gaan met cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke ontwikkelingen.

π Esthetische waarde

Ook esthetische overwegingen zijn een motief om cultureel erfgoed in stand te houden. Schoonheid bestaat in vele varianten en velen genieten ervan. Naast de ‘ernstige’ waarden van de cultuurhistorie, zoals zingeving en educatief belang, zijn genot en plezier een waarde op zichzelf. Dat geldt niet alleen voor de esthetische waarde van afzonderlijke objecten maar ook voor de betekenis van de rijkdom en diversiteit van het totale scala aan karakteristieke bouw-stijlen en landschappen.

π Ecologisch belang

Cultuurhistorische elementen en patronen in het landschap – en verrassend vaak ook in het stedelijk landschap – hebben veelal tevens ecologische waarde en dragen bij aan het behoud van biodiversiteit. Houtwallen,

12 zie noot 10

13 Ruimtelijke Verkenningen 1997. Ministerie van VROM (1998)

14 Hoe God verdween uit Jorwerd. Geert Mak, Amsterdam (1996)

11

(12)

forten, watergangen, dijken en landgoe-deren zijn voorbeelden hiervan.

π Economisch belang

Cultureel erfgoed is een belangrijke econo-mische factor. Cultuurhistorische kwaliteit leidt al snel tot een hogere marktwaarde. Ook biedt cultuurhistorie grote mogelijk-heden voor recreatie en toerisme, en dat niet alleen voor toeristen uit het buitenland. Ook onder de Nederlandse bevolking is de belangstelling voor cultuur en cultuur-historie in de afgelopen 25 jaar gestegen.15 Dit komt onder meer tot uiting in de groei van het binnenlands toerisme, met de cultuurhistorie als een belangrijke economi-sche factor. Onder invloed van het stijgende opleidingsniveau en de bevolkingsopbouw wordt een verdere groei voorzien. Het verleden geeft een toegevoegde belevings-waarde aan historische steden, dorpen, landschappen en nieuwbouwwijken waarin cultuurhistorische waarden hun plek krijgen. Ook voor recreanten hebben deze gebieden een belangrijke functie.

Zeker in en bij verstedelijkte gebieden zijn er mogelijkheden cultuurhistorische kwaliteiten beter te benutten en te ontwik-kelen. Zo fungeert het Groene Hart steeds meer als uitloopgebied of ‘binnentuin’ van de Randstad, terwijl toerisme in toe-nemende mate een economische factor vormt voor gebieden buiten de Randstad.

Kwetsbaarheid

De herwaardering van de culturele identiteit en de diversiteit van onze leef-omgeving valt samen met de signalering dat deze identiteit en diversiteit onder druk staan. De tendens van nivellering van de landschappelijke kwaliteit zet zich in versneld tempo voort, zo blijkt uit de

Natuurverkenning 97.16

Geconcludeerd wordt dat de karakteristieke, streekeigen kwaliteiten van het Nederlandse landschap ernstig worden bedreigd. Ook in de

Ruimtelijke Verkenningen 199717

komt de zorg om de kwaliteit van de leefomgeving sterk naar voren. Gevreesd wordt dat de druk op de ruimte zal leiden “tot afname van de zo gewaardeerde afwisseling in het Neder-landse landschap”. Eenzelfde ontwikkeling is voor de historische binnensteden waar-neembaar. Het archeologische erfgoed wordt zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied in hoog tempo aangetast. Niet alleen autonome ruimtelijke processen maar ook uitvoering van de grote projecten die voor de komende jaren zijn voorge-nomen, zal van grote invloed zijn op de cultuurhistorische kwaliteit van Nederland. En waar ruimtelijke veranderingen vroeger veelal een streekeigen aanpassing kregen, dringt de uniformiteit zich nu op velerlei terreinen op.

15 25 jaar sociale verandering. Sociaal en Cultureel Planbureau (1998)

16 Natuurverkenning 1997. Ministerie van LNV (1997)

17 Zie noot 13

1

.3

Particulier draagvlak

De maatschappelijke belangstelling voor en waardering van cultuurhistorie komt onder meer tot uitdrukking in een breed en rijk geschakeerd scala aan particuliere initia-tieven en organisaties. In totaal kent Nederland bijna duizend organisaties die zich bezig houden met monumenten en/of archeologie. De groei van hun ledental weerspiegelt het groeiend besef van het cultuurhistorisch erfgoed.

De op het cultuurlandschap gerichte organi-saties zijn veelal gerelateerd aan lokale natuur- of heemkundeorganisaties. Veel organisaties zijn vooral actief op lokaal of regionaal niveau. Vanaf de jaren zeventig zijn op landelijk niveau koepelorganisaties gevormd, zoals het Nationaal Contact Monumentenzorg (NCM), de Stichting voor Nederlandse Archeologie (SNA) en het Platform Landschap en Cultuurhistorie. De betekenis van cultuurhistorie voor natuur of recreatie blijkt voorts uit het feit dat grote organisaties als Natuur-monumenten, Staatsbosbeheer en de ANWB in hun activiteiten op het terrein van natuur en recreatie in toenemende mate aandacht schenken aan cultuurhistorie.

(13)

staat (infrastructuur en waterstaatsmonu-menten), Buitenlandse Zaken (Nederlands erfgoed in het buitenland) en Defensie (fortificaties en monumentale kazernes). Weer andere departementen, zoals Economische Zaken, zijn betrokken van-wege het belang van het culturele erfgoed voor het (internationaal) toerisme en het vestigingsklimaat. Ook de diverse bij het Grote Stedenbeleid betrokken departe-menten hebben een verantwoordelijkheid voor het betrekken van de historische factor. Cultuurhistorische disciplines hebben zich daarnaast – historisch verklaarbaar – in het verleden voornamelijk gericht op het behoud van het culturele erfgoed, met slechts een geringe oriëntatie op actuele ruimtelijke ontwikkelingen. De aandacht was daarbij met name objectgericht en minder gericht op grotere samenhangen van gebieden of structuren. Een bijkomende en complice-rende factor is ook dat de aansturing en de instrumentatie per discipline verschillen. De opgave op rijksniveau ligt in het formu-leren van een samenhangend en ontwikke-lingsgericht beleid. Vanuit een situatie van achterstand, maar gebruikmakend van de vele beleidslijnen die nu reeds bestaan, kan een sprong vooruit worden gemaakt. De aanzetten hiertoe zijn reeds een aantal jaren herkenbaar in bijvoorbeeld het beleid en de activiteiten die ondernomen worden door de culturele rijksdiensten ROB en RDMZ.

18 Advies over de Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1998)

13

B E L V E D E R E

1

.5

Beleidsontwikkelingen

Ten aanzien van de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving en dus ook voor de cultuurhistorie geldt er een gedeelde verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en particuliere organisaties. Om aan deze gezamenlijke verantwoordelijkheid invulling te geven is het gewenst verantwoordelijkheden nader te expliciteren. Daarnaast kunnen beleids-matige tendensen worden aangegeven die een vruchtbare voedingsbodem bieden voor een integraal en evenwichtig cultuurhisto-risch ruimtelijk beleid.

π Verantwoordelijkheidsverdeling

In de Startnota Ruimtelijke Ordening 1999 is de opmaat verwoord voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In het verlengde van het WRR-advies18

wordt in deze nota gekozen voor een nadrukkelijker verdeling van verantwoordelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De daarin verwoorde noties vormen ook een leidraad bij de invulling van taken en verantwoordelijkheden voor de versterking van de cultuurhistorie bij de inrichting van de ruimte in Nederland:

π primair ligt de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de leefomgeving te handhaven of te versterken bij gemeenten en waterschappen. Door middel van bestemmingsplannen, structuurplannen, onderhouds- en

1

.4

Beleidscontext

Op provinciaal niveau ontwikkelt zich een meer op de ruimtelijke ordening en inrich-ting gericht cultuurhistorisch beleid. Provincies zijn bezig de cultuurhistorische waarden integraal in kaart te brengen en te waarderen, teneinde deze kennis als bouw-steen voor het streekplan en het omgevings-beleid te benutten. Ook vormt de cultuur-historie een steeds belangrijker onderdeel van het provinciale cultuurbeleid in den brede. Op het gemeentelijke niveau ontstaan verspreid vergelijkbare initiatieven en beleidslijnen.

Tot nu toe speelt het rijksbeleid nog te weinig in op de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften. Het rijks-beleid is er onvoldoende op toegesneden. Een oorzaak hiervan is de verdeling van de betrokkenheid en verantwoordelijkheid over een aanzienlijk aantal departementen. De primaire verantwoordelijkheid voor cultuurhistorie ligt gezamenlijk bij drie departementen: OCenW voor archeologie en gebouwde monumentenzorg en de aanwijzing van stads- en dorpsgezichten; LNV voor historisch-geografische waarden, de kwaliteit van het landelijk gebied en recreatie; en VROM voor ruimtelijke kwaliteit en leefomgeving, stedelijke vernieuwing en monumenten in rijksbezit. Daarnaast zijn ook andere departementen verantwoordelijk, zoals Verkeer en

(14)

Water-beheersplannen kunnen zij hieraan invulling geven;

π voor instandhouding en verdere ontwikkeling van bijzondere waarden ligt de verantwoordelijkheid mede bij de provincies. Provincies (of regionale samenwerkingsverbanden) dragen verantwoordelijkheid voor vormen van gebiedsgerichte versterking van de leefomgeving, inclusief de cultuur-historie. Dit krijgt vorm door gebieds-gericht beleid, regievoering en een gebiedsgerichte aanpak van de beleids-uitvoering;

π de rijksoverheid ziet het als haar verantwoordelijkheid om andere over-heden en particulieren te faciliteren met kennis, instrumenten en onder-zoek ten behoeve van vraagstukken op het terrein van bijvoorbeeld bescher-ming, ontwikkeling en een gebieds-gerichte aanpak;

π in planologisch opzicht biedt het Rijk de garanties voor een zorgvuldige afweging van cultuurhistorische belangen door formulering van algemeen en specifiek cultuurhisto-risch-ruimtelijk beleid, een afwegings-verplichting bij ruimtelijkeordenings-procedures en door te toetsen op de doorwerking in het ruimtelijk beleid; π in uitzonderlijke gevallen kan de

rijks-overheid door middel van het opleggen van een planologische bescherming dan wel door het initiëren van een

gebiedsgericht project direct sturen in de ruimtelijke ontwikkeling;

π burgers en particuliere organisaties dragen mede een verantwoordelijkheid voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. Adequaat beheer van eigendommen, participatie in de beleidsuitvoering en eigen initiatieven zijn voorbeelden van een invulling van die verantwoordelijk-heid.

Naast deze visie op de verdeling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het behoud en de ontwikkeling van het cul-tureel erfgoed wordt er naar gestreefd om beleidsmatige verantwoordelijkheden bij voorkeur zo dicht mogelijk bij díe overheid te leggen die ook uitvoering geeft aan het beleid. Wetten, regels en bijbehorende financieringsregelingen worden daarbij zo veel mogelijk ontdaan van schotten of over-lappingen. Ook wordt er naar gestreefd zo concreet mogelijke afspraken te maken, bij voorkeur integraal, output-gericht en gekoppeld aan fysieke eenheden, zoals gebieden: het gebiedsgerichte beleid. Binnen dit streven past ook het uitgangs-punt dat de particuliere inbreng zo vroeg en expliciet mogelijk wordt betrokken bij het proces van beleidsvorming. Daarbij zijn particuliere organisaties vaak een belang-rijke bron van kennis die inzetbaar is bij beleidsontwikkeling en -uitvoering.

π Internationaal kader

Internationaal gezien heeft de Nederlandse cultuurhistorie een bijzondere betekenis in het licht van de historische strijd tegen het water. Dit blijkt ook uit de selectie van gebieden en objecten die sinds 1995 vanwege hun universele waarde op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO zijn geplaatst: de Stelling van Amsterdam, het molencomplex te Kinderdijk–Elshout, het Wouda-gemaal en het voormalige eiland Schokland.19

In Europees verband is daarnaast de aan-dacht voor het behoud van de verscheiden-heid van cultuurlandschappen groeiende, zoals blijkt uit de inspanningen van de Europese Unie en de Raad van Europa. Zo is er in 1998 door de Raad van Europa een ontwerp opgesteld voor the Convention on European Landscape. Ook in het eerste officiële ontwerp van het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP, 1998)20

is het behoud en de creatieve ontwikkeling van het natuurlijke en culturele erfgoed op de politieke agenda geplaatst. De aandacht gaat vooral uit naar cultureel erfgoed in steden en naar behoud en ontwikkeling van belangrijke urbane en rurale landschappen. Doel is deze

elementen zorgvuldig te integreren in regionale en lokale ruimtelijke ontwikke-lingsplannen.

De zorg voor culturele identiteit komt ook tot uitdrukking in paragraaf 112 van het

19 Convention on the protection of the world cultural and natural heritage. UNESCO (1998)

20 Europees Ruimtelijk Ontwikkelings-perspectief (EROP). Europese Unie (1999)

(15)

Verdrag van Maastricht,21

waarin is vast-gelegd dat alle bestaande wetten en regels moeten worden beoordeeld op culturele aspecten.

In de EU-kaderverordening plattelands-ontwikkeling, onderdeel van Agenda 2000,22 wordt cultuurhistorie (cultureel erfgoed) genoemd als een van de elementen voor het plattelandsbeleid. De achterliggende gedachte is enerzijds het handhaven van de bestaande waarden en anderzijds het gebruiken van het cultureel erfgoed om de economische en recreatieve dynamiek in het landelijk gebied te stimuleren. Ook wordt er een verband gelegd met landschappelijke waarden. Daarbij wordt uitgegaan van een directe relatie met de landbouw.

π Cultuurbeleid: vitaliteit van het erfgoed

De Cultuurnota 1997-200023

benadrukt de vitale functie van het cultureel erfgoed voor de samenleving, waarbij de meerwaarde van het cultureel erfgoed voor de ruimtelijke kwaliteit wordt benadrukt. In Cultuur als confrontatie; uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2001-200424

wordt hieraan een vervolg gegeven en wordt een culturele planologie bepleit als vertrekpunt voor stedenbouw en inrichting van het landschap.

Erkenning van de betekenis van cultuur-historie krijgt op uiteenlopende terreinen vorm. Het monumentenbeleid richt zich op het verbreden van de aandacht van monu-mentenzorg sec naar architectuur en

stedenbouw en op het verbeteren van de samenwerking tussen de nog vaak auto-noom opererende instellingen binnen het domein van het cultureel erfgoed.25

Om het archeologisch belang adequaat bij grote projecten te betrekken is een wettelijke regeling in voorbereiding, ter implementatie van het Verdrag van Malta.26

De relatie tussen cultuurhistorie en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen komt eveneens aan de orde in het architectuurbeleid. In de nota De architectuur van de Ruimte27

(1996) wordt de cultuurhistorische invalshoek onmisbaar geacht voor een integraal kwali-teitsbeleid en opgevat als “een analyse van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling”.

π Ruimtelijk beleid: cultuurhistorie

als basiswaarde

De cultuurhistorische aspecten van het ruimtelijk beleid komen aan de orde in zowel de Actualisering van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening (VINAC, 1998)28

als in de Startnota Ruimtelijke Ordening (1999)29

.

“Ten behoeve van het behoud en de verster-king van de kwaliteit van de dagelijkse leef-omgeving zal een beleid worden gevoerd dat gericht is op het veiligstellen van basis-waarden in onze samenleving, die ruimte-lijk gezien van belang zijn”, aldus de VINAC. Cultuurhistorie (in de vorm van historische bouw- en stedenbouwkunde, archeologie en historisch-landschappelijke elementen en structuren) wordt als een van

deze basiswaarden gezien. Concreet betekent dit dat op grond van de VINAC alle burgers en overheden reeds de verplichting hebben cultuurhistorie op een volwaardige wijze bij hun planvorming te betrekken, waarbij het herkenbaar houden van de histo-risch gegroeide ruimtelijke situatie en het bodemarchief voorop staat. Specifiek voor het landelijk gebied wordt aanvullend opgemerkt dat “ruimtelijke ingrepen en inrichtingsactiviteiten die het algehele karakter, de wezenlijke kenmerken en de samenhang en waarden van natuurgebieden en karakteristieke landschappen kunnen schaden, niet dan in geval van zwaar-wegende maatschappelijke belangen in uitvoering worden genomen”.

Inmiddels is het belang van cultuur en cultuurhistorie voor de ruimtelijke ordening bevestigd in de Startnota Ruimtelijke Ordening 1999: “(De) culturele rijkdom draagt bij aan de identiteit, de belevings-waarde en internationale herkenbaarheid van ons land. We willen de cultuurhistori-sche rijkdom duurzaam in stand houden en tegelijkertijd zorgen voor meer verscheiden-heid en voor het scheppen van nieuwe culturele kwaliteiten. Zo krijgt Nederland meer scherpte, meer reliëf en meer tijds-besef.”

Hiermee is cultuur ook voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening als een opgave gesteld, waarbij cultuurhistorie als drager van de regionale diversiteit en de culturele identiteit een belangrijke rol speelt.

21 Verdrag van Maastricht,

Tractatenblad 74. Europese Unie (1992)

22 EU-kaderverordening plattelands ontwikkeling /Agenda 2000. Europese Unie (1999)

23 Zie noot 2

24 Cultuur als confrontatie; uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2001-2004. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (1999)

25 Deze ontwikkeling is onder meer terug te lezen in publicaties van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zoals Hora Est (1993) en Monumenten Breed Bekeken (1995)

26 Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien te Valletta/Malta). Raad van Europa/ ondertekenaars van het Europees Cultureel Verdrag (1992)

27 Zie noot 3

28 Zie noot 5, pagina 17 en 75

29 Zie noot 7, pagina 33

15

(16)

π Natuur- en landschapsbeleid: landschapspatroon

Het landschapsbeleid en daarmee het beleid voor historische geografie is momenteel vastgelegd in het Structuurschema Groene Ruimte30

als ruimtelijke uitwerking van het Natuurbeleidsplan31

en de Nota Landschap32 . In het Structuurschema Groene Ruimte is vastgelegd dat nieuwe ruimtelijke struc-turen “mede (moeten) worden gebaseerd op de landschappelijke kenmerken die bepalend zijn voor de identiteit van de verschillende landschapstypen en voor specifieke gebieden en elementen in het landschap”. Het beleid is gericht op “duur-zame instandhouding en verdere ontwikke-ling van een selectie van die patronen en elementen die op nationale schaal bepalend zijn voor de identiteit”, oftewel het nationaal

landschapspatroon. Daarnaast is het beleid

gericht op “behoud en herstel van het algehele karakter van gebieden, die – door de aanwezigheid van landschappelijke waarden – in sterke mate medebepalend zijn voor de kwaliteit van het landschap op nationale schaal”. Deze gebieden behoud en

herstel bestaande landschapskwaliteit hebben

in het Structuurschema Groene Ruimte een specifieke beschermde status gekregen. In de Nota Belvedere wordt onder andere dit beleid nader uitgewerkt voor de cultuur-historische waarden in het landelijk gebied. Momenteel zijn in voorbereiding een nieuwe Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw33

, de Nota Vitaal Platteland34 en

mogelijk een nieuw Structuurschema Groene Ruimte. Het beleid voor cultuur-historie in het landelijk gebied zal hierin worden geïntegreerd.

π Recreatie en toerisme: wederzijds profijt

De samenhang tussen cultuurhistorie en recreatie en toerisme wordt in het beleid erkend. Zo merkt het Sociaal en Cultureel Planbureau op: “In het toeristisch beleid is de overtuiging dat het rijk geschakeerde aanbod op het gebied van kunst en cultuur kan worden ingezet bij de bevordering van het binnenlands en het inkomend toerisme inmiddels gemeengoed.”35

Dit kreeg onder meer gestalte in een Masterplan cultuurhistorisch toerisme36 (1989), de Nota Ondernemen in toerisme37 (1990), tal van projecten op regionaal en lokaal niveau en het actieplan Zee van cultuur38

(1997). De feitelijke invulling en realisatie is binnen de kaders van het rijks-beleid de verantwoordelijkheid van provin-cies, gemeenten en particuliere organisaties. In het recreatiebeleid is sprake van weder-zijds profijt. De cultuurhistorische identiteit wordt versterkt met cultuurhistorisch inge-kleurde recreatieve en toeristische mogelijk-heden, en het cultuurhistorische aanbod biedt ruimte en kansen voor de ontwikke-ling van diverse vormen van recreatie en toerisme.

Er zijn, samengevat, tal van maatschappe-lijke ontwikkelingen die bijdragen aan een stijgende belangstelling voor en waardering

van de cultuurhistorie. Tegelijkertijd is de maatschappelijke dynamiek die tot ingrij-pende ruimtelijke veranderingen leidt, onverminderd krachtig. Dit noodzaakt tot een nauwgezette afstemming tussen het cultuurhistorisch en het ruimtelijk beleid. Een dergelijke afstemming is in toe-nemende mate te zien op provinciaal niveau en hier en daar ook reeds lokaal. Ook op rijksniveau bestaat cultuurhistorisch beleid, maar dat beperkt zich tot dusver voorname-lijk tot afzondervoorname-lijke, sectorale beleidslijnen. Als aanvulling op het integraal gerichte beleid op lagere bestuursniveaus, en op het sectoraal gerichte beleid op rijksniveau, is daarom een nieuw, op integratie gericht beleid op rijksniveau noodzakelijk. Veel ingrediënten daarvoor zijn reeds aanwezig. De opgave bestaat eruit hen met elkaar in samenhang te brengen. 30 Zie noot 4 31 Natuurbeleidsplan. Ministerie van LNV (1990) 32 Nota Landschap. Ministerie van LNV (1992)

33 Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21eeeuw (NBL21). Ministerie van LNV (nog niet gepubliceerd)

34 Vitaal Platteland. Ministerie van LNV (nog niet gepubliceerd)

35 Zie noot 15

36 Masterplan cultuurhistorisch toerisme. Winkelman en Van Hessen (1989)

37 Ondernemen in toerisme. Ministerie van EZ (1990)

38 Zee van cultuur; toeristisch actieplan. Toerisme & Recreatie AVN en het Nederlands Bureau voor Toerisme (1997)

(17)

2

17

B E L V E D E R E

2

.1

Inleiding

Cultuurhistorie en ruimtelijke ordening vormen elk een eigen discipline met een eigen dynamiek, een eigen kennisdomein, eigen wetmatigheden, waarden, taalgebruik en een eigen blikrichting. De een oriënteert zich op het verleden, de ander op de toe-komst. Het heden is bij beide het uitgangs-punt maar vormt dikwijls ook een blinde vlek tussen historische waardering en toekomstperspectief. Bij beide gaat het echter over verandering en continuïteit in tijd en ruimte, over materiële en immate-riële motieven en waarden. Cultuurhistorie gaat om ‘het verhaal van het cultuurland’, dus ook om het doorlopende verhaal van de ruimtelijke inrichting in verleden, heden én toekomst. Dat wat wij nu als historisch beschouwen is ooit even eigentijds geweest als de huidige opgaven en beslissingen zijn. Telkens kan de wijze waarop de ruimte wordt ingericht, gebruikt en gewaardeerd, als een weerspiegeling worden gezien van de stand van de cultuur van dat moment. De begrippen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting vloeien in die zin in elkaar over. Alhoewel de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening dus nauw lijkt, is het vruchtbaarder om de relatie te bezien zoals zij in werkelijkheid is: een haat-liefde-verhouding.

2

.2

Een haat-liefdeverhouding

In de vorige paragraaf is de innigheid benadrukt die de relatie tussen cultuur-historie en ruimtelijke ordening kan kenmerken. Ruimtelijke ordening kan er toe bijdragen dat de betekenis van cultuur-historische elementen en structuren groter wordt, bijvoorbeeld door ze in te passen of een nieuwe functie te geven. Tegelijkertijd wordt echter vanuit de cultuurhistorische discipline regelmatig met argwaan, angst of zelfs afkeer gekeken naar nieuwe ruimte-lijke plannen, en soms niet geheel zonder reden. Nieuwe ingrepen in de ruimtelijke structuur van stad en land vormen immers niet zelden een bedreiging voor cultuur-historische elementen en kunnen sporen uit het verleden, en daarmee het ‘landschappe-lijk geheugen’, genadeloos uitwissen. Omgekeerd hebben de disciplines die zich met de ruimtelijke inrichting bezighouden gemengde gevoelens over cultuurhistorie. Cultuurhistorische informatie, opgeslagen in de ondergrond, de ruimtelijke structuur en de bouwwerken, kan het ruimtelijk en maatschappelijk fundament vormen voor ruimtelijke plannen. Ze kan een rijke voedingsbodem zijn voor nieuwe initia-tieven en zo de identiteit van een plek versterken. Om deze redenen hebben de

ruimtelijke planners de cultuurhistorie lief.

Visie en

(18)

stemming te maken. Vooral op die momenten kan de relatie de scherpe kantjes van de haat tonen.

De relatie tussen cultuurhistorie en ruimte-lijke inrichting is dus een relatie onder spanning en juist die spanning kan de waarde ervan zijn. Een basisvoorwaarde voor het leggen van een hechtere verbinding tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening is de erkenning van de wezenlijke verschillen in oriëntatie. Er zullen steeds verschillen in visie blijven bestaan, conflicten optreden en soms pijnlijke keuzen moeten worden gemaakt. Door uit angst voor de risico’s de confron-tatie uit de weg te gaan, worden ook de kansen gemist. Dan wordt de fascinerende en vruchtbare wisselwerking van verleden en toekomst afgesneden. Door de span-ningen tussen cultuurhistorie en ruimte-lijke inrichting te erkennen, kan tevens de

weg van de valse romantiek worden gemeden. Het is niet de bedoeling om ruimtelijke plannen met een ‘historiserend’ sausje te overgieten. Anderzijds is het ook niet de bedoeling om alle monumenten een moderne functie te geven.

Continuïteit is het centrale, paradoxale en vruchtbare begrip. Het gaat om het voortbe-staan van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische processen, in relatie tot nieuwe gebruiksvormen. Om historische continuïteit te garanderen moet bij de formulering van ruimtelijke opgaven de wederzijdse relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening worden erkend en afwegingen worden gemotiveerd vanuit een bewustzijn van het verleden.

Dat is iets anders dan conserveren. Het is zoeken naar een nieuw evenwicht tussen behoud en ontwikkeling. De geschiedenis is een aaneenschakeling van onverwachte gebeurtenissen, van verval en opbouw, van verandering en bestendiging, van succes en mislukking, van geleidelijkheid en stroom-versnelling. Zelfs de ‘breuk met het ver-leden’ heeft een lange stamboom. Het voort-zetten van deze ontwikkelingsgang laat ruimte voor vernieuwing, vraagt daar zelfs om. Ook schoksgewijze veranderingen, zoals bebouwing van een landelijk gebied of natuurontwikkeling in een agrarische omgeving, kunnen daarom worden gezien als een proces van voortzetting van een culturele ‘traditie’. aanpassen toevoegen beperken ontwikkelen Cultuur- historische kwaliteit Historische structuren Ruimtelijke processen Ruimtelijke kwaliteit

Ze huiveren echter bij de gedachte van een te sterke roep om conservering van cultuur-historische waarden. Zij kennen het schrik-beeld van de bevriezing van ontwikkelingen in museumsteden, museumdorpen en museumlandschappen. Dat zet immers de speelruimte voor ruimtelijke inrichting klem en beknot nieuwe functies, architecto-nische vormen en ontwikkelingsprocessen. Ruimtelijke inrichting is, met andere woorden, tegelijkertijd een bron en een bedreiging van cultuurhistorische kwaliteit. En cultuurhistorisch beleid kan een voedingsbodem vormen voor ruimtelijke dynamiek maar ook voor bevriezing van ruimtelijke vitaliteit. Tegenover de liefde staan wederzijdse vijandbeelden. Het zijn schrikbeelden die zowel binnen als buiten de vakkringen bestaan. Ze gaan gepaard met oprechte bezorgdheid, maar worden soms ook gebruikt of misbruikt om

Cultuurhistorisch beleid

Verleden Heden

Ruimtelijk beleid

(19)

samenhang tussen archeologie, gebouwde monumentenzorg en historische land-schappen. Afzonderlijke elementen en patronen worden zo als onderdeel van een groter geheel gezien. Deze invalshoek impli-ceert een regionale benadering. Daarbij dient de cultuurhistorie ook toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en potenties onder ogen zien en erop te anticiperen zonder hen bij voorbaat als bedreiging te beschouwen.

Anderzijds zal op grond van deze visie ook het blikveld van het ruimtelijk beleid zich moeten verbreden. Het moet meer dan voorheen reflecteren op historische processen en daarbij het bestaande erkennen als een rijke bron van perspec-tieven voor de toekomst.

Beide zullen op deze manier hun gezichts-veld verruimen, zodat terugblikken en voor-uitkijken in elkaars verlengde worden geplaatst en samen bijdragen aan het smeden van de band tussen verleden en toekomst. Zonder hun eigen, specifieke taak uit het oog te verliezen zullen cultuur-historie en ruimtelijke inrichting indrin-gend bij elkaar over de schouder meekijken, op zowel theoretisch als praktisch niveau. Ze moeten niet schromen op elkaars werk-terrein te komen en daar relevante inzichten op te doen. Juist door wederzijdse interesse, uitwisseling en confrontatie kunnen nieuwe oplossingen worden gevonden.

Een anticiperende en initiërende cultuur-historie kan vanuit haar invalshoek een

eigen type verkenning van structurele ruim-telijke veranderingsprocessen ontwikkelen. Juist in een fase waarin nog geen directe inrichtingsbeslissingen genomen hoeven te worden kan de cultuurhistorie deze processen onderzoeken en, vanuit haar specifieke invalshoek, desgewenst alterna-tieven verkennen.

Vooral nu ruimtelijke kwaliteit en regionale diversiteit een majeur thema is in het ruim-telijk beleid, ligt ook een intensievere aandacht van de ruimtelijke planning voor cultuurhistorie voor de hand. Wie streeft naar diversiteit vindt immers in de reeds bestaande cultuurhistorische diversiteit een rijk beginpunt. Iedere plek en ieder gebied heeft zijn unieke geschiedenis met daaraan gekoppeld een specifieke ruimtelijke inrich-ting en daarmee een eigen karakter. Daarop voortbouwen garandeert ten minste een zekere weerstand tegen vervlakking en biedt ook uitdrukkelijk kansen voor een hoog-waardige ontwikkeling.

Onderzoek naar de wordingsgeschiedenis van een plek en van de fysieke kenmerken is een waardevolle aanvulling op de voor-bereiding van ruimtelijke plannen. Ook in algemene zin moet de ruimtelijke planning inzicht verwerven in de culturele verschei-denheid van de ruimte, bijvoorbeeld met behulp van geïntegreerde cultuurhistorische karteringen en waarderingskaarten die de laatste jaren worden ontwikkeld.

Willen we cultuurhistorische informatie actief koppelen aan toekomstige ruimtelijke

19

B E L V E D E R E ‘Behoud door ontwikkeling’ is het devies:

door nieuwe gebruiksmogelijkheden te zoeken worden oude landschappen en bouwwerken bewaard. Evenzeer gaat het om ‘ontwikkeling door behoud’: door zuinig te zijn op ons cul-tureel erfgoed investeren we in ontwikkeling en versterking van identiteit, kennis, woongenot, vestigingsklimaat en toeristisch potentieel.

Het structureel versterken van de verbinding tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrich-ting, tussen behoud en ontwikkeling, ver-onderstelt veranderingen in werkwijze en attitude. Deze inspanning kunnen we echter beschouwen als een investering waarvan ook latere generaties profijt kunnen trekken. Het is daarom ook belangrijk dat alle maatschap-pelijk betrokken partijen intensief nadenken en met elkaar spreken over de relatie cultuurhistorie–ruimtelijke inrichting. De rijksoverheid wil hiertoe impulsen geven.

2

.3

De verbinding als opgave

De feitelijke relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke planning vraagt van beide hun blikveld te verbreden. Zodat er een

anti-ciperende cultuurhistorie en een reflectieve

ruimtelijke planning ontstaan.

Het bestaande sectorale beleid voor cultuur-historie blijft bestaan. Een sterkere relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening vraagt om een aanvullende, integrale benadering, waarbij in praktische zin uitgegaan wordt van de onderlinge

(20)

Dit proces van gezamenlijke ideevorming wordt gestimuleerd, uiteraard zonder nu reeds te kunnen of willen aangeven welke ideeën en concepten hieruit ontstaan. Al naar gelang de opgave en de omstandig-heden kan in specifieke gevallen worden besloten voor een van de uitersten (statische conservering respectievelijk compromisloze sloop/nieuwbouw). In de praktijk zal echter meestal gekozen worden voor een van talloze tussenliggende varianten, zoals: π cultuurhistorische kwaliteiten

instand-houden door het gebruik, de inrichting en het beheer van de ruimte daarop zorgvuldig af te stemmen. Voorbeeld: nieuwe functies zoeken voor monu-menten;

π nieuwe ruimtelijke functies een plek geven in een historische ruimtelijke setting. De nieuwe ontwikkeling is dominant en dynamisch, maar is geënt op een historisch gegeven. Voorbeeld: voortbouwen op oude stedenbouwkun-dige structuur zoals in het project Mariaplaats te Utrecht;

π cultuurhistorische kwaliteit gebruiken als impuls voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Naarmate die ont-wikkeling vordert vormt zich ook een steeds sterker kader voor behoud. Voorbeelden: het concept van de ‘Hanzesteden’ als toeristische ont-wikkelingskader en de Stelling van Amsterdam als recreatieve structuur.

Zoals uit de voorbeelden die verspreid in de nota zijn opgenomen blijkt, gaat het hier om principes die reeds op verschillende plaatsen worden toegepast, zij het nog niet op grote schaal. Er zijn meer voorbeelden te geven en ook andere principes voor verbinding van perspectieven te noemen. Deze ontwikke-ling, die mede verloopt in de vorm van ver-kenning, discussie en experiment, wordt verder gestimuleerd. In latere hoofdstukken wordt dit voornemen nader uitgewerkt. behoeften en projecten, dan is inzicht in de

verschillende accenten van toekenning van betekenis nodig. Door de vraag te stellen: ‘voor wie?’ wordt automatisch de link gelegd naar toekomstige ontwikkelingen.

2

.4

Een scala van verbindingen

Hiervoor is aangegeven dat ruimtelijke planning en cultuurhistorie zich meer op elkaars terrein moeten begeven, en dat ze dat ook kunnen. Zo moeten ze voortdurend een balans zoeken tussen behoud en ont-wikkeling. Ze leren elkaars taal spreken en elkaars problematiek begrijpen en er kan een dialoog tot stand komen.

Vervolgens is het gewenst de verbreding van beider gezichtsveld verder uit te werken in een goede afstemming van onderzoek-programma’s, planvormingstrajecten en beleidsbepaling. Bij deze afstemming is het van bijzonder belang dat gezamenlijke perspectieven voor ontwikkeling van de ruimte worden ontwikkeld. Hoe kunnen we inhoud geven aan het uitgangspunt ‘behoud door ontwikkeling’? Pas wanneer daarover gemeenschappelijke en concrete ideeën ontstaan wordt een werkelijk stevige basis gelegd voor het sterker richtinggevend zijn van cultuurhistorie voor de ruimtelijke inrichting.

(21)

21 B E L V E D E R E

Kwaliteit

en dynamiek

3

3

.1

Inleiding

Ruimtelijke processen – en dus ruimtelijke dynamiek – bieden kansen om nieuwe ruimtelijke kwaliteit te creëren. De opdracht daarbij is om bestaande kwaliteiten, waar-onder cultuurhistorische waarden, zoveel mogelijk te benutten als inspiratiebron. In dit hoofdstuk zal worden verkend op welke wijze verschillen in cultuurhistorische waarden en verschillen in ruimtelijke dynamiek zich tot elkaar verhouden en aanleiding geven tot verschillende opgaven. De wijze waarop de cultuurhistorische waarden in kaart zijn gebracht wordt beschreven in paragraaf 3.2. Vervolgens vindt in paragraaf 3.3 een beschrijving plaats van enkele ruimtelijke trends, als voor-beelden van grootschalige dynamiek die tot omvangrijke transformaties van stad en landelijk gebied kunnen leiden. In paragraaf 3.4 wordt schematisch weergegeven hoe verschillen in dynamiek en waarden zich laten vertalen in verschillende beleids-opgaven. Ten slotte wordt in paragraaf 3.5 ingegaan op de gekozen beleidsstrategie en het sturingsmodel dat wordt gehanteerd bij het toekennen van taken en verantwoorde-lijkheden aan de verschillende overheden.

3

.2

Kwaliteiten: de

Cultuur-historische Waardenkaart

van Nederland

In het kader van het project Belvedere is een landsdekkend overzicht vervaardigd van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden. Dit overzicht is weerge-geven op de Cultuurhistorische Waardenkaart

van Nederland (zie binnenzijde omslag).

Dit overzicht bestond voorheen niet. Er bestonden wel cultuurhistorische inventari-saties, maar die waren sectoraal van aard of niet landsdekkend, en ze vertoonden verschillen in het gehanteerde schaalniveau, de criteria en de methodiek.

Voor de Belvedere-kaart is een methodiek ontwikkeld waarmee op basis van bestaande sectorale overzichten een geïntegreerde waardenkaart is opgesteld. Een nadere onderbouwing van de gevolgde methodiek is gegeven in de bijlage. De sectorale over-zichten zijn aangevuld op basis van

expert-judgement vanuit drie disciplines

(archeo-logisch, historisch-(steden)bouwkundig, historisch-geografisch). Deze sectorale kennis is vervolgens samengevoegd, dit in nauw overleg met en tussen de ROB (archeologie), RDMZ (historische (steden)-bouwkunde) en IKC-Natuurbeheer (historische geografie) en de provincies.

(22)

De aldus samengestelde Belvedere-kaart is om meerdere redenen niet statisch. Nieuwe waarden worden dagelijks ontdekt of onder-kend als gevolg van nieuwe inzichten. De gedetailleerde inventarisaties en waarde-ringen die momenteel door veel provincies worden uitgevoerd, zullen tot nieuwe infor-matie en inzichten leiden. Ook de leeftijds-grens van wat we tot het cultuurhistorisch erfgoed rekenen verschuift met de jaren, waardoor bijvoorbeeld de eerste Delta-werken in zicht komen. Ten slotte mag worden verondersteld dat de hier geïntrodu-ceerde methodiek voor integrale cultuur-historische waardering zich verder zal ontwikkelen. Om al deze redenen kan het kaartbeeld niet worden gezien als voor eeuwig gefixeerd. De kaart zal regelmatig worden bijgesteld.

Uitgangspunt voor de Belvedere-kaart is dat geen enkel gebied of stad in Nederland cultuurhistorisch ‘waardenloos’ is; Nederland kent geen ‘witte gebieden’. Immers, elke plaats of gebied vormt de uitdrukking van de geschiedenis van die plek en heeft een specifieke waarde. Op basis van criteria als zeldzaamheid, gaafheid en representativiteit is vanuit elk van de drie cultuurhistorische sectoren aangegeven welke gebieden van bijzondere waarde zijn (zie de sectorale kaarten in de bijlage). Vergelijking van deze sectorale kaarten maakt het mogelijk om aan te geven welke gebieden vanuit meer invalshoeken

gezien waardevol zijn (zie de Belvedere-kaart).

Bij de samenstelling van de Belvedere-kaart is dan ook gekozen voor een onderverdeling in twee categorieën: gebieden met hoge

gecombineerde cultuurhistorische waarden en

gebieden met hoge sectorale cultuurhistorische

waarden:

π Daar waar bijzondere sectorale gebiedsaanduidingen elkaar over-lappen, kan worden gesproken van

hoge gecombineerde cultuurhistorische waarden. Aan deze categorie gebieden

zijn toegevoegd de gebieden die van-wege hun hoge, universele waarden zijn of zullen worden voorgedragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst UNESCO. Voor deze categorie gebieden is nieuw beleid gewenst. In het vervolg van de nota worden deze gebieden Belvedere-gebieden genoemd. π Een door de mens zo intensief

‘gemaakt’ en gewijzigd land als Nederland is natuurlijk cultuurhisto-risch gezien in zijn geheel van waarde. Hoewel er in de Belvedere-gebieden primair sprake is van gecombineerde hoge cultuurhistorische waarden, zijn er echter buiten deze Belvedere-gebieden ook cultuurhistorische waarden aanwezig. Vaak zijn dat waarden die vanuit een van de drie sectorale invalshoeken binnen de cultuurhistorie (archeologie,

bouw-kunde, historisch landschap) als van bijzonder hoge waarde worden geacht. Het gaat hier daarom om gebieden met primair sectorale cultuurhistorische

waarden.

Voor de bepaling van de cultuurhistorische waarde van de steden is een enigszins afwij-kende systematiek gevolgd (zie de bijlage). Gezamenlijk vindt dit zijn weerslag in de

Belvedere-kaart, ofwel Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland.

In totaal zijn 70 gebieden en 105 steden aangemerkt als Belvedere-gebied die op de volgende pagina’s zijn weergegeven. In de bijlage wordt de gevolgde werkwijze nader toegelicht en is voor de geselecteerde

lande-lijke gebieden een uitgebreide beschrijving

opgenomen, zowel van de cultuurhistori-sche identiteit (de fysieke dragers) als van de beleidskansen.

(23)

23

B E L V E D E R E

Kaarten Belvedere-gebieden en cultuurhistorisch belangrijke steden

(24)

6

.1 Terschelling

6

.2 Westelijke Waddenzee

6

.3 Fries en Gronings terpengebied

6

.4 Noordelijke Wouden en Westerkwartier

6

.5 De Hemmen

6

.6 Oldambt

6

.7 Westerwolde

6

.8 Oude Veenkolonies

6

.9 Eelde–Paterswolde

6

.10 Drentse Aa–Hondsrug

6

.11 Noordenveld

6

.12 Ravenswoud–Veenhuizen

6

.13 Frederiksoord–Willemsoord

6

.14 Zuidwest-Drenthe

6

.15 Aalden en omgeving

6

.16 Zuidelijke Hondsrug

6

.17 Schoonebeek–Bargerveen

6

.18 Reestdal

6

.19 Staphorst

6

.20De Wieden–Weerribben

6

.21 Kampereiland–Mastenbroek

6

.22 Vecht en Regge

6

.23 Noordoost-Twente

6

.24 Zuid-Twente

6

.25 Noordoostpolder–Urk

6

.26 Swifterbant

6

.27 Texel

6

.28 Groetpolder–De Gouw

6

.29 Bergen–Egmond–Schoorl

6

.30 Schermer–Eilandspolder

6

.31 De Beemster

6

.32 Zeevang en Waterland

6

.33 Stelling van Amsterdam

6

.34 Zuid-Kennemerland

6

.35 Vecht- en plassengebied

6

.36 Nieuwe Hollandse Waterlinie

6

.37 Nieuwkoop–Harmelen

6

.38 Lopikerwaard en Krimpenerwaard

6

.39 Kromme Rijngebied en Heuvelrug

6

.40Nijkerk–Arkemheen

6

.41 Speuld–Garderen

6

.42 De Graafschap

6

.43 Zuidelijke Veluwezoom

6

.44Aalten–Zelhem

6

.45 Winterswijk

6

.46Ooijpolder–Millingerwaard

6

.47 Land van Maas en Waal

6

.48 Tieler- en Culemborgerwaard

6

.49 Bommelerwaard

6

.50 Den Haag–Wassenaar

6

.51 Oud-Ade

6

.52 Zoeterwoude–Weipoort

6

.53 Midden-Delfland

6

.54 Alblasserwaard en Vijfheerenlanden

6

.55 Voorne–Bernisse

6

.56 Goeree

6

.57 Kop van Schouwen

6

.58 Duiveland

6

.59 Tholen

6

.60 Walcheren

6

.61 Zuid-Beveland

6

.62 West-Zeeuws-Vlaanderen

6

.63 Brabantse Wal

6

.64 Langstraat

6

.65 Dommeldal

6

.66 Griendtsveen–Helenaveen

6

.67 Maasvallei

6

.68 Heythuysen–Thorn

6

.69 Roergebied

6

.70 Heuvelland

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The adventure programme allowed stu- dents to experience a unique outcome in that the adventure experience challenged their dominant way-of-being (dominant narrative) and

Strauss The uniqueness of Jesus Christ and pluralism The kingdom of heaven is opened by proclaiming and publicly declaring to all believers, each and every one, that, as often as

The aim of this study was to synthesise a series of 9-aminoacridines and artemisinin-acridine hybrids containing the acridine and artemisinin pharmacophores,

Tezamen met een duidelijke rolverdeling voor de verschillende partijen zijn deze aspecten van belang bij samenwerking tussen Rijksvastgoedbedrijf en gemeenten.. Wat

De uiteenzetting van het Belvedere-gedachtegoed in een achttal kernbegrippen heeft de basis gevormd voor de beantwoording van de deelvraag: In hoeverre werkt het

- indien tijdens de uitvoering van een project wijzigingen doorgevoerd worden ten aanzien van het ingediende projectplan (inhoudelijk, financieel, organisatorisch) moet

Wanneer er binnen de gemeente een integrale benadering van ruimtelijke ordening en cultuurhistorie is, waarbij cultuurhistorie als afwegingskader gebruikt wordt binnen ruimtelijke

Wanneer een overlay van de initiatieven van de verschillende instanties wordt gemaakt, blijken al voor een belangrijk deel van de valleigebieden visies afgerond of in de maak te zijn